25e;a°rga"gw° 207 aïviersfoortsch dagslad „de eemlander» binnenland. MANTELGOSTUMES De Geheimzinnige Talisman, TWEEDE BLAD. FEUILLETON. Woensdaq 2 Maart 1927 UIT DE STAATSCOURANT. Benoemd tot directeur van de Middeltare Koloniale Landbouwschool te Deventer dr L Vuyck aldaar, thans leeraar aan die inrich ting; benoemd tot burgemeester van Sittard M. W. J. Coenders, met eervol ontslag als burgemees ter van Tegelen; tot burgemeester van Kuinre en Blankenham M. H. Batjes; op verzoek eervol ontslogén met dank als burgermeester van Oldekerk J. H. Schutter; benoemd bij het reserve-personeel der land macht bij het personeel van den geneeskun- digen dienst tot reserve-officier van gezond- heid 2e klasse J. A. Marx Arts; op verzoek eervol ontslagen de reserve-Ie luitenants A. 'A. Posthoven en F. E. Jansen beiden van het I5e reg. infanterie. STAATSBEGROOTING VOOR 1927. Voorloopig Verslag der Eerste Kamer over Hoofdstuk VI (Ma- line). Aan het Voorloopig Verslag over hoofdstuk VI (Departement van Marine) der Staatsbe- grooting voor 1927, wordt het volgende ont- ieend Verschillende leden bepleitten nationale ontwapening. Verscheidene leden zouden gaarne worden gerustgesteld, dat op de sa mensmelting van do departementen van Ma rine en Oorlog in geenen deele zal worden vooruitgeloopeen, alvorens de wetgevende macht in de gelegenheid is gesteld, zich hier omtrent te kunnen uitspreken. Of is, zoo vra gen zij, het bericht in de dagbladen, dat tot vereeniging der beide departementen door den ministerraad reeds is besloten, juist Enkele leden beklaagden zich. dat op essen ticele marinebelangen niet is bezuinigd gewor den. De marine-uitgaven zijn, volgens hen, nog steeds bijzonder hoog en desniettegenstaande heeft onze marine toch geen waarde. Hiertegen kwamen andere leden in verzet. Zij achtten verdere bezuiniging op de marine- uitgaven niet toelaatbaar en waren van oor deel, dat onze marine volstrekt niet als waar deloos is te beschouwen. Om te kunnen be- oordneir-n, achtten eenige leden het intusschen noodig nader door den minister me» ciifers te worden ingelicht. Zij wenschten daarom van den minister bij diens Memorie van Antwoord een sleat te ontvangen van onze voorhanden en in aanbouw zijnde marine-vaartuigen, met opgave van aantal, bouwjaar, tonnage, snel heid en bewapening, benevens een zoodanigen staat betreffende de marine van Engeland, de Vereenigde Staten, Japan en Frankrijk. Deze gegevens zijn weliswaar niet geheim, doch zonder hulp ven het departement, voor leden der Kamer moeilijk verkrijgbaar. Verschillende leden wenschten Hulde te Hrengcn aon het marine-personeel in verband met de zoo goed geslaagde volbrenging der onbekende reis met eer hier te lande ge bouwde onderzeeboot van Amsterdam via het Panamekanaal re ei Soerabaja Andere leden wilden niet tp kort doen aan Se beter-l enis van die reis, maar merkten toch op, dot z'j de militaire waarde van onderzee booten vooi Indië uiterst gering achtten. Sommige leden drongen er op aan dot de minister, alvorens tot uitvoering zijner fusie plannen met betrekking tot de vliegdiensten over te gaan, niet alleen he» advies zal of- wachten van de bijzonder te dezer zake be noemde commissie, maar ook de Staten-Gene.. raai in de gelegenheid zal stellen, na kennis neming van 's ministers beweegredenen, him oordeel in deze gewichtige aangelegenheid uit te spreken. Zij verzochten dan ook dot de minister de ambtelijke rapporten in zoke^ de reorganisatie, resp. opheffing van den morine- vliegdienst, zou bekend maken, althans ter griffie der Kamer doen neerleggen, opdat de leden daarvan kennis zouden kunnen nemen. De meening wérd uitgesproken, dat bij split sing der marine medebetalen door Nederland in de Indische marine niet noodig is. Neder- landsch-Jndië betaalt immers ook niet mede voor de Staten-Generaal, de gezantschoppen en zoovele andere uitgaven, waarbij het ever- zeer belang heeft. Door eenige leden werd opgemerkt, dat de öud-gepensionneerden der marine in zeer on gunstige positie verkeeren en dat betere ver- hup.r-c i belangen taak der oveiheid is. Ook werd verkorting van het verblijf onzer schepeling» n in Indië bepleit en verplaatsing, desgewonsrht, van gezinnen van schepelingen naar de Oost Gaarne zou mjn vernemen in welk stadium de plannen vei koeien tot het overbrengen van het loodswezen onder hot beheer van een an der departement. Evenals vorige jaren werd de wcnsch uitgesproken tot invoering van een Regit ment Arbeidsvoorwaarden voor 't loods- personeel. Gevraagd werd of de regeling, dot c*e voste lifnbooten, die door het Oostgot ko men, in afwijking van de onderlinge verdee ling der beloodsing in Oostgot en Wielingen, een Belgischen loods mogen nemen, in over leg met het Nederlondsche loodswezen is ge troffen. Hoofdstuk VIII (Oorlog). Aan het voorloopig verslag over hoofdstuk VEI (Departement van Oorlog) is'het volgende ontleend Verschillende leden pleitten voor nationale ontwapening. Zij achtten dio in het belang des lands, o a. wijl daardoor betrekkelijk nog de beste beveiliging wordt verkregen Voorberei ding ten Oorlog daarentegen heeft steeds het gevaar vergroot. Eenige leden warén zeer teleurgesteld over het optreden van dezen bewindsman. Wel moesten zij toegeven, dat in enkele opzichten bezuinigingen door hem waren aangebracht, maar van versobering kon, volgens hen, niet worden gesproken. Zoo werd door hen op nieuw aangedrongen op verlaging van het con tingent. Andere leden verklaarden besliste tegenstan ders van nationale ontwapening te zijn. In weer loosheid zogen zij geen heil Integendeel, zij duchten daaruit groot gevaar, en waren van oordeel, dat voor verdediging van onze zelf standigheid een leger onmisbaar is, hetgeen volstrekt niet gelijk staat met voorbereiding ten oorlog. Wat het beleid van den Minister aangaat, gaven zij uiting van hunne vrees, dat deze bewindsman reeds te ver is gegaan in zijne versobering. Zij achten het zeer de vraag, of onze weermacht nog wel voldoende is tot handhaving onzer onzijdigheid, alsmede tot verzekering van den binncnlandschen vrede, orde en rust. In dit verband, waarschuwden verschillende lec^pn in het bijzonder voor al te sterke inkrim ping van het beroepskader. Eenige leden zouden gaarne vernemen, hoe hoog de beide laatste oorlogsbegrootingen in België zijn, in franken (Belgo's), resp. in guldens met onderscheiding van de daarin vervatte be dragen voor pensioenen en wachtgelden. In dien de eindcijfers in belangrijke punten ver betering behoeven om met de onze te kunnen worden vergeleken, zouden zij gaarne zien, dat de Minister die noodzakelijke bezuinigingen aangaf. Enkele leden*vroegen zich af, af niet tot op heffing der nog bestaande vestingen zoude kunnen worden overgegaan, ook al werd in standhouding van het leger gewcnscht. Wat Noorden betreft, werd uit aesthetisch oogpunt bezwaar gemaakt tegen de olgeheele slechting der wallen deze toch hebben histo rische waarde en vormen een prachtig geheel met de omgeving Gevraagd werd, wat ten de zen de plannen zijn, en men drong er op aan, dat de Minister samenwerking zou zoeken met zijner ambtgenoot van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en met de schoonheidscom missie om van de vestingwerken te behouden, hetgeen daarvoor het meest in aanmerking komt. De aandacht werd door enkele leden geves tigd op de onder Dordrecht in werking zijnde munitiefabriek. Zij betreurden het, dot porti-, culicren zich hier te lande toeleggen op muni tie-aanmaak en daardoor belong he1 Sen bij het uitbreken van een oorlog. Kon de Minister, zoo vroegen zij, mededeelen, voor wie die fabriek eigenlijk werkt BANK VOOR NED. GEMEENTEN. Uitbreiding betalingsgelegcnheïd tusschen Rijk en gemeenten. Het H.t.l.d. van gisteravond meldt Sedert de opheffing van de functie der rijks betaalmeesters is de Bank voor Nederlandsche gemeenten aangewezen als betalings gelegen heid tusschen Rijk en gemeenten voor ver schillende betalingen. Tot nog toe waren tusschen Rijk en gemeen ten over de Bank voor Nederlandsche gemeen ten de volgende betalingen toegelatenDe REC' MES Van T—4 regels 2.05, elke regel meer 0.50 KLEERMAKERIJ Fa. E. L. J, LAMMERTS Amersfoort Groningen Utrechtsche weg 36. Tel. 587 rijksuitkceringen kraahtens de wet von 1897, de uitkccring der belastingen en opcenten, dio voor de gemeenten worden geïnd, de annuï teiten van rijkswoningvoorschotten, de uitkce- ring van woningvoorschotten krachtens de Landarbeiderswet, de verrekening der kwade belastingposten enz. In een rondschrijven aan de burgemeesters heeft de Minister van Binnenlandsche Zaken thans bericht, dat hij de betnlingregeling via de Bank voor Nederlandsche gemeenten met ingang van I April a.s. zal uitbreiden en van toepassing zal verklaren „voor alle rechtstreek- sche betalingen tusschen Rijk en gemeenten, die niet op privaatrcchtelijken grondslag steunen." Buiten de regeling vallen derhalve, aldus de Mii ister, bepalingen over en weer vooitvloeien- de uit leveringscontracten of andere speciale overeenkomsten, zooals wegens verstrekkingen, huren, grond-, personeel*-. en straatbelol\ing, recognitiën en olie dergelijke heffirgen, die partijen elkander als particulieren verschuldigd zijn, vergoeding voor «Wonderlijk bewezen diensten enz. Mede vallen buiten de regeling betalingen aan en doo«- rijks- en gemeente- instellingen, welke een afzonderlijk geldelijk beheer voeren, tot welke instellingen behooren Staats- en groentebedrijven en voorts diensten als het Staatsboschheheer, de comptabiliteit van de Nederlandsche Staatscourant, de Rijks ki ankzinnigengesticht en, 'le Rijkspostspaar bank, de korps-administro'iën en militaire in richtingen, de Pensioenraad, terwijl hieronder eveneens gerekend worden gemeentelijke op haaldiensten, die mede ten behoeve van het Rijk functioneeren. Voor betalingen aan en door dergelijke in stellingen blijft dus de gewon* wiiz* van ver effening, welke tot dusver werd toegepast, vnn kracht. Von I April 1927 nf zullen derhalve alle rechtstreeksere betalingen tusschen Rijk en gemeenten, die in het voorgaande niet zijn uitgezonderd, geschieden doo- tu««;chenkomst van de Bank voor Nederlandsche gemeenten. Daarmede is do grootste uiibreiding aan deze nieuwe betalingsregeling tusschen Rijk en ge meenten gegeven, welke voorshands mogelijk DE COMMISSIE VOOR DE ECONOMISCHE POLITIEK. Moeilijkheden in de commissie. Een verzoek om een plcno-vcr- gadering. De benoeming von een sub-commissie. De Maasbode meldt Een groep leden van de Staatscommissie voor de economische politiek, ingesteld in Juli 1914, hebben tot den voorzitter van die commissie een verzoek gericht zoo spoedig mogelijk een pleno-vergadering bijeen te roapen. teneinde op de hoogte gesteld te worden van de werk wijze en resultaten der sub-commissio, die tot taak heeft het welvaarts-proh'.eem re besiudee- ren. Zij wijzen er in hun schnjvcn op, dot be doelde sub-rommissic bai'en voorkennis vnn de commissie zelf is benoemd. Ter toelichting voeger, we hieraan toe, dnï de hier bedoelde sub-corniniss;e door minister Colijn is aangekondigd. Minister Kooien heeft de leden von de subcommissie benoemd, ter wijl deze op* 4 Mei 1916 door minister Slote- maker de Bruine is geïnstalleerd. Dezer dagen is de commissie weer met zes leden uitgebreid, nadat ze zich vroeger reeds tot taak had gesteld een onderzoek in te stel len naar: le. den joop von de prijzen van de meest noodzakelijke levensbehoefte:2 den invloed der beperkingen van den abcidsduui en de verplichte sociale verzekering; 3. don invloed van de loonpolitiek der overheidsbe drijven ten opzichte van de loonen in de vrije bedrijven. De vraag hierboven door de leden van de staatscommissie gesteld, houdt verband met het feit, dat het een sub-commissie is von deze commissie, maar dat zij zelf niet alleen daarin niet is gekend, maar ook dat tot leden van de sub-commissie benoemd zijn personen, die niet eens lid zijn von de Staatscommissie WIJZIGING ART 83 DER ARBEIDSWET. Het orbcidsbod voor kinderen In tweeërlei opzicht is gebleken, dat het gel dende arbcidsvcrbod voor kinderen beneden 14 jaar ook tot ernstige bezwaren aanleiding geeft, aldus dc Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp tot wijziging van art. 88 der Arbeidswet. In de eerste plaats staat dit verbod de vak opleiding van niet leerplichtige kinderen be neden 14 jaar in den weg. Behalve in am bachtsscholen en vokscholen ontvangen toe komstige ambachtslieden hun opleiding in de werkplaats. Thans moet deze laatstbedoelde opleiding (b.v. het onderwijs volgens het lecr- lingenstelsel) verboden worden geacht voor kinderen beneden 14 jaar. Wil men met name de opleiding volgens het leerlingstelsel, dio als regel 3 jaren duurt on waarbij dc ouders gedurende dien tijd weinig of geen boten uit den arbeid hunner kinderen trekken, tot haar recht doen komen, don is het gcwenscht, dat de kinderen vóór het bereiken van den 14- jnrigen leeftijd tot deze soort van opleiding kunnen worden toegelaten. Een tweede bezwonr van ruimer strekking is gelegen in het feit, dot tusschen het tijdstip, waarop jeugdige personen na het volbrengen der leerverplichting dc lagere school verlaten, en dat, waarop zij met het verrichten van ar beid in den zin der Arbeidswet worden to»*- elaten, soms een vrij belangrijke tijdruimte ligt. In het ongunstigste geval kan deze tijd ruimte thans 2J£ jaar bedragen. Aan zooda nige tijdruimte zijn voor vele kinderen mo- reele nndcelcn verbonden, terwijl tevens een aantal jongens ccn voor hen minder passend beroep zullen moeten kiezen tot groote schnd* voor hun toekomst. Op grond hiervan acht dc rcgccring in het belang der jeugd een uitbreiding van art. 88 noodig, waardoor het in art. 9 der Arbeids wet gestelde arbcidsvcrbod niet zal gelden zoor 13-jarige jongens, die ccn opleiding in het practischc bedrijfsleven genieten, welke, aan behoorlijke paedogogische cisrhen vol doet. Voor hen, die door bovenbedoelde wijzigin gen nog niet worden geholpen, zijn eenige andere wijzigingen voorgesteld. Ten slotte mankt dc rcg'cering nog eenige opmerkingen in verband met de wet van 20 Mei 1922, houdende goedkeuring van het ont- werp-verdrag van Washington betreffende d voststelling van den leeftijd, waarop kinderen mogen worden toegelaten tot het verrichten van arbeid in nijverheidsondernemingen. De regeering is van meening, dot er ondet dc gegeven omstandigheden voldoende uon- leiding bestaat over te gaan tot ratificatie van het ontwerp-verdrng, overeenkomstig de goed keuringswet van 1922. Wegens het verband, dot ligt tusschen deze ratificatie en het thans ingediende wetsvoorstel, is zij echter van mee- ning, dat de uitspraak der Staten-Gcncranl omtrent dat wetsvoorstel dient te worden of- gewacht, alvorens een definitieve beslissing omtrent de ratificotic wordt genomen. PENSIOENVERHAAL VERNIETIGD. Te Huizen. De Kroon heeft ongegrond verklaard het be roep van den gemeenteraad van Huizen, in gesteld tegen dc beslissing van Geden. Staten van Noord-Holland, waarbij goedkeuring, werd onthouden aan het raadsbesluit tot volledig verhaal (814 pet.) der pensioensbijdrage op het gemeente-personeel. Het betreft een bedrog van pl.m. 4000. A. MULDER. Een Lcidsch wethouder door ccn attaque getroffen. De Wethouder van Fabricage te Leiden, de heer A. Mulder, is gisteravond ten stadhuize, ♦oen hij zich uit zijn eigen vertrek naar dc ver gadering van B. en W. begaf, plotseling In elkaar gezakt, door een beroerte getroffen Hij is naar het Diaconcssenhuis overgebracht. Zijn toestand was heden redelijk. SPINOZA-HFRDENKING TE MADRID. Een hulde oon Nederland. In dc gehoorzaal van dc Academie van Rechtswetenschap tc Madrid had den 2ïstcn dezer de herdenking plaats van den sterfdag van Boruch Spinoza. De vergaderzaal was geheel ingenomen doo; een uitgelezen publiek, waaronder vele dames. Dr, J. B. Hubrecht, zaakgelastigde o.i. der Nederlanden, die dc bijeenkomst presideerde, werd daarin bijgestaan door de hooglcerarcn Méndez Bejorano, Luis André, Gil Fagoaga. Verder Montenegro, den oud-hooglecroor Graaf de Lopez Munoz, lid van den Raad van State en oud-minister, en prof. Hilario Ayuso. De heer Ayuso schetste eenige door den on- stcrfelijken Nederlandschcn filosoof verrichte daden, die getuigden van do verccring, "welke Spinoza voor Spanje gevoelde. Don José Verdes Montenegro gaf ccn over zicht von de opvattingen van Boruch Spinoza inzake dc leer van dc gewetensvrijheid. Don Lucio Gil Fagoaga sprak over de fun- damcntccle stellingen der filosofie van Des cartes en dc betrekking, die deze tusschen don geest en het lichaam stelde. Don Eloy Luis y André behandelde dc filosofische leerstellingen, waardoor Spinoza beïnvloed werd. Hij analyseert de denkbeelden van dezen ten opzichte von de wet, den wil en dc deugd en de beginselen voor dc vorming van den stoor. Graaf de Lopez Munoz herinnerde eraan, dot, volgens Spinoza, dc mensch op aarde al leen tot taak had goed tc doen. Dc heer Méndcz Bcjornno verklaarde, dot hij gedreven was tot het organisceren van deze plechtigheid door het feit, dat Spinoza bij zekere gelegenheden in het buitenland her dacht was en niet in Spanje. Hij bracht in herinnering, dat Spinoza voor zijn ideoa1 leven en hart offerde, sober en armoedig leefde, zonder zorg voor *cenc ern stige ziekte, waaraan hij sedert zijn jeugd lij dende was. Deze spreker, die steeds bijzondere belang stelling heeft gehad voor dc Nederlandsche cultuurgeschiedenis, eindigde met een vurige lofrede op ons land. Hij zeide, dat het voor Nederland een glorie was geweest, Spinozo op te nemen, zoonis het Descartes opnam, aange zien di» land in dc 17e eeuw de eerste plants innam op het gebied van nntuurkunde en natuurwetenschappen. Hij citeerde de be roemdheden op wetenschappelijk gebied, welke N*d«r]nnri jp Hip dogen heeft voortgebracht (o.a. Huygcns, Zwommerdnm en Leeuwen hoek) cr. gaf een vergelijking tusschen Spaan- srhn en Nederlandsche dichters, medici, filo sofen en juristen Hij besloot met een groet aan Nederland. Dr J B Hubrecht hield in het Fionsch eer sluitingsrede, waarbij hij den wcnsch uit spook. dat in het vervolg de vricndschnps- bnn'l/m 'usschen beide londen steeds hechter rrrgcr worden aangehaald. ■AHrt sprekers oogstten veel applaus. Den volgenden dag hadden dc Nederlond sche zaakgelastigde, dr. Hubrecht en diens echtgenooto het genoegen, de verschillende sprekers aan hun disch tc vcrccnigcn Spinoza's banvloek nog altijd niet opgeheven. Het „Acht Uhr Abendblott" wijst er op, dat, terwijl geleerden uit het Avondland en den Oriënt in Den Haag plechtig Spinoza's on sterfelijkheid huldigen, dc bonvlock dien dc synagoge te Amsterdom 271 jaar geleden te gen Spinoze heeft uitgesproken, nog altijd van krocht is. De Amstcrdamsche robbijn Ricardo ant woordde op een vraag om inlichtingen ter dezer zake laconiek: ,J9e bonvlock is niet op- gehevcnï" D° logische consequentie hiervon is, aldus vervolgt het blad, dot de geleerden, die thans in Den Haag Spinoza's nagedachtenis huldi gen, eveneens door den zwaren banvloek der synagoge worden getroffen. De Spinoza-con- ferentie in Den Haag is een uitgelezen bijeen komst der meest verdraagzame mannen, die onze geciviliseerde aarde herbergt. Tot hen behooren, naast Joden en Mohammedanen, ook broeders van de strijdlustige „Societas Jesu", die in den loop der eeuwen overigens niet zoo teerhartig en broederlijk met andersdenkenden plachten om tc springen. Door do constateering van dc eendracht on der dc Spinoza-herdenkers loden dus ook deze mannen dc lichamelijke plagen en het ziele- onheil op zich, waarmede de banvlöck dreigt. Tel. Gelukzaligheid is niet de belooning der 'deugd, maar de deugd zelve. SPINOZA naar het Engelsch van E. F. BENSON. 20 N Maar even voordat zij bij het grasveld geko men waren, sprak zij weer. „Mijn moeder heeft mij natuurlijk de ge schiedenis verteld," zeide zij, „ik vroeg haar naar den naam naar uw oorn's naam, maar zij wilde hem mij niet zeggen. Het is beter" en weer sprak haar hort „het is toch beter zoo." Het volgend oogenblik sloegen zij den hoek om en vonden het gezelschop juist zoools zij het verlaten hadden, want zij waren nauwelijks tien minuten weggeweest. Mrs. Antrobus stab juist opnieuw een cigaret op. HOOFDSTUK VUT. De tweede terugkomst op Vail. Den dag, nadat Lady Oxted van haar Zon dag buiten doorgebracht, in Londen terugge keerd was, ontving zij antwoord op haar brief van mrs- Aylwin. Het moet toegegeven wor den, dat zij den brief met een angstig harl opende. Zij had al duidelijk gezien, hoe spoe dig de eerste sterke aantrekkingskracht was overgegaan in een grootere vertrouwelijkheid, en als zij geweten had wat er tusschen de twee verhandeld was in den boomgaard, zou zij ge merkt hebben, dat er nog veel aan haar waak zaam oog ontgaan was. Het ware veel beter geweest, dat, als het meisje den naam moest hooren, dien haar moeder haar geweigerd had te zeggen, zij hem den avond van haar aankomst had ge hoord. Maar hier v/ns nu niets meer aan te doen, en Lady Oxted haalde het papier uit de enveloppe en zag, dat het bericht in elk gé val kort was. „Ik haalde het geheel aan jou over," schreef mrs. Aylwin, „of je het Evie vertellen wilt of niet. Je zegt, dat je beloofd hebt het niet te doen, maar mocht je het later soms raadzaam vinden er toch over te spreken, 2oek dan do een of andere uitvlucht, en vertel het haar dan uit mijn naam. De reden waarom ik het haar niet heb willen zeggen is gemakkelijk te raden te weten, of ten minste te denken, dat George vermoord is geworden, heeft mij mijn leven verbitterd en nu vraag ik mijzelf wel eens af, of ik 't recht had dit te denken. Maar onthoud ditals er zich tusschen deze twee het geval is mogelijk, zooals jijzelf ook voorzien hebt een hechte vriendschapsband ontwikkelt, wat tusschen een jongen man en een jong meisje mogelijk is, dan moet Evie het natuurlijk vveten. Ik laat het nu aan jou over, om te beslissen of het beter is, dat zij het nu weet of later. Ik dank je, lieve Violet, voor je goede zorgen voor haar. De „lieve Violet" slaakte een zucht van ver lichting. Mrs. Aylwin was er bekend voor,hen, die haar dierbaar waren te^verschrikken, door hun brieven te zenden, welke veel hadden van een ultimatum. Maar hier was geen sprake van een ultimatum. Zij was geneigd om te on derhandelen en deze brief, ofschoon geschre ven ïnet de nauwgezetheid van een officieel telegram, was niet onvriendelijk gesteld. Zij spoedde zich naar beneden naar Evie want zij gingen uit lunchen met een ge voel alsof er een last van haar was weggeno men. Nu de houding van mrs. Aylwin zoo was, besloot zij bij zichzelf, dat zij haar be lofte aan het meisje gedaan, zou houden en zij dacht met een zekere minachtende verba zing aan de bewering van haar man, dat zij heel stil bij zichzelf had voorgenomen, dot zij zich het recht voorbehield, om haar belofte te verbreken. De opinies van de mannen over de vrouwen waren toch ongelooflijk ruw en op pervlakkig. Zij kenden zichzelven het mono polie toe van enkele hoedanigheden als moed rechtvaardigheid en eer, en zij namen het als vanzelf sprekend aon, dat zulke dingen bij vrouwen niet bestonden. Arme, goede Bob en dat nog wel na al die jaren I Evie was wat stil toen zij door Bond Street reden en ofschoon haar oogen met niet minder aandacht dan gewoonlijk op de zich verdrin gende menigte gericht waren, misten zij toch het schitterende van den eersten dog, en ble ven langer don anders op dezelfde dingen ge vestigd. Zij keek dezen morgen meer naar de armelijke straatventers en bloemenverkoopers dan naar hun geurige of geschilderde koop waar en inploats van aangetrokken te worden door de blikken figuurtjes, die zij op straat lie ten loopen, of aandacht te schenken aan de buitengewoon goedkoope boordenknoopjes, let te zij vandaag meer op het armoedige uiterlijk van de verkoopers. „Waar denkt u dat zij van leven Violet?" vroeg zij „Kijkt u nu eens naar dien man met die overherndknoopjes zes voor een stuiver. Dit weet ik, want verleden week Zaterdag heb ik er zes gekocht. Veronderstel nu eens, dot hij er zestig per dog verkoopt, wat ik nooit geloof, dat hij doen zal, en dot zij hem abso luut niets kosten, dan heeft hij 's avonds nog maar tien stuivers. En toch zijn zij geen be delaars; zij werker, voor hun brood. In Italië bestaat dot heeleinoal nietinplaats daarvan hebben wij de glimlachende, schilderachtige lazzaroni, die geen vinger zullen uitsteken om zich te helpen. Zij zitten maar in dc zon en lachen en worden gevoed. O, goede hemel!" „Wat scheelt er aan, Evie vroeg Lady Oxted. „Niets. Ik geloof, dat ik juist bij mijzelf uitmaakte, dat men allerlei soorten van men- schen moet hebben om een wereld te formee- ren, en dat de uitersten zich ontmoeten en zoo al meer. Zie nu eens naar mij hier. Ik zit hier in deze gemakkelijke victoria en heb veel meei van de lazzaroni dan van die speelgoedvcn- ters en wie zal zeggen hoeveel deze de laz zaroni te boven gaan Ik zit in de zon, en als er geen zofi is, zit ik bij het vuur en om mij recht te laten wedervaren, lach ik bijna altijd. Maar veronderstel nu eens, dat ik voor mijn brood moest werken, gelooft u, dat ik het met opgewektheid zou doen? Zou ik zelfs maar een sprankje ijver toonen? Veronderstel eens, dat ik geroepen werd om iets groots tc doen, waarbij ik moed en wilskracht moest toonen, zou ik er aan voldoen Ik heb niet de minste reden om u en mijzelf te overtuigen, dat ik het doen zou." Lady "Oxted dacht opeens met een inwendig genoegen en met voldoening aon haar eigen heldhaftig besluit, haar belofte aan Evie ge daan, te zullen houden. „Dat zou je zeker wel," zeide zij, „wij zijn heusch nog zoo kwaad nieten doet er zich al eens een gelegenheid voor, waarin wij den ken, dot het ons totaal oon moed ontbreken zal, dan gedragen wij ons toch niet zooals wij dochten, dat wij ons gedragen zouden. De ge dachte non den dentist vergalt mij mijn leven, dogen van te voren en toch go ik er heen en druk op de noodlottige bel en gedraag mij, ge loof ik, tamelijk moedig onder de behandeling Ook zedelijk, geloof ik, dat als er iets te doen valt, wij beter zijn dan wij ons voorstelden. Over het algemeen bezitten wij meer eerge voel dot is zeker," herhaalde zij met een plot- selingen niet te onderdrukken aanval van ver ontwaardiging tegen haar echtgenoot, „dan zij, die ons 't best kennen, ons toekennen." Evie lachte. „Lieve tante, hebt U zich nog kort geleden heel eervol gedragen?" vroeg zij, „of heeft oom Bob uw goede hoedanigheden in twijfel getrokken?" „Cynisme eindigt altijd in teleurstelling/ merkte Lady Oxted op, die opeens in alge meenheden overging, „maar omdat het cynisch is, geloof ik, dat men dat ook verwacht." „Is oom Bob een cynicus?" vroeg Evie, di»> haar weer tot de werkelijkheid terugbracht. „Nu, verleden had ik een belofte gedaan," zeide Lady Oxted, „en ik vroeg hem daarom trent raad; hij zeide mij toen, dat ik mij zeker het recht zou voorbehouden mijn belofte to breken." (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1927 | | pagina 5