KINDERRUBRIEK.
4'
De rubriek van Oom Karei.
Eindelijk zal het er dan toch van komen,
dat ik weer eens aan mijn reisverhaal kan
gaan denken. Ik was er al mee begonnen, de
vorige maand, maar toen ben ik er moor niet
mee voortgegaan, omdat de meestcn van je
lui uit de stad waren en er van lezen van de
kinderkrant toch niet veel kwam. Toen kwa
men er allerlei andere wederwaardigheden, die
eerst aan de beurt waren, zoodat er van een
vervolg van mijn reisverhaal niet veel kwam.
Maar nu behoeft er niets meer voor te gaan,
dus nu kunnen wc gezamenlijk op reis gaan.
Ik vrees echter, dot jelui het eerste begin al
weer lang vergeten bent in dien tijd, dus daar
om zal ik nog maar van voren af non begin
nen en nog eens in het kort vertollen., wat ik
de ollei eerste keer schreef.
Misschien herinner jelui je nog wel, dat ik
naar Zwitserland ben geweest, Een prachtig
lond met allemaal hoogc bergen, waarop, win
ter en zomer sneeuw ligt. Jelui hebben zeker
wel allemaal eens ansichtkaarten uit Zwitser
land gezien. Daar zie je dan ook van de hoo-
ge sneeuwbergen op. Nu, in werkelijkheid is
het precies zoo.
Moor nu eerst eens iets over de treinreis
zelf. We vertrokken 's middags om 2 uur uil
Amsterdam. Dien geheeler. dng cn ook den
daarop volgenden nacht hebben wc aan een
stuk door gespoord cn kwamen 's ochtends om
7 uur in Basel aan, Basel is de
eerste stad op de grens van Zwitserland. En
als je dan 17 uur achtereen in den trein ge
zeten hebt, dan ben je wel blij als je weer
vosten grond onder de voeten krijgt.
Zoo'n reis met een nachttrein is altijd iets
eigenaardigs. Jc ziet natuurlijk niets meer
's nachts, zoodat de meeste reizigers het licht
hebben uitgedaan cn zoo goed en zoo kwaad
als het kan, trachten te slopen. Zoo'n nacht
trein, trouwens ullc internationale treinen
bestaan uit z.g.n. D.wngens. Die hebben jelui
zeker hier nan het station ook wel eens ge
zien. Dat zijn wagens met een zijgang, die
allen verbonden zijn, zoodat je de hcclc trein
kunt door wandelen. Over dag is dat wel een
aardige afwisseling, moor 's nachts zie je vrii-
wcl niets dan slopende reizigers. En in de
speciale slaapwagens zijn alle coupé's dicht
en zie je héelcme'ül niets. Toert ik den trein
's avonds dan neg eens was doorgeloopen ben
ik ook maar gaan slapen. Dat vos wel het
boste, wot ik doen kon.. Alleen is liet dan
minder plezierig als je in het holst van den
nacht wordt wakker gemaakt door den con
ducteur, die de kaartjes komt nazien of door
een beambte die naar de paspoorten vraagt.
Ook de douane komt je nog een enkele maal
lastig vallen, maar heel erg is dot niet. In-
tusschen snelt de trein door de duisternis heen,
zijn einddoel tegemoet. Zoonis ik zei, waren
we legen 7 uur in Basel. Dat is de eerste
grootc plaats in Zwitserland, juist op de grens
gelegen. Heel veel reizigers stappen hier over
in andere treinen, die naar de verschillende
dcelen van Zwitserland gaan, maar aangezien
wij onze plaatsen hadden ir\ een dcorgaonden
wagen ven Amsterdam nnar Luzern, konden
wc blijven zitten went wij hedden Luzein, de
grooiste plaats aan het Vierwoudstcden-mccr
tot doel van onze treinreis.
De volgende weck zal ik jelui weer verder
vertellen. Dan iets ever Zwitserland zelf Mis
schien gaan wo dan eens een heerlijkn boot
tocht maken over het meer. Tot zoolong ge
duld dus I
Nu heb ik nog een prettige mcdedeeling
voor jelui en speciaal voor dc nichtjes. Door
de ziekte van tante Riek, die tot ons aller
droefheid van ons is heengegoon is dc rubriek
„voor de nichtjes" een beetje op den achter
grond gekomen. Maar nu zullen de nichtjes
weer spoedig hun eigen hoekje in onze kin
derkrant terugzien. Ik ontmoette dezer dogen
een lezeres van het Dogblad, die ook iederen
Zaterdag -met heel veel plezier onze kinder
krant leest. En teen ik haar vroeg, of zc er
niets voor voelde om het werk van onze over
leden tante Riek over te nemen, antwoordde
zc me, dat ze dat heel graag zou willen. Je
kunt begrijpen, hoe blij ik was toen ik dot
hoorde, want ik vond het nl erg vervelend dat
dc nichtjes geen handwerkjes e. d. meer kre
gen. Moor nu komen ze dan toch weer. Wie
die lezeres, die zoo veel voor onze kinderkrant
voelt, is, mag ik natuurlijk niet verklappen.
Voor ons allemaal heet zc „tante Bets", dat
is het eenige wnt ik mag zeggen. De volgende
week zal tante Bets jelui zelf wel vertellen,
hce ze de nichtjes zal bezighouden. En ik twij
fel er niet aan, of jelui zullen met onze nieu
we tante wel tevreden zijn.
RAADSELS
Oplossingen van de vorige weck.
De oplossingen van de raadsels van do vo
rige weck waren
I. Soldatententcntentoonstclling.
met stoot, Nellie, dalen, steepe on Ion (2 X
t cn 3 X n.)
II. Paardenspel met de woorden p, kan,
paard, Woerden, Mnavssen, Apeldoorn, paar
denspel, klein geld, kunsten, appel, pon cn 1-
Prijswinnaar is dit keer Winterkoninkje
Dc prijs kon Maandag aan ons bureau wor
den afgehaald.
NIEUWE RAADSELS.
I. Het geheel Is een bekend spreekwoord cn
bestaat uit 26 letters en 7 woorden.
23 19 17 2 25 is een vloeistof.
23 II 17 17 6 7 22 23 13 17 is een be
roemd admiraal in dc Vad. Gesch. welbekend.
1 4 16 20 is een stekelig dier.
Een 26 25 5 5 12 heeft de koningir
24 9 3 is een lidwoord.
16 19 19 14 17 is nog niet half.
13 9 24 17 is niet koud.
8 5 21 22 12 is niet beneden.
(Ingez. door Gymnast.)
II. Welke zevenbeesten zitten er in ccn
y,Koektrommel"?
VAN 'N LIEVE STIEFMOEDER EN ZEVEN
KINDERTJES
Een cn twintig dogen hnd moeder Kakel
trouw zitten broeden op vijftien mooie eieren
cn eindelijk, den cenentwintigstcn dag, daar
kwam leven in de brouwerij Lientjc, Pietje,
Kromsnaveltjc cn Hanepik weikten zich uit de
doppen cn maakten 'n leven als een oordeel.
Hun piepen werd gehoord tot ver buiten het
broedhok, zoodat baas Helder, de eigenaar,
tot a'n vrouw zei: „hoor je 't moeder, dc oude
Kakel is aan 't uitkomen"!
Ook Tini, het dochtertje van baas en vrouw
Helder, hod het nieuwe leven gehooid en
sloop voorzichtig nader om door een kiertje
te kijken En wat zog zij daar? Vier aardige,
kleine kuikentjes die zich onder de moeder
lijke vleugels van Kakcltje zaten te koesteren
cn met de kopjes er onderuit keken, met ronde,
nieuwsgierige kraaloogjes, alsof zij olies in 't
rond eens goed wilden opnemen. Veel was er
niet tc zien. Wat hooi en zand cn vier hou
ten wanden, moor voor een posgeboren kui
kentje was dot ol heel veel. Dc overige eieren
waren echter tot groot verdriet van moeder
Kokcl nog gesloten en bleven gesloten, door
was niets aan te doen. Den tuinman werd om
raad gevraagd, de eieren onderzocht, doch
het antwoord was en bleef, dat de eieren
„schier" waren cn dus geen levensvatbaarheid
bezeten, 't Was treurig voor moeder Kakel
en teleurstellend voor bons Helder en zijn
vrouw l
Dom- kwam Tini aanloopen en vertelde dat
bij buurvrouw Prater een kip op de eieren
was doodgebleven en nu waren er zeven
kleine kuikentjes zonder moedor. Wat nu tc
doen Maar onze Tini wist raad. Zij nam dc
zeven moederloozc wezentjes in haor boezelaar
cn bracht ze bij moeder Kokcl in 't nest. Wat
was deze blij met zoo'n schat van kinderen,
die direct onder hnor vleugels kropen om zich
to wormen. Docht dc kip dat 't haar eigcro
kinderen waren Wie zal 't zeggen, maar ze
ker is, dot zij hen verzorgde alsof 't zóó was.
En Liontje, Pietje, Kromsnoveltje en Honepik?
Die hebben nooit gev/etcn dat 't niet hun
eigen broertjw en zusjes waren. Daar zorgde
moeder Kakel wel voor I
PATRIJZEN.
Wie Hildebrand's „Camera Obscura" ge
lezen heeft, aldus vertelt de H. Post, herin
nert zich zeker de droevige geschiedenis
ven „Teun de Jager". Wat een moeite deed
Teun, om zijn woord ge9tand te kunnen
doen, om niet alleen „haar", maar ook
„veeren" aan Zijtje te kunnen toonen, en
hoo sarrend vlogen de kluchten patrijzen
telkens te spoedig op, om met succes het
zoo begeerde wild te kunnen bemachtigen
Kwartels en patrijzen vormen te zamen
de familie der Perdicidae, en dat de kwar
tels in vorm veel overeenkomst hebben met
de patrijzen, weet ieder, die ze kent. De
patrijs is evenwel veel grooter dan de
kwartel. Dat de patrijs ook nauw verwant is
aan onze hoenders, blijkt wel dadelijk uit
den kleinen kop, waarvan de snavel eenigs-
zins gekromd is, en verder uit het geheele
model, alsmde uit den van een krop vooi-
zienen slokdarm. Ook vindt men bij de pa-
trijzenhanen meermalen sporen aan de poo-
ten. Het is hierom, dat de patrijs gewoonlijk
veldhoen en door den jager kortweg
hoen wordt geheelen.
De patrijs vormt een zeer begeerd wild,
wat trouwens overbekend is, ook dat zijn
vleesch een zeer smakelijk wildbraad op
levert. Jagers bemachtigen ze dan ook
gaarne, en op vele andere wijzen nog wordt
het leven van den patrijs dikwijls belaagd.
Het is daarom wel gelukkig, dat iedere pa-
trijshen een groot aantal eieren legt en dik
wijls uitbroedt, want anders zouden de ge
lederen wel wat cl te veel dunnen. Meer
molen zijp. nesten gevonden met 13 h 20
eieren en het kleinste getal, dat ieder jaar
gelegd wordt, is twaalf. Ze zijn groenachtig
grijs en eenigszins rose getint; ze worden
gevonden in eèn nest, dat bestaat uit een
met droog gras belegd kuiltje in den grond.
De patrijs voert zijn jongen bijna onmiddel
lijk na de geboorte naar plaatsen, waar vol
doende voedsel te vinden is. Ijverig wor
den de mierenhoopen uiteengekrabd en de
mieren en mierenpopjes worden met graag
te verorberd.
De patrijzenmoeder zorgt op teedere
wijze voor haar kroost, en wel ongeveer op
dezelfde wijze als onze gewone hoenders
zulks doen. Als het donker wordt of slecht
weer, of wel wanneer er gevaar dreigt,
spreidt de vogcl zijn vleugels uit, waaron-
de. de jongen gaari-.e plaats nemen.
Wanneer ze eenmaal vliegen, ziet men
ze els een troepje, een „klucht", hier en
daar opvliegen, doch het liefst vertoeven z
dan in graanvelden, om er zich te voeden
met zaden, ook die van onkruiden. Doch
ook houden de patrijzen gaarne verblijf op
de heidevelden en op open plekken tus-
schen het geboomte.
Loopen kunnen ze zeer snel. Ze zijn
waakzaam en vliggen bij gevaar -spoedig op,
waarbij ze een ruischend geluid laten hoo-
ren. Ze vliegen evenwel gewoonlijk niet
lang achtereen en boven reeds hebben we
gezien, dat ze dikwiils op korten afstand
van den jager weer dalen; ze drukken zich
in de ruigte en vellen dan niet spoedig in
het oog, daar de kleur bedekkend is.
Het vederkleed van den patrijs is niet
schitterend, maar ook niet bepaald eenvou
dig te noemen. De rug is griis, doch hierop
vertoonen zich vele roode, hoekige dwars-
strepen; op de vleugels zijn fijne, zwartach
tige lijnen, die gegolfd zijn, en lange, witte
schschtstreyen. Grijs vindt men op borst
en buik en op dc middelste r.tanripennen:
die. v/elke meer naar buiten staan, zijn
rosbruin; can de zijden ven den romp ziet
men 'bruine vlekken van vierhoekigen vorm;
verder zijn voorhoofd, wangen en keel
roestkleurig, terwijl de schedel bruin is.
De kleur der pooten is roodachtig grijs en
tusschen de teener, vindt men kleine span-
vliesjes.' De hanen onderscheiden zich van
ac hennen door een kastanjebruine vlek,
het z.g. schild, op de borst en zooals ge
zegd somwijlen door het aanwezig zijn van
sporen.
Dc staart van dezen vogel is kort en
Wordt hangende gedragen; alleen, 'wanneer
hanen vechten om het bezit der hennen,
worden de staartvederen opgericht en de
vogels toonen zich dan verwoed en vol
aandoeningen. Heeft de haan zich van het
bezit cener echtgenoote verzekerd, dan
zorgt hij er trouw voor.
Als het wijfje broedende is, houdt de
haan op korten afstand de wacht en waar
schuwt als er gevaar dreigt. Loopende ver
laat de hen dan het nest, spoedt zich haas
tig door het gras, en vliegt eerst op, wan
neer ze een flink eind van het nest ver
wijderd is. Hierdoor wordt de wandelaar
dikwijls misleid, door het nest te zoeken op
een plaats, waar het niet te vinden is, om
weldra tot de ervaring te komen, dot de
vogel er maar een poosje vertoefd heeft;
het nest blijft dan gespaard.
De Patrijs wordt wetenschappelijk ge
noemd Perdix perdix. Sage en volksgeloof
hebben dikwijls namen doen geboren wor
den, die blijvend zijn, en die ook duiden op
de eigenschappen van dieren en planten.
Zoo is ook voor het dikwijls loog vliegen
van de patrijs en voor den naam het vol
gende verhaald: „Perdrix was de zoon van
Daedalus' zuster, die door deze uit ijver
zucht van den toren van Minerva's tempel
geworpen werd. Minerva evenwel had
medelijden met den jongeling en verander
de hem bij zijn val in een patrijs. De naam
Perdrix of Perdix bleef behouden en be
vreesd zijnde voor den val, durft de vogel
zich nog altijd niet hpog boven den grond
begeven."
Niet alleen vliegen de patrijzen niet hoog,
maar ook zijn ze bang om over water te
gaan, althans wanneer dit eenigszins breed
is. Er zijn jagers, die verhalen, dat de die
ren duizelig worden wanneer ze water on
der zich zien en dan vallen en verdrinken.
Vandaar dat de patrijzen dan ook wel
lengs rivieren trekken, maar er niet over
vliegen. i
Verklaarbaar is het dan ook, dat eilan
den, hoe geschikt ze ook zijn voor het leven
en de vermenigvuldiging dezer vogels, door
patrijzen niet bewoond zyllen worden, wan
neer men ze er niet plant. Zoo is er een
tijd geweest dat op Texel vele exemplaren
voorkwamen in dc duipen, die er zoo bij
zonder geschikt voor rijn. Zo broedden er
geregeld en de jacht was er mook Doch
eierénzoekers roofden de'nesten en stroo-
pers schoten de vogels weg. en zoo waren
ze weldra geheel uitgeroeid. Later heeft
zich geen patrijs meer op het eiland laten
zien. Wel komen er patrijzen voor in de
Noordhollandsche duinen tot aan Huisdui-,
nen, maar geen enkel exemplaar waagt het
over het slechts smalle Marsdiep te vliegen.
'Wil men dus op Texel weder patrijzen heb*
ben, dan moet men ze er heen brengen,
doch men is er dan oök vrijwel van verze
kerd, dat ze hét eiland nimmer verloten zul
len, althans niet vrijwillig.
Moeilijke Dingen het Eerst.
„Tante," zei Dora Wolters, terwijl zij
haar tante gadesloeg, die bezig was met
strijken, „ik begrijp er niets van. Waarom
strijkt u toch alle groote, moeilijke stukken
het eerst?"
„Wel," antwoordde mevrouw Verhoge,
Dora's tante, „dot maakt het strijken van
de volgende stukken gemakkelijker. Vroe
ger had ik de gewoonte met de zakdoeken
en handdoeken te beginnen en eiken keer,
als'ik er één klaar had, dacht ik weer: „Lieve
help, straks komen de grootere stukken en
eindelijk de allergrootste.' Vooral de ge
dachte aan deze laatste drukte mij den ge
heelen tijd onder het werk als een .zware
last. Maar nu ik het zaakje omgekeerd heb,
strijk ik met plezier."
„Ik geloof. Tante, dat ik het nu begrijp,"
zei Dora lachend. „Ik zal, als ik met mijn
huiswerk begin, ook de moeilijke 'dingen
het errst doen."
En Dora's huiswerk-maken ging vanaf dit
oogenblik van een leien dakje.
Vriendschap tusschen een
Kond en een Maan.
Op een boerderij, waar heel veel kippen
waren, bestond een groote vriendschap tus
schen een haan en een hond.
Deze was op de volgende wijze ontstaan.
De haan lag voortdurend overhoop met
een anderen haan en op zekeren dag lever
den zij zóó'n verwoed gevecht, dat hij deer
lijk gehavend uit het strijdperk te' voor
schijn trad.
Niet wetend, waar hij een plekje kon vin
den, waar hij veilig was, vluchtte de versla
gen haan in het hondenhok. Zijn vijand
achtervolgde hem, maar juist op het oogen
blik, dat hij een poot op het stroo wilde
zetten, stond de hond op en gromde hij
zóó dreigend, dat de haan onmiddellijk
rechtsomkeert maakte.
Vangf dit oogenblik waren de hond en
de haan, dien hij beschermd had, de
grootste vrienden en niets kon daarin ver
andering brengen. De haan bleef zich steeds
even dankbaar toonen.
Voor de Kleintjes.
PAARDJE-RIJDEN
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Hop-hop-hop,
Zie hem rijden in galop.
Teddy Bruin op Vaders rug,
Driemaal heen en weer terug.
Stap-stap-stap,
Langzaam rijden is ook knap.
Vader is een heel mak paard:
Hij loopt rustig en bedaard.
Hu-hu-hu,
Eensklaps staat het paardje nu.
Vlug gaat Teddy dan naar bed.
Uit is voor vandaag de pret
Slaap-slaap-slaap,
Teddy Beer en Vader Jaap
Liggen nu in bed naast Klaas,
Want zoo heet hun kleine baas.
Hop-hop-hop,
Morgen gaat 't weer in galop,
Dan is 't paardje niet meer moe,
Rijden zij naar Oma toe.
De Tijden zijn veranderd,
ook voor de Dieren.
Er was eens een vosje, dat, snoeplustig
zopals alle vosjes zijn, erg veel van wat lek
kers hield. Maar heel slim was dit vosje nu
juist niet. Want op éen dag, toen hij in het
bosch wandelde en daar op één der takken
van een dikken beuk een raaf zag zitten,
dacht hij bij zich zeiven, vooral omdat ook
deze ram een stuk'kaas in haar bek had:
„Wel, die raaf zit op een boomtak en rij
heeft een fijn stuk kaas in haar bek f Zou
zij misschien een achter-achter-achter
kleinkind zijn van dien dommen vogel, die
zich, een paar honderd, jaar geleden, zoo
voor den gek liet houden door wijlen mijn
over-over-over-grootvader En zouden de
raven nog altijd zoo dom zijn, als in dien
ouden tijd? Wacht, dat wil ik toch eens
dadelijk onderzoeken, want ik heb een ge
weldigen honger, en dat stuk kaas ziet er
heerlijk uit
Ons vosje, dat zich natuurlijk wonder-
slim dacht, deed toen juist als wijlen één
zijner voorvaderen in de bekende fabel van
La Fontaine, en hij begon dus tot de raaf
met een allervriendelijkste stem te zeggen:
„O, wat ben ik toch blij, dat ik je eindelijk
heb gevonden, schoone raaf met je glan
zende, zwarte veeren f Want weet je, ik
zocht je reeds overal, o, schoone zangeres I
Ja, ik zocht je, omdat ik van eenige mijner
vrienden hoorde, dat je zulk een heerlijke
stem bezit. Is dat zoo? Ach, zing dan óók
iets voor mij, gij groote zangeres I"
Misschien was deze raaf toevallig even
ijdel, als eens haar voorvader uit de fabel
was. Maar 't kan ook van boosheid ge
weest zijn, dat zij op eens den bek opende
cn. Reintje heftig begon toe te krassen.
Doch hoe 't ook zijn mocht, het stuk kaas
viel uit haar bek en, heel dicht bij Reintje,
op den grond. Nog heftiger ging de raaf
toen met krassen voort, alsof het haar speet
het stuk kaas te hebben verloren. Maar
Reintje lachte zijn echten vossen-lach, en
toch bleek hij niet meer zoo slim te zijn als
zijn rasgenooten uit den over-ouden tijd.
Hij overtrof ter\ minste in dit geval niet alle
andere dieren in slimheid.
Neen, nog slimmer dan ons vosje, was
vader Eekhoorn, die zijn nest had in één
der boomen in de nabijheid van: den beuk I
Blijkbaar'lag het vlugge diertje, reeds lang
op de loer, want zoodra zag hjj het stuk
kaas op den grond vallen, of hij sprong er
op af, kaapte vlug het lekkere hapje voor
vosje's neus weg, en liep er mee naar zijn
holletje trug.
Nagekeken door de raaf èn door Reintje,
verdween vader Eekhoorn in zijn hol. De
raaf kraste nog veel heftiger dan straks.
En Reintje zuchtte een echten vossen-zucht,
keek toen naar de raaf en dacht:
„Ach ja, de raven hebben in al de jaren
nog niets van hun domheid en nog veel
minder van hun ijdelheid verloren I Maar er
kwamen in dien tijd andere dieren op de
wereld, die slimmer en behendiger zijn, dan
wij, vosjes.' Ach, ja, wij leven thans ook
in een heel anderen tijd, dan toen mijn
voorvader uit de fabel nog—leefde.' Toen
was het voor ons, vossen, beter dan nu met
al die nieuwe dingen, en vooral met dio
vlugge dieren
Nog eens zuchtte Reintje, één diepeh
zucht, en daarna liep hij hongerig verder
het bosch in.
De Kalme Engelschman.
Een Duitscher reisde door Engeland en
kwam bij vrij koud weer een herberg bin
nen. Hij trof daar verscheiden Engelschen
aan, die om het vuur zaten, en ging even
eens bij het vuur zitten om zich te warmen.
Niet lang daarna sprong er een vonk op
zijn -jas.
Eén der Engelschen zag het en vroeg den
vreemdeling, die niets bemerkt scheen te
hebben:'
„Hoe heet u, meneer
Den Duitscher stond deze nieuwsgierig
heid heelemaal niet aan en hij zei kortaf:
„Daar hebt u niets mee te maken."
De Engelschman zweeg en rookte rustig
zijn pijp.
Na eenigen tijd was er een tamelijk groot
gat in de jas yan den vreemdeling gebrand.
De Engdschman vroeg hu nog eens,
doch ditmaal met meer nadruk:
„Hoe heet u, meneer?"
De Duitscher wilde van den lastigen vra
ger af zijn en antwoordde:
„Mijn naam is Peters."
„Welnu, meneer Peters," zei de En
gelschman hierop, „uw jas brandt."
Opstel over de Koe.
Een klein boerenmeisje moest eens een
opstel over de koe maken. Met papier en
potlood gewapend) liep zij naar het weiland
van haar vader om daar de koeien te be-
studeeren. Zij ging op een steen zitten,
keek eenigen tijd naar een, koe en schreef:
„Koeien zijn groote dieren met lange
staarten. Zij eten steeds maar door, zon
der op te houden. Zij hebben groote oogen,
waarmee zc je aankijken en horens om de
hekken open te duwen, als ze van het één©
weiland naar het andere gaan'."
Juist toen de koe in het gras wilde gaan
Eggen, kwam er een trein voorbij. Het
schrille fluiten der locomotief maakte het
dier aan het schrikken en het rende naar
de plek, waar het meisje zat. De laatste gaf
een gil en vluchtte achter een haag. Toen
zij zich weer veilig voelde, waagde zij het
nog eens om te kijken en wat zag zij daar
De koe was op het punt het papier, waar
zij haar opstel op begonnen was te maken
en dat zij bij haar overhaaste vlucht had
laten vallen, op te eten 1
Het meisje liep nu langzaam naar huis
en schreef haor opstel opnieuw. Aan het
slot stond
„Koeien houden van opstellen, want onze
koe at het mijne op."
v ti
UIT ONZE MOPPENTROMMEL.
AD REM
Commissaris„Vriend, jc bent een ezel."
Verdachte „Mijnheer dc Comm. ben ik Uw
vriend omdat ik een ezel, of ccn ezel, omdat
ik Uw vriend ben
CORRESPONDENTIE.
Ton N e v e u. Ja, dot is een heel groot
verschil geweest. We goan nu hord den win
ter tegemoet. Daar lijkt het tenminste heel
veel op.
Gymnast. Dat denk ik ook wel. Ik zelf
behoor gelukkig neg niet tot dezulken. Maar
wot niet is kon nog komen. Het moet ock niet
al te gemakkelijk goan. Don is de aardigheid
er zoo of. Ik* heb er nog een pr; r voor jc.
Kom jc die Maandag even aanhalen
Zwartkop. Je zult nu wel meer werk
hebben dan vroeger. Ik zal het gcviongde voor
je klaar leggen, tenminste als je dat bedoelt
onders heb ik niet, mocht het niet te gebrui
ken zijn, don krijg ik zc zeker wel van je
terug.
Winterkoninkje. Dut weet ik mc
heusch niet moer te herinneren. Dat zal wel
geweest zijn naar aanleiding van hetgeen je
mij schreef. Tot je dienst. Kon je ze gebrui-
ken
Kabouter. Wat een mooi schrijfpapier
heb jij toch. Speel jij daar ook wel eens moe.
Je kunt met die doozen heele mooie dingen
makrn. En het is erg leerzaam ook. Jo, dot
is wel een verschil. Mnnr studeer moor flink;
je zult eens zien hoe gauw je dan mooie stuk
ken kimt spelen. En dun krijg je er zelf ple
zier in ook.
Q u o n a b. Wij gaan den winter hard te
gemoet gejoof ik. I:n als nu de klok weer ver
zei is, dan lijkt het er heelemaal op, dat we
weer de winteravonden hebben. Maar die kun
nen toch ook'wel v/ccr gezellig zijn.
Stormvogel. Nee, als jc dc raadsels
zelf hebt ingehouden 'kun je natuurlijk niet
noor den prijs meedingen. Dat zou toch niet
eerlijk zijn! Donk je wel voor dc raadsels. Ik
kan ze heel goed gebruiker». Je zult zw zoo
nu en don wel in onze krant terugvinden.
Mol. Dat is dc beste hulp die je kunt
hebben. Natuurlijk, dan is de voldoening later
des te greoter. De gevraagde nummers heb ik
niet. Ik heb nog wel een paar bonnen. Kom
die Maandag maar even halen
M. H. Tromp. Die raadsels hebben ol
long in de krant gestaan. Toen heb je do kin
derkrant zeker niet gelezen. Het is al heel lang
geleden.
Hoornblazer. Wel gefeliciteerd. Waar
ga je nu aan beginnen
OOM KAREU.
RUILHANDELHOEKJE.
Er liggen thans pakjes klnor voor Mol, Gym*
nast, Flnproos, Quonab, Hulsttakje, Zwartkop,
Het Masker en Pijl.
Korhon jelui die vooral-in het begin van de
komende weck even afhulcn.