UIT DEN OMTREK. GEMEENTERAAD VAN SOEST. Soest. Maandagavond kwam de Raad dezer gemeente in spoedcischende vergadering bijeen. Dc voorzitter begint met de mededeeling, dat deze vergadering is belegd in verband met de vraag of de begrooting zooals die naar Ged. Staten is gezonden letterlijk en cijicrlijk de zelfde is zooals die door den Raad werd vast gesteld. Door dc vraag van den heer v Doorne wordt de globaalheid der begrooting aange tast. Volgens de krantenberichten zou dc finan- cieele toestand dei gemeente bij Ged. Staten rooskleuriger zijn voorgesteld don deze in werkelijkheid is. Deze voorstelling van zaken is thans in geheel Nederland bekend; het ge volg van de gestelde vraag is dat dc bcgroo- ting niet geloofwaardig is en bij gevolg geen leening mogelijk zal zijn. Dc voorzitter hoopt dat de Raad zal uitspreken dat aan de geloof waardigheid der begrooting niets te kort is ge daan. Burgemeester en Wethouders hebben nooit de bedoeling gehad de zaak rooskleuri ger voor te stellen dan die werkelijk is. Wethouder Van den Berg nc#nt direct het woord en zegt het volgende: Volgens de dagbladen, waarin de diverse conferenties fusschen u en de correspondenten worden weergegeven en ook thans in het voor ons liggend gegeven antwoord op dc vraag van het lid mr. Van Doorne of dc begrooting was doorgezonden zooals door den Raad aangeno men, treft het mij, dot u, mijnheer de voor zitter, steeds spreekt van Burgemeester en Wethouders. Het is niet mijne bedoeling thans met u van gedachte te wisselen of uw uiteen zetting juist is of niet, voor verschilpunten zou den wij onze wethoudersvergadering gehad hebben, maar blijkbaar werd door u geen prijs gesteld op mijne medewerking in. dezen. Nadrukkelijk moet ik u dus mededcelen, dot door mij geenerlei verantwoordelijkheid, over dit door u namens B. en W. gegeven antwoord, kan gedragen worden. Na 28 December jl., „daturn van aanneming van de begrooting", is door u in geen enkele wethoudersvergadering iets gezegd of mede gedeeld over fouten, die cenige jaren geleden zijn gemaakt en thans hersteld of over aange brachte wijzigingen in de door den Raad aan genomen begrooting, zoodat ik mag verwach ten, dat er niets gewijzigd is in de door den Raad aangenomen begrooting en deze ook eensluidend naar Ged. Stoten is verzonden, an ders had ik als lid van het Dogelijksch Bestuur er van in kennis moeten worden gesteld. Uitdrukkelijk verklaar ik dit, om aan tc too- nen. dat ik dus ook onmogelijk dc gegevens zou kunnen verstrekt hebben aan mr. Van Doorne om, vio hem, dit in den Raad te bren gen. Bovendien is het algemeen bekend, ols ik iets te vragen of te zeggen heb, ik daar hcusch geen ander voor noodig heb. Het is u, mijnheer de voorzitter, bekend, dat ik op Maandag 21 Febr. j 1. 's middags circa 2Yk uur op de Beukenlaan aan u vroeg, wat er van dat courantengeschrijf waar was, omdat ik niet kon gelooven dat veranderingen op zoo'n groote schaal in de begrooting, buiten mij om zouden zijn geschied Uw antwoord was daarop „morgen in de wethoudersvergadering zullen wij den brief van mr. Van Doorne behandelen" Dinsdag d.a.v. 's middags circa 1 uur, na af loop der vergadering, hielp ik u herinneren, dat de brief, in mijn oogen zeer belangrijk, niet was behandeld, waarop u mij ten antwoord gaf „die moet ik eerst eens uitvisschen". Woens dagmiddag 2 uur op mijn spreekuur van Ar menzorg en Werkverschaffing trof ik dc typiste aan, bezig met dc bewerking van het antwoord, wat volgens haar, toen ik het wilde inzien, ge heim moest blijven. Woensdagavond had u een bijeenkomst met de financieele commissie, zoodot u m. i. met klaar was. Ook Donderdag ging voorbij zonder iets naders te vernemen, alleen met den post van twee uur ontving ik een oproeping voor een dit antwoord klaar moest zijn en ook werkelijk wethoudersvergadering op Vrijdag \V: uur, waarop ik, met het oog op de Gascommissie enz. telefoneerde niet aanwezig te kunnen zijn voor 3 uur, en ik beweerde dit alles niet in tijd van een uurtje te kunnen nazien. Niettegen staande dit liet u die wethoudersvergadering doorgaan en was alles reeds klaar ter verzen ding, zoodot uwe uitnoodiging voor mij een formaliteit was, want drie uur daarna hadden alle raadsleden uw antwoord namens B. en W. over de post thuis, zoodat uw aanbod om Vrijdagsavonds zeven uur bij mij thuis te ko men om deze wijzigingen te bespreken, geen zin meer had. Het is mij als wethouder, waar ik een gevoel heb met opzet tc zijn gepasseerd, niet mogelijk dc verantwoordelijkheid van dit namens B. en W. gestelde antwoord tc dragen, ook al, om dat mij uit eigen waarneming niet is gebleken, dat dit antwoord juist is. Na Vrijdagmiddag o uur had het geen zin meer u te wijzen op een onjuiste voorstelling van zaken enz. en het spijt mij, dat ik mijn toevlucht moet nemen om u in het openbaar te moeten zeggen, dat 'k van niets, letterlijk niets tc dien opzichte op de hoogte ben, dat dc bcgrooting of memorie van toelichting of welke andere bescheiden op de begrooting betrekking hebbend vanaf 28 December tot op Maandag 21 Februari j.l. door mij niet is ingezien of met wie dan ook be sproken. Het is u niet onbekend, dat ik niet zoo gauw mijn goedkeuring aan iets geef, „men wordt dan lastig genoemd", maar de ervaring in deze 3M jaar heeft mij geleerd dat de gegevens van het Gemeentehuis niet altijd juist zijn, zoodat het mij des tc meer pijnlijk aandoet, buiten deze belangrijke kwestie tc zijn gehouden. Op grond van dit alles kan ik dus geen vei- antwoording op mij nemen en moet ik protcs- teeren, dat u mij in uw antwoord betrekt. De Voorzitter merkt op dal dc heer van den Berg als wethouder van ondersteuning zoo dikwijls uitgaven doet die niet eerst in B .en W. geweest zijn. De finantieele Commissie stelde zich op het standpunt dat de zaak ge publiceerd moest worden. Wethouder van El ten (R. K) Mijnheer van den Berg heeft nergens over gesproken. Daar tfc Wethouders mede verantwoordelijk zijn. is het hun plicht te informeren wanneet er iets bizonders gaande is. Spreker vindt dt houding van den heer van den Berg nis lid van het College van B en W tegenover der» Burgemeester niet bevorderlijk voor de goede onderlinge samenwerking in de toekomst. De heer van den Berg' docht dat het College var» B. en W. wel bijeen gcro. zou zijn wonneer het zoo'n belangrijke ;.aa.. l^etrof. De Voorzitter: „Ik moet va», den heer van den Berg nog hooren een woord van me degevoel van wat hier passeert." Wethouder v. El ten: „Wij zijn nu een* maal wethouders en ik had van mijn collega gedacht, dat hij de effecten (is Kassier) wel met rust zou gelaten hebber, om eens een on derzoek in te stellen. De heer F o c k e n (C. H.) dringt er op aan, dat nauwkeurig genotuleerd wordt dat de heer v. d. Berg zich geheel afzijdig houdt en zijn ho.uding een onverklaarbare is. Daarop steekt de heer van Doorne (V. B.) van wal en zegt het volgende M de V. Toen ik Donderdagavond dc agenda voor dc vergadering von heden kreeg, was ik zeer ontstemd. Immers tusschen U en mij was overeengekomen dat ik U schriftelijk mijn verschillen zou doen toekomen, U mij daarop zoudt antwoorden, waarna ik dan in de vol gende raadsvergadering, indien mij uit Uwe toelichting bleek dot ik mijn vraag ten on rechte gesteld had, dit openlijk zou erkennen. Toen ik dus de agenda kreeg zonder meer, zonder dc cijfers, zonder een verwijzing naar tei inzage liggende stukken, kon ik moeilijk anders dan daaruit opmaken dot U Uw ge deelte der overeenkomst niet wilde nakomen en mij hedenavond voor een fait accompli stellen. Ik heb U daarom geschreven dot ik met dit verbreken der overeenkomst allerminst accoord ging, en uit protest tegen deze wille keurige verbreking hedenavond niet zou ver schijnen. Tevens heb ik dat schrijven gepubli ceerd opdat men ochter mijn wegblijven niet verkeerde oorzoken zou zoeken, of daaruit on juiste gevolgtrekkingen maken. Het doet mi] genoegen dat fle inmiddels mocht ervaren dat mijn veronderstelling te Uwen opzichte is on juist gebleken, en U de overeenkomst, voor zoover betreft het schriftelijk verstrekken dei opheldering bent nagekomen, nl was dat dai. ook wel wat laat. M. d. V. Ik heb gemeend Uwe uitnoo diging om Vrijdag ten gemccntehuize te ko men ten einde met U een conferentie te heb- ben, niet te moeten aannemen en dit om do volgende redenen. In de eerste plaats omdat ik nog geen cijfer Uwerzijds had gezien im mers eerst Vrijdagavond met de laatste post ontving ik die en afspraak was dat ik die wel zou ontvangen. In de tweede plaats omdnC ik geen heil zag in een persoonlijke bespreking waar U dc zaak aon alle kanten had bestu deerd, pile cijfers en gegevens bij de hond had, terwijl ik door vreemd tegenover zou staan. Wanneer U mij behoorlijk tijd had ge laten op mijn gemak de zaak te hestudccren en te vergelijken met alle bijbchcorendc be scheiden, dan zou een conferentie wellicht dit nut kunnen gehad hebben, dat wij beiden tei vergadering waren verschenen, wetende wat wij ann elkaar zouden hebben, en mogelijk ook wel met in enkele opzichten appreciatie von cl- knnders inzichten .Wat zonder twijfel ten ge volge zou hebben gehad vergemakkelijking von de bespreking. Ik hoop dot U vooral ni< I uit mijn niet aan Uw uitnoodiging voldoen, zult afleiden dat dit is geschied uit antipathie tegen Uw persoon. Maar al te vaak is der, laotsten tijd het persoonlijk element op den voorgrond gedrongen, en het zakelijke wegge doezeld. V elke reaenen U en de secretaris daarvoor meenen tc moeten hebben is mij on bekend Maar wat zou ik tegen mr. Deketh en den heer Batenburg moeten hebben Wan neer er sprake was van cenige particulier© veete of vijandschap, zou er reden kunnen ge weest zijn dat te veronderstellen. Doch het te gendeel is het geval. Met den heer Balenburg heb ik een jaar of zes omgang gehad, zonder dat ooit ccn onvriendelijk woord werd gewis seld en in den particulieren omgang met mi. Deketh, vanzelf over beduidend korter tijdvak is nooit een wanklank tusschen ons gevallen. Het persoonlijk element naar voren halen ging zelfs zoover, dat men personen, die geheel bui ten alles stonden, er in betrok, dot men zelfs Wethouder vnn den Berg beschuldigde uit dc B. en W.-vergoderingen over te brengen, of schoon het mij verheugt daar onmiddellijk och ter tc kunnen voegen dot U zelf, mijnheer de Voorzitter, thans de overtuiging hebt uitge sproken dot dit leugen was zonder meer. Het persoonlijk element naar voren halen nam zelfs die afmetingen aan, dat iemand uit de socië teit. dien ik moor niet noemen zal, aon U over briefde dat wethouder van den Berg daar amb telijke zaken zat te bespreken, wat ook een leu gen was, en waarvan U thans ook overtuigd bent. Het gr.at bij mij niet om personen, het gaat uitsluitend om de feiten En doarbii heb ik niet te vragen of misschien A of B of C daar bij betrokken zijn, maar wanneer ik meen dat mijn plicht ols raadslid medebrengt in de ver gadering- een vraag te stellen, dan stel ik die vraag. En wanneer ik zou meenen dat ik ols raadslid moest optreden in het belang dei ge meente, wetende dat ik hiermedp mijn besten vriend of mijn eigen broer zou treffen, dein zou ik slechts één keus hebben: doen, of bedanken als raadslid. Ik hoop dus, miinheer de Voor zitter, dat u van mij de verzekering zult aan- vaarden, dat ik nimmer bedoeld heb personen te treffen en dat wat ik gedaan heb en doen zal, doe met de overtuiging dat ik het gemeen- scHar»sbelor.T d°ari>ii diene. Mijnheer de Voorzitter. Ik kom na dc-zc min of meer persoonlijke inleiding terug tot het za kelijk gedeelte, en meen dan allereerst te moe ten opmerken dat het een inconvenient is voor alle raadsleden, dat de toelichting zoo laat is gezonden. Ik ben van oordeel, dat om een ge fundeerd oordeel te kunnen vellen over dc nota van B. en W„ men daar meer voor noodig heeft dan enkele uren. En veel meer heeft mij niet gerest. Tevens ben ik vnn oordeel, dat de oogenschijnlijk eenvoudige toelichting van B. en W. niet zoo eenvoudig is. Maar ook al zou ik ruimschoots gelegenheid gehad hebben dc zaak grondig te bestudeerc-n, dan nog zou ik mij wachten hier een oordeel te vellen omtrent de motieven, door B. cn W. in hun nota aan gevoerd. Twee zaken moeten hier wel scherp van el kaar gescheiden gehouden worden, dat zijn de feiten en de motieven. De motieven rijn het die de kwalificatie van het feit bepalen Wan neer een veldwachter ziet dat iemand een an- met een mes gestoken heeft, dan constotecit hij dat feit. De dader zegt dot hij aangevallen is en zich verweerd heeft. Dat is het motief. De rechter onderzoekt of dat motief juist ;s cn bepaalt de kwalificatiemishandeling of noodweer. Ik geef dit voorbeeld juist om scherp naar voren te brengen het onderscheid dnt tusschen motief cn feit is gelegen. Ik heb het als raadslid alleen over de feiten gehad, die ik zelf geconstateerd heb, verschil len in dc begrooting zooals wij die in den Raad op 23 December hebben vastgesteld, en die welke is gezonden naar Gedeputeerde Staten. Het was mogelijk dot ik onjuist gezien had. Daarom heb ik niet gezegd: „er zijn verschil len", mooi zijn beide begrootingen letterlijk en cijfcrlijk hetzelfde?, m.o.w „zijn er verschil len". Wanneer ik nu bezie Het antwoord van B. en W. op die vraag don kon het antwoord niet anders luiden ols Ja, er zijn verschillen. Er zijn verschillen die niet gedekt zijn door een besluit dat de Raad in de vergaderit\g waarin de begrooting behondcld is, had moeten ne men, wil er van gedekt zijn sprake zijn. Ik ben van oordcel dat elk raadsbesluit genomen voor de behandeling van dc bcgrooting, dat wijziging zou kunnen brengen in de begroo- tingspost zoools die voor ons ligt bij de be handeling van de begrooting, bij dc behande ling van die post moet worden genoemd, en dc verandering van die post aan den Road moet worden gevraogd. Om een voorbeeld tc noemen: Wanneer bij een raadsbesluit, waarbij do salarissen geregeld zijn, een ambtenaar A. wordt toegekend 3000 salaris, doch op dc betreffende bcgrootingspost staat 4000, don zullen B. cn W., indien die begrootings- post niet wordt gewijzigd in 3000 gerechtigd zijn dien ambtenaar 4000 uit te betalen. Niemand zal don het recht hebben tegen B. en W. tc zeggen: Gij hebt dien ambtenaar te veel uitbetaald, want wij hadden aangenomen f 3000 salaris. Wont B. en W. zullen ant woorden: Bij een later raadsbesluit, waarbij n.l. de begrooting werd goedgekeurd hebben de raadsleden ingestemd met 4000 salaris. Bezien wc nu dc nota van B. en W. don zien wc daar dat B. en W toegeven dot er verschil len zijn, niet gedekt door een raadsbesluit B. en W. geven toe op bl 3 sub 2 dot bij de volgummers 135 en volg. een «buis is begaan. Zij zeggen: wij moesten deze lout herstellen. In het slot vnn deze uiteenzetting wederom hetzelfde. Of die cijfers vnn belang zijn daar mede heb ik niets tc maken, dat is mijn vraag ook niet. Ik constateer alleen dc verschillen. Bij volgn. 503 zeggen B en W.wij hebben twee posten samengevoegd Ik vraag: waarom is dat niet op onzp begrooting, die wij als raadslid gehad hebben, gebeurd, dan was er geen verschil geweest, dat er nu wel is. Bij volgn. 176 en 528 geven B. cn W. toe, dot de ramingen abusievelijk vermeld waren. Mnnr het verschil bestaat Bij volgn 97 zeggen B en W.het is een typfout Maar het verschil bestaat. Bij volgn. 177 dc kosgeldleening zeg gen B. cn W. een verzuim in de notulen, mooi het verschil bestaat. Bij folio 82 zeggen B. en W.: er was een vroeger raadsbesluit. Wanneer dat don verandering bracht in die post, had dat op onze begrooting moeten staan. Alweer dus: het verschil bestaat Dit zijn slechts glo bale opmerkingen, waarop ik veel dieper zou kunnen ingaan, maar wat ik niet doe omdat ik in de eerste plaats wil constatceren, wot nu toch zeker wel niemand meer zal kunnen te- gensoreken. Mijn enkele vraag bestaan er verschillen, moet bevestigend worden beantwoord. En dat is het waar het bij mij om goat in de eerste en voornaamste plaats. Mijn vraag is terecht gesteld, iets wat U M. d. V. nu toch ook wel zult willen toegeven. Thans kom ik aan het tweede: dc motieven. Naar mijn mccning ligt de beoordeeling van de motieven welke geleid hebben tot die ver schillen, buiten den Rood. Ik meen dat in dc eerste plaats daarover te oordcelen heeft het college oan wie dc begrooting, waarin de af wijkingen voorkomen, is toegezonden. Dot college is in de eerste plaats het aangewezene om de motieven te beoordcclen, om te verkla ren: Uwe beweegredenen die geleid hebben tot de veranderingen, waren gerechtvaardigd ol niet gerechtvoardigd. En dut college zal dar\ ook de kwalificatie geven van hetgeen heeft plaats gevonden. Dc zaak is, zooals ik zoo straks al zei, niet zoo eenvoudig als wel lijkt Er zijn weinig lezingen die niet voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn. En ook dc lezingen die B. cn W. omtrent de veranderingen geven, zijn stuk voor stuk voor bestrijding votbonr, behoudens de typfout van post 69, 35 in ploots van 55, wat naar mijn oordeel weer een geheel ondei karakter draagt dan de typ fout van post 97, wonrover ik terdege een an dere lezing heb Waar ik dan tegenover de meening van B en W. dc mijne zou stellen, zou dit aanleiding geven tot een eindeloos debat, daar B. en W natuurlijk non hun stand punt vasthouden, een debat dat tevoren kan gezegd worden onvruchtbaar tc zullen zijr. En wanneer de Raad nu bestond, zooals het College vun Gedep. Staten, uit menschen die dagelijks begrootingen krijgen te bcoordeelen en daarin doorkneed zijn, of maar bestond uit menschen die hoofd voor hoofd gewend waren om te gaar. met cijfers en uitleggingen, dnn ware het misschien nog wat anders. Maar nu dit eenmaal niet zoo is, en de verschillende kwesties en lezingen dus zouden moeten be oordeeld worden door menschen, wier dagc- lijksch werk dn: niet is, afgezien nog van het feit dat er misschien wel ccn enkele zou zijn die mij ongelijk zou geven, voor hij mijn lezing nog had gehoord, nu zou een discussie ons praktisch niets verder brengen Ik verklaar hier dus in de eerste pleats om genoemde redenen geen oordeel te willen vcHen over de motie ven door B en W aangevoerd In de tweede plaats omdat het nier juist zou zijn vooruit te loopen op de beslissing van een hooger col lege. en in de derde en allerlaatste plaats, om dat mij de tijd voor behoorlijke voorbereiding heeft ontbroken, wet ilc echter als een subjec tief iets zeer subsidiair stel Natuurlijk moet worden uitgemaakt wie gelijk heeft, welke le zing dc juiste is, die van B. cn W. of de mijne. En daarom deel ik U bij voorbaat mede, dot het absoluut vaststaat, dat ik een en ander ter kennis van Gedep. Stoten zal brengen en aan dat college de bcoordeeling der motieven cn de kwalificatie van dc feilen zal overlaten. Wil len mijne mede-rnodsieden anders, willen die wel de motieven beooideelen, wel een kwalifi catie van de feiten geven, wellicht bij voor baat de 'ezing van B en W. als de eenige juiste aanvaarden, laten zij dan bedenken, dat het oordeel van Gedep. Staten vele cn vele molen zwaarder weegt dsn het hunne, laten zij be denken do^ een beoordeeling dooi Gedep Sta ten, die in strijd is met de hunne, den Raad in een zonderling daglicht zal stellen door het gansche land. Wij zouden hier uren kunnen debattecren over de vraag of ken volstaan worden met een stilzwijgende toestemming van den Raad. Dan we! of voor inccre ternndering in de begreo- tinp, zooals de raadsleden die voor zich heb ben, nadrjkke'ijk door dtn Raod moet worden gesanctioneerd. Maar wat nut heeft het neen te zeggen, als Gedeputeerde Staten later ja zeggen En dit is nu maar ccn voorbeeld, uit de vele vragen waartoe de nota van B. en W aanleiding geeft. Mijnheer de Voorzitter. Ik kom thans tot do nota zelf, waai hij ik mij zal bepalen tot dc eerste bladzijde. Dc bladzijde bevat een drietal beschuldigingen oon mijn odres, beschuldigin gen die ik zal weerleggen, en die naar ik ver trouw na mijne weerlegging stuk voor stuk door B. en W. zullen worden teruggenomen. In de eerste plaats lees ik dan, dat ik in dc vergadering van 10 Febiuari de beschuldiging zou hebben geuit, dat B. en W. dc door den Road behandelde bcgrooting onjuist hebben doorgegeven aan Gedep. Staten. Ik wil hier nogmaals opmerken dot mijn vraag luidde: Is de begrooting, zooals die noor Gedep. Staten is gegaon, lettei lijk en cijferlijk dezelfde ols door den Rond is vostgesteld. B. en \V. noch iemand ter wereld heeft net recht mijn vraag anders tc lezen ols ze er staot. En mijn vraag, zooals ze gesteld is, moet ontkennend worden beantwoord. Wanneer B en W. wellicht de zaak wot hebben will-n aandikken, och, dan hadden ze beter gedaan de bewoordingen von den heer Focken te nemen cn te schrijven: Beschuldi ging von mr. von Doorne dat B. en W. valsch heid in geschrifte hebben gepleegd." Dot was alleen nog een beetje meer onwoar geweest. Bovendien is het veranderen van mijn vraog niet bepoold diplomatiek te noemen. Wont wanneer B. en \V. zelf spreken von een be schuldiging, moeten zij de consequenties door van aanvaarden, en don zal het bevestigend antwoord op mijn vraog, ook een bevestigend antwoord op de beschuldiging moeten zijn, die zij er^an maken. En verder, mijnheer de Voor zitter, ware het correcter geweest, wanneer U spreekt van „Interpellatie", deze interpellatie woordelijk over te nemen, en niet donrin eigen machtig te gaan veranderen. Dit alleen reeds, bezien uit het standpunt van wat te doen ge bruikelijk is, is mij niet svnipnthiek. Ten tweede, mijnheer de Voorzitter, wordt mij aangedreven, dat ik in dc dagbladen de beschuldiging heb geuit, dat B. en W. van Soest den finoncieelcn toestand der gemeente rooskleuriger voorstellen don deze inderdaad is. Het heeft mo ten zeerste- verwonderd deze beschuldiging zwort op wü in een officicele nota door B. en W ondertcckcnd te moeten lezen. Onderteekend door mijnheer de Voor zitter burgemeester, mr. in de rechten, hulp officier van Justitie en Oud-rcchter. Ik meen dat een van dc elementairste beginselen vnn de strofrechtspuiek is, dot geen officieele be schuldiging tegen een veidachte wordt inge bracht, alvorens deze is gehoord. En nu zie ik dat dezelfde voorzitter van het college van B. en W. cn den Rond, die in dc vorige ver gadering toen ik mij verweerde tegen aanval len in de pers op mij als raadslid gedaan, dit afsneed met de wooiden: „Geen courantenge schrijf in den Rood thans ann courantenge schrijf een officieele beschuldiging tegen een raadslid gaan leenen, zonder bij de bron zelf tc informeeren. Ik v/il aannemen dot U dot hebt gedaan in een oogenblik van absentie van juridisch gevoel, in een oogenblik van toom of verontwaardiging, en in dot geval zal ik liet alleen moor lichtvaardig noemen. Maar ols U tevoren bij mij had geinformccrd. zoudt U vernomen hebben dat ik. wat betreft het roos kleuriger voorstellen van den toestond, ols deze inderdaad is, alleen gesproken heb met betrek king tot het grondbedrijf, moor dat ccn cn on der niet juist in de pers is weergegeven. En wat het grondbedrijf betreft, mijnheer de Voorzitter, daarvan neem ik geen woord terug. Ik ben nog steeds de meening toegedaan, dat het grondbedrijf, ongetwijfeld een zeer belang rijk iets voor Soest, ons beter wordt voorge spiegeld ols de loestnnd indeidoad is. Wan neer ik lees dat cr een halve ton winst is, cn elders dat er een teserve von 5000 moet ge mankt worden uit toekomstige winst, dan is dot voor mij een groot raadsel. Maar ik ver klaar mij bij voorbaat bereid, dat wanneer do balansen over 1924, 1925 cn 1926, die, zoo als de vorige mooi in den Raad is verklaard, nog nier gemaakt zijn, gereed zijn, en wanneer dan blijkt dat het grondbedrijf indcr^ad een winstgevend bedrijf is, dat onze gemeentekas die dot we! noodig heeft, danig stijft, dot ik don van deze plaats nf zal verklaren dot ik mij ver gist heb, en mijn woorden terugneem. Maor niet eerder. Ik mag vertrouwen, mijnheer do voorzitter, dat u mijn meening dat beschuldiging dus wel wat lichtvaardig is geuit, zult onderschrijven en de consequenties daaruit aanvaarden. In de derde plaats word ik beschuldigd dc kwestie in het openbaar te hebben besproken, vordt mij dus aangewreven dat ik de aanlei ding ben geweest tot het ruchtbaar worden der zaak door het gansche land. Ik kom hier, mijnheer de voorzitter, tot een teer punt. Ik zal trachten me hier zoo gematigd mogelijk uit tc drukken, maar ik zie mij wel verplicht hier geen blad voor den mond te n'emen, waar ik mij hier als raadslid heb te verantwoorden. Niet ik ben het geweest die aanleiding is geweest tot dc ruchtbaar wording. De voor naamste en eerste aanleiding is geweest het raadslid de heer Foeken, die op mijn eenvoudig gestelde vraag heeft gemeend te moeten rea- gecren als zoude ik B. en W. beschuldigen van valschheid in geschrifte. Da», woord, obsoluut ongemotiveerd gebezigd, stok den lont in het kruit Ook bij den voorzitter Want wanneer U in plaats von door te gaan in den betoog trant door den heer Foeken ingeluid, mij kalm had geantwoord: Als U verschillen meent ge vonden te hebben, kom dnn eens met mij pra ten, dan zullen we eens zien wat dat is en in dien noodig correctie aanbrengen", dun ware cr niets gebeurd. Don ware de zaak binnens kamers afgehandeld en hadden wij bij verschil von meening, die zooals nu blijkt te bestaan, eenvoudig het oordeel van Ged Stoten kunnen vrogen. Maar in plaats doorvan waren wij ge tuige van een philippic en een applaus, dat aangroeide tot een donderslag en neerkwam op het hoofd der gemeente in de eerste plaats. Dat alles had niet behoeven te gebeuren. De ongemotiveerde reactie op mijn vraag, en niets anders, is de oonleiding geweest tot het rucht baar worden. Men verwijte mij geen onderhoud met interviewers. Ik heb geen onderhoud ge zocht, evenmin als U, mijnheer de voorzitter. Mant evenals U gemeend hebt den interviewers te moeten te woord te stoan, en, wanneer ook dat courantengeschrijf juist is, bij voorbaat een uitlegging tc geven, die thans blijkt niet houd baar te zijn, evengoed was ik gerechtigd mijne bevindingen mede te deelen omtrent de ver schillen die ik geconstateerd had, omtrent wegenfonds, legesgelden, navordering, en grondbedrijf, bevindingen die tot op dit oogen blik nog niet gelogenstraft zijn,, moor waaruit allerminst mag en kon worden gedistilleerd dat i k de onmiddellijko oorzaak ben van do rucht baarheid, die de zaak welke wij vanavond be handelen, gekregen heeft. Hiermede, mijnheer de voorzitter, meen ik volkomen weerlegd to hebben wnt mij op dc eerste bladzijde von dc nota van B. en W. wordt aangewreven, en ik vertrouw dot U zult doen wat U thans ols voorzitter van het college van B. cn \V. in dit opzicht to doen hebt. En hiermede heb ik gezegd wat ik te zeg-4 gen had. Over do nota van B. en W. ben ik voldaan in zooverre uls gebleken is dnt ik vol komen gerechtigd was, mijn vraag tc stellen. Over do motieven in de nota genoemd, wil ik geen woord verder spreken, alvorens Ged. Sta ten hun oordcel daarover hebben uitgesproken. En ik zal dan ook verder het zwijgen doen tot olies wat hieromtrent mocht worden opge merkt, mij het recht voorbehoudende persoon lijke aanvallen tc pareeren op dc wijze die mij goeddunkt. Ik heb gezegd. Dc Voorzitter merkt hierna op, <!st hij zich niet kan voorstellen, dot cr één dagel. bestuur in den lande is, dot zich op zulk een formalistisch standpunt stelt ols door den heer v. Doorne wordt verlangd. Nu is er weer een brief von Ged. Staten om cijfers tc verande ren en dat komt zoo dikwijls voor, zonder dat dc Rood er in gekend wordt. De heer v. Doomc spreekt niet in het belang der gemeente. Ik betreur het, dut ik het bedrog van de kosgeld leening niet genoemd heb. Dc legesverordcning mag u niet noemen, dooiovcr is in geheime vergadering gesproken. Dc fout van het vorige gemeentebestuur is door mij hersteld cn er is thans geen enkele reden meer om te wijzen op den eigennordigen toestond die op dot punt bestuon heeft. De administratie von het wegen fonds is wellicht wat achterdc betrokken ambtenaar is bovendien ziek geworden, zoodot een voorloopigo voorziening noodig was. De heer v. Doorne: „Ik beschuldig B. cn W. niet, dnnrtoo heb ik geen motieven." Dc heer Foeken: „De heer v. Doomc be trekt mij nu ook in de zaak. Het gchccle debat is nu advocaterij. Mijnheer v. Doorne voert thans met den voorzitter een debat op juri- disch terrein. In 535 posten zijn monr 7 fouten geslopen. Om het werk op werkelijke waarde tc schotten moet men weten, dot cr in totaal ruim 1600 getallen in dc bcgrooting voorkomen, waarvan sommige van 5 cijfers cn meer. Het ligt thans meer op den weg van den Raad om aan dc ambtenaren ccn pluimpje tc geven, nu er maar 7 fouten zijn gemaakt. Donk zij do doortas tendheid van den Voorzitter is alles goed in orde. Tegenover dc ongepostc aanvallen wil ik hier gemotiveerde lof stellen. Het blijkt dat dc critici geen nota hebben genomen van dc cij- fers der financieele commissie, die van do notulen en von het antwoord van B. cn W. Het betrof hier slechts enkele type- en tel fouten. Enkel dc kosgeldleening was een abuis; de notulen vermelden niet het bedrag. Later nog werd het bedrog door den Raad op 400.000 gebracht, zoodat dit niets om het lijf heeft. Dc heer v. Doorne: „Ik heb de gegevens wel geraadpleegd." Dc heer B e s s e 1 i n k (s.d.) ziet cr geen be zwaar in wanneer dc bcgrooting buiten den road om gewijzigd wordt, wanneer binnen het room der bcgrooting gebleven wordt. Er is hier geen enkele reden tot afkeuring. De heer v. Eek (s.d.) gelooft dot het ont- woord juister geweest zou zijn, wanneer het wat beknopter geweest wos. Spreker ziet hierin propaganda voor den Vrijheidsbond. (Applaus), Mevr. Droste Wilmans (v.d.) Dc ge stelde vraag was volkomen gerechtvaardigd. B. cn W. hebben volkomen het recht tot ver andering der cijfers; het feit is hier gccn- staieerd en wat de motieven betreft, doortoo ben ik niet gerechtigd om over te oordcclen. De heer de Koning (R.K.) De heer Van Doorne had het recht die vraag tc stellen, doch het is hier ccn quocstie van oonvoclen. of het ols een beschuldiging bedoeld is. Ik geef B. cn W. nog steeds het grootste vertrouwen cn wonneer Ged. Stoten hun opmerkingen ma ken, zullen wij die onder de oogen zien ei\ eventueel nog in beroep kunnen gaan. De bur gemeester kon hier niets verkeerds aange wreven worden. Dc heer Endend ij k (A.R.) Heel Soest praatte over dit geval, vooral toen het in de groote binden kwam. Dc heer v. Doorne wil handelen in het belang der gemeente, doch ik ben von meening, dat u door uw handelwijze allcsbeholve het gemeentebelang gediend heeft: Hij heeft nl. gepoogd Soest in ccn zoo ongunstig mogelijk daglicht te stellen. Spreker wil een motie voorstellen, welke hij zoo gema tigd mogelijk heeft opgesteld. Daarin komt tot uitdrukking, dot het betreurd wordt, dat dc heer v. Doorne niet dc noodigc voorzichtig heid betrecht heeft. De heer v. Doorne. De grondoorzaak is gelegen in de onaangename spheer der laatste vergadering. Ik heb dc vraag zeer neutrool ge steld. Toen de heer Focken sprak van insinua tie, von valschheid, rookte dc lont in het kruit. Daar ik geen motieven weet, kon ik niet be schuldigen. Mevr. Droste Wilmans. De motie van den heer v. Endendijk vertroebelt dc zoek. R twijfel niet aon het beleid van B. en W. Wen- neer deze motie in stemming komt, zal ik mij verwijderen. De heer v. Eek is voor intrekking der mo tie. De heer Foeken wil er ook een punt ach ter zetten, wanneer dc Rood het met B. en W. eens is. Dc Voorzitter: Ik blijf volhoudan,- dot de gestelde vraag achterwege had moeten tyij- ven. Eerst had de heer v. Doorne bij midh- lichtingen moeten vrogen. En nu wil ik 'fcan den heer Van Doorne vernemen op wcRa posten hij een abuis heeft. De heer v. Doorne. „Ik begeef iriij niet in de motieven." De Voorzitter: „Ik wensch van u de verklaring te hooren, op welke posten U fouten gemaakt heeft." De heer v. Doorne: „Ik zal mijn abuis niet verklaren vóór Ged. Staten uitspraak heb ben gedaan." De heer Hilhorst (R.K.) verlangt ophel dering. De verdachtmaking blijft zoo bestaan. Na nog eenige discussie wordt gestemd over de posten waarover verschil bestond. Dezo worden daarop alle aangenomen. No de gebruikelijke rondvraag wordt dc ver- godering gesloten. De zaal was propvol van belangstellenden. Zelfs de toegangsdeuren tot de Raadszaal moesten open blijven om het publick op d# t jn staat tc stellen het debat te volgen.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1927 | | pagina 7