KINDERRUBRIEK. De rubriek van Oom KareE> Ik moet beginnen met jelui iets heel verve lends te vertellen. En dat is, dat ik tot mijn spijt deze week geen lang praatje met jelui kan maken. Maar aan don anderen kant is dat nu v/eer niet zoo heel erg, want er moet dezo week heel wat in do krant. De corresponden tie rubriek krijgt langzaam maar zeker een flinke omvang, terwijl er ook van andere zij den nog heel wat bijdragen kwamen. En wan neer ik nu vooraf al een groote boom met jelui ging opzetten, dan kwam er plaats te Vort voor het andere, en dat zou jammer zijn Maar, ik beloof het jelui, de volgende week zal ik mijn schado wel inhalen. Reken daar maar gerust opl RAADSELS. Oplossingen van de vorige keer. De oplossingen van de vorige raadsels wa ren I.Nederlandsch-Belgisch tractaatmet de woorden, Hst, schraal, dagerand, herhaling. Henri. Krakende karren duren het langst met do woorden Urk, kar, hen, la, deken, Gerard, tok. nest. Vraagstukken: I. De bladen van een boek2. de schoorsteenmantel De prijswinnaar Speurcfer kan a.s Maandag zijn prijs aan ons bureau komen af halen. NIEUWE RAADSELS, Het geheel is een stad in Zuid-Holland Is dat wel een meisjesspel 'k zou het haast niet meenen pas op, kleine, wilde Nelf straks lig j' op de steenen. Dan is 't schreien geen gebrek, hier en daar een pijntje en je mooie jurk gescheurd 'k waarschuw je, hoor kleintje! HERMANNA". Vijf schreven dun een vraag en de andere vijf een entwoord op. Erg verschillend dus. Dc briefjes werden dan door elkaar geschud cn dan vroeg mijnheer „Wie heeft vraag één Het meisje las vraag één op en dan „Wie hooft antwoord één". Het antwoord werd ge geven. Hot kwam voak erg raar uit. Ook schreven wc een brief met z'n ellen, ieder een regel Je mocht den voorefgaar.den regel niet lezen. Wij hebben een leuke brief geschreven, niet eens erg door elkaar Wc deden nog veel meer leuke spelletjes o. a. blindemannetje en stoelendans. Den eersten keer won ik het, den tweeden keer Betsy. Wij gingen 10 min voor 6 weg en hadden een hccrlijkon middag gc- hnd. (Ingezonden door Silene.) X X X X X X X X X Tste rij een medeklinker 2de rij een gevaarlijk voorwerp 3de rij cer* lengte maat. 4de rij een gebouw. 5de rij het gevraagde woord. 6de rij een plaatsje in N. Holland. 7e rij een gevaarlijk dier. 8ste rij een hondennaam 9de rij een medeklinker (Ingez. door Tnbor.) X X X y X X X X X X X X X x X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X eerste rij medeklinker, tweedo rij is niet dun. derde rijdoet men als men slapen gaat vierde rijzijn sommige menschen. vijfde rijhet gevraagde woord kippenhok zesdo rijis een verkleinde meisjesnaam, zevende rij tufnmanswerktuig. achtsto rijhoe is de aarde, negende rijeen medeklinker. Het gevraagde woord is een woonplaats voor dieren ONGEHOORZAAMHEID WORDT GESTRAFT. Dries was een jongen, zooals er, jammer ge noeg meer rijn. Zijn vader en moeder hadden vc^l verdriet van hem De honden, kozen zoodra ze hem thuis zagen aankomen het ha zenpad. Op en warme Zomerdag kwam hij later dan gewoonlijk thuis. Dries was toen hij uit school kwam, langs een boomgaard geko men waar lekkere appeltjes stonden. Hé, dacht Dries, ik wou dat ok een appeltje had. Maar wat was datzat daar een gat in de heg Dries bedacht zich niet langer sprong door de heg en had zoo één appel te pakken. H?j beet er in maar o wee, daar had jc 't. In de appel zat 'n bij en die stok hem zoo gevoe lig in do lip, dat hij hord begon tc schreeu wen van p'jn. Gillende slingerde hij den appel over straat, precies in den goot. Thuis geko men bette moeder de lip met azijn en toen ver telde hij olies. Na 'n half uur toen hij op de divan log, zei moeder Ja kind ongehoorzaam heid wordtgestraft. OP EEN VERJAARPARTIJTJE. Het was Woensdag cn Betsy cn ik, Betsy is mijn zusje), gingen op een verjaarpartijtje bij Jo. van Dyk. We werden met ycel gejuich ontvangen en mijnheer begon dadelijk met ons te stoeien. Jo had erg veel cadeautjes gekregen, een tafeltje vol. Tegen den muur was een great papier, waarop een mooie groote T.2. stond, en daarbij nog iets geschreven. Toen alle meisjes er waren deden wij een spelletje. Wij hadden daarvoor eerst een kopje thee met een gebakje gekregen, erg lekker. We deden een spelletje met een gulden. Ieder moest zijn handen onder tafel houden en de gulden doorgeven. Je mocht ook doen alsof je hem doorgaf. Eén van de meisjes moest dan naast den tafel staan en raden wie der. gul den had. Als je het misraadde, moest je blijven staan, maar als je goed raadde, moest het meisje, dat den gulden In de hand had, dan raden. Wé deden ook vragen en antwoord We wa ren met zijn tienen. Er waren vlft briefjes waarop vraag stond, afgenummeTd van 1 tot 5 en vijf briefjes van antworoden ook van 1 tot 5 VAN ONS MOOIE AMERSFOORT! Beste neefjes, lieve nichtjs, Kinderen van Amersfoort, Tc Zie je glundere gezichtjes. Veel heb Tc al van je gehoord Altijd lees ik 't kindemummer, Van do krant op Zaterdag, Vol genoegen en 'k geniet ook. Als Tc er iets voor schrijven mag Zoo nu kwam in m'n gedachten, Tc Wou iets schrijven van de stad. Van de poorten en de grachten. Ook van oude huizen wat. Dc verkeer veel met kabouters. Dot rijn leuke lui, het meest Houd ik van die kleine stoutere. ,JDc kabouters van den geest" Weet je dat zij altijd werken, Slaven, draven in der» nacht. Dot zij onzen geest versterken, Had je dot wel ooit gedacht Nu, ik wil je dan verholen. Van een paar dat bij mij kwam Vele nochten, vele malen. Over d'oude MonnTcendom, En dot wonderschoone bouwwerk. Onze oude Koppelpoort, Beiden toch nog hecht en sterk De glorie nog van Amersfoort f Luister goed, ik go beginnen. Zet je beide ooren óop. Je schoolwerk zal j?r Iets bij winnen, Als jc onthouden kunt, naar "k hoop (Wordt vervolgd.) LEMKA Ma Erf. Maart was altijd een lastige jongen ge weest. Vanaf zijn prilste jeugd had men nooit staat op hem kunnen maken. Zóó was de hemel blauw en scheen vroolijk het zon netje; maar dan op eens verdonkerde Maarts gelaat, begon de stoute jongen van boosheid te blazen en te huilen, gooide hij met hagelkorrels in het rond en mikte daar bij het liefst op groote neuzen. Was zoo'n bui dan weer uitgewoed, ja, dan had hij wel spijt en trachtte hij het weer goed te maken door zijn zonnigste gezicht te laten zien, maar het kwaad was geschied en niemand vertrouwde hem meer. Dat was zijn grootste straf. „Maart roert zijn staart," zeiden de men schen en gelijk hadden zij: die ondeugende Maart kon soms als een dolle te keer gaan. Hij deed Vader Tijd en Moeder Aarde dan ook dikwijls verdriet en zijn Ouders hadden oprecht spijl, dat ze hem zoo'n mooien tweeden noam als „Lentemaand" gegeven hadden. Maar daar was nu helaas niets meer aen te doen. Maart stond nu eeijmaal bij den Burger lijken Stand op het Stadhuis precies zooals de namen van alle menschenkinde- ren daar vermeld staan ingeschreven als „Maart, Lentemaand." Veranderen was on mogelijk. En toch bleek het meer en meer, dat hij dien mooien naam heelemaal niet waard was. Als er nog wat aan te ver anderen viel, zou Moeder Aarde dien lieve lingsnaam van haar met veel meer genoe gen aan haar dochtertje April, dat aardige, blonde meisje, gegeven hebben. „Ik ben te vlug geweest," moest zij zich- zelve bekennen, „maar ik kon ook onmogelijk vooruit weten, dat Maart zoo'n bengel, zoo'n echte kwajongen zou zijn." Het was een heel strenge winter geweest. Toen in Februari de sneeuwklokjes bloei den, moesten zij hun teere knopjes door de sneeuw heen boren. Manr de dappere, kleine dingen hadden overwonnen en stonden boven het witte kleed te bloeien, ölsof dat de gewoonste zaak der wereld was. Een paarx weken later, het was in dc maand, die naar Maart genoemd werd, was de sneeuw gesmolten. Oom Wintervórst had eindelijk afscheid genomen en overal prijkten kleine, paarse viooltjes, zóó ver scholen tusschen het gras, dat men ze nog maa- nauwelijks zien kon. Moeder Aarde verheugde zich oprecht over deze kleine, heerlijk-geurende lente boden. Zij noemde ze .Maartsche vioolties." Maar ook daarvan had ze later spijt, want toen het het volgend jaar een zachte winter was en de kleine dingen reeds in Februari bloeiden en geur verspreidden, zoodat Maart er niet ééntje meer vond, toen het zijn maand was, weid hij zóó kwaad, dat hij met groote hagelkorrels om zich heen gooide, ten einde zijn woede te koelen. Moeder Aarde zuchtte diep. Och, och, wat was die Maart toch weer aan den gang! En het hielp niets, of zij al probeerde hem te troosten door te zeggen: „Dit jaar zijn er dan,wel geen viooltjes, moer bloeit liet speenkruid voor je. Kijk eens naar die aardige ster-vormige bloempjes met haar glimmende bloem blaadjes, die zóó geel zien, alsof ze regel recht uit den boterpot kwamen gestapt. „Wat heb ik nu aan speenkruidI" moppgrde Maart. „Ik ben toch a] een groo te, flinke jongen en hoef niet meer met een speen zoet gehouden te worden, zooals sommige onverstandige kindermoeders hun kinderen doen." „Was je nog maar zoo klein I" zuchtte Moeder Aarde weer. Zij vergat op dat oogenblik echter, dat zelfs toen Maart nog in de wieg lag, hij met zóó'n kracht trap pelen kon, dat de dekens altijd in het rond verspreid lagen, alsof de wind vreeselijk huisgehouden had in de kamer. ,,'t Verstand komt niet vóór de jaren I" zei Vader Tijd, die al heel wat jaren telde en zichzelven buitengewoon verstandig vond. „Maar de anderen dan klonk het vragend van Moeder Aarde's lippen. „Waren Jen en Feb niet heel anders En wat zijn ze flink uit de kluiten gewassen Echt stoere knapen, op wie we trotsch mogen zijnWat er nog van Maart moet worden, ik weet het niet, Werkelijk Vader, ik weet het niet T „Kom, kom I" trachtte Vader Tijd dan te vergoelijken. „De jongen is wat kort aan gebonden. 't Zal wel slijten, vóór hij zoo oud is geworden als wij." „Ik help het je wenschen," zei Moeder Aarde met een nieuwen zucht, rnaar i k weet het dan nog niet zoo zeker." Die arme Moeder Aarde zuchtte heel wat over Maart. Ze werd er mager van, zóó mager zelfs, dat haar dikke wintermantel haar veel te wijd werd en rij hem op een goeden, ik moet eigenlijk zeggeh: op een slechten dag verloor. H o e zij hem kwijt raakte, is zij nooit te weten gekomen, zij- zelve was één-en-al verbazing, maar weg was hij en weg bleef hij, al zocht zij hem ook overal, tot op de onmogelijkste plaat sen. Zelfs op het politie-bureau hadden ze niets gevonden, dat op den wintermantel van Moeder Aarde geleek. Arme Moeder Aarde, zonder haar dikken mantel en slechts met een dun voorjaars pakje aan f En dat, terwijl het nog zoo sner pend koud was.' Haar oogen stonden vol tranen van de kou en toen Maart d a t zag, kreeg hij toch medelijden met Moeder en kwam zijn goede hart boven. De hagelsteenen, die hij juist in zijn ge spierde vuist hield om ze met een vaart weg te slingeren, wierp hij in het water. Daar konden zij het minst kwaad l Zijn ge zicht, dat heel grimmig stond, kreeg een zachtere uitdrukking, het zonnetje brak door enMoeder Aarde kreeg op eens zoo'n heerlijk gevoel over zich, zoo'n warm en zonnig gevoel, dat ze wel had kunnen juichen en zingen van plezier en heelemaal niet meer dacht aan haar verloren winter mantel. Die zou haar n u toch te warm zijn geweest. En Maart hield vol. Hij wilde too- nen, dat hij wat voor Moeder Aar de overhad. Er kwam geen wolkje meer op zijn gelaat, 't was alles één zonnige, blij de lach. Moeder Aarde zei nu tegen Vader Tijd „Je hebt gelijk gehad, Vadertje: Maart is toch eigenlijk een beste jongen." Vader Tijd knikte slechts. Misschien dacht hij: ,Jk hoop, dat hij je vertrouwen niet be schamen zal,, Moedertje." Hij was echter te verstapdig om zijn vrouw ongerust te maken, juist nu Maart eindelijk eens lief voor haar was. Ook de menschen trokken hun winterjas sen en -mantels uit en deden een luchtiger pakje aan- „Maart kan toch een heerlijke maand rijn," zeiden zij. „Als 't maar zoo blijft," zeiden degenen, die altijd bang zijn, dat het goede, hetwelk zij op het oogenblik hebben, geen stand zal houden. „Maar deze heerlijke, zachte dagen heb ben wij toch maar. Niemand kan ons die meer afnemen," zeiden lachend degenen, die zich de vreugde van het heden niet laten bederven door angst voor de toe komst. „Nu is het voorjaar gekomen I" riepen de kinderen blij uit. Zij vonden het aardig van Maart, dat hij de bloemen uit den grond tooverde. „Waarom is het niet altijd zulk lekker weer in Maart vroeg een klein meisje. Ja, waarom Daarop had zelfs Maart het antwoord schuldig moeten blijven. Hoe een Musch andere Vogeltjes waarschuwde. Op een kouden winterdag zat een heer in zijn studeerkamer te schrijven, toen zijn aandacht plotseling getrokken werd door een luid getjilp, dat hem als een waarschu- wend sein voorkwam. H'j ging naar het raam om te zien, wat dit beteekende en zag een paar vogeltjes broodkruimels pikken, die daar op de sneeuw in den tuin waren gestrooid. Hij zag echter ook, dat op een schutting een kat met begeerige oogen naar de vogeltjes loerde, terwijl zij heel behoedzaam naderbij sloop. En ten slotte zag hij op een raam kozijn ven een tweede verdieping een musch zitten, die maar niet ophield met tjilpen en dit zóó beteekenlsvol deed, dat de vogeltjes op den gTond qpvlogen. Nu sprong de kat op den grond, onderzocht eenige struiken, maar vond nergens het geen hij zocht. De vogeltjes hadden zich uit de voeten gemaakt en Poes kon er niet ééntje pakken. Nauwelijks waren alle vogels buiten ge vaar, of het waarschuwend getjilp hield op. Het bteek maar al te duidelijk, dat de musch vanaf haar hooge zitplaats de kat bespied en het noodsein aangeheven had om haar gevleugelde makkers te waarschuwen. Deze waren verstandig genoeg naar de roepstem te luisteren, toen het nog tijd was om aan het gevaar te ontsnappen. UIT ONZE MOPPENTROMMEL. Liesje zit iederen dag voor hot raam te spe len. Dicht bij hun huis is een groote slacht plaats, en zoo riet Liesje telkens een vracht auto, met koeien voorbij rijden. Op zekeren dag echter. Wam er vnnof de slachtplaats een auto met kocicnhuidcn voorbij; Liesje zette gTootc oogen op, en riep tegen haar moeder „Oh, Mammie, kijk eens, 'n hcele wagen vol leege koeien I" (Ingez. door Leesgraag.) ,r!E MUIZEN DEUGEN NIET". Apotheker„Wel, wat verlang je, Jo chems Jochems„Ze leven nog, hoor 1" Apotheker„Wie leven nog Jochems„De muizen. Je vergif heeft niets geholpen". Apotheker„Kom, den heb je niet pre- cies gedaan zooals ik je gezegd heb. Heb je 't op versch brood gestreken Jochems: „Ja". Apotheker„Met een houten lepel Jochems„Ja". - Apotheker (ongeduldig)„En toen voor de gaten gelegd Jochems„Ja". Apotheker„Op een droge plaats Jochems„Ja". Apotheker„En hebben de muizen er niet van gegeten?" Jochems„Nee". Apotheker: „Nou, wil ik je dan Tes wat zeggen? Dan deugen je muizen niet I" DIEN WENSCH KON MOEDER NIET VERVULLEN. „Weet u, wat ik graag zou willen. Moe der?" vroeg Piet op zekeren dag, toen zijn ouder broertje uit logeeren en zijn vriendje, dat aan den overkant der straat woonde, ziek was. „En wat is dat dan?" vroeg Moeder op haar beurt. „Misschien kan ik je wensch vervullen. Wou Je het een of andere spel letje spelen?" „Och nee, Moeder," antwoordde Piet „Ik zou graag twee kleine hondjes willen zijn in plaats van één jongen, want dan had ik al tijd iemand van mijn leeftijd om mee te spelen." SNUGGER. De klasse-onderwijzer was wanhopend over de verregaande domheid van één •zijner leerlingen. Eindelijk zei hij: „Hier heb je een dubbeltje. Ga er mee naar Dokter A en vraag hem voor een dub beltje verstand." De jongen kwam met een teleurgesteld gezicht terug en zei tegen den onderwijzer: „De dokter wou me geen verstand geven. Zal ik soms teruggaan en hem zeggen, dat het voor u is s. DE CORRESPONDENTIE Boschfee. Een aardig verhnaltjo hrb je geschreven. Heb Je dat heelemaal zelf ver zonnen Die Dries zal wel geen appel» meer weggenomen hebben, denk ik. Tabor. Ja, dot begrijp Uc, maar ik hed die uitdrukking vun do vorige week nog nooit gehoord. Pas maar op, dat je zelf niet voor den gok wordt gehouden 1 Donk je wel voor Jo raadsel. Leesgraag. Toch waren die VTOog-» stukken heel eenvoudig. En ols jo het weet, zeg je natuurlijk „O jo, dot is ook zoo", t Is alleen de kunst om er achter te komen. Nog wel gefeliciteerd hoor. Jo, dat boek ken ik wel. 't Is heel aardig. Heb jo voel plorier gehad. Het is wel een leuke film hè Blauwe Distel. Wat een keurige brief schreef je mij. wist hcusch in hot be gin niet, van wie die wel kon rijn. Aangezien de correspondentie-rubriek ook door do en- dere neefjes en nichtjes gelezen wordt, die nog geen Fransch kennen, zal ik jo maar In onze moodertaal antwoorden. Jij moe me notuurlijk schrijven zoonis je wilt. Dot gedichtje wns ook heel oardig. Weerwolf. IV geloof dat jo Je ver gist. Tenminste wat dat „heeleboel" betreft. De anderen hebben er niets geen last mee ge had. Maar Jo moet natuurlijk een beetje uit kijken cn zoeken. Het gaat nu eenmaal niet vanzelf. En ols je dan flink nagedocht hebt, komt de goede oplossing ook wel. Als je van een raedsel de oplossing zoo ziet, is cr niets geen aardigheid aan. Sprinkhaan. Neen, ik heb zo nog niet gezien, maar zal ook eens gaan kijken. Dank je wel voor je raadsel, 't Komt gruw in de krant, 't Is wel een aardig gericht, die kleine diertjes hè. Monr ze zullen wel gouw groot worden. Germanicus. Schrijf jo dc volgen de week eens een lange brief Daar doe Je me een groot plezier mee. Poppenmoeder. r— Ja zeker mag je mee doen. Hartelijk welkom hoor. Ik rol jo groe ten overbrengen. Dc volgende raadsels rijn misschien wel weer wat gemnkkclijkor. Dank je wel voor het raadsel, det je wel deze of d« volgende week in de krant zult rien. Wildzang. Goed hoor. Ven uitstel komt toch geen afstel. Dus dan de volgende week mnnr. Hib je het bock al uitgelezen Ik ben benieuwd hoe jc het vindt Naar het eerste raadsel heb je, geloof ik, oen beetje geraden, 't Is wel zoo Iets, maar toch niet heelemaal. Wilde Eend. Heb je ze kunnen go- bmiken. Jammer dot ik er niet meer voor jc hud. Maar do andaren moeten ook wat hebben, ols zc er om vragen. Wat een aardige raad sels heb jc gemaakt. Leuk hoor I Mol. Je hod deze week zeker heel weinig tijd voor onze krant. Ik hoop dc volgende week weer meer van je te hooran. Gymnast. Ik zal dc bonnen doorzen den. Ja hoor, dnt komt in orde. Wonsch hem beteischop van mij. Tweeling. Had Je er zóó'n moeite mee Deze keer ging het zeker wel veel be ter. Tenminste, dnt meen ik wel te mogen opmuken uit je brief. Zwartkop. Zoo, dus die kei) je ook al. Dc geloof, dot er heel wat neefjes en nich tjes rijn die elkaar kennen. We gaan toch dc gocdo tijd tegemoet, maar het gaat niet ineens. Stormvogel. Sta j© er goed op. 't Is wel aardig zoo'n schoolkiek met al je vriend jes en vriendinnetjes. Als je er later naar kijkt, komen jc oude schooljaren weer in dc herinnering. Blondje. Zoo, moor het is toch prettig dat je weer onn het beteren bent. Wat heeft jc gescheeld Ben jo erg riek geweest Blauwoog. Heel goed hoor. Hartelijk welkom. t' H e i d e k i n d. Ik hoop er om te den ken. Neen, do vraagstukken tellen niet mee voor een prijs. Jo, dot is nu juist een ge heimpje, dat ik niet mag verklappen. Orchidee. Uitstekend hoor, maar waar is dat handwerkje nu gebleven. Je schrijft er wol over, maar ik heb nog niets ontvangen. Dat begrijp ik, monr na die drukte komt do vo- centie Speurder. Ja, het is goed begonnon, maar Woensdagavond leek het niet veel op lenteweer. Het leek wel of het water met bak ken uit de lucht kwam. Ze komen zeker dan nog wel. Silene. Dank je wel hoor. 't Is een leuk vei haaltje. Je bent toch maar een trouwe medewerkster. Daar zal je wel veel plezier hebben. Zoo'n feestje is altijd wol gezellig. Mol. Daar vind ik zoowaar nog een brief van Je. Be zal aan je verzoek voldoen. Ja, dat is wel veel beter. Hansje me Knecht- Dank je wel voor het raadsel. Ik geloof wel, dat het erg lastig is. Als het aen de beurt is, zal Ja het natuurlijk wel in de krant zien. Let dus maor goed op. Ponnekoek. Jo, daarmee ftul je wel plezier hebben gehad. Jammer voor je, dat hij nu weg is Dwerg. Ik denk, dot het jo niet jou meevallen, als je in het water was. Zoover zijn we nog niet. Rozenknop. Hij mag nu ook wel al meedoen. Er zijn wel meer neefjes van die leeftijd. Dot komt dus mooi uit. Wordt het mooi Hoor ik dat eens von je. OOM KAREL. RUILHANDELHOEKJE. Ons nichtje Mol verzoekt mij het volgende in t ruilhnndelhockje te plaatsen. Zij schrijft rae? rk heb nog 10 nieuwe groote platen A—J van het Verkade's nlbum „Mijn Aquarium". Ik zou er graag 30 bons of plaatjes voor heb- ben van Verkade's album: „Bloemen in on zen tuin. De platen zijn nog nieuw en er rit geen vlekje of kreukje in. Zijn er nog neefjes of nichtjes die één dier platen of allemaal, missen, wil ik met hen ruilen. Dc wil één groo te plaat ruilen voor 3 bons of plaatjes van t Bloemen in onzen tuin. Mocht-er dus iemand rijn, dan hoor ik dat nog wel. Er rijn misschien ook nog wel neefjes e* nichtjes, die plaatjes missen van de vroegere uitgegeven albums. Deze kunnen aangevuld worden door bons of plaatjes van de Verkade's album: „Bloemen in onzen tuin", op te sturen en er de verlangde plaatjes voor terug te vra gen. Willen de neefjes en nichtjes nadere in lichtingen hebben over het een en ander, dan is de afd. Albums steeds bereid deze ts ver* ichiffea.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1927 | | pagina 11