KINDERRUBRIEK De rubriek van Oom Karei. SH Dc winter nadert alweer zijn einde. Hebben j vc eigenlijk wei; een winter gehad Het heeft er tot nog toe al heel weinig op geleken. Al jelui verlangens naar sneeuw en ijs zijn tot nog toe niet verwezenlijkt, op een enkele dag na, dat dc ijsbanen open waren. Doch die vreugde was al van heel korten duur. Neen, het echte winicr-gevoel hebben wc nog niet veel gehad. En dc temperatuur buiten is ook JRogjrij abnormaal. Ik heb me ïaten vertellen dat enkele madeliefjes hun kopjes al hebben J opgestoken en dat op sommige plaatsen de vlier al uitgeloopen is. Ik heb het zelf nog niet gezien, maar onmogelijk lijkt het mij toch niet. Maar toch schijnt het nog wel eens meer j voorgekomen te zijn, dat het in de eigenlijke wintermaanden heelemaal geen winter was en dot het nog in Februari en Maart is gaan vrie zen en sneeuwen van belang. Ik las dezer da gen in een tijdschrift nog het volgende, dat werkelijk is gebeurd. ~^In 1667 begon het op 16 Maart zeer hatd te ezen, met een N.-O.-wind, zoodat den 17en aart het Y was toegevroren en men den dag arop over het ijs liep. De heele Zuiderzee was toegevroren. Men liep 25 Maart nog over het 7. Den 26sten des morgens gingen nog drie jonge gasten over naar Waterland en dei avonds zeilden dc „waarschepen" voor dc stad doch Pampus raakte eerst den 29sten van het ijs bevrijd. Den Isten April liepen nog menschcn voor Uitdam of Schedeldockshaven op de zee men vertelde zelfs, dat een vrouw op de zee zat en spon." In 1674 begon het op 1 Februari te vriezen, zóó hard, dat de Zuiderzee toeraoktc en men met paarden, sleden en wagens daarover uit Friesland kwam. Den 24sten Maart kwam men nog met paard en sleden uit Noord-Holland naar Amsterdam; ook uit Friesland op dicnzclt- den dag tot Enkhuizen. De Noordzee was zóóver toegevroren, dot men van de hoogste duinen geen water kon bekennen. 24 Maart was er een zwaar onweer en sneeuwde het gc- Den 27sten Maart durfde niemand meer over het Y loopen, maar van Wicringen en Medemblik waren op 1 April nog wel 50 -jnenschen over dc zee gegaan, 3 April gingen 6 man van Uitdam naar Marken. 4 April reed nog een man op schaatsen op de Haarlemmer meer. En 7 April was het reeds zoo warm, dat men de jongens in dc Haarlemmer trekvaart zag zwemmen. De vijanden van den winter moeten dus niet te vroeg hoera roepen, cn de liefhebbers van de schaats behoeven nu nog geen ach en wee te klagen. RAADSELS. Oplossingen van de vorige week. L>e oplossingen van dc vorige raadsels waren I. Schoenmaker, houd je bij jc leest. II. Tante Bets, met de woorden til, kam, kin, ets, esp, abt, fee, sta, sijs. De prijswinnaar Pannekock kan MQan- dag zijn prijs aan ons bureau in ontvangst nemen. NIEUWE RAADSELS 1. Met r ben ik een lang, rond voorwerp, 'j) Met d ben ik woest. W Met Kn ben ik een veldvrucht. t' Met b ben ik rond. Met m een ijverig grover. Mot N een jongensnaam (verkort) Met W ben ik warm. II. Het geheel is een dorp bij Amsterdam. Dc eerste twee lettergrepen vormen een rivier in Noord—Holland, terwijl de derde lettergreep een grondsoort is. III. Welke vrucht bestaat uit twee letters van het nlphabet, een half riet en een jon- •ens of meisjesnaam VOOR DE NICHTJES Zoo langzamerhand raak ik dooi mijn hand werkjes heen, d. w. z. hondwerkjes, die ge schikt zijn om jelui te vertellen. Ik kan er nog wel heclwat opgeven, maar ik ben bong, dat die te moeilijk zijn, vooral voor de kleinere nichtjes er. die willen toch ook altijd graag meedoen. Nu wilde ik vragen, wie van jelui me kan helpen aon een paar gemakkelijke handwerkjes of receptjes, of dergelijke. Ik zou die liefst dan zoo gauw mogelijk hooren. Doen jelui je best er eens voor Deze week gaan we dan maar eens een paar smakelijke puddingen maken. ABRIKOZENPUDDING. Hiervoor hebben wc noodig 500 gram ge droogde abrikozen, 1 L. water, 200 gram sui ker, 20 blaadjes gelatine. Dc abrikozen moe ten in lauw water gcwasschen worden, daar na laat je ze 24 uur wecken cn met hetzelfde, water 5 h 10 minuten gaar kooken. Dc suiker, evenals de gelatine, die 15 minuten in koud water geweekt heeft, wordt erin opgelost, waarna alles door een zeef gewreven moet worden Onder of en toe roeren laat je het mengsel geleiachtig worden en giet het daar na in een omgesrpoelden vorm. Bij deze pud ding kunnen jelu* vanillesaus opdienen. ANANASPUDDING. Bcnoodigd 1 L. melk, iOO gram moizeno, 75 gram suiker, 2 eiwitten en een klcir blikje ananas. Dc maizena moet je met een weinig koude melk aanmengen tot een dvin papje zon der klontjes De overige melk wordt aan dc kook gebracht, al roerende wordt dc suiker en dc aangemengde maizene bijgevoegd waarna je dc pudding 5 h 4 minuten laat doorkoken. Je neemt de pon nu van het vuur af en roert er het stijfgeklopte eiwit door. De ananas wordt in kleine stukjes gesneden, waarna je deze stuk jes door de pudding roert Het mengsel wordt in een met koud water omgespoelden vorm gedaan, waarin jc de pudding koud en stijf laat worden. Het vocht van de ananas moet jc nu aan dc kook brengen en voeg er suiker bij naar smaak; dan bindt je de saus mot een klein beetje sago. Nadat dc saus onder roeren een weinig afgekoeld is, roer je er eenigc van to voren opzij gelegde stukjes ananas door cn dien de saus koud bij dc pudding. TANTE BETS. HOE HET FEEST VAN MIJNHEER WIP STAART EN JUFFROUW KNABBELGRAAG EINDIGDE Het was groot feest in dé konijnenkuil. Mijn- keer Wipstaart en juffrouw Knobbelgraag, trouwden. Net was de plechtigheid afgcloopen en zou men in een langen stoet naar huis gaan, om te eten, toen er oen jager aankwam. De konijntjes schrokkon verbazend en holden hord weg. Ook- het bruidspaar verliet, do ge vaarlijke plek. Mijnheer zag dat zijn vrouwtje hem naholdc en was dus gerust. Toen hij ech ter een harden knal hoorden, zag hij zijn vrouwtje niet meer. Wel hoordh hij huor schreeuwen, zou zij gedood: zijn Blij dUrfdc niet terug te gaan, daar dc jager in hun nabij heid was. Eindelijk vond hij ccn geschikt plek je om uit te rusten. Zoo zat hij daar en dhcht aan zijn arm vrouwtje. Hoe was het echter mot juffrouw Knabbel- graag gegaan Zij had steeds haar man achtervolgd, maar was door den knol zoo geschrokken, daar deze zoo dichtbij was, dat ze plotseling hard wegrende, een heel nndbro kant uit. Na wel een kwartier hard geloopen te hebben kwam zij eindelijk bij een vreemd hol ann. Ze maakte kennis met de bewoners en: vroeg of ze hier een tijdje mocht logeercn. Dit werd haar toegestaan. Een week later kocht zij een rouwjapon, want zij meende dat haar man gedood was. Alle konijnen in haar binirt meenden dat ook, wont zij hadden miinhee»- Wipstaart zoo vaak gezien en nu niet meer. Mijnheer Wipstaart zag zijn vrouwtje ook nooit meer en dacht dat ze dood was, hij had haar hard hooren schreeuwen toen dc jager schoot. Hij kleedde zich geheel in 't zwart en was zielsbedroefd over he tzoo groote verlies. Eens wandelde hii den kant op, waar zijn vrouwtje logeerde Zij was juist een beetje uitgegaan, om een- luchtje te scheppen, toen zij een bekende zag aankomen. Ook Mijnheer Wipstaart, want die was het, meende een be kende voor zich te zien loopen Dichtbi j ge komen herkenden ze elkaar en waren erg blij', Zij maakten nog een klein wandelingetje en vertelden hun lotgevallen Toen zij weer in hun eigen nieuw huis woonden, gaven ze een groot feest Do rouwkleeren werden opgebor gen en ze leefden nog lang en gelukkig. (Ingezonden door Silene.) REISVERHAAL' VAN KABOUTER „GOED!" k Ben naar den Haag geweest zei „Goed", (Toen hij 's nachts bij mij kwam,) Op twee Augustusdag en hoor Wat of ik daar vernam Eerst ging ik naar het Lang Voorhout, En meldd' mij aan 't paleis. Ik teekende in een dik boek, M'n heilwensch, naar 's lands wijz* De groom zei echter t „maar meneer. Moot daar nog niet iets bij „U teekende alleen maar „Goed.", „Dat lijkt zoo vreemd voor mij, IT „Nee, vrindje", sprak ik, „zóó is 't best". Men kent mij overal. En zéker Hare Majesteit. Want wat is het geval I Wij zijn tot zeck'rc hoogte dan. Geestverwant zoo "t heet, Beoefenen weldadigheid. Doch in verschillend kleed. De Koninginne kent mij wel. En noemt mij ook steeds „Goed" Zoodat jc nu begrijpen zult, Er verder niets bij moet I Toen ging ik naar het schoon paleis. Des lieven Vredcs heen. Bezichtigde dat naar den eisch, Waarop ik weer verdween. Naar 't Binnen- en het Buitenhof. Naar 's lands vergaderzaal. En naar de Ridderzaal was toen. Mijn schrede en met lof. Werkt' ik dat groot programma af, Doch toen zat 'k ook vol stof. Na 't eten de Gevangenpoort, Met doorbraak fluks aanschouwd. Gelukkig wordt daar, als weleer. Weer geen schavot gebouwd. Panorama „Mesdag" "t Planetaar Vereerd' ik met bezoek Bleef in het Mauritshuis, 't is waar, Lang kijken voor een doek. Ik weifelde naar Witte brug, Of naar het Bosch te gaan. Maar juist zag ik oen lange tram Voor Schcveningen staan Waarom zou ik tóch in den Höag, Ook niet eens naar dc Zee? Dacht ik en stopte in heel graag. Reed nar.r het Kurhaus mee. Het tolhek dacht 'k nog niet voorbij. Het Bult' paleis misschien, Zou mii dat doen indachtig zijn, fk moest het dus wel zien i LEMKA. (Wordt vervolgd.) Nog zoo kwaad niet! Olto was altijd aan het mopperen. Zijn dagelijksöb werk bestond uit het hoeden van een kleine kudde schapen maai hij hac er heelemaai geen pleziei in want hij moest der geheel-en dag in hetzelfde veld blijven en dat von-d hij vreeselijk Hoe eentonig is mijn lot! 'k Wil zoo dolgraag hier vandaan, Want 't verveelt mij zoo geducht. Steeds n-aar 't zelfde veld te gaan! zei Olto en hij zei het telkens en telkens weer. Ma$r Otto was to veel buiten adem ooi te binnen antwoorden. „Poeh, poeh, poeh!" riep nu een boer roet een grooten stok in zijn hand. „Zijn jullie? allemaal gek geworden? Wie ben je, kloitxa jongen? En wat voer jij uit, Lotty?" Deze kaetste woorden sprak hij tot he! meisje. En Lotty antwoordde! "i) Voor de Kleintjes. VERJAARDAG door C. E. DE LILLE HOGERWAARD O. wat oen vreeselijk. leven uas. dat tochj ten 't was net, alsof zij hoe langer hoe har*, dor voorirervden» Qtto dacht, dat haj er bij neervallen zou. Het kleine meisje holde ook mee en iel: Ben je housoh gelukkig zeg, ft- Nu jc zoo rent langs den weg? j Wiesje speelt: z'is jarig En ze wacht op Jet. 't Mooie theeserviesje Heeft z'al klaergezet. O, wat zit haar Popje Nu toch netjes recht! Béri mag ook meedoen, Is vandaag de knecht. Daar stept Jetje binnen. Bloemen in de hand, Veel geluk, hoor Wiesje! Roept, de kleine klont Op zekeren dag had hij dat tien maal zonder ophouden gezegd en hij wilde het juist voor den elfden keer zeggen, toen hij plotseling een fijn stemmetje naast zich hoorde: Otto, Otto, vlucht met mij! Laat ons vroolijk zijn en MiiP Otto keek nu om zich heen en daar zag hij haf'f achter een bremstruik verscho len een grappig klein meisje. Zij had een massa ganzen bii zich, zóó veel, cht hii ze niet tellen kon. „Hoe kom jc zoo. op eens hier?'" vroeg. Otto. Gi gak, gi ga gak, Hou. toch je gemak! antwoordde het meisje en alle gonzen^ sna terden: Gi gak, gi ga gak, Hou toch je gemakf Otto werd nu heel boos, want hij dacht, dat de ganzen hem voor den gek hielden. Daarom nam hij een stok en gaf er de gans, die het dichtst bij hem was, een por mee. Nauwelijks had hij dat gedaan, of hij voelde, dat hij hard voortrende, zóó hard, als hij nog nooit gedaan had. Hij kon niet ophouden: het leek, of de gans hem voort trok. Het kleine meisje rende mee en zei: Ben je heusoh gelukkig, zeg, Nu je zoo rent langs den weg? Wat is t hier gezellig! Dolgraag drink ik thee. Even go 'k naar huis nog, Breng mijn Pop ook mee Beide Poppenmoeders. Spelen samen fijp. Morgen zegt Jet ooljjk, Zal 't m ij n jaardag zijn. Dan waoht ik je, Wiesje, Met mijn theeblad op. 'k Heb voor Pop. en Béri Ook nog weli een kop. „Ik weet het niet," antwoordde Olto ge heel buiten adem. „Kunnen we niet even blijven stilstaan om wat uit te rusten*?" Gi gak, gi ga gak, Hou toch je gemakf - zei het meisje weer en de gonzen snaterden allemaa'!1: Gi gak, gi ga gok, Hou toch je gemakf „Roe koe, roe koe, koe ke roei" riepen nu een paar andere stemmen en ■waarlijk, daar vloog een 'heele vlucht duiven door de lucht. En zij kirden tegen Olto: Roe koe, roe koe, koe ke roe! Waar loop jij zoo hard naar toe? „Ik weet het niet," antwoordde Otto ver drietig. „Ik zou het liefst wat wil'Jen uitrus ten." „Boe, boe, boel" zeiden nu een paar bas stemmen en. tot Otto's onuitsprekelijke ver bazing liep er een heele kudde koeien met de ganzen mee. „O, houdt toch alsjeblieft op!" zei Otto. Maar d'e koeien keken Hem eens aan en loeiden weer: „Boe, boe, boeh!" En de ganzen snaterden: „Gi gak, gi ga gakl" En de duiven kirden: „Roe koe, roe koe, koe ke roe!" Allen loeiden, snaterden en kirden door elkaar. Het jongetje heet Otto; Hij moppert heel den dag, Omdat hij met zijn schapen Moer niet het veld af mag. Nu wil ik hem eens leeren, Hoe goed Hij 't eig'lijk had En dat „tevreden wezen" Is d'al Ier grootste schat! „Zoo, zoo," zei de boer. „Staan de zaken zoo? En. wat zeg jij ervan, Otto?" „11c zou maar weer het Hefst dadelijk naar mijn veld en mijn schapen teruggaan,'' aavti woordde Otto. „Ik hnd het daar veel beter, dan wanneer ik. zoo moet hollen," De boer lachte. „Breng hem maar gauw weer naar zijn veld terug, Lotty," zei hij. Op dit oogenblik hoorde Otto vlok bij zich: „Mè mè!" Hij wreef zich eens goed de oogen uit ert kwam tot de ontdekking, <ïat hjj in slaap gevallen was en gedroomd had. Hij moesfc zichzelf echter bekennen, dat hij Het ip zijn veld. nog zoo kwaad niet had. CORRESPONDENTIE. T q iv N q v c 'i. Jo, daar hebben oofc gelijk nqi), L.i dat is heclcmaql niot erg, Doar* door kom ji juist ver,der. En als. je alles van hot bpgin af aan flink aanpakt, komen de re petitie'» ook wel voor clkaur. S i 1 e i) c. - Hoi lelijk welkom in ons mid* den, Je verhaaltje i,s heel aardig. Blijf maar zoo voortgaan. Pannekock. Neen, gelukkig niet. Er zijn anders heel wat zieken. Ook onder do neefjes en nichtjes, want dat kon ik wol opn maken uil de weinige briefjes, die ik dezo kooi} ontving. Daar moet je zeker aan gewond zijn* 't Lijkt niet veel op winter. Misschien krijgen we deze keer wel heelemoal geen sneeuw atf ijs meer. Op 't oogenblik heb ik er geen, maar als ik ze krijg, zal ik aan je denkon. R ek on meester. Van harte boterschapl hoor f Ik hoop gouw weer oon lange brief vart jc te krijgen Wilde Eend. -- lk zal eens zien, wat voor je heb. Kom do volgende week Maandag maar eens hooren. Het is natuurlijk een heele uitzookerij en dat kost veel tijd. Maar ik zal toch eens zien of ik je kon helpen. Blauwe D i s t o 1, Donk je wel voor jo aardige raadsel. Waarom heb jo de raadsels niet opgelost Waren ze zoo moeilijk Nog wel gefeliciteerd, hoor. Heb, je veel plezier ge* had en veel moois gekregen? OOM KAREL'.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1927 | | pagina 11