25e;a°rga"gw° 207 aïviersfoortsch dagslad „de eemlander»
binnenland.
MANTELGOSTUMES
De Geheimzinnige Talisman,
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
Woensdaq
2 Maart 1927
UIT DE STAATSCOURANT.
Benoemd tot directeur van de Middeltare
Koloniale Landbouwschool te Deventer dr L
Vuyck aldaar, thans leeraar aan die inrich
ting;
benoemd tot burgemeester van Sittard M. W.
J. Coenders, met eervol ontslag als burgemees
ter van Tegelen; tot burgemeester van Kuinre
en Blankenham M. H. Batjes;
op verzoek eervol ontslogén met dank als
burgermeester van Oldekerk J. H. Schutter;
benoemd bij het reserve-personeel der land
macht bij het personeel van den geneeskun-
digen dienst tot reserve-officier van gezond-
heid 2e klasse J. A. Marx Arts;
op verzoek eervol ontslagen de reserve-Ie
luitenants A. 'A. Posthoven en F. E. Jansen
beiden van het I5e reg. infanterie.
STAATSBEGROOTING VOOR 1927.
Voorloopig Verslag der Eerste
Kamer over Hoofdstuk VI (Ma-
line).
Aan het Voorloopig Verslag over hoofdstuk
VI (Departement van Marine) der Staatsbe-
grooting voor 1927, wordt het volgende ont-
ieend
Verschillende leden bepleitten nationale
ontwapening. Verscheidene leden zouden
gaarne worden gerustgesteld, dat op de sa
mensmelting van do departementen van Ma
rine en Oorlog in geenen deele zal worden
vooruitgeloopeen, alvorens de wetgevende
macht in de gelegenheid is gesteld, zich hier
omtrent te kunnen uitspreken. Of is, zoo vra
gen zij, het bericht in de dagbladen, dat tot
vereeniging der beide departementen door
den ministerraad reeds is besloten, juist
Enkele leden beklaagden zich. dat op essen
ticele marinebelangen niet is bezuinigd gewor
den. De marine-uitgaven zijn, volgens hen, nog
steeds bijzonder hoog en desniettegenstaande
heeft onze marine toch geen waarde.
Hiertegen kwamen andere leden in verzet.
Zij achtten verdere bezuiniging op de marine-
uitgaven niet toelaatbaar en waren van oor
deel, dat onze marine volstrekt niet als waar
deloos is te beschouwen. Om te kunnen be-
oordneir-n, achtten eenige leden het intusschen
noodig nader door den minister me» ciifers te
worden ingelicht. Zij wenschten daarom van
den minister bij diens Memorie van Antwoord
een sleat te ontvangen van onze voorhanden
en in aanbouw zijnde marine-vaartuigen, met
opgave van aantal, bouwjaar, tonnage, snel
heid en bewapening, benevens een zoodanigen
staat betreffende de marine van Engeland, de
Vereenigde Staten, Japan en Frankrijk. Deze
gegevens zijn weliswaar niet geheim, doch
zonder hulp ven het departement, voor leden
der Kamer moeilijk verkrijgbaar.
Verschillende leden wenschten Hulde te
Hrengcn aon het marine-personeel in verband
met de zoo goed geslaagde volbrenging der
onbekende reis met eer hier te lande ge
bouwde onderzeeboot van Amsterdam via het
Panamekanaal re ei Soerabaja
Andere leden wilden niet tp kort doen aan
Se beter-l enis van die reis, maar merkten toch
op, dot z'j de militaire waarde van onderzee
booten vooi Indië uiterst gering achtten.
Sommige leden drongen er op aan dot de
minister, alvorens tot uitvoering zijner fusie
plannen met betrekking tot de vliegdiensten
over te gaan, niet alleen he» advies zal of-
wachten van de bijzonder te dezer zake be
noemde commissie, maar ook de Staten-Gene..
raai in de gelegenheid zal stellen, na kennis
neming van 's ministers beweegredenen, him
oordeel in deze gewichtige aangelegenheid uit
te spreken. Zij verzochten dan ook dot de
minister de ambtelijke rapporten in zoke^ de
reorganisatie, resp. opheffing van den morine-
vliegdienst, zou bekend maken, althans ter
griffie der Kamer doen neerleggen, opdat de
leden daarvan kennis zouden kunnen nemen.
De meening wérd uitgesproken, dat bij split
sing der marine medebetalen door Nederland
in de Indische marine niet noodig is. Neder-
landsch-Jndië betaalt immers ook niet mede
voor de Staten-Generaal, de gezantschoppen
en zoovele andere uitgaven, waarbij het ever-
zeer belang heeft.
Door eenige leden werd opgemerkt, dat de
öud-gepensionneerden der marine in zeer on
gunstige positie verkeeren en dat betere ver-
hup.r-c i belangen taak der oveiheid is.
Ook werd verkorting van het verblijf onzer
schepeling» n in Indië bepleit en verplaatsing,
desgewonsrht, van gezinnen van schepelingen
naar de Oost
Gaarne zou mjn vernemen in welk stadium
de plannen vei koeien tot het overbrengen van
het loodswezen onder hot beheer van een an
der departement. Evenals vorige jaren werd
de wcnsch uitgesproken tot invoering van een
Regit ment Arbeidsvoorwaarden voor 't loods-
personeel. Gevraagd werd of de regeling, dot
c*e voste lifnbooten, die door het Oostgot ko
men, in afwijking van de onderlinge verdee
ling der beloodsing in Oostgot en Wielingen,
een Belgischen loods mogen nemen, in over
leg met het Nederlondsche loodswezen is ge
troffen.
Hoofdstuk VIII (Oorlog).
Aan het voorloopig verslag over hoofdstuk
VEI (Departement van Oorlog) is'het volgende
ontleend
Verschillende leden pleitten voor nationale
ontwapening. Zij achtten dio in het belang des
lands, o a. wijl daardoor betrekkelijk nog de
beste beveiliging wordt verkregen Voorberei
ding ten Oorlog daarentegen heeft steeds het
gevaar vergroot.
Eenige leden warén zeer teleurgesteld over
het optreden van dezen bewindsman. Wel
moesten zij toegeven, dat in enkele opzichten
bezuinigingen door hem waren aangebracht,
maar van versobering kon, volgens hen, niet
worden gesproken. Zoo werd door hen op
nieuw aangedrongen op verlaging van het con
tingent.
Andere leden verklaarden besliste tegenstan
ders van nationale ontwapening te zijn. In weer
loosheid zogen zij geen heil Integendeel, zij
duchten daaruit groot gevaar, en waren van
oordeel, dat voor verdediging van onze zelf
standigheid een leger onmisbaar is, hetgeen
volstrekt niet gelijk staat met voorbereiding
ten oorlog. Wat het beleid van den Minister
aangaat, gaven zij uiting van hunne vrees, dat
deze bewindsman reeds te ver is gegaan in
zijne versobering. Zij achten het zeer de vraag,
of onze weermacht nog wel voldoende is tot
handhaving onzer onzijdigheid, alsmede tot
verzekering van den binncnlandschen vrede,
orde en rust.
In dit verband, waarschuwden verschillende
lec^pn in het bijzonder voor al te sterke inkrim
ping van het beroepskader.
Eenige leden zouden gaarne vernemen, hoe
hoog de beide laatste oorlogsbegrootingen in
België zijn, in franken (Belgo's), resp. in guldens
met onderscheiding van de daarin vervatte be
dragen voor pensioenen en wachtgelden. In
dien de eindcijfers in belangrijke punten ver
betering behoeven om met de onze te kunnen
worden vergeleken, zouden zij gaarne zien, dat
de Minister die noodzakelijke bezuinigingen
aangaf.
Enkele leden*vroegen zich af, af niet tot op
heffing der nog bestaande vestingen zoude
kunnen worden overgegaan, ook al werd in
standhouding van het leger gewcnscht.
Wat Noorden betreft, werd uit aesthetisch
oogpunt bezwaar gemaakt tegen de olgeheele
slechting der wallen deze toch hebben histo
rische waarde en vormen een prachtig geheel
met de omgeving Gevraagd werd, wat ten de
zen de plannen zijn, en men drong er op aan,
dat de Minister samenwerking zou zoeken met
zijner ambtgenoot van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen en met de schoonheidscom
missie om van de vestingwerken te behouden,
hetgeen daarvoor het meest in aanmerking
komt.
De aandacht werd door enkele leden geves
tigd op de onder Dordrecht in werking zijnde
munitiefabriek. Zij betreurden het, dot porti-,
culicren zich hier te lande toeleggen op muni
tie-aanmaak en daardoor belong he1 Sen bij het
uitbreken van een oorlog. Kon de Minister, zoo
vroegen zij, mededeelen, voor wie die fabriek
eigenlijk werkt
BANK VOOR NED. GEMEENTEN.
Uitbreiding betalingsgelegcnheïd
tusschen Rijk en gemeenten.
Het H.t.l.d. van gisteravond meldt
Sedert de opheffing van de functie der rijks
betaalmeesters is de Bank voor Nederlandsche
gemeenten aangewezen als betalings gelegen
heid tusschen Rijk en gemeenten voor ver
schillende betalingen.
Tot nog toe waren tusschen Rijk en gemeen
ten over de Bank voor Nederlandsche gemeen
ten de volgende betalingen toegelatenDe
REC' MES
Van T—4 regels 2.05, elke regel meer 0.50
KLEERMAKERIJ
Fa. E. L. J, LAMMERTS
Amersfoort Groningen
Utrechtsche weg 36. Tel. 587
rijksuitkceringen kraahtens de wet von 1897,
de uitkccring der belastingen en opcenten, dio
voor de gemeenten worden geïnd, de annuï
teiten van rijkswoningvoorschotten, de uitkce-
ring van woningvoorschotten krachtens de
Landarbeiderswet, de verrekening der kwade
belastingposten enz.
In een rondschrijven aan de burgemeesters
heeft de Minister van Binnenlandsche Zaken
thans bericht, dat hij de betnlingregeling via
de Bank voor Nederlandsche gemeenten met
ingang van I April a.s. zal uitbreiden en van
toepassing zal verklaren „voor alle rechtstreek-
sche betalingen tusschen Rijk en gemeenten,
die niet op privaatrcchtelijken grondslag
steunen."
Buiten de regeling vallen derhalve, aldus de
Mii ister, bepalingen over en weer vooitvloeien-
de uit leveringscontracten of andere speciale
overeenkomsten, zooals wegens verstrekkingen,
huren, grond-, personeel*-. en straatbelol\ing,
recognitiën en olie dergelijke heffirgen, die
partijen elkander als particulieren verschuldigd
zijn, vergoeding voor «Wonderlijk bewezen
diensten enz. Mede vallen buiten de regeling
betalingen aan en doo«- rijks- en gemeente-
instellingen, welke een afzonderlijk geldelijk
beheer voeren, tot welke instellingen behooren
Staats- en groentebedrijven en voorts diensten
als het Staatsboschheheer, de comptabiliteit
van de Nederlandsche Staatscourant, de Rijks
ki ankzinnigengesticht en, 'le Rijkspostspaar
bank, de korps-administro'iën en militaire in
richtingen, de Pensioenraad, terwijl hieronder
eveneens gerekend worden gemeentelijke op
haaldiensten, die mede ten behoeve van het
Rijk functioneeren.
Voor betalingen aan en door dergelijke in
stellingen blijft dus de gewon* wiiz* van ver
effening, welke tot dusver werd toegepast, vnn
kracht. Von I April 1927 nf zullen derhalve
alle rechtstreeksere betalingen tusschen Rijk
en gemeenten, die in het voorgaande niet zijn
uitgezonderd, geschieden doo- tu««;chenkomst
van de Bank voor Nederlandsche gemeenten.
Daarmede is do grootste uiibreiding aan deze
nieuwe betalingsregeling tusschen Rijk en ge
meenten gegeven, welke voorshands mogelijk
DE COMMISSIE VOOR DE ECONOMISCHE
POLITIEK.
Moeilijkheden in de commissie.
Een verzoek om een plcno-vcr-
gadering. De benoeming von een
sub-commissie.
De Maasbode meldt
Een groep leden van de Staatscommissie voor
de economische politiek, ingesteld in Juli 1914,
hebben tot den voorzitter van die commissie
een verzoek gericht zoo spoedig mogelijk een
pleno-vergadering bijeen te roapen. teneinde
op de hoogte gesteld te worden van de werk
wijze en resultaten der sub-commissio, die tot
taak heeft het welvaarts-proh'.eem re besiudee-
ren.
Zij wijzen er in hun schnjvcn op, dot be
doelde sub-rommissic bai'en voorkennis vnn
de commissie zelf is benoemd.
Ter toelichting voeger, we hieraan toe, dnï
de hier bedoelde sub-corniniss;e door minister
Colijn is aangekondigd. Minister Kooien heeft
de leden von de subcommissie benoemd, ter
wijl deze op* 4 Mei 1916 door minister Slote-
maker de Bruine is geïnstalleerd.
Dezer dagen is de commissie weer met zes
leden uitgebreid, nadat ze zich vroeger reeds
tot taak had gesteld een onderzoek in te stel
len naar: le. den joop von de prijzen van de
meest noodzakelijke levensbehoefte:2 den
invloed der beperkingen van den abcidsduui
en de verplichte sociale verzekering; 3. don
invloed van de loonpolitiek der overheidsbe
drijven ten opzichte van de loonen in de vrije
bedrijven.
De vraag hierboven door de leden van de
staatscommissie gesteld, houdt verband met
het feit, dat het een sub-commissie is von deze
commissie, maar dat zij zelf niet alleen daarin
niet is gekend, maar ook dat tot leden van de
sub-commissie benoemd zijn personen, die niet
eens lid zijn von de Staatscommissie
WIJZIGING ART 83 DER ARBEIDSWET.
Het orbcidsbod voor kinderen
In tweeërlei opzicht is gebleken, dat het gel
dende arbcidsvcrbod voor kinderen beneden
14 jaar ook tot ernstige bezwaren aanleiding
geeft, aldus dc Memorie van Toelichting bij
het wetsontwerp tot wijziging van art. 88 der
Arbeidswet.
In de eerste plaats staat dit verbod de vak
opleiding van niet leerplichtige kinderen be
neden 14 jaar in den weg. Behalve in am
bachtsscholen en vokscholen ontvangen toe
komstige ambachtslieden hun opleiding in de
werkplaats. Thans moet deze laatstbedoelde
opleiding (b.v. het onderwijs volgens het lecr-
lingenstelsel) verboden worden geacht voor
kinderen beneden 14 jaar. Wil men met name
de opleiding volgens het leerlingstelsel, dio
als regel 3 jaren duurt on waarbij dc ouders
gedurende dien tijd weinig of geen boten uit
den arbeid hunner kinderen trekken, tot haar
recht doen komen, don is het gcwenscht, dat
de kinderen vóór het bereiken van den 14-
jnrigen leeftijd tot deze soort van opleiding
kunnen worden toegelaten.
Een tweede bezwonr van ruimer strekking
is gelegen in het feit, dot tusschen het tijdstip,
waarop jeugdige personen na het volbrengen
der leerverplichting dc lagere school verlaten,
en dat, waarop zij met het verrichten van ar
beid in den zin der Arbeidswet worden to»*-
elaten, soms een vrij belangrijke tijdruimte
ligt. In het ongunstigste geval kan deze tijd
ruimte thans 2J£ jaar bedragen. Aan zooda
nige tijdruimte zijn voor vele kinderen mo-
reele nndcelcn verbonden, terwijl tevens een
aantal jongens ccn voor hen minder passend
beroep zullen moeten kiezen tot groote schnd*
voor hun toekomst.
Op grond hiervan acht dc rcgccring in het
belang der jeugd een uitbreiding van art. 88
noodig, waardoor het in art. 9 der Arbeids
wet gestelde arbcidsvcrbod niet zal gelden
zoor 13-jarige jongens, die ccn opleiding in
het practischc bedrijfsleven genieten, welke,
aan behoorlijke paedogogische cisrhen vol
doet.
Voor hen, die door bovenbedoelde wijzigin
gen nog niet worden geholpen, zijn eenige
andere wijzigingen voorgesteld.
Ten slotte mankt dc rcg'cering nog eenige
opmerkingen in verband met de wet van 20
Mei 1922, houdende goedkeuring van het ont-
werp-verdrag van Washington betreffende d
voststelling van den leeftijd, waarop kinderen
mogen worden toegelaten tot het verrichten
van arbeid in nijverheidsondernemingen.
De regeering is van meening, dot er ondet
dc gegeven omstandigheden voldoende uon-
leiding bestaat over te gaan tot ratificatie van
het ontwerp-verdrng, overeenkomstig de goed
keuringswet van 1922. Wegens het verband,
dot ligt tusschen deze ratificatie en het thans
ingediende wetsvoorstel, is zij echter van mee-
ning, dat de uitspraak der Staten-Gcncranl
omtrent dat wetsvoorstel dient te worden of-
gewacht, alvorens een definitieve beslissing
omtrent de ratificotic wordt genomen.
PENSIOENVERHAAL VERNIETIGD.
Te Huizen.
De Kroon heeft ongegrond verklaard het be
roep van den gemeenteraad van Huizen, in
gesteld tegen dc beslissing van Geden. Staten
van Noord-Holland, waarbij goedkeuring, werd
onthouden aan het raadsbesluit tot volledig
verhaal (814 pet.) der pensioensbijdrage op het
gemeente-personeel. Het betreft een bedrog
van pl.m. 4000.
A. MULDER.
Een Lcidsch wethouder door ccn
attaque getroffen.
De Wethouder van Fabricage te Leiden, de
heer A. Mulder, is gisteravond ten stadhuize,
♦oen hij zich uit zijn eigen vertrek naar dc ver
gadering van B. en W. begaf, plotseling In
elkaar gezakt, door een beroerte getroffen Hij
is naar het Diaconcssenhuis overgebracht. Zijn
toestand was heden redelijk.
SPINOZA-HFRDENKING TE MADRID.
Een hulde oon Nederland.
In dc gehoorzaal van dc Academie van
Rechtswetenschap tc Madrid had den 2ïstcn
dezer de herdenking plaats van den sterfdag
van Boruch Spinoza.
De vergaderzaal was geheel ingenomen doo;
een uitgelezen publiek, waaronder vele dames.
Dr, J. B. Hubrecht, zaakgelastigde o.i. der
Nederlanden, die dc bijeenkomst presideerde,
werd daarin bijgestaan door de hooglcerarcn
Méndez Bejorano, Luis André, Gil Fagoaga.
Verder Montenegro, den oud-hooglecroor
Graaf de Lopez Munoz, lid van den Raad van
State en oud-minister, en prof. Hilario Ayuso.
De heer Ayuso schetste eenige door den on-
stcrfelijken Nederlandschcn filosoof verrichte
daden, die getuigden van do verccring, "welke
Spinoza voor Spanje gevoelde.
Don José Verdes Montenegro gaf ccn over
zicht von de opvattingen van Boruch Spinoza
inzake dc leer van dc gewetensvrijheid.
Don Lucio Gil Fagoaga sprak over de fun-
damcntccle stellingen der filosofie van Des
cartes en dc betrekking, die deze tusschen don
geest en het lichaam stelde.
Don Eloy Luis y André behandelde dc
filosofische leerstellingen, waardoor Spinoza
beïnvloed werd. Hij analyseert de denkbeelden
van dezen ten opzichte von de wet, den wil en
dc deugd en de beginselen voor dc vorming
van den stoor.
Graaf de Lopez Munoz herinnerde eraan,
dot, volgens Spinoza, dc mensch op aarde al
leen tot taak had goed tc doen.
Dc heer Méndcz Bcjornno verklaarde, dot hij
gedreven was tot het organisceren van deze
plechtigheid door het feit, dat Spinoza bij
zekere gelegenheden in het buitenland her
dacht was en niet in Spanje.
Hij bracht in herinnering, dat Spinoza voor
zijn ideoa1 leven en hart offerde, sober en
armoedig leefde, zonder zorg voor *cenc ern
stige ziekte, waaraan hij sedert zijn jeugd lij
dende was.
Deze spreker, die steeds bijzondere belang
stelling heeft gehad voor dc Nederlandsche
cultuurgeschiedenis, eindigde met een vurige
lofrede op ons land. Hij zeide, dat het voor
Nederland een glorie was geweest, Spinozo op
te nemen, zoonis het Descartes opnam, aange
zien di» land in dc 17e eeuw de eerste plants
innam op het gebied van nntuurkunde en
natuurwetenschappen. Hij citeerde de be
roemdheden op wetenschappelijk gebied, welke
N*d«r]nnri jp Hip dogen heeft voortgebracht
(o.a. Huygcns, Zwommerdnm en Leeuwen
hoek) cr. gaf een vergelijking tusschen Spaan-
srhn en Nederlandsche dichters, medici, filo
sofen en juristen Hij besloot met een groet
aan Nederland.
Dr J B Hubrecht hield in het Fionsch
eer sluitingsrede, waarbij hij den wcnsch uit
spook. dat in het vervolg de vricndschnps-
bnn'l/m 'usschen beide londen steeds hechter
rrrgcr worden aangehaald.
■AHrt sprekers oogstten veel applaus.
Den volgenden dag hadden dc Nederlond
sche zaakgelastigde, dr. Hubrecht en diens
echtgenooto het genoegen, de verschillende
sprekers aan hun disch tc vcrccnigcn
Spinoza's banvloek nog altijd
niet opgeheven.
Het „Acht Uhr Abendblott" wijst er op, dat,
terwijl geleerden uit het Avondland en den
Oriënt in Den Haag plechtig Spinoza's on
sterfelijkheid huldigen, dc bonvlock dien dc
synagoge te Amsterdom 271 jaar geleden te
gen Spinoze heeft uitgesproken, nog altijd van
krocht is.
De Amstcrdamsche robbijn Ricardo ant
woordde op een vraag om inlichtingen ter
dezer zake laconiek: ,J9e bonvlock is niet op-
gehevcnï"
D° logische consequentie hiervon is, aldus
vervolgt het blad, dot de geleerden, die thans
in Den Haag Spinoza's nagedachtenis huldi
gen, eveneens door den zwaren banvloek der
synagoge worden getroffen. De Spinoza-con-
ferentie in Den Haag is een uitgelezen bijeen
komst der meest verdraagzame mannen, die
onze geciviliseerde aarde herbergt. Tot hen
behooren, naast Joden en Mohammedanen, ook
broeders van de strijdlustige „Societas Jesu",
die in den loop der eeuwen overigens niet zoo
teerhartig en broederlijk met andersdenkenden
plachten om tc springen.
Door do constateering van dc eendracht on
der dc Spinoza-herdenkers loden dus ook deze
mannen dc lichamelijke plagen en het ziele-
onheil op zich, waarmede de banvlöck dreigt.
Tel.
Gelukzaligheid is niet de belooning der
'deugd, maar de deugd zelve. SPINOZA
naar het Engelsch van
E. F. BENSON.
20 N
Maar even voordat zij bij het grasveld geko
men waren, sprak zij weer.
„Mijn moeder heeft mij natuurlijk de ge
schiedenis verteld," zeide zij, „ik vroeg haar
naar den naam naar uw oorn's naam, maar
zij wilde hem mij niet zeggen. Het is beter"
en weer sprak haar hort „het is toch beter
zoo."
Het volgend oogenblik sloegen zij den hoek
om en vonden het gezelschop juist zoools zij
het verlaten hadden, want zij waren nauwelijks
tien minuten weggeweest. Mrs. Antrobus stab
juist opnieuw een cigaret op.
HOOFDSTUK VUT.
De tweede terugkomst op Vail.
Den dag, nadat Lady Oxted van haar Zon
dag buiten doorgebracht, in Londen terugge
keerd was, ontving zij antwoord op haar brief
van mrs- Aylwin. Het moet toegegeven wor
den, dat zij den brief met een angstig harl
opende. Zij had al duidelijk gezien, hoe spoe
dig de eerste sterke aantrekkingskracht was
overgegaan in een grootere vertrouwelijkheid,
en als zij geweten had wat er tusschen de twee
verhandeld was in den boomgaard, zou zij ge
merkt hebben, dat er nog veel aan haar waak
zaam oog ontgaan was.
Het ware veel beter geweest, dat, als het
meisje den naam moest hooren, dien haar
moeder haar geweigerd had te zeggen, zij
hem den avond van haar aankomst had ge
hoord. Maar hier v/ns nu niets meer aan te
doen, en Lady Oxted haalde het papier uit de
enveloppe en zag, dat het bericht in elk gé
val kort was.
„Ik haalde het geheel aan jou over," schreef
mrs. Aylwin, „of je het Evie vertellen wilt of
niet. Je zegt, dat je beloofd hebt het niet te
doen, maar mocht je het later soms raadzaam
vinden er toch over te spreken, 2oek dan do
een of andere uitvlucht, en vertel het haar
dan uit mijn naam. De reden waarom ik het
haar niet heb willen zeggen is gemakkelijk te
raden te weten, of ten minste te denken, dat
George vermoord is geworden, heeft mij mijn
leven verbitterd en nu vraag ik mijzelf wel
eens af, of ik 't recht had dit te denken. Maar
onthoud ditals er zich tusschen deze twee
het geval is mogelijk, zooals jijzelf ook
voorzien hebt een hechte vriendschapsband
ontwikkelt, wat tusschen een jongen man en
een jong meisje mogelijk is, dan moet Evie
het natuurlijk vveten. Ik laat het nu aan jou
over, om te beslissen of het beter is, dat zij
het nu weet of later. Ik dank je, lieve Violet,
voor je goede zorgen voor haar.
De „lieve Violet" slaakte een zucht van ver
lichting. Mrs. Aylwin was er bekend voor,hen,
die haar dierbaar waren te^verschrikken, door
hun brieven te zenden, welke veel hadden van
een ultimatum. Maar hier was geen sprake
van een ultimatum. Zij was geneigd om te on
derhandelen en deze brief, ofschoon geschre
ven ïnet de nauwgezetheid van een officieel
telegram, was niet onvriendelijk gesteld.
Zij spoedde zich naar beneden naar Evie
want zij gingen uit lunchen met een ge
voel alsof er een last van haar was weggeno
men. Nu de houding van mrs. Aylwin zoo
was, besloot zij bij zichzelf, dat zij haar be
lofte aan het meisje gedaan, zou houden en
zij dacht met een zekere minachtende verba
zing aan de bewering van haar man, dat zij
heel stil bij zichzelf had voorgenomen, dot zij
zich het recht voorbehield, om haar belofte
te verbreken. De opinies van de mannen over
de vrouwen waren toch ongelooflijk ruw en op
pervlakkig. Zij kenden zichzelven het mono
polie toe van enkele hoedanigheden als moed
rechtvaardigheid en eer, en zij namen het als
vanzelf sprekend aon, dat zulke dingen bij
vrouwen niet bestonden. Arme, goede Bob en
dat nog wel na al die jaren I
Evie was wat stil toen zij door Bond Street
reden en ofschoon haar oogen met niet minder
aandacht dan gewoonlijk op de zich verdrin
gende menigte gericht waren, misten zij toch
het schitterende van den eersten dog, en ble
ven langer don anders op dezelfde dingen ge
vestigd. Zij keek dezen morgen meer naar de
armelijke straatventers en bloemenverkoopers
dan naar hun geurige of geschilderde koop
waar en inploats van aangetrokken te worden
door de blikken figuurtjes, die zij op straat lie
ten loopen, of aandacht te schenken aan de
buitengewoon goedkoope boordenknoopjes, let
te zij vandaag meer op het armoedige uiterlijk
van de verkoopers.
„Waar denkt u dat zij van leven Violet?"
vroeg zij „Kijkt u nu eens naar dien man met
die overherndknoopjes zes voor een stuiver.
Dit weet ik, want verleden week Zaterdag heb
ik er zes gekocht. Veronderstel nu eens, dot
hij er zestig per dog verkoopt, wat ik nooit
geloof, dat hij doen zal, en dot zij hem abso
luut niets kosten, dan heeft hij 's avonds nog
maar tien stuivers. En toch zijn zij geen be
delaars; zij werker, voor hun brood. In Italië
bestaat dot heeleinoal nietinplaats daarvan
hebben wij de glimlachende, schilderachtige
lazzaroni, die geen vinger zullen uitsteken om
zich te helpen. Zij zitten maar in dc zon en
lachen en worden gevoed. O, goede hemel!"
„Wat scheelt er aan, Evie vroeg Lady
Oxted.
„Niets. Ik geloof, dat ik juist bij mijzelf
uitmaakte, dat men allerlei soorten van men-
schen moet hebben om een wereld te formee-
ren, en dat de uitersten zich ontmoeten en zoo
al meer. Zie nu eens naar mij hier. Ik zit hier
in deze gemakkelijke victoria en heb veel meei
van de lazzaroni dan van die speelgoedvcn-
ters en wie zal zeggen hoeveel deze de laz
zaroni te boven gaan Ik zit in de zon, en
als er geen zofi is, zit ik bij het vuur en om
mij recht te laten wedervaren, lach ik bijna
altijd. Maar veronderstel nu eens, dat ik voor
mijn brood moest werken, gelooft u, dat ik
het met opgewektheid zou doen? Zou ik zelfs
maar een sprankje ijver toonen? Veronderstel
eens, dat ik geroepen werd om iets groots tc
doen, waarbij ik moed en wilskracht moest
toonen, zou ik er aan voldoen Ik heb niet
de minste reden om u en mijzelf te overtuigen,
dat ik het doen zou."
Lady "Oxted dacht opeens met een inwendig
genoegen en met voldoening aon haar eigen
heldhaftig besluit, haar belofte aan Evie ge
daan, te zullen houden.
„Dat zou je zeker wel," zeide zij, „wij zijn
heusch nog zoo kwaad nieten doet er zich
al eens een gelegenheid voor, waarin wij den
ken, dot het ons totaal oon moed ontbreken
zal, dan gedragen wij ons toch niet zooals wij
dochten, dat wij ons gedragen zouden. De ge
dachte non den dentist vergalt mij mijn leven,
dogen van te voren en toch go ik er heen en
druk op de noodlottige bel en gedraag mij, ge
loof ik, tamelijk moedig onder de behandeling
Ook zedelijk, geloof ik, dat als er iets te doen
valt, wij beter zijn dan wij ons voorstelden.
Over het algemeen bezitten wij meer eerge
voel dot is zeker," herhaalde zij met een plot-
selingen niet te onderdrukken aanval van ver
ontwaardiging tegen haar echtgenoot, „dan
zij, die ons 't best kennen, ons toekennen."
Evie lachte.
„Lieve tante, hebt U zich nog kort geleden
heel eervol gedragen?" vroeg zij, „of heeft
oom Bob uw goede hoedanigheden in twijfel
getrokken?"
„Cynisme eindigt altijd in teleurstelling/
merkte Lady Oxted op, die opeens in alge
meenheden overging, „maar omdat het cynisch
is, geloof ik, dat men dat ook verwacht."
„Is oom Bob een cynicus?" vroeg Evie, di»>
haar weer tot de werkelijkheid terugbracht.
„Nu, verleden had ik een belofte gedaan,"
zeide Lady Oxted, „en ik vroeg hem daarom
trent raad; hij zeide mij toen, dat ik mij zeker
het recht zou voorbehouden mijn belofte to
breken."
(Wordt vervolgd).