KINDERRUBRIEK.
De rubriek van Oom KareE>
Ik moet beginnen met jelui iets heel verve
lends te vertellen. En dat is, dat ik tot mijn
spijt deze week geen lang praatje met jelui
kan maken. Maar aan don anderen kant is dat
nu v/eer niet zoo heel erg, want er moet dezo
week heel wat in do krant. De corresponden
tie rubriek krijgt langzaam maar zeker een
flinke omvang, terwijl er ook van andere zij
den nog heel wat bijdragen kwamen. En wan
neer ik nu vooraf al een groote boom met
jelui ging opzetten, dan kwam er plaats te
Vort voor het andere, en dat zou jammer zijn
Maar, ik beloof het jelui, de volgende week
zal ik mijn schado wel inhalen. Reken daar
maar gerust opl
RAADSELS.
Oplossingen van de vorige keer.
De oplossingen van de vorige raadsels wa
ren
I.Nederlandsch-Belgisch tractaatmet de
woorden, Hst, schraal, dagerand, herhaling.
Henri.
Krakende karren duren het langst met do
woorden Urk, kar, hen, la, deken, Gerard, tok.
nest.
Vraagstukken: I. De bladen van een
boek2. de schoorsteenmantel
De prijswinnaar Speurcfer kan a.s
Maandag zijn prijs aan ons bureau komen af
halen.
NIEUWE RAADSELS,
Het geheel is een stad in Zuid-Holland
Is dat wel een meisjesspel
'k zou het haast niet meenen
pas op, kleine, wilde Nelf
straks lig j' op de steenen.
Dan is 't schreien geen gebrek,
hier en daar een pijntje
en je mooie jurk gescheurd
'k waarschuw je, hoor kleintje!
HERMANNA".
Vijf schreven dun een vraag en de andere
vijf een entwoord op. Erg verschillend dus.
Dc briefjes werden dan door elkaar geschud cn
dan vroeg mijnheer „Wie heeft vraag één
Het meisje las vraag één op en dan „Wie
hooft antwoord één". Het antwoord werd ge
geven. Hot kwam voak erg raar uit. Ook
schreven wc een brief met z'n ellen, ieder een
regel Je mocht den voorefgaar.den regel niet
lezen. Wij hebben een leuke brief geschreven,
niet eens erg door elkaar Wc deden nog veel
meer leuke spelletjes o. a. blindemannetje en
stoelendans. Den eersten keer won ik het, den
tweeden keer Betsy. Wij gingen 10 min voor
6 weg en hadden een hccrlijkon middag gc-
hnd.
(Ingezonden door Silene.)
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Tste rij een medeklinker
2de rij een gevaarlijk voorwerp
3de rij cer* lengte maat.
4de rij een gebouw.
5de rij het gevraagde woord.
6de rij een plaatsje in N. Holland.
7e rij een gevaarlijk dier.
8ste rij een hondennaam
9de rij een medeklinker
(Ingez. door Tnbor.)
X
X
X
y
X
X
X
X
X
X
X
X
X
x
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
eerste rij medeklinker,
tweedo rij is niet dun.
derde rijdoet men als men slapen gaat
vierde rijzijn sommige menschen.
vijfde rijhet gevraagde woord kippenhok
zesdo rijis een verkleinde meisjesnaam,
zevende rij tufnmanswerktuig.
achtsto rijhoe is de aarde,
negende rijeen medeklinker.
Het gevraagde woord is een woonplaats voor
dieren
ONGEHOORZAAMHEID WORDT
GESTRAFT.
Dries was een jongen, zooals er, jammer ge
noeg meer rijn. Zijn vader en moeder hadden
vc^l verdriet van hem De honden, kozen
zoodra ze hem thuis zagen aankomen het ha
zenpad. Op en warme Zomerdag kwam hij
later dan gewoonlijk thuis. Dries was toen hij
uit school kwam, langs een boomgaard geko
men waar lekkere appeltjes stonden. Hé, dacht
Dries, ik wou dat ok een appeltje had. Maar
wat was datzat daar een gat in de heg
Dries bedacht zich niet langer sprong door
de heg en had zoo één appel te pakken. H?j
beet er in maar o wee, daar had jc 't. In de
appel zat 'n bij en die stok hem zoo gevoe
lig in do lip, dat hij hord begon tc schreeu
wen van p'jn. Gillende slingerde hij den appel
over straat, precies in den goot. Thuis geko
men bette moeder de lip met azijn en toen ver
telde hij olies. Na 'n half uur toen hij op de
divan log, zei moeder Ja kind ongehoorzaam
heid wordtgestraft.
OP EEN VERJAARPARTIJTJE.
Het was Woensdag cn Betsy cn ik, Betsy is
mijn zusje), gingen op een verjaarpartijtje bij
Jo. van Dyk.
We werden met ycel gejuich ontvangen en
mijnheer begon dadelijk met ons te stoeien.
Jo had erg veel cadeautjes gekregen, een
tafeltje vol. Tegen den muur was een great
papier, waarop een mooie groote T.2. stond,
en daarbij nog iets geschreven. Toen alle
meisjes er waren deden wij een spelletje. Wij
hadden daarvoor eerst een kopje thee met een
gebakje gekregen, erg lekker.
We deden een spelletje met een gulden. Ieder
moest zijn handen onder tafel houden en de
gulden doorgeven. Je mocht ook doen alsof je
hem doorgaf. Eén van de meisjes moest dan
naast den tafel staan en raden wie der. gul
den had.
Als je het misraadde, moest je blijven staan,
maar als je goed raadde, moest het meisje, dat
den gulden In de hand had, dan raden.
Wé deden ook vragen en antwoord We wa
ren met zijn tienen. Er waren vlft briefjes
waarop vraag stond, afgenummeTd van 1 tot
5 en vijf briefjes van antworoden ook van
1 tot 5
VAN ONS MOOIE AMERSFOORT!
Beste neefjes, lieve nichtjs,
Kinderen van Amersfoort,
Tc Zie je glundere gezichtjes.
Veel heb Tc al van je gehoord
Altijd lees ik 't kindemummer,
Van do krant op Zaterdag,
Vol genoegen en 'k geniet ook.
Als Tc er iets voor schrijven mag
Zoo nu kwam in m'n gedachten,
Tc Wou iets schrijven van de stad.
Van de poorten en de grachten.
Ook van oude huizen wat.
Dc verkeer veel met kabouters.
Dot rijn leuke lui, het meest
Houd ik van die kleine stoutere.
,JDc kabouters van den geest"
Weet je dat zij altijd werken,
Slaven, draven in der» nacht.
Dot zij onzen geest versterken,
Had je dot wel ooit gedacht
Nu, ik wil je dan verholen.
Van een paar dat bij mij kwam
Vele nochten, vele malen.
Over d'oude MonnTcendom,
En dot wonderschoone bouwwerk.
Onze oude Koppelpoort,
Beiden toch nog hecht en sterk
De glorie nog van Amersfoort f
Luister goed, ik go beginnen.
Zet je beide ooren óop.
Je schoolwerk zal j?r Iets bij winnen,
Als jc onthouden kunt, naar "k hoop
(Wordt vervolgd.)
LEMKA
Ma Erf.
Maart was altijd een lastige jongen ge
weest. Vanaf zijn prilste jeugd had men
nooit staat op hem kunnen maken. Zóó was
de hemel blauw en scheen vroolijk het zon
netje; maar dan op eens verdonkerde
Maarts gelaat, begon de stoute jongen van
boosheid te blazen en te huilen, gooide hij
met hagelkorrels in het rond en mikte daar
bij het liefst op groote neuzen. Was zoo'n
bui dan weer uitgewoed, ja, dan had hij wel
spijt en trachtte hij het weer goed te maken
door zijn zonnigste gezicht te laten zien,
maar het kwaad was geschied en
niemand vertrouwde hem meer. Dat was
zijn grootste straf.
„Maart roert zijn staart," zeiden de men
schen en gelijk hadden zij: die ondeugende
Maart kon soms als een dolle te keer gaan.
Hij deed Vader Tijd en Moeder Aarde
dan ook dikwijls verdriet en zijn Ouders
hadden oprecht spijl, dat ze hem zoo'n
mooien tweeden noam als „Lentemaand"
gegeven hadden. Maar daar was nu helaas
niets meer aen te doen.
Maart stond nu eeijmaal bij den Burger
lijken Stand op het Stadhuis precies
zooals de namen van alle menschenkinde-
ren daar vermeld staan ingeschreven als
„Maart, Lentemaand." Veranderen was on
mogelijk. En toch bleek het meer en meer,
dat hij dien mooien naam heelemaal niet
waard was. Als er nog wat aan te ver
anderen viel, zou Moeder Aarde dien lieve
lingsnaam van haar met veel meer genoe
gen aan haar dochtertje April, dat aardige,
blonde meisje, gegeven hebben.
„Ik ben te vlug geweest," moest zij zich-
zelve bekennen, „maar ik kon ook
onmogelijk vooruit weten, dat Maart zoo'n
bengel, zoo'n echte kwajongen zou zijn."
Het was een heel strenge winter geweest.
Toen in Februari de sneeuwklokjes bloei
den, moesten zij hun teere knopjes door de
sneeuw heen boren. Manr de dappere,
kleine dingen hadden overwonnen en
stonden boven het witte kleed te bloeien,
ölsof dat de gewoonste zaak der wereld
was.
Een paarx weken later, het was in dc
maand, die naar Maart genoemd werd, was
de sneeuw gesmolten. Oom Wintervórst
had eindelijk afscheid genomen en overal
prijkten kleine, paarse viooltjes, zóó ver
scholen tusschen het gras, dat men ze nog
maa- nauwelijks zien kon.
Moeder Aarde verheugde zich oprecht
over deze kleine, heerlijk-geurende lente
boden. Zij noemde ze .Maartsche vioolties."
Maar ook daarvan had ze later spijt, want
toen het het volgend jaar een zachte winter
was en de kleine dingen reeds in Februari
bloeiden en geur verspreidden, zoodat
Maart er niet ééntje meer vond, toen het
zijn maand was, weid hij zóó kwaad, dat
hij met groote hagelkorrels om zich heen
gooide, ten einde zijn woede te koelen.
Moeder Aarde zuchtte diep. Och, och,
wat was die Maart toch weer aan den gang!
En het hielp niets, of zij al probeerde hem
te troosten door te zeggen:
„Dit jaar zijn er dan,wel geen viooltjes,
moer bloeit liet speenkruid voor je.
Kijk eens naar die aardige ster-vormige
bloempjes met haar glimmende bloem
blaadjes, die zóó geel zien, alsof ze regel
recht uit den boterpot kwamen gestapt.
„Wat heb ik nu aan speenkruidI"
moppgrde Maart. „Ik ben toch a] een groo
te, flinke jongen en hoef niet meer met een
speen zoet gehouden te worden, zooals
sommige onverstandige kindermoeders hun
kinderen doen."
„Was je nog maar zoo klein I" zuchtte
Moeder Aarde weer. Zij vergat op dat
oogenblik echter, dat zelfs toen Maart nog
in de wieg lag, hij met zóó'n kracht trap
pelen kon, dat de dekens altijd in het rond
verspreid lagen, alsof de wind vreeselijk
huisgehouden had in de kamer.
,,'t Verstand komt niet vóór de jaren I"
zei Vader Tijd, die al heel wat jaren telde
en zichzelven buitengewoon verstandig
vond.
„Maar de anderen dan klonk het
vragend van Moeder Aarde's lippen.
„Waren Jen en Feb niet heel anders En
wat zijn ze flink uit de kluiten gewassen
Echt stoere knapen, op wie we trotsch
mogen zijnWat er nog van Maart moet
worden, ik weet het niet, Werkelijk Vader,
ik weet het niet T
„Kom, kom I" trachtte Vader Tijd dan te
vergoelijken. „De jongen is wat kort aan
gebonden. 't Zal wel slijten, vóór hij zoo
oud is geworden als wij."
„Ik help het je wenschen," zei Moeder
Aarde met een nieuwen zucht, rnaar i k
weet het dan nog niet zoo zeker."
Die arme Moeder Aarde zuchtte heel wat
over Maart. Ze werd er mager van, zóó
mager zelfs, dat haar dikke wintermantel
haar veel te wijd werd en rij hem op een
goeden, ik moet eigenlijk zeggeh: op een
slechten dag verloor. H o e zij hem kwijt
raakte, is zij nooit te weten gekomen, zij-
zelve was één-en-al verbazing, maar weg
was hij en weg bleef hij, al zocht zij hem
ook overal, tot op de onmogelijkste plaat
sen. Zelfs op het politie-bureau hadden ze
niets gevonden, dat op den wintermantel
van Moeder Aarde geleek.
Arme Moeder Aarde, zonder haar dikken
mantel en slechts met een dun voorjaars
pakje aan f En dat, terwijl het nog zoo sner
pend koud was.'
Haar oogen stonden vol tranen van de
kou en toen Maart d a t zag, kreeg hij toch
medelijden met Moeder en kwam zijn goede
hart boven.
De hagelsteenen, die hij juist in zijn ge
spierde vuist hield om ze met een vaart
weg te slingeren, wierp hij in het water.
Daar konden zij het minst kwaad l Zijn ge
zicht, dat heel grimmig stond, kreeg een
zachtere uitdrukking, het zonnetje brak
door enMoeder Aarde kreeg op eens
zoo'n heerlijk gevoel over zich, zoo'n warm
en zonnig gevoel, dat ze wel had kunnen
juichen en zingen van plezier en heelemaal
niet meer dacht aan haar verloren winter
mantel. Die zou haar n u toch te warm zijn
geweest.
En Maart hield vol. Hij wilde too-
nen, dat hij wat voor Moeder Aar
de overhad. Er kwam geen wolkje meer
op zijn gelaat, 't was alles één zonnige, blij
de lach.
Moeder Aarde zei nu tegen Vader Tijd
„Je hebt gelijk gehad, Vadertje: Maart is
toch eigenlijk een beste jongen."
Vader Tijd knikte slechts. Misschien
dacht hij:
,Jk hoop, dat hij je vertrouwen niet be
schamen zal,, Moedertje."
Hij was echter te verstapdig om zijn
vrouw ongerust te maken, juist nu Maart
eindelijk eens lief voor haar was.
Ook de menschen trokken hun winterjas
sen en -mantels uit en deden een luchtiger
pakje aan-
„Maart kan toch een heerlijke maand
rijn," zeiden zij.
„Als 't maar zoo blijft," zeiden degenen,
die altijd bang zijn, dat het goede, hetwelk
zij op het oogenblik hebben, geen stand zal
houden.
„Maar deze heerlijke, zachte dagen heb
ben wij toch maar. Niemand kan ons die
meer afnemen," zeiden lachend degenen,
die zich de vreugde van het heden niet
laten bederven door angst voor de toe
komst.
„Nu is het voorjaar gekomen I" riepen de
kinderen blij uit. Zij vonden het aardig van
Maart, dat hij de bloemen uit den grond
tooverde.
„Waarom is het niet altijd zulk lekker
weer in Maart vroeg een klein meisje.
Ja, waarom
Daarop had zelfs Maart het antwoord
schuldig moeten blijven.
Hoe een Musch andere
Vogeltjes waarschuwde.
Op een kouden winterdag zat een heer
in zijn studeerkamer te schrijven, toen zijn
aandacht plotseling getrokken werd door
een luid getjilp, dat hem als een waarschu-
wend sein voorkwam.
H'j ging naar het raam om te zien, wat
dit beteekende en zag een paar vogeltjes
broodkruimels pikken, die daar op de
sneeuw in den tuin waren gestrooid. Hij
zag echter ook, dat op een schutting een
kat met begeerige oogen naar de vogeltjes
loerde, terwijl zij heel behoedzaam naderbij
sloop. En ten slotte zag hij op een raam
kozijn ven een tweede verdieping een
musch zitten, die maar niet ophield met
tjilpen en dit zóó beteekenlsvol deed, dat
de vogeltjes op den gTond qpvlogen. Nu
sprong de kat op den grond, onderzocht
eenige struiken, maar vond nergens het
geen hij zocht. De vogeltjes hadden zich
uit de voeten gemaakt en Poes kon er niet
ééntje pakken.
Nauwelijks waren alle vogels buiten ge
vaar, of het waarschuwend getjilp hield op.
Het bteek maar al te duidelijk, dat de musch
vanaf haar hooge zitplaats de kat bespied
en het noodsein aangeheven had om haar
gevleugelde makkers te waarschuwen. Deze
waren verstandig genoeg naar de roepstem
te luisteren, toen het nog tijd was om aan
het gevaar te ontsnappen.
UIT ONZE MOPPENTROMMEL.
Liesje zit iederen dag voor hot raam te spe
len. Dicht bij hun huis is een groote slacht
plaats, en zoo riet Liesje telkens een vracht
auto, met koeien voorbij rijden. Op zekeren
dag echter. Wam er vnnof de slachtplaats een
auto met kocicnhuidcn voorbij; Liesje zette
gTootc oogen op, en riep tegen haar moeder
„Oh, Mammie, kijk eens, 'n hcele wagen vol
leege koeien I"
(Ingez. door Leesgraag.)
,r!E MUIZEN DEUGEN NIET".
Apotheker„Wel, wat verlang je, Jo
chems
Jochems„Ze leven nog, hoor 1"
Apotheker„Wie leven nog
Jochems„De muizen. Je vergif heeft
niets geholpen".
Apotheker„Kom, den heb je niet pre-
cies gedaan zooals ik je gezegd heb. Heb
je 't op versch brood gestreken
Jochems: „Ja".
Apotheker„Met een houten lepel
Jochems„Ja".
- Apotheker (ongeduldig)„En toen voor
de gaten gelegd
Jochems„Ja".
Apotheker„Op een droge plaats
Jochems„Ja".
Apotheker„En hebben de muizen er
niet van gegeten?"
Jochems„Nee".
Apotheker: „Nou, wil ik je dan Tes wat
zeggen? Dan deugen je muizen niet I"
DIEN WENSCH KON MOEDER
NIET VERVULLEN.
„Weet u, wat ik graag zou willen. Moe
der?" vroeg Piet op zekeren dag, toen zijn
ouder broertje uit logeeren en zijn
vriendje, dat aan den overkant der straat
woonde, ziek was.
„En wat is dat dan?" vroeg Moeder op
haar beurt. „Misschien kan ik je wensch
vervullen. Wou Je het een of andere spel
letje spelen?"
„Och nee, Moeder," antwoordde Piet „Ik
zou graag twee kleine hondjes willen zijn in
plaats van één jongen, want dan had ik al
tijd iemand van mijn leeftijd om mee te
spelen."
SNUGGER.
De klasse-onderwijzer was wanhopend
over de verregaande domheid van één
•zijner leerlingen. Eindelijk zei hij:
„Hier heb je een dubbeltje. Ga er mee
naar Dokter A en vraag hem voor een dub
beltje verstand."
De jongen kwam met een teleurgesteld
gezicht terug en zei tegen den onderwijzer:
„De dokter wou me geen verstand geven.
Zal ik soms teruggaan en hem zeggen, dat
het voor u is s.
DE CORRESPONDENTIE
Boschfee. Een aardig verhnaltjo hrb
je geschreven. Heb Je dat heelemaal zelf ver
zonnen Die Dries zal wel geen appel» meer
weggenomen hebben, denk ik.
Tabor. Ja, dot begrijp Uc, maar ik hed
die uitdrukking vun do vorige week nog nooit
gehoord. Pas maar op, dat je zelf niet voor
den gok wordt gehouden 1 Donk je wel voor
Jo raadsel.
Leesgraag. Toch waren die VTOog-»
stukken heel eenvoudig. En ols jo het weet,
zeg je natuurlijk „O jo, dot is ook zoo", t Is
alleen de kunst om er achter te komen. Nog
wel gefeliciteerd hoor. Jo, dat boek ken ik wel.
't Is heel aardig. Heb jo voel plorier gehad.
Het is wel een leuke film hè
Blauwe Distel. Wat een keurige
brief schreef je mij. wist hcusch in hot be
gin niet, van wie die wel kon rijn. Aangezien
de correspondentie-rubriek ook door do en-
dere neefjes en nichtjes gelezen wordt, die nog
geen Fransch kennen, zal ik jo maar In onze
moodertaal antwoorden. Jij moe me notuurlijk
schrijven zoonis je wilt. Dot gedichtje wns ook
heel oardig.
Weerwolf. IV geloof dat jo Je ver
gist. Tenminste wat dat „heeleboel" betreft.
De anderen hebben er niets geen last mee ge
had. Maar Jo moet natuurlijk een beetje uit
kijken cn zoeken. Het gaat nu eenmaal niet
vanzelf. En ols je dan flink nagedocht hebt,
komt de goede oplossing ook wel. Als je van
een raedsel de oplossing zoo ziet, is cr niets
geen aardigheid aan.
Sprinkhaan. Neen, ik heb zo nog
niet gezien, maar zal ook eens gaan kijken.
Dank je wel voor je raadsel, 't Komt gruw in
de krant, 't Is wel een aardig gericht, die kleine
diertjes hè. Monr ze zullen wel gouw groot
worden.
Germanicus. Schrijf jo dc volgen
de week eens een lange brief Daar doe Je me
een groot plezier mee.
Poppenmoeder. r— Ja zeker mag je mee
doen. Hartelijk welkom hoor. Ik rol jo groe
ten overbrengen. Dc volgende raadsels rijn
misschien wel weer wat gemnkkclijkor. Dank
je wel voor het raadsel, det je wel deze of d«
volgende week in de krant zult rien.
Wildzang. Goed hoor. Ven uitstel
komt toch geen afstel. Dus dan de volgende
week mnnr. Hib je het bock al uitgelezen Ik
ben benieuwd hoe jc het vindt Naar het eerste
raadsel heb je, geloof ik, oen beetje geraden,
't Is wel zoo Iets, maar toch niet heelemaal.
Wilde Eend. Heb je ze kunnen go-
bmiken. Jammer dot ik er niet meer voor jc
hud. Maar do andaren moeten ook wat hebben,
ols zc er om vragen. Wat een aardige raad
sels heb jc gemaakt. Leuk hoor I
Mol. Je hod deze week zeker heel weinig
tijd voor onze krant. Ik hoop dc volgende
week weer meer van je te hooran.
Gymnast. Ik zal dc bonnen doorzen
den. Ja hoor, dnt komt in orde. Wonsch hem
beteischop van mij.
Tweeling. Had Je er zóó'n moeite
mee Deze keer ging het zeker wel veel be
ter. Tenminste, dnt meen ik wel te mogen
opmuken uit je brief.
Zwartkop. Zoo, dus die kei) je ook
al. Dc geloof, dot er heel wat neefjes en nich
tjes rijn die elkaar kennen. We gaan toch dc
gocdo tijd tegemoet, maar het gaat niet
ineens.
Stormvogel. Sta j© er goed op. 't Is
wel aardig zoo'n schoolkiek met al je vriend
jes en vriendinnetjes. Als je er later naar
kijkt, komen jc oude schooljaren weer in dc
herinnering.
Blondje. Zoo, moor het is toch prettig
dat je weer onn het beteren bent. Wat heeft jc
gescheeld Ben jo erg riek geweest
Blauwoog. Heel goed hoor. Hartelijk
welkom.
t' H e i d e k i n d. Ik hoop er om te den
ken. Neen, do vraagstukken tellen niet mee
voor een prijs. Jo, dot is nu juist een ge
heimpje, dat ik niet mag verklappen.
Orchidee. Uitstekend hoor, maar waar is
dat handwerkje nu gebleven. Je schrijft er wol
over, maar ik heb nog niets ontvangen. Dat
begrijp ik, monr na die drukte komt do vo-
centie
Speurder. Ja, het is goed begonnon,
maar Woensdagavond leek het niet veel op
lenteweer. Het leek wel of het water met bak
ken uit de lucht kwam. Ze komen zeker dan
nog wel.
Silene. Dank je wel hoor. 't Is een
leuk vei haaltje. Je bent toch maar een trouwe
medewerkster. Daar zal je wel veel plezier
hebben. Zoo'n feestje is altijd wol gezellig.
Mol. Daar vind ik zoowaar nog een brief
van Je. Be zal aan je verzoek voldoen. Ja, dat
is wel veel beter.
Hansje me Knecht- Dank je wel
voor het raadsel. Ik geloof wel, dat het erg
lastig is. Als het aen de beurt is, zal Ja het
natuurlijk wel in de krant zien. Let dus maor
goed op.
Ponnekoek. Jo, daarmee ftul je wel
plezier hebben gehad. Jammer voor je, dat hij
nu weg is
Dwerg. Ik denk, dot het jo niet jou
meevallen, als je in het water was. Zoover
zijn we nog niet.
Rozenknop. Hij mag nu ook wel al
meedoen. Er zijn wel meer neefjes van die
leeftijd. Dot komt dus mooi uit. Wordt het
mooi Hoor ik dat eens von je.
OOM KAREL.
RUILHANDELHOEKJE.
Ons nichtje Mol verzoekt mij het volgende
in t ruilhnndelhockje te plaatsen. Zij schrijft rae?
rk heb nog 10 nieuwe groote platen A—J
van het Verkade's nlbum „Mijn Aquarium".
Ik zou er graag 30 bons of plaatjes voor heb-
ben van Verkade's album: „Bloemen in on
zen tuin. De platen zijn nog nieuw en er rit
geen vlekje of kreukje in. Zijn er nog neefjes
of nichtjes die één dier platen of allemaal,
missen, wil ik met hen ruilen. Dc wil één groo
te plaat ruilen voor 3 bons of plaatjes van t
Bloemen in onzen tuin. Mocht-er dus iemand
rijn, dan hoor ik dat nog wel.
Er rijn misschien ook nog wel neefjes e*
nichtjes, die plaatjes missen van de vroegere
uitgegeven albums. Deze kunnen aangevuld
worden door bons of plaatjes van de Verkade's
album: „Bloemen in onzen tuin", op te sturen
en er de verlangde plaatjes voor terug te vra
gen. Willen de neefjes en nichtjes nadere in
lichtingen hebben over het een en ander, dan
is de afd. Albums steeds bereid deze ts ver*
ichiffea.