41P S v LOUIS KLEIN TWEEDE BLAD. AMERSFOORT BINNENLAND. FEUILLETON. Een Speelbal der Fortuin, 25eJaargang Wo 145 AMERSFOORTSCH DAGBLAD „DE EEMLANDER" 18 ofcimb*? 1926 De Voortschrijdende ontwikkeling én het Calvinisme. i (Ingezonden). Vooral door de mannen der z.gvn. „Histo rische school werd de beschuldiging geuit dat het Calvinisme, vasthoudend aan een stel afgeronde beginselen, niet rekent met de maatschappelijke ontwikkeling, met do eischen van bepaalde tijden en omstandig- heden en aldus den vooruitgang belem mert. Die „Historische school" heeft zich. gelijk men weet, groote verdienste verwor ven door haar strijd tegen de klassieke economie. Terecht kwam 7.4 in verzet tegen hel absolutisme en kosmopolitisme van de libe rale school'. Zij wiïde .zien gelet op de his torische ontwikkeling. Wat geldt voor de eene periode, geldt daarom nog niet voor de andere. Niet met abstracties, maar met de levende werkelijk heid wensohten de mannen der Historische school zich bij hun economische studies bezig te houden- Zij verwierpen het operee- ren met economisohe „wetten" even vast en onveranderlijk als natuurwetten, aan wie» harde werking men zich zonder meer had te onderwerpen. In dit optTcden was veel sympathieks. De liberale school heeft door haar abstracte generalisatie fout op fout gemaakt. Als typisch voorbeeld kan wor den gewezen op Malthus' leer. In zijn tijd waren er ongetwijfeld vele omstandigheden, die verklaarbaar maakten, dat men in Engeland eenige beperking van de bevolking wensohelijk oordeelde en dat men dientengevolge waarschuwde tegen het sluiten van huwelijken op zéér jeugdigen leeftijd en aandrong op zedelijke beperking. De vervanging van den handenarbeid door machines maakte aanvankelijk velen werk loos. De wijze, waarop de publieke armeh- zorg was geregeld, bevorderde de zorgeloos heid en lichtzinnigheid bij jonge menschen. Daarbij kwamen jaren van sleohte oogsten. Maar dit alles rechtvaardigde nog niet het trekken van de algemeene conclusie, dat de bevolking steeds de neiging heeft om zich buiten de grenzen der bestaansmogelijkheid uit te breiden; dat altoos het gevaar voor overbevolking dreigt; dat het toenemen van de welvaart immer leidt tot bovenmatige bevolkingsgroei en dat dus onder alle om standigheden op „zelfbeperking" moet wor den aangedrongen. De historie der 19e eeuw heeft duidelijk genoeg aangetoond, dat Malthus zich vergist heeft, dat zijn alge meene stelling onhoudbaar is. Ook hetgeen wij thans, na den oorlog, in ons eigen land waarnemen, mag ons niet verleiden, tot de erkenning, dat Malthus' leer nog niet 200 onjuist is. Uit bijzondere omstandigheden mag niet een zóó ail'gemeene conclusie wor den getrokken. Nog op meer ware te wijzen. O. m. op de loonlheorie van Ricardo. Maar het aangehaalde is voldoende om te doen gevoelen, dat de „Historische school" te recht positie koos tegen het absolutisme van de liberale theoretici en de betrekkelijk heid van de economische verschijnselen op den voorgrond stelde. Maar ook deze school is niet ontkomen aan gevaren. Zij heeft in haar liefde voor het historische, voor het wordende en het vergroeiende leven aS meer gebroken met alle absolute beginselen, met de voor alle tijden en omstandigheden geldende normen van recht en moraal, wilt ge met de onveranderlijke' gebod-en Gods. Schmoller ziet alles als relatief. Zelfs het huwelijk. Hier is metterdaad een principieel verschil met het Calvinisme. Brentanö heeft dat gevoeld, toen hij in 1901 zijn studenten waarschuwde tegen het Calvinisme, ja tegen alle „vooropgezette ethische oordeelvellingen". Dat redelijk oordeel geeft het Calvinisme niet prijs. Het wil, juister gezegd, altijd weer de toestanden en verhoudingen meten met den maatstaf van Gods V/oord. Het houdt vol, dat er absolute beginselen ziijru Maar overigens berust de waarschuwing van Brentano en anderen tegen het Calvi nisme op een rtiisvatting. Het Calvinisme is niet, zooals prof. Diepenhorst terécht be toogt, een verzameling van uitspraken, die Calvijn heeft gegeven en bedoelt niet, aan leeringen, door hem verkondigd, eene overal gelijke toepassing te bezorgen", „Om. dat het een levensbeginsel is, en het leven in gestadige ontwikkeling verkeert, is ook de ontwikkeling van het Calvinisme nood zakelijk". In organisch verband «taande met het menschelijk leven, en in de nistorie opgekomen, zoekt het juist nauwe aanslui ting met dat leven, en houdt het rekening met de verschillende vormen, die het aan neemt." Zoo is het- Calvijn leidde uit de Heilige Schrift af de beginselen inzake kerkregeering. Maar dit bracht hem niet tot de conclusie, dat de kerkorde van Genève óveral moest gecopieerd worden. Voor groei, voor ontwikkeling, bovenal ook voor de mogelijkheid van een nog betere toe passing van de gevonden beginselen, liet hij volle ruimte. DeGeneefsche Hervormer had er ook een oog voor, dat eenzelfde beginsel, naar ge lang van de omstandigheden, leiden kan tot een varieerende toepassing. De over heid moet waken tegen uitbuiting, in welken vorm ook. Dat is een, uit G9ds Woord af te leiden, absoluut beginsel. Maar de hand having en toepassing van dat beginsel eischt in de moderne maatschappij gansch andere praotisdhe maatregelen dan in de middel- eeuwsche stad. Calvijn concludeerde uit de Heilige. Schrift terecht, dat het gezag der Overheid afdaalt van God, dat zij regeert bij Gods gratie. Maar dit beginsel deed hem niet be sluiten tot het aanvaarden van een bepaal den regeeringsvorm. Hij wilde hier rekening zien-gehouden met de 'historische gegroeide toestanden, met de eischen, die uit de ont wikkeling der tijden voortvloeien. Het Calvinisme heeft voorts in zijn beste tijden nimmer voet gegeven aan de ge- gedachte. dat men ten aanzien van de ken nis der Godsopenbaring in natuur en Schrift reeds alles bereikt had, 'wat te be reiken zou zijn. Een versteende orthodoxie, die van geen verdiept inzicht weet, die feitelijk geen voortschrijdende ontwikkeling onder leiding des Heiligen Geest es kent, kan zich niet met Calvijn's naam dekken. Neen, dan verstond Robinson het Calvi nisme beter, toen hij tot de Pilgrim-fathers zeide: „Wij zijn er nog niet. Er lirgen nog schatten in de Schrift, wier kennis ons nog verborgen bleef. Al de jammer dér Presby- teriaansc'he kerken ligt in haar zucht om.de Reformatie als voltooid te befcohouv.-en en geen ontwikkeling te gedoogerv van wat de arbeid der reformatoren begon. De Lutherschen 'blijven bij Luther, de Calvinisten bij Calvijn staan. Dit mag niet Zeer zeker zijn deze mannen in hun tijd brandende en schijnende lichten- geweest, maar zij hebben toch niet alles in Gods waarheid doorzien, en zij zouden, konden zij uit hun graven opstaan, de eersten zijn, om dankbaar meer licht op te vangen. Vn- mers, het is even ongerijmd te meen-en, dat reeds in den korten hervormingstijd alle dwaling zou zijn uitgebannen, als te wanen, dat de Ghristelijke gnosis (kennis) op een maal haar taak zou hebben vo'.éind." Het zonder meer blijven staan bij de „oude schrijvers" is dus niet Calvinistisch. En evenmin kan men bijv. de vakorgani satie of dé sociale wetgeving afwijzen met een beroep op toestanden en verhoudingen, ten tijde van „de vaderen". In de dwa'ing der oud-liberale econo men, dat het maatschappelijk leven wordt beheerscht door onveranderlijke „wetten" die overal en ten allen tijde gelijke toe passing behooren te vinden, is het Calv;- nisme niet vervallen. Het is, zooa's dr. A Kuyper Sr. het omschreef, „een beginsel dat eerst allengs zijn kracht openbaart, voor RECLAMES Van 1—4 regels 4.05, elke regel meer 1.- UTRECHTSCHESTRAAT MM At/W" lnP: J KOO 1 NAM elke eeuw een eigen gedachte hééft, in elk land een eigen vórm weet aan te nemen, en juist in deze rustelooze gedaanteverwis seling zijn ontwikkelingsproces voortzet. Wel spreekt ook het Calvinisme van „wet. ten", die voor de „verschillende" levens terreinen geldén. Maar in anderen zin dan de oude eco nomie. L. H. WIJNIA. PRINS HENDRIK TE HENGELO. Een bezoek aon dc fabriek der N.V. Hazemeijer. Prins Hendrik heeft Donderdogmid. een bezoek gebracht aon de fabriek der N.V. Hazemeijer ie Hengelo. Onder geleide van dé directie wer den de ofdeclingen, waar de seriefabricatie van sterkstroomapparaten volgens dc modernste methoden plaats vindt, bezichtigd. Hierna volg de nog een bezoek aan dc onder dezelfde di rectie staande fabriek van signaalapparaten, waar eenige installaties van vuurlcidingsappo- cajen, ó.m. voor de Ncderlandscho marine ba- stémd. in ©ogenschouw werden genomen. DE AANKLACHT TEGEN DEN GOU VERNEUR VAN SURINAME. Wat er toe aonlciding heeft gegeven. Wij lezen in het Vaderland: Naar wij vernemen men heeft in óns blad gelezen, dat het lid van de Koloniale Sta gen Simons en d. Onnckes een aanklacht we gens laster tegen den gouverneur hebben in gediend betreft deze zaak het ontslag van cis. Onnckes ols predikant vqu Paramaribo, omdat hij in een ongeoorloofde verhouding tot mevr. S. zou hebben gestaan. Ds. Onnekes was te Paramaribo oen gezien predikant, die veel menschen trok. Het schijnt evenwel, dot hij het Hernhutterswerk blij kens eenige krantenartikelen niet zóó waa»- doerde, als in veler oog dit werk gewaardeerd mo't worden. 't Zal natuurlijk blijken, welke gronden o» Gouverneur voor zijn ernstige veidenking heeft, maar een feit is, dat velen in Parama ribo, al geven zij toe, dat Ds. O. wellicht voorzichtiger had kunnen zijn, een ongeoor loofde verhouding uitgesloten achten. Eigcnaatdig in dit verband is nog, dot 'V Gom erneur aanvankelijk oneervol ontsog zonder pcnsio.n ov rwoog, doch Kn slotte der predikant eervol ontsloeg mot recht op pen sioen. De gebcuitenis werpt eindelijk een onaan genaam licht op do rechtspositie van den Wet- er. Ootindischen predikant. Dit ontslag is toch, noor men ons meldde, geschied geheel buiicn het Kerkbestuur om. MEVROUW M. C, DE MAREZ 07ENS- REIJNVAAN. f Een bekend ingezetene van Amstcrdom overleden. Een bekende stadgenoote van' Amsterdam is gisternacht overleden. Nn korte ongesteldheid ontsliep, ruim een-cn-zeventig jaren oud, me vrouw M. C. dc Marez OyensReijnvaan, do weduwe van den bankier H. J. dc Marez Oyens. Evenals haar -echtgenoot was mevrouw de Marez Oyens kunstbeschermster en wel spe ciaal gold haar belangstelling het Concertge bouw Orkest en olies wot daarmede samen hing. Zij was meer don een kwart eeuw een trouwe bezoekster van alle uitvoeringen, ook van die vun het Toonkunstkoor. Vele bekende figuren uit dc internationale muziekwereld von den een gastvrij verblijf in haar woning. Tij dens dc Mohlerfccstcn logeerden bij haar me vrouw Alma Mahler en hare dochter. Mevrouw Dc Morcz Oyens wos thans nog eerc-voorzitstcr van de Amsterdamsche vct- eeniging voor .gezondheids- en vacantie-kolo- nies, van de vereeniging tot ondersteuning van behoeftige Protcstantsche kraamvrouwen was zij pcnningmccstcressc. Waar in Amsterdam een beroep werd ge daan op hare medewerking, vond men haai bereid te steunen in elk opzicht. (Hbld.), WERKVERSCHAFFING. Dc Conferentie met Minister Kan. Op het departement van Binncnlandsché Zaken en Landbouw heeft minister Kan gis ternamiddag met vertegenwoordigers der vier grootste gemeenten des lands geconfe reerd over het vraagstuk der werkverschaf fing en werkverruiming. Met den minister en den heer mr. Meyer do Vries, hoofdcom mies, namen aan dc conferentio deel, voor Amsterdam wethouder Dc Miranda, en de heer Jurrcma, directeur van het Armbezoek; vóór Rotterdam wethouder Nivard, voor Den Haag \véthoudcr Drecs cn voor Utrecht dr. Dc Waal Malefijt cn dc heer Smulders. De minister begon meteen uiteenzetting te geven van zijn standpunt dat verbetering in den ljuidigen tobstand op het gebied der werkloozcnzorg moet worden gezocht in uit breiding der werkverschaffing naast inkrim ping, zoo mogelijk der stcunvórleening. Het spreekt vanzelf dat de gemeenten, die de kosten der werkloozcnzorg grootendcols zelf dragen, vrij zijn zijn adviezen al dan niet op te volgen. Maar door onderling overleg kan z.i. veel bereikt worden. Do vertegenwoordigers der vier gemeenten hebben vervolgens gewezen op dc moeilijk heden, waarvoor deze gemeenten op het ge bied van de'bestrijding dor werkeloosheid staan, cn op de hooge kosten dan?van, dio een groot deel der. inkomstenbelasting op slokken. Daarna hebben zij op uitnoodiging van den minister verschillende objecten voor werkverschaffing eri werkverruiming genoemd. Allereerst werd gewezen op den woningbouw, die uitbreiding zou kunnen on dergaan, wanneer de staat meer geld be schikbaar wilde stellen. Wethouder Drees ontwikkelde een plan om dc werkloosheid onder de Schevening- sche visschcrs, dié een permanent karakter schijnt te hebben aangenomen, te bestrijden, terwijl dc Amsterdamsche en Utrechtsche, wethouders wezen op de in die steden be staande markthalplannen, waarvan de uit voering aanzienlijk kon worden versneld, in dien dc Staat in dc kosten krachtig bijdroeg. Ook werd uitvoerig gesproken over den aanleg en verbetering van wegen in verband met het te stichten wegenfonds. Dc unanie me vraag was of do minister wil bevorde ren, dat zoo spoedig en op zoo ruim moge lijke schaal gelden voor dit doel beschiV.baai worden gesteld, cn of niet bepaalde onder deden der jplannen b.v. het aanleggen, van aarden banen, daaruit kunnen worden ge licht, en alvast tot uitvoering gebracht, zoodat een flinke groep werkloozen te werk zou kunnen worden gesteld. Van andere zijde werd er echter op g<s wezen, dat van het resultaat van een der gelijke handelwijze geen al te groote ver wachtingen mogen worden gekoesterd, daar de 'post loon voor wegenaanleg niet zeer groot is. In het algemeen werd er nog op gewezen, dat de gemeenten zich met het oog op hun grootcn schuldenlast op het gebied der werk verschaffing zeer moeten beperken. In ver band hiermede werd do vraag gesteld of do minister niét een systeem kan uitdenken, waardoor do kosten niet aanstonds in hun geheel op de gemeenten komen te drukken. Ten slotte hoeft minister Kan het denk beeld ontwikkeld, dat ontstaan is in den boo- zem der onlangs door den ministerraad inge stelde kleine commissie voor het werkloos heidsvraagstuk, waarin zitting hebben de ministers van Financiën, Arbeid, Binnon- landsche Zaken cn Waterstaat. Dit plan komt in groote trekken hierop neer, dat groote groepen werkloozen zullen worden overgebracht naar streken, wuar op groote schaal ontginriings- cn andere werk zaamheden te verrichten vallen. In Drente cn Overijssel zouden geschikte gebieden tc vinden zijn. Uit den aard der zaak zal daar bij een zekere mate van dwang moeten wor den toegepast, zoodat men in de prnctijk een schifting zal krijgen tusschcn do werkwilli gen en nict-wcrkwilligcn. Aan dc uitvoering vqn een dergelijk plan zijn echter vele moei lijkheden verbonden. liet plan vond bij dc aanwezigen allerwegc bijval, hoewel men met den minister do groote moeilijkheden aan de uitvoering er van verbonden, volkomen besefte. Men ging met het plan volledig accoord, mits op voor waarden, welke voor dc gemeenten niet al te bezwaarlijk zijn.. Aan het slot der vergadering deelde do minister mede, dat hij dc verschillende pun ten, in dezo vergadering op hot tapijt ge bracht, ter kennis van bovengenoemde com missie zal brengen, die dan over dc prin- cipicele zijde ervan zal beraadslagen. Wan neer die beraadslaging is afgeloopon, stelt de minister zich voor, een nieuwe conferentio met dc groote gemeenten tc beleggen om do practischc uitvoering ervan tc bespreken. Tevens zouden dan dc details van dc voor bereiding der uitvoering cn het „cmigratic"- plan kunnen worden geregeld. Mochten inmiddels bij dc gemeenten be paalde plannen van werkverschaffing oprij zen, clan ife dc minister bereid, die tc ont vangen en aan dc commissie-Zaalberg in studio te geven, waarna hei: hem mogelijk zal zijn te beslissen, in hoeverre hij al dan niet zijn steun aan die plannen geven kan. (Tol.) WERKLOOSHEID IN ZEEUWSCH- VLAANDEREN. Maatregelen van overheidswege gevraagd. Het lid der Tweede Komc» de heer Loerak ker heeft tot den Minister van Binnenl. Zaken en Landbouw do volgende vragen gericht Is het den Minister bekend, dot de werkloos* heid op velo plaatsen in Zecuwsch-Vloandercn door allerhande omstandigheden, zeer groot is? Zoo ja, is dc Minister dan niet van oordeel, dat er van overheidswege maatregelen moe* ten worden genomen, waafdoor de werkgele* gcnhcid wordt vergroot cn verdere inzinking van het levenspeil der bevolking in dat ge west wordt tegengegaan HET NEDERLANDSCH-BELGISCII VERDRAG. Aan dc Eerste Kamer der Statcn-Gcneraa! is het volgende adres gericht: „Ondergeteekenden, in aanmerking ne mende: dat de Tweede Kamer het Nederlandsch- Belgisch verdrag slechts met een uiterst kleine meerderheid aanvaardde; dat er onder de voorstanders velen warcrï, die ernstige bedenkingen hadden; dat meer en meer blijkt, dat hij het over- grootc deel van het Nedcrlandschc volk over wegende bezwaren tegen het verdrag in zijrf huidigen vorm bestaan; dat aanvaarding bctcckcnt: het onherroe pelijk vastleggen van verplichtingen, waarop later niet kan worden teruggekomen, terwijl in het tegenovergestelde geval België nog altijd kan worden tegemoet gekomen ten aanzien van'redelijke verlangéns; dringen er bij Uwe Vergadering met klem op aan om het verdrag, zooals het thans luidt, niet te aanvaarden. Naai het Engelsch van RAFAEL SABATINI. Geautoriseerde vertaling van A T. i!3 „Het was een zeer gelukkig toeval, uw Ge nade", zei zij bijna toonloos. „Inderdaad gelukkigstemde hij vurig toe, en met dc hoed in de hand, bette hij zijn wenkbrauwen met een mooien zakdoek. „Uw Genade kwam zeer von pas I" En nu lag er een wereld van spot in haar toon. Zij dacht, det zij nu eindelijk begreep, ten wiens behave die dweper haar bij het uitguun bespied, en haar later gevolgd en aangevallen bad, om daardoor gelegenheid te geven tot deze zeer romantische redding. Toen zij nu zeer slim den toestand overzien had, ontwaakte de actrice in haar, om haar rol hierbij te spelen. En zoo bespotte *zij hem met die woorden „Uwe Genade kwam zeer van pas I" „Ik dank God er voor, en dat moogt gij ook doen, kind", was het vlugge antwoord. Hij nam geen notitie van ,de spotternij, die hem niet ontgaan was. Maar juffrouw Farquharson was, zoo het schijnt, niet zoo geneigd tot de vrome dank zegging, die hij aanraadde. „Is Uw Genade dikwijls oostelijk van Temple Bar was haar volgende, spottende vraag. „Is u dat vroeg hij, waarschijnlijk bij ge brek aan een beter antwoord. „Zoo zelden, dat het toeval alles overtreft, wat Dryden voor een van uw spelen kon heb ben bedacht." „Het leven is verwonderli'k toevallig", zei de Hertog, die begreep, dat domheid het beste kleed was voor dc onschuld, die hij voorgaf. „Het toeval, is het zout, dat het bestaan redt van eentonigheid." „Zoo? En om dit te redden, hebt ge mij ge red en opdat ge gelegenheid zoudt hebben, mij te redden, hebt ge zeker zelf het gevaar op touw gezet". „Ik het gevaar op touw gezetHij was ont steld. Kü begreep het eerst niet. „Ik het ge vaar op touw gezet 1 Kind I" Het was een kreet van smart vermengd met verontwaardi ging en de vcrortwaoH'tririg ten minste win niet voorgewend. Dc verachting van haar toon hnd hem als een zweeoslag getroffen. Het toon de hem, dat hij in haar oogen belachelijk was, en Zijn Genade van Buckingham was evenmin graag belachelijk als een ander, misschien nog minder graag dan de meeste menschen. „Hoe kunt ge dot van mij denken „Het van u denken V Zij lachte. „O ik v.ist het op het oogenblik, dat gc het tooneel be trad op het juiste slogwoord op, wat men zou kunnen noemen, het dramatisch oogf-n- blik. O, heer, ik ben niet zoo gemakkelijk om den tuin geleid. Ik was dwaas, dat ik me bang liet maken door die andere dwaze spelers, den eersten moordenaar, en zijn handlangers. Het was slechts in elkaar gezet. Maar het bracht het plebs in Paul's Yard geheel van hun stuk en zij zullen minstens een geheclen dag praten over uw dapperheid en machtig voorkomen. Maar u kan toch eigenlijk niet verwachten, dat het mij treffen zou, daar ik, als 't ware, zelf meespeel" Men zei van hem, en met waarheid, dat hij de onbeschaamdstp kerel van Epgclond was, deze mooie, talentvolle, dwaze zoon van een man, wiens gezicht zijn fortuin had gemaakt. Maar haar spot bracht hem nu toch in de war, en slechts met moeite kon hij dc woede be dwingen, die deze in hem opwekte. Maar hij bedwong ze, opdat hij niet een nog treuriger figuur zou maken „Ik zweer.ik zweer, dot ge schandelijk onrechtvaardig zijt", kon hij eindelijk stame len. „Gc hebt altijd het slechtste van mij ge ducht. Het komt alles door dat vervloekte sou per en het gedrag van die dronken gekken. Ik heb u toch bezworen, dat het niet mijn schuld was, dat ik zeer blijde was over uw on middellijk vertrekken van een tooneel, waar mede ik u voor geen geld ter wereld had wil len bclccdigcn. Maar ofschoon ik het bezwo ren hc-b twijfel ik er aan, of ge me gelooft". „Is Uw Genade daar verwonderd over vroeg zij hem koel. Hij keek haar een oogenblik met .peinzende, slechte oogen aon. Toen liet hij iets van zijn toorn blijken, maar deed het met een voor wendsel „Ik wilde voor den hemel, dat ik u had over gelaten aan die schelmen, die u achtervolgden". Zij lachte hardop. „Ik zou wel willen weten," welken draai dc komedie dan genomen had, als gij niet op uw slagwoord gekomen waart. Misschien waren mijn vervolgers don voor de noodzakelijkheid gesteld, zelf mij te verlossen, opdat zij zich uw toorn niet op den hals zou den holen. Da» zou grappig geweest zijn. O, maar het is genoeg Zij hield op met lochen. „Ik dank uw Genade voor dc aangeboden voor stelling, en daar zij nutteloos is gebleken, ver trouw ik dat uw Genade niet de moeite zal nemen om er nog een van dezelfde soort op te voeren. Heer, als ge u over iets kunt scha men, schaam u dan over de domheid van uw bedenksel". Zij keerde zich met bijna verachtelijke kort heid van hem af, om den drager die naast haar stond, te bevelen „Neem op, Nothaniël. Loten wij verder gaan en vlug, of ik zal te laat zijn". Zij werd gehoorzaamd, cn vertrok, zonde* ook nog maar een enkelen blik voor den vroo- lijken Hertog van Bucks, die te verbluft, om te trachten hoor tegen te houden, of zijn pro testen te hernieuwen, met zijn hoed in de hand stond, bleek' van toorn, op zijn lippen bijtend, bovenal zich bewust, dat zij hem een masker ontrukt had, waardoor hij een voorwerp van spot was geworden en dat zijn gelaat 'toonde als dat van een dwaas te zijn. Op den achtergrond trachtten zijn dienaren met moeite zich een goede houding tc geven, terwijl eenige voorbijgangers bleven staan, om te kijken naar die schitterende gestalte met bloot hoofd, die een hoffelijkheid foondc, welke niet dan uiterst zelden in de straten der City gezien werd. Zich bewust van hun blik, er een grooter doordringingsvermoge'n aangevend, dan die met mogelijkheid hebben kon, begreep Zijn Genade, dat zij allen de spottende getuigen van zijn nederlaag waren. .Hij stampte met de voeten in een plotselinge» opwelling van toorn, zette zijn hoed op, en keerde zich om, om heen te gaan, en de hem wachtende koets te bereiken. Maar op eens werd zijn arm stevig vastgegrepen, en een stem, waarin verbazing trilde, met nog iets anders, trof zijn oor. „Heer I Heer Hij draaide om, en keek in het gladde arends gezicht en do verwonderde oogen van kolonel Holles, die achter den" stoel was gekomen, ter- wijl de Hertog in gesprek met de inzittende was en naderbij trad, alsof hij door iets on* weerstaanbaars aangetrokken werd. Verbaasd keek de Hertog hem van het hoofd tot do voeten aan. Begrijpend, dot deze armzalig© vreemdeling ook een getuige van zijn verneder ring was, barstte zijn toom los. „Wat beteekent dnt zei hij scherp. „Durf je me aan to roken De kolonel, die niet schrikte voor een toon, dio scherp cn oonmatigend was, voor oogen die hem uit dot bleeke gelaat tocschittcrden, antwoordde eenvoudig „Ik heb u vroeger eens aangeraakt, geloof ik, en toen hebt gc het beter opgenomen. Want toen raakte ik u aon, om u een dienst te be* wijzen. „Ho I En om mij daaraan te herinneren, raakt gc me nu aan", klonk het vlugge ver* achtelijkc antwoord van onzen fraaien heer. Getroffen door de grofheid van de woorden, bloosde Holles langzaam onder zijn brui-ac tint, terwijl zijn voste blik de minachting van den Hertog met interest beantwoordde.-Toen, zon* der to ontwoorden, draaide hij om, om heen te gaan. •Maar hierin was zoo iets vreemds en opzet* tclijk beleedigcnds voor iemand, die gewend was, altijd met de grootste hoffelijkheid behan deld te worden, dat dc Hertog hem b«v den arm greep in een opwelling van toom, om zijn heengaan to beletten. „Heer! Een oogenblikl" Zij stonden weer van aangezicht tot aange* zicht, en nu was de aanmatiging geheel aan den kant van Holles. De houding van den Her* tog verried verbazing en cenigen toorn. „Ik vind", zei hij eindelijk, „dat gc wat t<2 kort schiet in eerbied". j 4 (Wordt vervolgd). 7

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1926 | | pagina 5