AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander"
25e Jaargag No. 80
Zateroag
2 October 1926
TWEEDE BLAD.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
GeirikoningSn.
GEZAG.
(Nadru-k verboden).
W-anneer men iemand zoekt om aan het
hoofd van een bedrijf, een vereeniging, een
school of een stichting te staan, is het altijd
een aanbeveling, zoo men krijgt te doen
met een man van gezag. Slechts van een
gezaghebbend man kan leiding uitgaan;
slechts onder iemand met zedelijk en ver
standelijk overwicht kan men degelijk w.er-
ken.
De voer- en nadeelen van het gezag zijn
sinds den oorlog opnieuw aan de orde ge
komen. Dat ook het gezag zijn nadeelen
heeft, wordt in sommige kringen openlijk
uitgesproken en als terugslag op een soms
we} wat heftige en eenzijdige verlooche
ning van het gezag is de verheerlijking van
het gezag gekomen, die zich belichaamt in
'de aanbidding ven den „sterken man". De
dictator is de verpersoonlijking van het
volstrekte gezag, waaraan de gemeenschap
vrijwillig zich onderwerpt, omdat zij lot de
overtuiging is gekomen, dat deze algeheel»
onderwerping slechts een goeden gong van
zaken kan waarborgen.
Daar ook ten opzichte van het gezags-
vraagsluik de waarheid in het midden ligt,
en wij allen onwillekeurig min of meer on
der invloed zijn gekomen van de eenzijdige
gezagsvergoding der laatste jaren, is het
misschien niet onraadzaam, de zaak eens
van den anderen kant te bekijken en te
wijzen op de nadeelen, aan het gezag ver
bonden.
Wij behoeven daarloe niet onze toe
vlucht te nemen tot de uitspraken van#het
hedendaagsche anarchisme, maar kunnen
ons beroepen op een denker uit de zestien
de eeuw, wiens wijsgeerige opvattingen tot
op den huidigen dag in velerlei kring groo-
ten invloed hebben geoefend. Me&sire Mi
chel de Montaigne, de Fransche graaf, die
uit de torenkamer van zijn kasteel de woe
lige wereld met peinzende blikken bekeek,
heeft ook over de opvoeding zijn gedachten
laten gaan en daarbij zich afgevraagd, in
hoever het voor de pupillen een voordeel
mag heeten, zoo hun onderwijzer een man
van gezag is.
Hierbij is hij tot de voor velen onzer on
getwijfeld ontstellende slotsom gekomen,
dat het gezag van hen, die onderrichten,
gewoonlijk schadelijk is voor hen die willen
le er en.
Wij plegen van de omgekeerde meening
te wezen. Een onderwijzer, wiens woord
geen gezag heeft, achten wij voor zijn taak
ongeschikt. En Montaigne zou het met ons
eens zijn, wanneer wij tegen hem. aan voer
den, dat een onderwijzer toch, om orde te
kunnen houden en les te kunnen gever»,
door zijn persoon en zijn kennis eerbied
moet afdwingen. Maar waarop hij de aan
dacht wil vestigen, is, dat door een te vol
strekt gezag de zelfstandigheid van den
leerling nadeel kan lijden.
En om deze zelfstandigheid is het hem
te doen. Montaigne behoort tot die mer.-
schen, welke de beteekenis van de persoon
lijkheid hoogschatten en^ die het levenstaak
achten, het karakter tot de hoogste ontwik
keling te brengen. Hij is overtuigd, dat er
in elke menschenziel veel meer mogelijk
heden schuilen, dan men zich oppervlakkig
bewust is. Dat de meeste menschen nimmer
tot vo'Le rijpheid komen, schrijft hij toe aan
de gebrekkige gelegenheid, welke de ge
meenschap hun biedt om door eigen
krachtsinspanning tot zelfontplooiing t»
komen.
Wanneer, zegt hij, men een kind' krachtig
van lichaam wil maken, neemt men er geen
genoegen mee, het allerlei geleerdheid voor
te praten, maar men laat het gymnastiek
doen en zijn spieren oefenen. Zoo als het
lichaam alleen groeit door zelfstandige
oefening van de spieren, groeit de geest
alleen, doordat men hem eveneens zelf aan
•het werk zet.
En nu valt niet te ontkennen, dat men
zich spoediger neerlegt bij de machtspreuk
van een gezaghebbend mensch, dan bij het
gestamel van iemand, in wiens gezag men
niet gelooft. Zonder meester is men wel
gedwongen tot denken, tot onderzoeken en
vragen, en er is niets leerzamers dan do
uitkomsten van eigen ervaring. De man van
gezag staat niet zelden de ontwikkeling der
persoonlijkheid in den weg.
Inderdaad is dit de schaduwzijde van het
gezag, en niet alleen op het gebied van de
school. Een vereeniging, een beweging, een
stichting, een kerk, een bedrijf bloeit het
rijkst onder de krachtige leiding van een
overheerschende persoonlijkheid. Maar wat
men dikwijls opmerken kan, is dat deze bloei
gaat ten koste van het innerlijk leven. Het
is voor de rest zoo gemakkelijk, indien de
man van gezag leidt. Men kan hem veilij
zijn gang la-ten gaan Men kan zich rustig
neerleggen bij zijn plannen en besluiten.
Men behoeft zich niet persoonlijk meer in
te spannen. Het loopt zoo wel goed.
Bovendien is het niet zonder gevaar, den
man van gezag te weerspreken. Hij bijt van
zich af; hij slaat den betweter neer, die zich
een opmerking meent te mogen veroor
loven. En hij heeft de meerderheid op zijn
hand. Want deze neemt het den zelfstan
dige, dien zij voor een opstandige aanziet,
kwalijk, dat hij de rust verbreekt en het
welzijn dar gemeenschap in de waagschaal
stelt, door aan het gezag van den leider te
tornen.
Zoo wordt de gemeenschap steeds meer
de belichaming van slechts een enke-1 per
soon, wiens algemeen erkend gezag de rest
tot onmondigheid doemt. En he-t is deze
onmondigheid, die Monta-igne inzonderheid
schadelijk acht voor de ontwikkeling van
den menschelijken geest. Maar schadelijk is
zii ook voor de gemeenschap zelf. Want
een gemeenschap, ze zij een bedrijf of een
kerk of een vereeniging, kan toch alleen
inderdaad bloeien, zoo zij is organisme van
persoonlijkheden, die ieder voor zich be
wust en belangstellend mee leven, mee
werken, mee denken over wezen en doel
van de zaak, die zij gemeenschappelijk
dienen. Tegenover dezen innerlijken bloei is
de uiterlijke, op het gezag van den enke
ling berustende bloei niet meer dan schijn.
Zeker, gezag moet e/ wezen en het is
natuurlijk, dat de eerbiedwekkende perso
nen mei zedelijk en verstandelijk overwicht
aan het hoofd van zaken staan. Gezag
erkennen beteekent echter niet: bij gezag
zweren. Gezag erkennen is uiting van
kracht; bij gezag zweren uiting van zwakte.
En juist voor de zwakken is gezag een
gevaar. Wie zwakke spieren heeft, ver
sterkt deze door oefening en inspanning.
Mag de onvolgroeide van geest zich de ge
legenheid tot een dergelijke inspanning en
oefening ontnemen? Dit doet hii, die het
zich al te gemakkelijk maakt, door onmid
dellijk te verklaren, dat vader of meester
of dominee het zegt, en dat het daarom ook
wel zoo zal wezen-
H. G. CANNEGIETER.
UIT DE STAATSCOURANT.
Benoemd tct notaris te Neuzen H. R. J. van
der Veen, candidoat-notaris te Goes, te Kort-
gene J K. C. Matthijs, condidaat-not. te Lei
den, te Vlijmen W. T. Wenning, thans notaris
te Leeuwen (gemeente Wamel), te St. Michiel-
gestel A J. P. Leemans, cond.-not. te Roosen
daal, te Zwolle mr. M. Tresling, cand.-not wo
nende te Winschotente Kampen D. N. van
Dolfscn, cand.-notaris te Kampen, te Amster
dam J. D Mcincrs, cand.-not. te Purmerend,
te Oosten Blokke J. H. A. M. van den Stcen-
straaten cand.-not. te Hoorn, tc ter Apel (Gcm.
Vlachtwcdde) W. F. Rutgers, cand. not te
Culemborg.
Bij ministeriecle beschikking isi de inspec
teur der Visscherijen W. F. Jansscns in ver
band met een hem verleende opdracht tijdelijk
ontheven van do werkzaamheden als hoofd
van het le, 2 en 3e Visschcrijdistrict tc Am
sterdam en is tijdelijk aangewezen als hoofd
van het district dc odj. inspecteur der Visschc
rijen J van Hengel;
benoemd tot collcctricc der Staatsloterij te
Enschedé mej. S. C. van Kempen te Rijs
wijk (Z.-H.);
toegekend do ecre mcd. der Oranje Nassau
Orde in zilver aan J. J. Arcnds, reiziger bi)
dc firma Kirberger en Co. tc Amsterdam cn
Mej. E. van Amerongen, wed. van T. H J. de
Jong, huishoudster bij Mr. W. K. L. van Wol-
ree tc Amsterdum
in brons non M. J. van der Horst, branders
knecht bij dc firma Lueskcr cn Co tc Gouda;
mej. J. E. Nijsten, dienstbode bij dc familie H.
Pfunnings, tc Sittard; mej A. van Leeuwen,
dienstbode bij dr. H. T. Bnrbas, tc Vreeland;
P Troost, timmermansknecht bij dc firma C.
v d. Loo, te Kethcl cn Spaland;
benoemd tot ridder in de orde van Oranjc-
Nessau D Sluimer, hoofdcommies bij het de
partement van financiën;
tot officier in dc Oronjc-Nasseu-ordc N
Wildebocr, ingenieur bij de Rijksdriehocks-
meting te Rijswijk (Z.-H.);
tijdelijk benoemd tot lecroar aan de R. H
B S. te Drachten J. J. Busch, lecraor aan dc
R. H. B. S. te Steen wijk; wederom tijd. be
noemd tot idem tc Zwolle G. J D. Meesters;
verleend dc bronzen ccrcmcdaille der Oranjc-
Nassau-ordc aan C Poouwc cn C Jansen, te
Kruiningen, beiden dijkwerker bij het water
schap Kruiningcn;
alphabetischc aanbevelingslijst voor raads
heer in het gerechtshof tc 's Hertogenbosch:
Mrs. P J van Bortcl, E. Mcindcrsmo, J. Nicu-
wenhuisen, allen rechter in de rechtbank res
pectievelijk tc Middelburg, Zutphen cn Leeu
warden; mr. O J Cluysenoer, rechter in -le
rechtbank te Assen, is met het lot afgevallen.
FAMILIEBEZOEK OP HET LOO.
Hertog Adolf Friedrich van Mecklenburg,
broeder van den Prins, wordt Zondagochtend,
vergezeld van zijn cchtgenootc, ten paleizc het
Loo verwacht, om daer cenigcn tijd tc ver
blijven.
HET NEDERLANDSCH-BELGISCHE
VERDRAG.
Nog ccn en ander uit dc Me
morie van Antwoord.
Aan de Memorie van Antwoord van den
Minister van Buitcnlandsche Zaken inzake het
Nederlundsch-Belgische Verdrag wordt nog
het volgende ontleend
Dc Minister betoogt waarom hij bij de her
vatting van de onderhandelingen in 1924 zich
verplicht achtte, om zich tc stellen op de basis
van de voor het afbreken der onderhandelingen
in 1920 verkregen resultaten. Na het Wielin
gen-incident zijn pogingen in het werk gesteld
om die resultaten meer in den geest der Bel
gische desiderata gewijzigd te krijgen. Dc Ne-
derlor.dschc Regeering stelde zich echter
gelijk bij herhaling in de Staten-Generaal is
medegedeeld steeds op het standpunt, dat
zij „riet zou kunnen ingaan op een initiatief
van België tot hervatting der onderhandelin
gen, hetwelk gericht zou zijn op een prijsge
ven of wijziging van dc eenmaal verkregen ba
sis van overeenstemming." In de Tweede Ka
mer werd met deze houding instemming be
tuigd en aangedrongen op het voortgaan langs
de vaste lijn, die tot dusver gevolgd was.
Toen nu na een periode van stilstand, waarin
dezerzijds aan het eenmaal ingenomen stond-
punt werd vastgehouden, van die bereidwillig
heid bleek en België in Augustus 1924 liet we
ten, dat het bereid was de Wielingenquaestie te
laten rusten, zich bij den afloop der onderhan
delingen neer te leggen en tpn slotte tot onder-
teekening van het verdrag cn beëindiging van
het geding over te gaan, had toen Nederland
plotseling van houding moeten veranderen cn
zich op het standpunt moeten stellen, dot het
dc grondslagen der destijds bereikte overeen
stemming nu niet meer aanvaardde? Met an
dere woorden had het zich toen niet meer
moeten houden aan de voorwaarde, die het
zelf had gesteld
Dc eenzijdigheid van het verdrag.
In het Voorloopig Verslag wordt gewaagd
an een tegemoetkoming aan de wcnschen van
anderen, zonder dat daar cenige compensatie
van Belgische zijdo tegenover staot. Uit het
verdrag blijkt inmiddels, dot onzerzijds ver
schillende kanoalvcrbetcringcn en regeling in
het belong van den waterstand werden bedon
gen. Indien dez/' contra-prestaties cn in het
bijzonder de verbetering van de scheepvaart
verbinding tusschcn onze zeehavens en het
Luikschc industriegebied onevenredig worden
geacht, welke compensatie had dan nog bedon
gen moeten worden Voor zoover kan wortfer»
nagegaan, is er tijdens nog nadere onderhan
delingen ccn concreet desideratum van ccnig
belang naar voren gebracht, waarop gelet had
moeten worden.
Dc economische paragrafen van dit verdrag
kunnen bovendien niet los van zijn politieke
zijde worden beschouwd. Gelijk bekend lqidde
de behandeling van het vraagstuk van den
docr België gewenschtcr. veiligheidswaarborg
ten aanzrin van Nederland riet tot 'n resultaat
Wij bleven daar tegenover vrij ols tevoren. In
deze omstandigheidligt echter geen reden, om
deze negatieve uitkomst niet 1c beschouwen ols
ccn positief en zelfs zeer belangrijk clement
van het verdrag. Door dc afdoening van het
verdrog wordt, wat Nederland betreft, ook
deze kwestie afgedaan cn aan deze uitkomst
van het geding internationale sanctie verleend.
Dc verstandhouding mei België.
Zelfs door dc tegenstanders van het verdrag
wordt verklaard, dat ook zij op een goede ver
standhouding met België giooten prijs stellen
met volledige erkenning van het politieke be
lang daarvan. Alleen moge dc vraag worden
gesteld, hoe deze opposonten zich voorstellen
dit belang to bevorderen, wanneer zij mccncn
aan hun overtuiging bij deze gelegenheid geen
Dioctisch gevolg tc moeten geven Dc minister
meent in een zelfstandig, welvarend cn Neder
land welgezind België het logische postulaat te
moeten zien voor 'n verbrccding van de basis
niet alleen van onze staatkundige, maar ook
an onze commercicclc mogelijkheden. Zelfs al
zou uit een der nieuwe kanalen, wanneer die
tot stand komen, in ccnig opzicht schade voor
komen, dan zou die schade nog niet kunnen
opwegen tegen het voordeel, dat in perspectief
genomen, van die verbrccding, cok voor onzen
handel, het gevolg zal kunnen zijn.
Als vaststaande mag worden aangenomen,
dot zelfs, al zouden déze overwegingen in dc
toekomst niet ten volle in vervulling gaan. het
irsloan van bovenaangeduidc richting toch in
ieder geval de voorkeur verdient boven oen
houding, die bij het intreden der gewijzigde
omstandigheden België zou terugwijzen en ven
Nederland vervreemden. In dc geschiedenis der
volken komen verzuimde oogenblikkcn zel
den terug.
De minister wijst ter. stelligste de veronder
stelling van de hand, als zou België nog geen
afstand doen van zijn politieke desiderata maar
deze zou laten rusten tot een voor de vervul
ling daarvan geschikten tijd. De verklaringen
van den Belgischen minister van Buitenland-
sohe Zaken in het parlement nfgclegd, 'aten
ten deze geen ruimte voor tv/ij fel.
Dc minister herhaalt nog eens, dot bij zijn
verdediging van het verdrag gccncrlei over
wegingen in het sdcI zijn, die niet in het.open
baar kunnen worden medegedeeld.
Het Schcldc-régimc.
Ten aanzien van dc bezwaren tegen de nieu
we regeling van het Schcldc-régimc geopperd,
merkt de minister op, dat indien uit het geding
één les viel tc lecrcn, dan was het wel deze, dat
het vigecrcnde Scheldc-iégime, waarbij op het
eigen riviergedcelte uitvoering van de noodige
werken en bekostiging daarvan aan België wer
den overgelaten alsof de zorg voor dc bevaar
baarheid van dc Schelde een Belgische aan
gelegenheid was, niet zonder bedenking is.
Anderzijds had België om meer waarborgen
t?n opzichte van de bruikbaarheid gevraagd,
dan tot nog toe geboden werden. De nieuwe
regeling moge aan Belgische verlangens tot op
zekere hoogte tegemoet komen, zij is ook voor
ens van belang en het is niet duidelijk op den
voet van welk onder compromis een betere
regeling had kunnen worden tot stond ge
bracht.
Wat dc Schclde-commissic betreft, deze is
niets anders, dan een administratief apparaat,
waarin het overleg tusschen België en Neder
land over dc belangen der Scheldcvaort wordt
georganiseerd op een voet, die meer aan den
eisch der tegenwoordige omstandigheden be
antwoordt don met het bestaande' college van
commissarissen het geval was. Overdracht van
souvercinitcit heeft in het verdrag noch aan
de commissie, noch aan België plaats de be
slissing blijft aan dc regceringcn voorbehou
den,, behoudens in spocdeischendc gevallen,
waai in ook tot dusver dc commissarissen ge
roepen waren, zelfstandig in te grijpen. In be
ginsel is alleen de arbitrage nieuw, maar deze
kan als zoodanig toch geen bezwaar zijn.
Geen geheime overwegingen
In de afdecling van de Kamer werd door
enkele leden gevraagd of voor den sterken
aandrang waarmede dc minister de totstand
koming van het Verdrog bevordert, wellicht
overwegingen in het spel ziin. die bezwaarlijk
in het openbaar kunnen worden medegedeeld.
Op deze vraag volt slechts een ontkennend
antwoord tc geven.
Tijdens dc onderhandelingen was een comité-
ccncraal niet tc ontgaan cn werd aan do beide
Kamers der Stoten-Generool een volledig in
zicht gegeven van het gevolgde beleid. Thans
is daarvoor geen reden. Er is relden een ver
drag gesloten, waaromtrent van don aanvang
af zooveel werd medegedeeld.
's Ministers aandringen vindt zijn rechtvaar
diging in „het belang, het geding te beëindigen
cn de verhouding tusschen Belgic en Ne
derland lot rust te brengen cn vrij van vreem
de -egienschop in nieuwe bonen tc leiden."
Bij de verdere beschouwingen omtrent het
nieuwe Schcldc-régimc herhaalt de minister
nog eens dc argumenten, welke door hem reeds
in dc eerste Memorie van Antwoord zijn te
berde gebracht en thans op verschillende pun
ten nog ccn nadere uitwerking vinden.
Met betrekking tot het maximum voor Neder-
landsch bnggcrplicht merkt dc minister op. dat
dit zeker niet tc hoog is gesteld. Nu België tot
medewerking bereid was om den nonvonkeüjk
door ons aanvaarden onderhoudsplicht tc be
perken, kon Ncdcrlund bezwaarlijk een grens
voorstellen, welke nu ook met minder gunstige
omstandigheden dan in dc laatste 20 jaar zich
voordeden, rekening hield.
Het kanaal Antwerpen—Moerdijk.
Over de verbinding vnn Antwerpen met den
Moerdijk is in den loop der tijden reeds veel
tc doen geweest cn bij dc herziening werd zij
wederom oun de orde gesteld en \vcl op den
voet van ccn plan, dot ten tijde von de veree
niging der beide landen in de bedoeling dor
rcgccring heeft gelegen en door dc scheiding
niet is doorgegaan. Het is thnns 's ministers
bedoeling geweest, het binnen de grenzen der
scheidingsregcling daarheen tc leiden, dot dc
ligging van het cenc land ten opzichte van het
andere >zich niet opnieuw tot een struikelblok
in dc onderlinge verhouding zal ontwikkelen.
Naar het oordeel van velen, waaronder er on
getwijfeld zijn oan wier oordcel waarde is tc
hechten, zou het nieuwe kanaal tegen het be
lang onzer Ncdcrlnndsche havens ingaan. In
overeenstemming echter mcf de zienswijze van
onderen, die eveneens tot oordcclen bevoegd
zijn, acht de rcgccring alle aanleiding aanwezig
om zich af tc vragen, of niet bij dc actie tegen
het verdrag oan sommige belangen een* tc
ruime plaats is ingeruimd cn of niet dc be
zworen tc breed zijn uitgemeten Ofschoon in
Juni 1919 aanstonds bekend werd gemonkt, dot
België den aanleg van dit kanaal wcnèchtc cn
in September werd medegedeeld, dat het door
dc Ncdcrlandsche regeering niet was afge
wezen, is er, gedurende den gonschcn loop der
onderhandelingen niet alleen von gecnerlei ac
tie gebleken, moor hebben zelfs ondcrhandsche
waarschuwingen von belanghebbende zijde de
rcgccring niet bereikt. Ook na 1920 is geen aan
drong uitgeoefend, om op de verleende bewilli
ging terug tc komen.
Betere scheepvaartverbindingen kunnen
aon dc toeneming van het algemeen verkeer
slechts ten goede komen en dc vraag kan wor
den gesteld, of cr reden is om aan te nemen,
dat, ol zou Antwerpen daarvan rechtstreeks
het meest profitccren, Rotterdam door die toe
neming in ziin vooruitgong zou worden gestuit.
Blijft de welverzorgde natuurlijke riviermond,
die steeds nog in het voordeel boven een ka
naal, dat in dit geval bovendien niet onbe
langrijk langer is?
In het voorbijgaan worde niet uit het oog
verloren, dat blijkens dc door het Centraal
Bureau voor dc Statistiek gepubliceerde gege
vens de welvaart van Rotterdam niet meer in
zoo ruime mate als voorheen van het verkeer
uit het Duitschc achterland afhankelijk schijnt
te zijn. Het totaal goederenvervoer langs den
Rijn tc Lobith, waaronder dus ook is begrepen
hetgeen naar Antwerpen gaat, bedroeg dc laat
ste jaren nog niet de helft van dc tonnenmnat,
die langs den Nieuwen Watcrwag werd ver-
Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch van
t. PHILIPS OPPENHEIM,
door W. M. D. SPIES-VAN DER LINDEN
20
„Zocals je wilt," antwoordde hij. „Ik heb
een groot zwak, dat ik altijd grif wil erkennen.
Ik kan het bijzijn niet verdragen van men
schen, die gefaald hebben. Jij bent één van hen
geworden en ik heb liever niet, dat je hier
blijft. Indien", voegde hij er langzaam spre
kend aan toe, terwijl hij nadenkend in dc karaf
keek, die naast hem stond, „indien je eenige
kans zog, om, met behulp van wat je in die
portefeuille zult vinden, met een weinig toe
wijding, een weinig handigheid cn zeer veel
volharding, ccn deel van het kwaad, dot jc
door je zorgeloosheid gesticht hebt, ongedaan
tc maken, dan zou ik dat gevoel natuurlijk
verliezen en zou je plaats hier weer voor je
open staan. Het zou waarschijnlijk ook in het
voordeel van je familie zijn, als het denk
beeld, dat ik hier aangeef er toe zou le iden dat
je met succes werkzaam was.
Er is genoeg in de portefeuille", vervolgde
hij, „om je in staat te stellen voor de rest van
't jaar naar je eigen wensch te leven en te
reizen, waarheen je.wilt; gedurende dien tijd
wordt ook voor je familie gezorgd. Ik laat het
verder geheel aan je over".
Hij keerde zich om cn verliet dc kamer. Vir
ginia stond aan het eind van de tafel met de
portefeuille in hanr handen geklemd zijn ver
trekkende gestalte na te storen. Hij opende de
deur en sloot die weer. Zij zonk terug in haat
stoel cn bedekte het gelaat met de handen.
Voor een oogenblik vergat zij, waar zij was.
De geur van de rozen, waar de tafel mee be
dekt was, had haar opeens herinnerd aan de
nederige „farm" met den kleinen tuin, daar
vcrweg, tusschen de bergen.
Hoofdstuk XIV
Stella blijkt onvermurwbaar.
Littlcson bereikte Stella's hotel juist cp tijd
om te zien, dat de hall vol stond met haar
koffers en dat zijzelf, in donker reiskleeren en
zwaar gesluierd, bezig was afscheid te nemen
van den hotelhouder. Hij liep haastig op haar
toe.
„Ik schijn juist op tijd te zijn, juffrouw Du-
ge", zei hij, „gaat u vertrekken?"
„Ja, ik ga vertrekken", zeide zij, moest u
me spreken?"
Haar manier van doen bracht hem cenigs-
zins van zijn stuk. Hij bedacht echter, dat heel
wat menschen konden hooren, wat zc zeiden
en dat zij er verstandig aan deed, voorzichtig
te zijn.
„Hebt u één oogenblik voor mij?" vroeg hij,
„ergens waar wc alleen zijn?"
Zij bracht hem naar een zitkamer, waar ge
lukkig niemand was.
„Nu", zeide zij, voortgaande haar hand
schoenen aan te trekken, „wat wcnscht u, mijn
heer Littleson?"
„U weet heel goed, wat ik wensch", ant
woordde hij snel, „ik heb mijn chèque-boek in
mijn zak en ik ben bereid meer don honderd
duizend dollar tc betalen. Als u tien minuten
wilt wachten, kunt u het geld in bankpapier
krijgen.
„Hoe weet u, dat ik het stuk heb?" vroeg
kalm.
„Uw nichtje, juffrouw Virginia is op ons
kontoor geweest Zij docht natuurlijk, dat u
het bij ons .gebracht had. Ik weet niet, of zij
in ernst verwachtte, dat wij het weer zouden
afstaan, maar dat scheen het doel van haar
bezoek te zijn. In ieder geval kwamen wij te
weten, dat uw poging gelukt is".
Stella was bezig met den laatsten vinger van
haar handschoen.
„Ja, 't is mij gelukt", zeide zij. „Het was ccn
schandelijke daad en ik zal het mijzelf nooi»
vergeven, maar ik kreeg het stuk.
„Nu zeide hij.
„Nu antwoordde zij kalm.
Een verschrikkelijk vermoeden kwam in hem
op.
„U hebt het toch niet weggegeven?" vroeg
hij „U hebt het toch niet aan uw vader te-
ruggegeven?"
„Ik heb het niet aan mijn vad^r gegeven",
zeide zij, „maar in mijn bezit heb ik het ook
niet meer. Honderdduizend dollar is heel wat
geld, mijnheer Littleson, maar ik pleegde geen
diefstal terwille van u en uw vrienden".
„Wat meent u?" vroeg hij hccsch.
„Precies wot ik zeg", antwoordde zij.
„Het stuk is veilig bewaard; u zult waar
schijnlijk binnenkort hooren, wie het heeft".
Littlcson was sprokeloos. Alle mogelijke
vrccselijkc angsten benauwden hem.
„U moet mij zeggen, waar het is, wie het
heeft I drong hij met schorre stem aan. „Dit
is schandelijkI" Wel, als ik u niet verteld
had
„Dan zou ik nergens van geweten hebben",
viel zij hem in de rede.
„Volkomen waar. Eigenlijk hoorde ik u te
bedanken. Hoe dan ook, het stuk is, zooals ik
zeg, in veilige handen, maar niet in die van
mijn vader. U zult er waarschijnlijk binnen
kort van hooren.
„Juffrouw Duge, vertel rhe wie het hecftl"
smeekte hij. „U kunt niet begrijpen, wat dit
voor ons beteekent. Wij waren dwazen om
onze handtcckening te zetten, ik weet het; maat
uw vader drong cr op aon en wij hadden, denk
ik, een zwalc oogenblik. Per slot van rekening
is het niet zoo iets vrceselijks. Wij hebben het
recht ons zelf tc verdedigen, wij Trustmannen,
°f gelijk hebben of niet".
„Precies", erkende zij. „Ongetwijfeld zal ci
een proces van komen .Stel dot het ergste ge
beurt, dan vrees ik, dot u dc publieke opinie
niet op uw hand zult hebben. De meeste din-
geng zijn in dit land te koop. Ik weet nog
niet precies hoe het Amerikaansche publiek
het op zal nemen, dat men getracht heeft het
geweten van hun staatslieden om te koopen.
Misschien zal het u voor een tijdie wat onpo
pulair maken een trip naar Europa mis
schien of iets van dien aard. Nu, ik wensch u
het beste ermee en nu moet ik werkelijk gaan.
Als het er van komt, dat u in allerijl over moet
steken, mijnheer Littleson, don treffen wc el
kaar misschien nog in Parijs
„Gaat u naar Europa?" vroeg hij stom ver
baasd.
„Met dc boot van morgenochtend", ant
woordde zij. „Ik zend mijn koffers nu naar de
boot en logeer vannacht bij vrienden."
„Kom tenminste even mee naar Bardsley cn
Weiss", smeekte hij. „Ik zal cr u in mijn auto
brengen; het zal u geen vijf minuten ophou
den".
Zij schudde het hoofd.
„Ik kan cr in 't minst het nut niet van in
zien, om uw vrienden te gaon opzoeken. Ik heb
werkelijk volkomen afstand van het stuk ge
daan cn degecn, aan wien ik het gegeven heb,
zal ongetwijfeld van zich loten hooren", 1
„Zijn naam?" vroeg Littleson. „U noct mij
zijn naam zeggen".
„Dien weiger ik te noemen", antwoordde zij.
„mnor ik wed, als u gauw naar het kantoor
van mijnheer Weiss gnat, dat u daar wc) iets
hooren zult. Kijkt u niet zoo boos, vrij hebben
r.Jlcn ons eigen spel te spelen, mijnheer Little
son. Ik moet toegeven, dat ik niet heel netjes
tegenover u gehandeld heb, maar niet u, ik
moest met mezelf rekening houden cn u weet,
v/at dat in New 7ork zeggen wil. Au rcvoirl
Ik heb idee, dat ik u nog wel eens in Europe
zal ontmoeten".
Zij verliet Littleson, die de „bar" van het
hotel opzocht cn een stevig glas dronk. Daar
na stak hij een dgcret op en keerde naar zijn
auto terug.
„Kom", mompelde hij, terwijl hij zijn auto
in dc richting van de stad deed zwenken, „il:
kan net zoo goed teruggaan en het gevaar on
der de oogen zien".
Het kantoor van Weiss was vol menschen,
toen Littleson terugkwam. Er hcerschto een
opgewonden stemming op de beurs, employé's
rendc-n heen cn weer, overal ging de telefoon.
Weiss stond met zijn jas uit midden van dit
alles, gaf bevelen, luisterde naar de telefoon er»
wisselde haastig een enkel woord met ontelJ
bare bezoekers. Hij had een groote, onaange
stoken sigaar in zijn mond, waar hij, zonder
ophouden, op kauwde. Hij duv.de Littlcson in
zijn privé-kanloor, maar volgde hem de eerste
oogenblikkcn niet. Toen hij eindelijk binnen
kwam, was het lawaai daarbuiten aan 't ver
minderen. Het was vijf uur en de zaken waren
voor dien dag gedaan. Weiss ^ring naar een
klein buffet cn nam er een flesch whiskey en
«•enige glazen uit. Vcor hij een woord sprak,
had hij een glas naar binnen geslagen.
(Wordt vervolgd).