41P S v
LOUIS KLEIN
TWEEDE BLAD.
AMERSFOORT
BINNENLAND.
FEUILLETON.
Een Speelbal der Fortuin,
25eJaargang Wo 145 AMERSFOORTSCH DAGBLAD „DE EEMLANDER" 18 ofcimb*? 1926
De Voortschrijdende ontwikkeling én
het Calvinisme.
i (Ingezonden).
Vooral door de mannen der z.gvn. „Histo
rische school werd de beschuldiging geuit
dat het Calvinisme, vasthoudend aan een
stel afgeronde beginselen, niet rekent met
de maatschappelijke ontwikkeling, met do
eischen van bepaalde tijden en omstandig-
heden en aldus den vooruitgang belem
mert. Die „Historische school" heeft zich.
gelijk men weet, groote verdienste verwor
ven door haar strijd tegen de klassieke
economie.
Terecht kwam 7.4 in verzet tegen hel
absolutisme en kosmopolitisme van de libe
rale school'. Zij wiïde .zien gelet op de his
torische ontwikkeling.
Wat geldt voor de eene periode, geldt
daarom nog niet voor de andere. Niet met
abstracties, maar met de levende werkelijk
heid wensohten de mannen der Historische
school zich bij hun economische studies
bezig te houden- Zij verwierpen het operee-
ren met economisohe „wetten" even vast en
onveranderlijk als natuurwetten, aan wie»
harde werking men zich zonder meer had
te onderwerpen. In dit optTcden was veel
sympathieks. De liberale school heeft door
haar abstracte generalisatie fout op fout
gemaakt. Als typisch voorbeeld kan wor
den gewezen op Malthus' leer.
In zijn tijd waren er ongetwijfeld vele
omstandigheden, die verklaarbaar maakten,
dat men in Engeland eenige beperking van
de bevolking wensohelijk oordeelde en dat
men dientengevolge waarschuwde tegen het
sluiten van huwelijken op zéér jeugdigen
leeftijd en aandrong op zedelijke beperking.
De vervanging van den handenarbeid door
machines maakte aanvankelijk velen werk
loos. De wijze, waarop de publieke armeh-
zorg was geregeld, bevorderde de zorgeloos
heid en lichtzinnigheid bij jonge menschen.
Daarbij kwamen jaren van sleohte oogsten.
Maar dit alles rechtvaardigde nog niet het
trekken van de algemeene conclusie, dat de
bevolking steeds de neiging heeft om zich
buiten de grenzen der bestaansmogelijkheid
uit te breiden; dat altoos het gevaar voor
overbevolking dreigt; dat het toenemen van
de welvaart immer leidt tot bovenmatige
bevolkingsgroei en dat dus onder alle om
standigheden op „zelfbeperking" moet wor
den aangedrongen. De historie der 19e
eeuw heeft duidelijk genoeg aangetoond, dat
Malthus zich vergist heeft, dat zijn alge
meene stelling onhoudbaar is. Ook hetgeen
wij thans, na den oorlog, in ons eigen land
waarnemen, mag ons niet verleiden, tot de
erkenning, dat Malthus' leer nog niet 200
onjuist is. Uit bijzondere omstandigheden
mag niet een zóó ail'gemeene conclusie wor
den getrokken. Nog op meer ware te wijzen.
O. m. op de loonlheorie van Ricardo. Maar
het aangehaalde is voldoende om te doen
gevoelen, dat de „Historische school" te
recht positie koos tegen het absolutisme
van de liberale theoretici en de betrekkelijk
heid van de economische verschijnselen op
den voorgrond stelde. Maar ook deze school
is niet ontkomen aan gevaren. Zij heeft in
haar liefde voor het historische, voor het
wordende en het vergroeiende leven aS
meer gebroken met alle absolute beginselen,
met de voor alle tijden en omstandigheden
geldende normen van recht en moraal, wilt
ge met de onveranderlijke' gebod-en Gods.
Schmoller ziet alles als relatief. Zelfs het
huwelijk. Hier is metterdaad een principieel
verschil met het Calvinisme.
Brentanö heeft dat gevoeld, toen hij in
1901 zijn studenten waarschuwde tegen het
Calvinisme, ja tegen alle „vooropgezette
ethische oordeelvellingen". Dat redelijk
oordeel geeft het Calvinisme niet prijs. Het
wil, juister gezegd, altijd weer de toestanden
en verhoudingen meten met den maatstaf
van Gods V/oord. Het houdt vol, dat er
absolute beginselen ziijru
Maar overigens berust de waarschuwing
van Brentano en anderen tegen het Calvi
nisme op een rtiisvatting. Het Calvinisme is
niet, zooals prof. Diepenhorst terécht be
toogt, een verzameling van uitspraken, die
Calvijn heeft gegeven en bedoelt niet, aan
leeringen, door hem verkondigd, eene
overal gelijke toepassing te bezorgen", „Om.
dat het een levensbeginsel is, en het leven
in gestadige ontwikkeling verkeert, is ook
de ontwikkeling van het Calvinisme nood
zakelijk". In organisch verband «taande met
het menschelijk leven, en in de nistorie
opgekomen, zoekt het juist nauwe aanslui
ting met dat leven, en houdt het rekening
met de verschillende vormen, die het aan
neemt." Zoo is het- Calvijn leidde uit de
Heilige Schrift af de beginselen inzake
kerkregeering. Maar dit bracht hem niet tot
de conclusie, dat de kerkorde van Genève
óveral moest gecopieerd worden. Voor
groei, voor ontwikkeling, bovenal ook voor
de mogelijkheid van een nog betere toe
passing van de gevonden beginselen, liet hij
volle ruimte.
DeGeneefsche Hervormer had er ook een
oog voor, dat eenzelfde beginsel, naar ge
lang van de omstandigheden, leiden kan
tot een varieerende toepassing. De over
heid moet waken tegen uitbuiting, in welken
vorm ook. Dat is een, uit G9ds Woord af
te leiden, absoluut beginsel. Maar de hand
having en toepassing van dat beginsel eischt
in de moderne maatschappij gansch andere
praotisdhe maatregelen dan in de middel-
eeuwsche stad.
Calvijn concludeerde uit de Heilige.
Schrift terecht, dat het gezag der Overheid
afdaalt van God, dat zij regeert bij Gods
gratie. Maar dit beginsel deed hem niet be
sluiten tot het aanvaarden van een bepaal
den regeeringsvorm. Hij wilde hier rekening
zien-gehouden met de 'historische gegroeide
toestanden, met de eischen, die uit de ont
wikkeling der tijden voortvloeien.
Het Calvinisme heeft voorts in zijn beste
tijden nimmer voet gegeven aan de ge-
gedachte. dat men ten aanzien van de ken
nis der Godsopenbaring in natuur en
Schrift reeds alles bereikt had, 'wat te be
reiken zou zijn. Een versteende orthodoxie,
die van geen verdiept inzicht weet, die
feitelijk geen voortschrijdende ontwikkeling
onder leiding des Heiligen Geest es kent,
kan zich niet met Calvijn's naam dekken.
Neen, dan verstond Robinson het Calvi
nisme beter, toen hij tot de Pilgrim-fathers
zeide: „Wij zijn er nog niet. Er lirgen nog
schatten in de Schrift, wier kennis ons nog
verborgen bleef. Al de jammer dér Presby-
teriaansc'he kerken ligt in haar zucht om.de
Reformatie als voltooid te befcohouv.-en en
geen ontwikkeling te gedoogerv van wat de
arbeid der reformatoren begon.
De Lutherschen 'blijven bij Luther, de
Calvinisten bij Calvijn staan. Dit mag niet
Zeer zeker zijn deze mannen in hun tijd
brandende en schijnende lichten- geweest,
maar zij hebben toch niet alles in Gods
waarheid doorzien, en zij zouden, konden zij
uit hun graven opstaan, de eersten zijn,
om dankbaar meer licht op te vangen. Vn-
mers, het is even ongerijmd te meen-en, dat
reeds in den korten hervormingstijd alle
dwaling zou zijn uitgebannen, als te wanen,
dat de Ghristelijke gnosis (kennis) op een
maal haar taak zou hebben vo'.éind."
Het zonder meer blijven staan bij de
„oude schrijvers" is dus niet Calvinistisch.
En evenmin kan men bijv. de vakorgani
satie of dé sociale wetgeving afwijzen met
een beroep op toestanden en verhoudingen,
ten tijde van „de vaderen".
In de dwa'ing der oud-liberale econo
men, dat het maatschappelijk leven wordt
beheerscht door onveranderlijke „wetten"
die overal en ten allen tijde gelijke toe
passing behooren te vinden, is het Calv;-
nisme niet vervallen. Het is, zooa's dr. A
Kuyper Sr. het omschreef, „een beginsel
dat eerst allengs zijn kracht openbaart, voor
RECLAMES
Van 1—4 regels 4.05, elke regel meer 1.-
UTRECHTSCHESTRAAT MM
At/W" lnP:
J KOO 1 NAM
elke eeuw een eigen gedachte hééft, in elk
land een eigen vórm weet aan te nemen,
en juist in deze rustelooze gedaanteverwis
seling zijn ontwikkelingsproces voortzet.
Wel spreekt ook het Calvinisme van „wet.
ten", die voor de „verschillende" levens
terreinen geldén.
Maar in anderen zin dan de oude eco
nomie.
L. H. WIJNIA.
PRINS HENDRIK TE HENGELO.
Een bezoek aon dc fabriek der
N.V. Hazemeijer.
Prins Hendrik heeft Donderdogmid. een bezoek
gebracht aon de fabriek der N.V. Hazemeijer
ie Hengelo. Onder geleide van dé directie wer
den de ofdeclingen, waar de seriefabricatie van
sterkstroomapparaten volgens dc modernste
methoden plaats vindt, bezichtigd. Hierna volg
de nog een bezoek aan dc onder dezelfde di
rectie staande fabriek van signaalapparaten,
waar eenige installaties van vuurlcidingsappo-
cajen, ó.m. voor de Ncderlandscho marine ba-
stémd. in ©ogenschouw werden genomen.
DE AANKLACHT TEGEN DEN GOU
VERNEUR VAN SURINAME.
Wat er toe aonlciding heeft
gegeven.
Wij lezen in het Vaderland:
Naar wij vernemen men heeft in óns
blad gelezen, dat het lid van de Koloniale Sta
gen Simons en d. Onnckes een aanklacht we
gens laster tegen den gouverneur hebben in
gediend betreft deze zaak het ontslag van
cis. Onnckes ols predikant vqu Paramaribo,
omdat hij in een ongeoorloofde verhouding
tot mevr. S. zou hebben gestaan.
Ds. Onnekes was te Paramaribo oen gezien
predikant, die veel menschen trok. Het schijnt
evenwel, dot hij het Hernhutterswerk blij
kens eenige krantenartikelen niet zóó waa»-
doerde, als in veler oog dit werk gewaardeerd
mo't worden.
't Zal natuurlijk blijken, welke gronden o»
Gouverneur voor zijn ernstige veidenking
heeft, maar een feit is, dat velen in Parama
ribo, al geven zij toe, dat Ds. O. wellicht
voorzichtiger had kunnen zijn, een ongeoor
loofde verhouding uitgesloten achten.
Eigcnaatdig in dit verband is nog, dot 'V
Gom erneur aanvankelijk oneervol ontsog
zonder pcnsio.n ov rwoog, doch Kn slotte der
predikant eervol ontsloeg mot recht op pen
sioen.
De gebcuitenis werpt eindelijk een onaan
genaam licht op do rechtspositie van den
Wet- er. Ootindischen predikant. Dit ontslag is
toch, noor men ons meldde, geschied geheel
buiicn het Kerkbestuur om.
MEVROUW M. C, DE MAREZ 07ENS-
REIJNVAAN. f
Een bekend ingezetene van
Amstcrdom overleden.
Een bekende stadgenoote van' Amsterdam is
gisternacht overleden. Nn korte ongesteldheid
ontsliep, ruim een-cn-zeventig jaren oud, me
vrouw M. C. dc Marez OyensReijnvaan, do
weduwe van den bankier H. J. dc Marez
Oyens.
Evenals haar -echtgenoot was mevrouw de
Marez Oyens kunstbeschermster en wel spe
ciaal gold haar belangstelling het Concertge
bouw Orkest en olies wot daarmede samen
hing. Zij was meer don een kwart eeuw een
trouwe bezoekster van alle uitvoeringen, ook
van die vun het Toonkunstkoor. Vele bekende
figuren uit dc internationale muziekwereld von
den een gastvrij verblijf in haar woning. Tij
dens dc Mohlerfccstcn logeerden bij haar me
vrouw Alma Mahler en hare dochter.
Mevrouw Dc Morcz Oyens wos thans nog
eerc-voorzitstcr van de Amsterdamsche vct-
eeniging voor .gezondheids- en vacantie-kolo-
nies, van de vereeniging tot ondersteuning van
behoeftige Protcstantsche kraamvrouwen was
zij pcnningmccstcressc.
Waar in Amsterdam een beroep werd ge
daan op hare medewerking, vond men haai
bereid te steunen in elk opzicht. (Hbld.),
WERKVERSCHAFFING.
Dc Conferentie met Minister
Kan.
Op het departement van Binncnlandsché
Zaken en Landbouw heeft minister Kan gis
ternamiddag met vertegenwoordigers der
vier grootste gemeenten des lands geconfe
reerd over het vraagstuk der werkverschaf
fing en werkverruiming. Met den minister
en den heer mr. Meyer do Vries, hoofdcom
mies, namen aan dc conferentio deel, voor
Amsterdam wethouder Dc Miranda, en de
heer Jurrcma, directeur van het Armbezoek;
vóór Rotterdam wethouder Nivard, voor Den
Haag \véthoudcr Drecs cn voor Utrecht dr.
Dc Waal Malefijt cn dc heer Smulders.
De minister begon meteen uiteenzetting te
geven van zijn standpunt dat verbetering
in den ljuidigen tobstand op het gebied der
werkloozcnzorg moet worden gezocht in uit
breiding der werkverschaffing naast inkrim
ping, zoo mogelijk der stcunvórleening. Het
spreekt vanzelf dat de gemeenten, die de
kosten der werkloozcnzorg grootendcols zelf
dragen, vrij zijn zijn adviezen al dan niet
op te volgen. Maar door onderling overleg
kan z.i. veel bereikt worden.
Do vertegenwoordigers der vier gemeenten
hebben vervolgens gewezen op dc moeilijk
heden, waarvoor deze gemeenten op het ge
bied van de'bestrijding dor werkeloosheid
staan, cn op de hooge kosten dan?van, dio
een groot deel der. inkomstenbelasting op
slokken. Daarna hebben zij op uitnoodiging
van den minister verschillende objecten
voor werkverschaffing eri werkverruiming
genoemd. Allereerst werd gewezen op den
woningbouw, die uitbreiding zou kunnen on
dergaan, wanneer de staat meer geld be
schikbaar wilde stellen.
Wethouder Drees ontwikkelde een plan
om dc werkloosheid onder de Schevening-
sche visschcrs, dié een permanent karakter
schijnt te hebben aangenomen, te bestrijden,
terwijl dc Amsterdamsche en Utrechtsche,
wethouders wezen op de in die steden be
staande markthalplannen, waarvan de uit
voering aanzienlijk kon worden versneld, in
dien dc Staat in dc kosten krachtig bijdroeg.
Ook werd uitvoerig gesproken over den
aanleg en verbetering van wegen in verband
met het te stichten wegenfonds. Dc unanie
me vraag was of do minister wil bevorde
ren, dat zoo spoedig en op zoo ruim moge
lijke schaal gelden voor dit doel beschiV.baai
worden gesteld, cn of niet bepaalde onder
deden der jplannen b.v. het aanleggen, van
aarden banen, daaruit kunnen worden ge
licht, en alvast tot uitvoering gebracht,
zoodat een flinke groep werkloozen te werk
zou kunnen worden gesteld.
Van andere zijde werd er echter op g<s
wezen, dat van het resultaat van een der
gelijke handelwijze geen al te groote ver
wachtingen mogen worden gekoesterd, daar
de 'post loon voor wegenaanleg niet zeer
groot is.
In het algemeen werd er nog op gewezen,
dat de gemeenten zich met het oog op hun
grootcn schuldenlast op het gebied der werk
verschaffing zeer moeten beperken. In ver
band hiermede werd do vraag gesteld of do
minister niét een systeem kan uitdenken,
waardoor do kosten niet aanstonds in hun
geheel op de gemeenten komen te drukken.
Ten slotte hoeft minister Kan het denk
beeld ontwikkeld, dat ontstaan is in den boo-
zem der onlangs door den ministerraad inge
stelde kleine commissie voor het werkloos
heidsvraagstuk, waarin zitting hebben de
ministers van Financiën, Arbeid, Binnon-
landsche Zaken cn Waterstaat.
Dit plan komt in groote trekken hierop
neer, dat groote groepen werkloozen zullen
worden overgebracht naar streken, wuar op
groote schaal ontginriings- cn andere werk
zaamheden te verrichten vallen. In Drente
cn Overijssel zouden geschikte gebieden tc
vinden zijn. Uit den aard der zaak zal daar
bij een zekere mate van dwang moeten wor
den toegepast, zoodat men in de prnctijk een
schifting zal krijgen tusschcn do werkwilli
gen en nict-wcrkwilligcn. Aan dc uitvoering
vqn een dergelijk plan zijn echter vele moei
lijkheden verbonden.
liet plan vond bij dc aanwezigen allerwegc
bijval, hoewel men met den minister do
groote moeilijkheden aan de uitvoering er
van verbonden, volkomen besefte. Men ging
met het plan volledig accoord, mits op voor
waarden, welke voor dc gemeenten niet al
te bezwaarlijk zijn..
Aan het slot der vergadering deelde do
minister mede, dat hij dc verschillende pun
ten, in dezo vergadering op hot tapijt ge
bracht, ter kennis van bovengenoemde com
missie zal brengen, die dan over dc prin-
cipicele zijde ervan zal beraadslagen. Wan
neer die beraadslaging is afgeloopon, stelt
de minister zich voor, een nieuwe conferentio
met dc groote gemeenten tc beleggen om do
practischc uitvoering ervan tc bespreken.
Tevens zouden dan dc details van dc voor
bereiding der uitvoering cn het „cmigratic"-
plan kunnen worden geregeld.
Mochten inmiddels bij dc gemeenten be
paalde plannen van werkverschaffing oprij
zen, clan ife dc minister bereid, die tc ont
vangen en aan dc commissie-Zaalberg in
studio te geven, waarna hei: hem mogelijk
zal zijn te beslissen, in hoeverre hij al dan
niet zijn steun aan die plannen geven kan.
(Tol.)
WERKLOOSHEID IN ZEEUWSCH-
VLAANDEREN.
Maatregelen van overheidswege
gevraagd.
Het lid der Tweede Komc» de heer Loerak
ker heeft tot den Minister van Binnenl. Zaken
en Landbouw do volgende vragen gericht
Is het den Minister bekend, dot de werkloos*
heid op velo plaatsen in Zecuwsch-Vloandercn
door allerhande omstandigheden, zeer groot is?
Zoo ja, is dc Minister dan niet van oordeel,
dat er van overheidswege maatregelen moe*
ten worden genomen, waafdoor de werkgele*
gcnhcid wordt vergroot cn verdere inzinking
van het levenspeil der bevolking in dat ge
west wordt tegengegaan
HET NEDERLANDSCH-BELGISCII
VERDRAG.
Aan dc Eerste Kamer der Statcn-Gcneraa!
is het volgende adres gericht:
„Ondergeteekenden, in aanmerking ne
mende:
dat de Tweede Kamer het Nederlandsch-
Belgisch verdrag slechts met een uiterst
kleine meerderheid aanvaardde;
dat er onder de voorstanders velen warcrï,
die ernstige bedenkingen hadden;
dat meer en meer blijkt, dat hij het over-
grootc deel van het Nedcrlandschc volk over
wegende bezwaren tegen het verdrag in zijrf
huidigen vorm bestaan;
dat aanvaarding bctcckcnt: het onherroe
pelijk vastleggen van verplichtingen, waarop
later niet kan worden teruggekomen, terwijl
in het tegenovergestelde geval België nog
altijd kan worden tegemoet gekomen ten
aanzien van'redelijke verlangéns;
dringen er bij Uwe Vergadering met klem
op aan om het verdrag, zooals het thans
luidt, niet te aanvaarden.
Naai het Engelsch van
RAFAEL SABATINI.
Geautoriseerde vertaling van A T.
i!3
„Het was een zeer gelukkig toeval, uw Ge
nade", zei zij bijna toonloos.
„Inderdaad gelukkigstemde hij vurig toe,
en met dc hoed in de hand, bette hij zijn
wenkbrauwen met een mooien zakdoek.
„Uw Genade kwam zeer von pas I"
En nu lag er een wereld van spot in haar
toon. Zij dacht, det zij nu eindelijk begreep, ten
wiens behave die dweper haar bij het uitguun
bespied, en haar later gevolgd en aangevallen
bad, om daardoor gelegenheid te geven tot
deze zeer romantische redding. Toen zij nu
zeer slim den toestand overzien had, ontwaakte
de actrice in haar, om haar rol hierbij te spelen.
En zoo bespotte *zij hem met die woorden
„Uwe Genade kwam zeer van pas I"
„Ik dank God er voor, en dat moogt gij
ook doen, kind", was het vlugge antwoord. Hij
nam geen notitie van ,de spotternij, die hem
niet ontgaan was.
Maar juffrouw Farquharson was, zoo het
schijnt, niet zoo geneigd tot de vrome dank
zegging, die hij aanraadde.
„Is Uw Genade dikwijls oostelijk van Temple
Bar was haar volgende, spottende vraag.
„Is u dat vroeg hij, waarschijnlijk bij ge
brek aan een beter antwoord.
„Zoo zelden, dat het toeval alles overtreft,
wat Dryden voor een van uw spelen kon heb
ben bedacht."
„Het leven is verwonderli'k toevallig", zei
de Hertog, die begreep, dat domheid het beste
kleed was voor dc onschuld, die hij voorgaf.
„Het toeval, is het zout, dat het bestaan redt
van eentonigheid."
„Zoo? En om dit te redden, hebt ge mij ge
red en opdat ge gelegenheid zoudt hebben,
mij te redden, hebt ge zeker zelf het gevaar
op touw gezet".
„Ik het gevaar op touw gezetHij was ont
steld. Kü begreep het eerst niet. „Ik het ge
vaar op touw gezet 1 Kind I" Het was een
kreet van smart vermengd met verontwaardi
ging en de vcrortwaoH'tririg ten minste win
niet voorgewend. Dc verachting van haar toon
hnd hem als een zweeoslag getroffen. Het toon
de hem, dat hij in haar oogen belachelijk was,
en Zijn Genade van Buckingham was evenmin
graag belachelijk als een ander, misschien nog
minder graag dan de meeste menschen. „Hoe
kunt ge dot van mij denken
„Het van u denken V Zij lachte. „O ik v.ist
het op het oogenblik, dat gc het tooneel be
trad op het juiste slogwoord op, wat men
zou kunnen noemen, het dramatisch oogf-n-
blik. O, heer, ik ben niet zoo gemakkelijk om
den tuin geleid. Ik was dwaas, dat ik me bang
liet maken door die andere dwaze spelers,
den eersten moordenaar, en zijn handlangers.
Het was slechts in elkaar gezet. Maar het
bracht het plebs in Paul's Yard geheel van
hun stuk en zij zullen minstens een geheclen
dag praten over uw dapperheid en machtig
voorkomen. Maar u kan toch eigenlijk niet
verwachten, dat het mij treffen zou, daar ik,
als 't ware, zelf meespeel"
Men zei van hem, en met waarheid, dat hij
de onbeschaamdstp kerel van Epgclond was,
deze mooie, talentvolle, dwaze zoon van een
man, wiens gezicht zijn fortuin had gemaakt.
Maar haar spot bracht hem nu toch in de war,
en slechts met moeite kon hij dc woede be
dwingen, die deze in hem opwekte. Maar hij
bedwong ze, opdat hij niet een nog treuriger
figuur zou maken
„Ik zweer.ik zweer, dot ge schandelijk
onrechtvaardig zijt", kon hij eindelijk stame
len. „Gc hebt altijd het slechtste van mij ge
ducht. Het komt alles door dat vervloekte sou
per en het gedrag van die dronken gekken.
Ik heb u toch bezworen, dat het niet mijn
schuld was, dat ik zeer blijde was over uw on
middellijk vertrekken van een tooneel, waar
mede ik u voor geen geld ter wereld had wil
len bclccdigcn. Maar ofschoon ik het bezwo
ren hc-b twijfel ik er aan, of ge me gelooft".
„Is Uw Genade daar verwonderd over
vroeg zij hem koel.
Hij keek haar een oogenblik met .peinzende,
slechte oogen aon. Toen liet hij iets van zijn
toorn blijken, maar deed het met een voor
wendsel
„Ik wilde voor den hemel, dat ik u had over
gelaten aan die schelmen, die u achtervolgden".
Zij lachte hardop. „Ik zou wel willen weten,"
welken draai dc komedie dan genomen had,
als gij niet op uw slagwoord gekomen waart.
Misschien waren mijn vervolgers don voor de
noodzakelijkheid gesteld, zelf mij te verlossen,
opdat zij zich uw toorn niet op den hals zou
den holen. Da» zou grappig geweest zijn. O,
maar het is genoeg Zij hield op met lochen.
„Ik dank uw Genade voor dc aangeboden voor
stelling, en daar zij nutteloos is gebleken, ver
trouw ik dat uw Genade niet de moeite zal
nemen om er nog een van dezelfde soort op
te voeren. Heer, als ge u over iets kunt scha
men, schaam u dan over de domheid van uw
bedenksel".
Zij keerde zich met bijna verachtelijke kort
heid van hem af, om den drager die naast
haar stond, te bevelen
„Neem op, Nothaniël. Loten wij verder gaan
en vlug, of ik zal te laat zijn".
Zij werd gehoorzaamd, cn vertrok, zonde*
ook nog maar een enkelen blik voor den vroo-
lijken Hertog van Bucks, die te verbluft, om
te trachten hoor tegen te houden, of zijn pro
testen te hernieuwen, met zijn hoed in de hand
stond, bleek' van toorn, op zijn lippen bijtend,
bovenal zich bewust, dat zij hem een masker
ontrukt had, waardoor hij een voorwerp van
spot was geworden en dat zijn gelaat 'toonde
als dat van een dwaas te zijn.
Op den achtergrond trachtten zijn dienaren
met moeite zich een goede houding tc geven,
terwijl eenige voorbijgangers bleven staan, om
te kijken naar die schitterende gestalte met
bloot hoofd, die een hoffelijkheid foondc, welke
niet dan uiterst zelden in de straten der City
gezien werd. Zich bewust van hun blik, er een
grooter doordringingsvermoge'n aangevend, dan
die met mogelijkheid hebben kon, begreep Zijn
Genade, dat zij allen de spottende getuigen
van zijn nederlaag waren.
.Hij stampte met de voeten in een plotselinge»
opwelling van toorn, zette zijn hoed op, en
keerde zich om, om heen te gaan, en de hem
wachtende koets te bereiken. Maar op eens
werd zijn arm stevig vastgegrepen, en een
stem, waarin verbazing trilde, met nog iets
anders, trof zijn oor.
„Heer I Heer
Hij draaide om, en keek in het gladde arends
gezicht en do verwonderde oogen van kolonel
Holles, die achter den" stoel was gekomen, ter-
wijl de Hertog in gesprek met de inzittende
was en naderbij trad, alsof hij door iets on*
weerstaanbaars aangetrokken werd. Verbaasd
keek de Hertog hem van het hoofd tot do
voeten aan. Begrijpend, dot deze armzalig©
vreemdeling ook een getuige van zijn verneder
ring was, barstte zijn toom los.
„Wat beteekent dnt zei hij scherp. „Durf
je me aan to roken
De kolonel, die niet schrikte voor een toon,
dio scherp cn oonmatigend was, voor oogen
die hem uit dot bleeke gelaat tocschittcrden,
antwoordde eenvoudig
„Ik heb u vroeger eens aangeraakt, geloof
ik, en toen hebt gc het beter opgenomen. Want
toen raakte ik u aon, om u een dienst te be*
wijzen.
„Ho I En om mij daaraan te herinneren,
raakt gc me nu aan", klonk het vlugge ver*
achtelijkc antwoord van onzen fraaien heer.
Getroffen door de grofheid van de woorden,
bloosde Holles langzaam onder zijn brui-ac tint,
terwijl zijn voste blik de minachting van den
Hertog met interest beantwoordde.-Toen, zon*
der to ontwoorden, draaide hij om, om heen
te gaan.
•Maar hierin was zoo iets vreemds en opzet*
tclijk beleedigcnds voor iemand, die gewend
was, altijd met de grootste hoffelijkheid behan
deld te worden, dat dc Hertog hem b«v den
arm greep in een opwelling van toom, om zijn
heengaan to beletten.
„Heer! Een oogenblikl"
Zij stonden weer van aangezicht tot aange*
zicht, en nu was de aanmatiging geheel aan
den kant van Holles. De houding van den Her*
tog verried verbazing en cenigen toorn.
„Ik vind", zei hij eindelijk, „dat gc wat t<2
kort schiet in eerbied". j
4
(Wordt vervolgd). 7