AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander" 25e Jaargag No. 80 Zateroag 2 October 1926 TWEEDE BLAD. BINNENLAND. FEUILLETON. GeirikoningSn. GEZAG. (Nadru-k verboden). W-anneer men iemand zoekt om aan het hoofd van een bedrijf, een vereeniging, een school of een stichting te staan, is het altijd een aanbeveling, zoo men krijgt te doen met een man van gezag. Slechts van een gezaghebbend man kan leiding uitgaan; slechts onder iemand met zedelijk en ver standelijk overwicht kan men degelijk w.er- ken. De voer- en nadeelen van het gezag zijn sinds den oorlog opnieuw aan de orde ge komen. Dat ook het gezag zijn nadeelen heeft, wordt in sommige kringen openlijk uitgesproken en als terugslag op een soms we} wat heftige en eenzijdige verlooche ning van het gezag is de verheerlijking van het gezag gekomen, die zich belichaamt in 'de aanbidding ven den „sterken man". De dictator is de verpersoonlijking van het volstrekte gezag, waaraan de gemeenschap vrijwillig zich onderwerpt, omdat zij lot de overtuiging is gekomen, dat deze algeheel» onderwerping slechts een goeden gong van zaken kan waarborgen. Daar ook ten opzichte van het gezags- vraagsluik de waarheid in het midden ligt, en wij allen onwillekeurig min of meer on der invloed zijn gekomen van de eenzijdige gezagsvergoding der laatste jaren, is het misschien niet onraadzaam, de zaak eens van den anderen kant te bekijken en te wijzen op de nadeelen, aan het gezag ver bonden. Wij behoeven daarloe niet onze toe vlucht te nemen tot de uitspraken van#het hedendaagsche anarchisme, maar kunnen ons beroepen op een denker uit de zestien de eeuw, wiens wijsgeerige opvattingen tot op den huidigen dag in velerlei kring groo- ten invloed hebben geoefend. Me&sire Mi chel de Montaigne, de Fransche graaf, die uit de torenkamer van zijn kasteel de woe lige wereld met peinzende blikken bekeek, heeft ook over de opvoeding zijn gedachten laten gaan en daarbij zich afgevraagd, in hoever het voor de pupillen een voordeel mag heeten, zoo hun onderwijzer een man van gezag is. Hierbij is hij tot de voor velen onzer on getwijfeld ontstellende slotsom gekomen, dat het gezag van hen, die onderrichten, gewoonlijk schadelijk is voor hen die willen le er en. Wij plegen van de omgekeerde meening te wezen. Een onderwijzer, wiens woord geen gezag heeft, achten wij voor zijn taak ongeschikt. En Montaigne zou het met ons eens zijn, wanneer wij tegen hem. aan voer den, dat een onderwijzer toch, om orde te kunnen houden en les te kunnen gever», door zijn persoon en zijn kennis eerbied moet afdwingen. Maar waarop hij de aan dacht wil vestigen, is, dat door een te vol strekt gezag de zelfstandigheid van den leerling nadeel kan lijden. En om deze zelfstandigheid is het hem te doen. Montaigne behoort tot die mer.- schen, welke de beteekenis van de persoon lijkheid hoogschatten en^ die het levenstaak achten, het karakter tot de hoogste ontwik keling te brengen. Hij is overtuigd, dat er in elke menschenziel veel meer mogelijk heden schuilen, dan men zich oppervlakkig bewust is. Dat de meeste menschen nimmer tot vo'Le rijpheid komen, schrijft hij toe aan de gebrekkige gelegenheid, welke de ge meenschap hun biedt om door eigen krachtsinspanning tot zelfontplooiing t» komen. Wanneer, zegt hij, men een kind' krachtig van lichaam wil maken, neemt men er geen genoegen mee, het allerlei geleerdheid voor te praten, maar men laat het gymnastiek doen en zijn spieren oefenen. Zoo als het lichaam alleen groeit door zelfstandige oefening van de spieren, groeit de geest alleen, doordat men hem eveneens zelf aan •het werk zet. En nu valt niet te ontkennen, dat men zich spoediger neerlegt bij de machtspreuk van een gezaghebbend mensch, dan bij het gestamel van iemand, in wiens gezag men niet gelooft. Zonder meester is men wel gedwongen tot denken, tot onderzoeken en vragen, en er is niets leerzamers dan do uitkomsten van eigen ervaring. De man van gezag staat niet zelden de ontwikkeling der persoonlijkheid in den weg. Inderdaad is dit de schaduwzijde van het gezag, en niet alleen op het gebied van de school. Een vereeniging, een beweging, een stichting, een kerk, een bedrijf bloeit het rijkst onder de krachtige leiding van een overheerschende persoonlijkheid. Maar wat men dikwijls opmerken kan, is dat deze bloei gaat ten koste van het innerlijk leven. Het is voor de rest zoo gemakkelijk, indien de man van gezag leidt. Men kan hem veilij zijn gang la-ten gaan Men kan zich rustig neerleggen bij zijn plannen en besluiten. Men behoeft zich niet persoonlijk meer in te spannen. Het loopt zoo wel goed. Bovendien is het niet zonder gevaar, den man van gezag te weerspreken. Hij bijt van zich af; hij slaat den betweter neer, die zich een opmerking meent te mogen veroor loven. En hij heeft de meerderheid op zijn hand. Want deze neemt het den zelfstan dige, dien zij voor een opstandige aanziet, kwalijk, dat hij de rust verbreekt en het welzijn dar gemeenschap in de waagschaal stelt, door aan het gezag van den leider te tornen. Zoo wordt de gemeenschap steeds meer de belichaming van slechts een enke-1 per soon, wiens algemeen erkend gezag de rest tot onmondigheid doemt. En he-t is deze onmondigheid, die Monta-igne inzonderheid schadelijk acht voor de ontwikkeling van den menschelijken geest. Maar schadelijk is zii ook voor de gemeenschap zelf. Want een gemeenschap, ze zij een bedrijf of een kerk of een vereeniging, kan toch alleen inderdaad bloeien, zoo zij is organisme van persoonlijkheden, die ieder voor zich be wust en belangstellend mee leven, mee werken, mee denken over wezen en doel van de zaak, die zij gemeenschappelijk dienen. Tegenover dezen innerlijken bloei is de uiterlijke, op het gezag van den enke ling berustende bloei niet meer dan schijn. Zeker, gezag moet e/ wezen en het is natuurlijk, dat de eerbiedwekkende perso nen mei zedelijk en verstandelijk overwicht aan het hoofd van zaken staan. Gezag erkennen beteekent echter niet: bij gezag zweren. Gezag erkennen is uiting van kracht; bij gezag zweren uiting van zwakte. En juist voor de zwakken is gezag een gevaar. Wie zwakke spieren heeft, ver sterkt deze door oefening en inspanning. Mag de onvolgroeide van geest zich de ge legenheid tot een dergelijke inspanning en oefening ontnemen? Dit doet hii, die het zich al te gemakkelijk maakt, door onmid dellijk te verklaren, dat vader of meester of dominee het zegt, en dat het daarom ook wel zoo zal wezen- H. G. CANNEGIETER. UIT DE STAATSCOURANT. Benoemd tct notaris te Neuzen H. R. J. van der Veen, candidoat-notaris te Goes, te Kort- gene J K. C. Matthijs, condidaat-not. te Lei den, te Vlijmen W. T. Wenning, thans notaris te Leeuwen (gemeente Wamel), te St. Michiel- gestel A J. P. Leemans, cond.-not. te Roosen daal, te Zwolle mr. M. Tresling, cand.-not wo nende te Winschotente Kampen D. N. van Dolfscn, cand.-notaris te Kampen, te Amster dam J. D Mcincrs, cand.-not. te Purmerend, te Oosten Blokke J. H. A. M. van den Stcen- straaten cand.-not. te Hoorn, tc ter Apel (Gcm. Vlachtwcdde) W. F. Rutgers, cand. not te Culemborg. Bij ministeriecle beschikking isi de inspec teur der Visscherijen W. F. Jansscns in ver band met een hem verleende opdracht tijdelijk ontheven van do werkzaamheden als hoofd van het le, 2 en 3e Visschcrijdistrict tc Am sterdam en is tijdelijk aangewezen als hoofd van het district dc odj. inspecteur der Visschc rijen J van Hengel; benoemd tot collcctricc der Staatsloterij te Enschedé mej. S. C. van Kempen te Rijs wijk (Z.-H.); toegekend do ecre mcd. der Oranje Nassau Orde in zilver aan J. J. Arcnds, reiziger bi) dc firma Kirberger en Co. tc Amsterdam cn Mej. E. van Amerongen, wed. van T. H J. de Jong, huishoudster bij Mr. W. K. L. van Wol- ree tc Amsterdum in brons non M. J. van der Horst, branders knecht bij dc firma Lueskcr cn Co tc Gouda; mej. J. E. Nijsten, dienstbode bij dc familie H. Pfunnings, tc Sittard; mej A. van Leeuwen, dienstbode bij dr. H. T. Bnrbas, tc Vreeland; P Troost, timmermansknecht bij dc firma C. v d. Loo, te Kethcl cn Spaland; benoemd tot ridder in de orde van Oranjc- Nessau D Sluimer, hoofdcommies bij het de partement van financiën; tot officier in dc Oronjc-Nasseu-ordc N Wildebocr, ingenieur bij de Rijksdriehocks- meting te Rijswijk (Z.-H.); tijdelijk benoemd tot lecroar aan de R. H B S. te Drachten J. J. Busch, lecraor aan dc R. H. B. S. te Steen wijk; wederom tijd. be noemd tot idem tc Zwolle G. J D. Meesters; verleend dc bronzen ccrcmcdaille der Oranjc- Nassau-ordc aan C Poouwc cn C Jansen, te Kruiningen, beiden dijkwerker bij het water schap Kruiningcn; alphabetischc aanbevelingslijst voor raads heer in het gerechtshof tc 's Hertogenbosch: Mrs. P J van Bortcl, E. Mcindcrsmo, J. Nicu- wenhuisen, allen rechter in de rechtbank res pectievelijk tc Middelburg, Zutphen cn Leeu warden; mr. O J Cluysenoer, rechter in -le rechtbank te Assen, is met het lot afgevallen. FAMILIEBEZOEK OP HET LOO. Hertog Adolf Friedrich van Mecklenburg, broeder van den Prins, wordt Zondagochtend, vergezeld van zijn cchtgenootc, ten paleizc het Loo verwacht, om daer cenigcn tijd tc ver blijven. HET NEDERLANDSCH-BELGISCHE VERDRAG. Nog ccn en ander uit dc Me morie van Antwoord. Aan de Memorie van Antwoord van den Minister van Buitcnlandsche Zaken inzake het Nederlundsch-Belgische Verdrag wordt nog het volgende ontleend Dc Minister betoogt waarom hij bij de her vatting van de onderhandelingen in 1924 zich verplicht achtte, om zich tc stellen op de basis van de voor het afbreken der onderhandelingen in 1920 verkregen resultaten. Na het Wielin gen-incident zijn pogingen in het werk gesteld om die resultaten meer in den geest der Bel gische desiderata gewijzigd te krijgen. Dc Ne- derlor.dschc Regeering stelde zich echter gelijk bij herhaling in de Staten-Generaal is medegedeeld steeds op het standpunt, dat zij „riet zou kunnen ingaan op een initiatief van België tot hervatting der onderhandelin gen, hetwelk gericht zou zijn op een prijsge ven of wijziging van dc eenmaal verkregen ba sis van overeenstemming." In de Tweede Ka mer werd met deze houding instemming be tuigd en aangedrongen op het voortgaan langs de vaste lijn, die tot dusver gevolgd was. Toen nu na een periode van stilstand, waarin dezerzijds aan het eenmaal ingenomen stond- punt werd vastgehouden, van die bereidwillig heid bleek en België in Augustus 1924 liet we ten, dat het bereid was de Wielingenquaestie te laten rusten, zich bij den afloop der onderhan delingen neer te leggen en tpn slotte tot onder- teekening van het verdrag cn beëindiging van het geding over te gaan, had toen Nederland plotseling van houding moeten veranderen cn zich op het standpunt moeten stellen, dot het dc grondslagen der destijds bereikte overeen stemming nu niet meer aanvaardde? Met an dere woorden had het zich toen niet meer moeten houden aan de voorwaarde, die het zelf had gesteld Dc eenzijdigheid van het verdrag. In het Voorloopig Verslag wordt gewaagd an een tegemoetkoming aan de wcnschen van anderen, zonder dat daar cenige compensatie van Belgische zijdo tegenover staot. Uit het verdrag blijkt inmiddels, dot onzerzijds ver schillende kanoalvcrbetcringcn en regeling in het belong van den waterstand werden bedon gen. Indien dez/' contra-prestaties cn in het bijzonder de verbetering van de scheepvaart verbinding tusschcn onze zeehavens en het Luikschc industriegebied onevenredig worden geacht, welke compensatie had dan nog bedon gen moeten worden Voor zoover kan wortfer» nagegaan, is er tijdens nog nadere onderhan delingen ccn concreet desideratum van ccnig belang naar voren gebracht, waarop gelet had moeten worden. Dc economische paragrafen van dit verdrag kunnen bovendien niet los van zijn politieke zijde worden beschouwd. Gelijk bekend lqidde de behandeling van het vraagstuk van den docr België gewenschtcr. veiligheidswaarborg ten aanzrin van Nederland riet tot 'n resultaat Wij bleven daar tegenover vrij ols tevoren. In deze omstandigheidligt echter geen reden, om deze negatieve uitkomst niet 1c beschouwen ols ccn positief en zelfs zeer belangrijk clement van het verdrag. Door dc afdoening van het verdrog wordt, wat Nederland betreft, ook deze kwestie afgedaan cn aan deze uitkomst van het geding internationale sanctie verleend. Dc verstandhouding mei België. Zelfs door dc tegenstanders van het verdrag wordt verklaard, dat ook zij op een goede ver standhouding met België giooten prijs stellen met volledige erkenning van het politieke be lang daarvan. Alleen moge dc vraag worden gesteld, hoe deze opposonten zich voorstellen dit belang to bevorderen, wanneer zij mccncn aan hun overtuiging bij deze gelegenheid geen Dioctisch gevolg tc moeten geven Dc minister meent in een zelfstandig, welvarend cn Neder land welgezind België het logische postulaat te moeten zien voor 'n verbrccding van de basis niet alleen van onze staatkundige, maar ook an onze commercicclc mogelijkheden. Zelfs al zou uit een der nieuwe kanalen, wanneer die tot stand komen, in ccnig opzicht schade voor komen, dan zou die schade nog niet kunnen opwegen tegen het voordeel, dat in perspectief genomen, van die verbrccding, cok voor onzen handel, het gevolg zal kunnen zijn. Als vaststaande mag worden aangenomen, dot zelfs, al zouden déze overwegingen in dc toekomst niet ten volle in vervulling gaan. het irsloan van bovenaangeduidc richting toch in ieder geval de voorkeur verdient boven oen houding, die bij het intreden der gewijzigde omstandigheden België zou terugwijzen en ven Nederland vervreemden. In dc geschiedenis der volken komen verzuimde oogenblikkcn zel den terug. De minister wijst ter. stelligste de veronder stelling van de hand, als zou België nog geen afstand doen van zijn politieke desiderata maar deze zou laten rusten tot een voor de vervul ling daarvan geschikten tijd. De verklaringen van den Belgischen minister van Buitenland- sohe Zaken in het parlement nfgclegd, 'aten ten deze geen ruimte voor tv/ij fel. Dc minister herhaalt nog eens, dot bij zijn verdediging van het verdrag gccncrlei over wegingen in het sdcI zijn, die niet in het.open baar kunnen worden medegedeeld. Het Schcldc-régimc. Ten aanzien van dc bezwaren tegen de nieu we regeling van het Schcldc-régimc geopperd, merkt de minister op, dat indien uit het geding één les viel tc lecrcn, dan was het wel deze, dat het vigecrcnde Scheldc-iégime, waarbij op het eigen riviergedcelte uitvoering van de noodige werken en bekostiging daarvan aan België wer den overgelaten alsof de zorg voor dc bevaar baarheid van dc Schelde een Belgische aan gelegenheid was, niet zonder bedenking is. Anderzijds had België om meer waarborgen t?n opzichte van de bruikbaarheid gevraagd, dan tot nog toe geboden werden. De nieuwe regeling moge aan Belgische verlangens tot op zekere hoogte tegemoet komen, zij is ook voor ens van belang en het is niet duidelijk op den voet van welk onder compromis een betere regeling had kunnen worden tot stond ge bracht. Wat dc Schclde-commissic betreft, deze is niets anders, dan een administratief apparaat, waarin het overleg tusschen België en Neder land over dc belangen der Scheldcvaort wordt georganiseerd op een voet, die meer aan den eisch der tegenwoordige omstandigheden be antwoordt don met het bestaande' college van commissarissen het geval was. Overdracht van souvercinitcit heeft in het verdrag noch aan de commissie, noch aan België plaats de be slissing blijft aan dc regceringcn voorbehou den,, behoudens in spocdeischendc gevallen, waai in ook tot dusver dc commissarissen ge roepen waren, zelfstandig in te grijpen. In be ginsel is alleen de arbitrage nieuw, maar deze kan als zoodanig toch geen bezwaar zijn. Geen geheime overwegingen In de afdecling van de Kamer werd door enkele leden gevraagd of voor den sterken aandrang waarmede dc minister de totstand koming van het Verdrog bevordert, wellicht overwegingen in het spel ziin. die bezwaarlijk in het openbaar kunnen worden medegedeeld. Op deze vraag volt slechts een ontkennend antwoord tc geven. Tijdens dc onderhandelingen was een comité- ccncraal niet tc ontgaan cn werd aan do beide Kamers der Stoten-Generool een volledig in zicht gegeven van het gevolgde beleid. Thans is daarvoor geen reden. Er is relden een ver drag gesloten, waaromtrent van don aanvang af zooveel werd medegedeeld. 's Ministers aandringen vindt zijn rechtvaar diging in „het belang, het geding te beëindigen cn de verhouding tusschen Belgic en Ne derland lot rust te brengen cn vrij van vreem de -egienschop in nieuwe bonen tc leiden." Bij de verdere beschouwingen omtrent het nieuwe Schcldc-régimc herhaalt de minister nog eens dc argumenten, welke door hem reeds in dc eerste Memorie van Antwoord zijn te berde gebracht en thans op verschillende pun ten nog ccn nadere uitwerking vinden. Met betrekking tot het maximum voor Neder- landsch bnggcrplicht merkt dc minister op. dat dit zeker niet tc hoog is gesteld. Nu België tot medewerking bereid was om den nonvonkeüjk door ons aanvaarden onderhoudsplicht tc be perken, kon Ncdcrlund bezwaarlijk een grens voorstellen, welke nu ook met minder gunstige omstandigheden dan in dc laatste 20 jaar zich voordeden, rekening hield. Het kanaal Antwerpen—Moerdijk. Over de verbinding vnn Antwerpen met den Moerdijk is in den loop der tijden reeds veel tc doen geweest cn bij dc herziening werd zij wederom oun de orde gesteld en \vcl op den voet van ccn plan, dot ten tijde von de veree niging der beide landen in de bedoeling dor rcgccring heeft gelegen en door dc scheiding niet is doorgegaan. Het is thnns 's ministers bedoeling geweest, het binnen de grenzen der scheidingsregcling daarheen tc leiden, dot dc ligging van het cenc land ten opzichte van het andere >zich niet opnieuw tot een struikelblok in dc onderlinge verhouding zal ontwikkelen. Naar het oordeel van velen, waaronder er on getwijfeld zijn oan wier oordcel waarde is tc hechten, zou het nieuwe kanaal tegen het be lang onzer Ncdcrlnndsche havens ingaan. In overeenstemming echter mcf de zienswijze van onderen, die eveneens tot oordcclen bevoegd zijn, acht de rcgccring alle aanleiding aanwezig om zich af tc vragen, of niet bij dc actie tegen het verdrag oan sommige belangen een* tc ruime plaats is ingeruimd cn of niet dc be zworen tc breed zijn uitgemeten Ofschoon in Juni 1919 aanstonds bekend werd gemonkt, dot België den aanleg van dit kanaal wcnèchtc cn in September werd medegedeeld, dat het door dc Ncdcrlandsche regeering niet was afge wezen, is er, gedurende den gonschcn loop der onderhandelingen niet alleen von gecnerlei ac tie gebleken, moor hebben zelfs ondcrhandsche waarschuwingen von belanghebbende zijde de rcgccring niet bereikt. Ook na 1920 is geen aan drong uitgeoefend, om op de verleende bewilli ging terug tc komen. Betere scheepvaartverbindingen kunnen aon dc toeneming van het algemeen verkeer slechts ten goede komen en dc vraag kan wor den gesteld, of cr reden is om aan te nemen, dat, ol zou Antwerpen daarvan rechtstreeks het meest profitccren, Rotterdam door die toe neming in ziin vooruitgong zou worden gestuit. Blijft de welverzorgde natuurlijke riviermond, die steeds nog in het voordeel boven een ka naal, dat in dit geval bovendien niet onbe langrijk langer is? In het voorbijgaan worde niet uit het oog verloren, dat blijkens dc door het Centraal Bureau voor dc Statistiek gepubliceerde gege vens de welvaart van Rotterdam niet meer in zoo ruime mate als voorheen van het verkeer uit het Duitschc achterland afhankelijk schijnt te zijn. Het totaal goederenvervoer langs den Rijn tc Lobith, waaronder dus ook is begrepen hetgeen naar Antwerpen gaat, bedroeg dc laat ste jaren nog niet de helft van dc tonnenmnat, die langs den Nieuwen Watcrwag werd ver- Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch van t. PHILIPS OPPENHEIM, door W. M. D. SPIES-VAN DER LINDEN 20 „Zocals je wilt," antwoordde hij. „Ik heb een groot zwak, dat ik altijd grif wil erkennen. Ik kan het bijzijn niet verdragen van men schen, die gefaald hebben. Jij bent één van hen geworden en ik heb liever niet, dat je hier blijft. Indien", voegde hij er langzaam spre kend aan toe, terwijl hij nadenkend in dc karaf keek, die naast hem stond, „indien je eenige kans zog, om, met behulp van wat je in die portefeuille zult vinden, met een weinig toe wijding, een weinig handigheid cn zeer veel volharding, ccn deel van het kwaad, dot jc door je zorgeloosheid gesticht hebt, ongedaan tc maken, dan zou ik dat gevoel natuurlijk verliezen en zou je plaats hier weer voor je open staan. Het zou waarschijnlijk ook in het voordeel van je familie zijn, als het denk beeld, dat ik hier aangeef er toe zou le iden dat je met succes werkzaam was. Er is genoeg in de portefeuille", vervolgde hij, „om je in staat te stellen voor de rest van 't jaar naar je eigen wensch te leven en te reizen, waarheen je.wilt; gedurende dien tijd wordt ook voor je familie gezorgd. Ik laat het verder geheel aan je over". Hij keerde zich om cn verliet dc kamer. Vir ginia stond aan het eind van de tafel met de portefeuille in hanr handen geklemd zijn ver trekkende gestalte na te storen. Hij opende de deur en sloot die weer. Zij zonk terug in haat stoel cn bedekte het gelaat met de handen. Voor een oogenblik vergat zij, waar zij was. De geur van de rozen, waar de tafel mee be dekt was, had haar opeens herinnerd aan de nederige „farm" met den kleinen tuin, daar vcrweg, tusschen de bergen. Hoofdstuk XIV Stella blijkt onvermurwbaar. Littlcson bereikte Stella's hotel juist cp tijd om te zien, dat de hall vol stond met haar koffers en dat zijzelf, in donker reiskleeren en zwaar gesluierd, bezig was afscheid te nemen van den hotelhouder. Hij liep haastig op haar toe. „Ik schijn juist op tijd te zijn, juffrouw Du- ge", zei hij, „gaat u vertrekken?" „Ja, ik ga vertrekken", zeide zij, moest u me spreken?" Haar manier van doen bracht hem cenigs- zins van zijn stuk. Hij bedacht echter, dat heel wat menschen konden hooren, wat zc zeiden en dat zij er verstandig aan deed, voorzichtig te zijn. „Hebt u één oogenblik voor mij?" vroeg hij, „ergens waar wc alleen zijn?" Zij bracht hem naar een zitkamer, waar ge lukkig niemand was. „Nu", zeide zij, voortgaande haar hand schoenen aan te trekken, „wat wcnscht u, mijn heer Littleson?" „U weet heel goed, wat ik wensch", ant woordde hij snel, „ik heb mijn chèque-boek in mijn zak en ik ben bereid meer don honderd duizend dollar tc betalen. Als u tien minuten wilt wachten, kunt u het geld in bankpapier krijgen. „Hoe weet u, dat ik het stuk heb?" vroeg kalm. „Uw nichtje, juffrouw Virginia is op ons kontoor geweest Zij docht natuurlijk, dat u het bij ons .gebracht had. Ik weet niet, of zij in ernst verwachtte, dat wij het weer zouden afstaan, maar dat scheen het doel van haar bezoek te zijn. In ieder geval kwamen wij te weten, dat uw poging gelukt is". Stella was bezig met den laatsten vinger van haar handschoen. „Ja, 't is mij gelukt", zeide zij. „Het was ccn schandelijke daad en ik zal het mijzelf nooi» vergeven, maar ik kreeg het stuk. „Nu zeide hij. „Nu antwoordde zij kalm. Een verschrikkelijk vermoeden kwam in hem op. „U hebt het toch niet weggegeven?" vroeg hij „U hebt het toch niet aan uw vader te- ruggegeven?" „Ik heb het niet aan mijn vad^r gegeven", zeide zij, „maar in mijn bezit heb ik het ook niet meer. Honderdduizend dollar is heel wat geld, mijnheer Littleson, maar ik pleegde geen diefstal terwille van u en uw vrienden". „Wat meent u?" vroeg hij hccsch. „Precies wot ik zeg", antwoordde zij. „Het stuk is veilig bewaard; u zult waar schijnlijk binnenkort hooren, wie het heeft". Littlcson was sprokeloos. Alle mogelijke vrccselijkc angsten benauwden hem. „U moet mij zeggen, waar het is, wie het heeft I drong hij met schorre stem aan. „Dit is schandelijkI" Wel, als ik u niet verteld had „Dan zou ik nergens van geweten hebben", viel zij hem in de rede. „Volkomen waar. Eigenlijk hoorde ik u te bedanken. Hoe dan ook, het stuk is, zooals ik zeg, in veilige handen, maar niet in die van mijn vader. U zult er waarschijnlijk binnen kort van hooren. „Juffrouw Duge, vertel rhe wie het hecftl" smeekte hij. „U kunt niet begrijpen, wat dit voor ons beteekent. Wij waren dwazen om onze handtcckening te zetten, ik weet het; maat uw vader drong cr op aon en wij hadden, denk ik, een zwalc oogenblik. Per slot van rekening is het niet zoo iets vrceselijks. Wij hebben het recht ons zelf tc verdedigen, wij Trustmannen, °f gelijk hebben of niet". „Precies", erkende zij. „Ongetwijfeld zal ci een proces van komen .Stel dot het ergste ge beurt, dan vrees ik, dot u dc publieke opinie niet op uw hand zult hebben. De meeste din- geng zijn in dit land te koop. Ik weet nog niet precies hoe het Amerikaansche publiek het op zal nemen, dat men getracht heeft het geweten van hun staatslieden om te koopen. Misschien zal het u voor een tijdie wat onpo pulair maken een trip naar Europa mis schien of iets van dien aard. Nu, ik wensch u het beste ermee en nu moet ik werkelijk gaan. Als het er van komt, dat u in allerijl over moet steken, mijnheer Littleson, don treffen wc el kaar misschien nog in Parijs „Gaat u naar Europa?" vroeg hij stom ver baasd. „Met dc boot van morgenochtend", ant woordde zij. „Ik zend mijn koffers nu naar de boot en logeer vannacht bij vrienden." „Kom tenminste even mee naar Bardsley cn Weiss", smeekte hij. „Ik zal cr u in mijn auto brengen; het zal u geen vijf minuten ophou den". Zij schudde het hoofd. „Ik kan cr in 't minst het nut niet van in zien, om uw vrienden te gaon opzoeken. Ik heb werkelijk volkomen afstand van het stuk ge daan cn degecn, aan wien ik het gegeven heb, zal ongetwijfeld van zich loten hooren", 1 „Zijn naam?" vroeg Littleson. „U noct mij zijn naam zeggen". „Dien weiger ik te noemen", antwoordde zij. „mnor ik wed, als u gauw naar het kantoor van mijnheer Weiss gnat, dat u daar wc) iets hooren zult. Kijkt u niet zoo boos, vrij hebben r.Jlcn ons eigen spel te spelen, mijnheer Little son. Ik moet toegeven, dat ik niet heel netjes tegenover u gehandeld heb, maar niet u, ik moest met mezelf rekening houden cn u weet, v/at dat in New 7ork zeggen wil. Au rcvoirl Ik heb idee, dat ik u nog wel eens in Europe zal ontmoeten". Zij verliet Littleson, die de „bar" van het hotel opzocht cn een stevig glas dronk. Daar na stak hij een dgcret op en keerde naar zijn auto terug. „Kom", mompelde hij, terwijl hij zijn auto in dc richting van de stad deed zwenken, „il: kan net zoo goed teruggaan en het gevaar on der de oogen zien". Het kantoor van Weiss was vol menschen, toen Littleson terugkwam. Er hcerschto een opgewonden stemming op de beurs, employé's rendc-n heen cn weer, overal ging de telefoon. Weiss stond met zijn jas uit midden van dit alles, gaf bevelen, luisterde naar de telefoon er» wisselde haastig een enkel woord met ontelJ bare bezoekers. Hij had een groote, onaange stoken sigaar in zijn mond, waar hij, zonder ophouden, op kauwde. Hij duv.de Littlcson in zijn privé-kanloor, maar volgde hem de eerste oogenblikkcn niet. Toen hij eindelijk binnen kwam, was het lawaai daarbuiten aan 't ver minderen. Het was vijf uur en de zaken waren voor dien dag gedaan. Weiss ^ring naar een klein buffet cn nam er een flesch whiskey en «•enige glazen uit. Vcor hij een woord sprak, had hij een glas naar binnen geslagen. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1926 | | pagina 5