TWEEDE BLAD. BINNENLAND. Dameskleeding naar Maat FEUILLETON. De Geheimzinnige Talisman. 25e laargang No. 240 AMERSFOORTSCH DAGBLA0 „de eemlander" s apJ» 1927 Eerste Kamer. 's-G ravenhage, 7 April. De behande ling der Justitiebegrooting wordt voortgezet. Minister Donner zegt, dat het in zijn bedoe ling ligt in de bestaande vacatures van Kan tonrechter zooveel mogelijk te voorzien. De heer v. Kouteren merkt op, dat de kwes tie der algem. werkstaking voor Engeland ao tueeler is dan voor Nederland. Een ontwerp als daar is ingediend, is van de regeering niet te verwachten. De begrooting wordt z.h.st. aangenomen, evenals het ontwerp tot aanvulling van de wet op de rechterlijke organisatie, met bepalingen van het hooren van getuigen en deskundigen •Aan de orde is de begrooting van Binnen- landsche Zaken en Landbouw. De heer W i b a u t vraagt hoe de circulaire van 19 Juni 1926 moet worden opgevat en of de opvatting juist is dat de gemeenten niet mogen leenen voor niet direct productieve werkers. Indien juist is dat het aantal nood lijdende gemeenten toeneemt, acht spr. het nog niet noodig dat een bepaalde regeling zou gelden voor _alle gemeenten. Hij vroagt ten slotte meer aondacht van de regecring voor het vraagstuk der werkloosheid. De heer De Gijsélaar betoogt dat de wenschelijkheid van autonomie voor de ge meenten niet mag leiden tot het onttrekken van haar uitgaven aan een scherp toezicht door Gedep. Staten en meent dat het tot een nood-uitkeering aan de gemeenten zal moeten komen door de vele gasten die het Rijk de gemeenten oplegt. De heer Hermans schetst de moeilijkhe den die de gemeentelijke werkverschaffing met zich brengt en dringt aan op meer Rijks subsidie. De heer Westerdijk verheugt zich er over dat de Minister zooveel tijd heeft voor persoonlijk en plaatselijk onderzoek op land bouwgebied. Hij bespreekt voorts het pacht- vraogstuk. De heer Moltmaker bespreekt de be noeming van burgemeesters en meent, dat waar de meerderheid eener gemeente socialis tisch is, ook een socialistische burgemeester dient tc worden benoemd. Minister Kan zegt inzake het pachtvraag- stuk dat het advies der commissie-Diepenhorst afgewacht wordt. De commissie inzake boer derijen op woesten grond, zet haar werkzaam heden weder voort. Spr. sluit zich aan bij den heer Smeenge in erkentelijkheid voor de schenking-Jansen tc Appelscha. De kwestie van het aantal raadsleden komt pas in 1932 aan de orde. De Minister betoogt voorts dat inzake da werkverschaffing de regeering niet alleen raad geeft doch ook blinkende munt. Bij benoeming van burgemeesters moet re kening gehouden met de omstandigheden. Van sociaal-democratische burgemeesters zijn ove rigens twee op spreken voordracht benoemd Hoofdstuk V wordt aangenomen zJt.s Aan de orde is de onderwijsbegrooting. De heer Ossendorp critiseert de bezui nigingen op onderwijs met peilverlaging als gevolgen komt op tegen de assistentenrege ling. De vp-fadering wordt hierop verdaagd. Tweede Kamer. 's-Gravenhage, 7 April. Z. h. st. wordt goedgekeurd het ontwerp tot wijziging van eenige artikelen der belastingwetten ter bestrij ding van misbruik bij lijfrente. Het ontwerp tot wijziging der Indische begrooting 1926 voor aangenomen met 42 tegen 19 stemmen, na be- eanschaffing van Domier-vliegtuigen, wordt Strijding door den heer K. ter Laan. Bij het wetsontwerp tot toekenning van cre- dieten tot verbetering van woningtoestanden te Eïnmen en herstel van do woningen in het land van Maas en Waal bepleit de heer Scha per krachtiger medewerking van de regeering in Emmen. Mevrouw B a k k e r-N o r t sluit zich hierbij aan. Minister Slotefnaker de Bruine wijst op de slechte medewerking van de betrokken bewoners. Een krachtige selectie is noodzake lijk. De heer van Rappard wenscht verlicn- ting van hypotheek lasten in Maas en Waal. D heer van Voorst, Bulten en Kloe- rtkopcr dringen aan op de verstrekking van gelden fonds perdu. Minister Slotemakcr de Bruine ant woordt dat de hulp in Maas-en-Waal zoo prac- tisch mogelijk is verleend. Elk geval wordt op zichzelf behandeld, waarbij zoo noodig groote tegemoetkomendheid wordt betracht. Het ont werp wordt z.h.s. goedgekeurd. De vergade ring wordt gesloten, nadat de voorzitter heeft medegedeeld de Kamer 10 Mei weer bijeen te zullen roepen. Berichten. UIT DE STAATSCOURANT. Eervol ontslagen uit den zeedienst, met levenslang pensioen wegens lichaamsgebreken, de luit. ter zee le klasse P van Waasdijk benoemd tot directeur van het Telegraafkan toor te Groningen, H. J van de Kleinemulder, thans hoofdcommies der P cn T; tot buitengewoon geëmployeerde bij de Rijks telegraaf J. J Noteman, thans adjunct-com mies bij den P. cn T. dienst te Maastricht. PRINSES JULIANA. Een wijdingssamenkomst van vrijzinnigen. Het bestuur der afdceling 'sGTaverhage van den Nederlandschen Protestantenbond, van oordcel, dat de dag, waarop prinses Juliana 18 jaar oud wordt, ook in het licht onzer his torie en van het verbond tusschen Nederland en Oranje, op godsdienstige wijze dient te wor den herdacht, heeft besloten daarvoor een wij- dingssnmenkomst te beleggen. Deze samenkomst zal plaats hebben aan den vooravond van prinsessedag op Vrijdag 29 April in de kerkzeal aan den Fluweelen Burg wal. Als sprekcrs'treden op de heeren ds G Huls man over „De trouw aan Oranje" en D. Hans met het onderwerp„Van Juliana van Stol berg tot Juliana van Oranje". Een zangkoor verleent medewerking en zal koralen en voderlandsche liederen zingen. AUDIËNTIES. De gewone audiëntie van den Minister van Oorlog zal op Maandag II April 1927 niet plaats hebben. DE HOUDING VAN ONZEN GEZANT TE PEKING. Een telegram aan den minister. Het bestuur van het Nationaal Arbeids-Se- rretarioat heeft het volgende telegram aan den minister van buitcnlandsche zaken gezonden „Hopelooze oorlogszuchtige politiek gezant Sir Oudendijk Peking verwekt onrust en ver ontwaardiging bij revolutionaire arbeiders. Als -werktuig Britsche regeering verwekt deze En gelsch© Hollander dreigend gevaar verstoring vrede en meesleepen Holland in Engelsch avontuur. Partij kiezen Oudendijk voor gene raal Tsjong-Tso-Lin dreigt Holland in scherpe tegenstelling te brengen tot Chineesche natio nalistische regecring en daardoor ernstige moeilijkheden te verwekken met de honderd duizenden Zuid-Chineezen in Indië Het N A. S. eischt aanbieding verontschuldiging aan sov- iet-regeering en afzetting en afstraffing gezant Oudendijk". Bestuur N. A. S. SNEEVLIET, voorzitter. MATERS, secretaris. NA DE VERWERPING VAN HET NED.-BELG. VERDRAG. De Belgische scheepvaart en het Schelde-regime. De „Nation Beige" meent te weten, dat de Belgische ministerraad zich vrij langdurig heeft bezig gehouden met den toestand, welke ten gevolge der verwerping van het Ned.-Bel- gische verdrag is ontstaan voor dc Belgische scheepvaart en het Schelde-régime. De raad heeft de te nemen maatregelen overwogen, ter voorkoming van eventueel ongerief bij ge breke van het verdrag voor de koopvaardij. Een motie van de Kamer van Koophandel te Maastricht. In de Woensdag gehouden vergadering van de Kamer van Koophandel te Maastricht be- RECLAMES. Van 1—4 regels 4.05, elke regel meer T. KLEERMAKERIJ Fa. E. L. J. LAMBERTS Amersfoort 0,;,"£ea Groningen Utrechtsche weq 36. Tel. 587 sprak do voorzitter uitvoerig dc situatie ge schapen door de verwerping van het Ned. Bel gisch verdrag. De nodeelen der verwerping achtte spr. groot. In opdracht der Kamer had hij reeds besprekingen met de voorzitters der K. v. K. te Antwerpen en Luik cn de subcom missie voor het kanaal Luik-Lixhc-Antwerpen, den heer Paul Segers, te Brussel Met algemeene stemmen werd de volgende motie aangenomen: „Dc Kamer van Koophandel en Fabrieken te Maastricht ten zeerste betreurende, dat, naar de meening der overgroote meerderheid der leden der Eerste Kamer der Staten-Generaol, het olgemeen landsbelang de verwerping van het tractaot met België vorderde; constateerende, dat, eenmaal het standpunt ingenomen zijnde, dat het algemeen landsbe lang de verwerping van het verdrag vorderde, waaromtrent wij ons van het geven van een oordcel onthouden, het belang van bepaal de deelen van het land voor het algemeen landsbelang moest wijken; stelt vast, dat door dit feit Maastricht en geheel Zuid-Limburg de lijdende partij zijn, terwijl de belangen van andere deelen van het land, afgezien van het algemeen landsbelang, hierdoor zijn gebaat, althans naar hunne meening; overwegende, dat op onze Kamer den duren plicht rust, zich met allen ernst te beraden, of het mogelijk is, de dreigende nadcelen voor ons district alsnog af te wenden en zoo ja een beroep te doen op de medewerking van ge heel Nederland; gezien het feit, dat Rotterdam door het weg vallen der verbreeding van het kanaal Maas tricht-Luik en door waarschijnlijkheid, dat België ertoe zal overgaan de waterverbinding Luik-Antwerpen aan te leggen met vermijding van Nederlandsch gebied en zonder aanslui ting te geven aan het Julianakanaal, zijn© vooruitzichten op het verwerven van een ach terland in het industriegebied van Luik verlie zen zal, terwijl zelfs de mogelijkheid niet uit gesloten is, dat België den watcrdoorloot van dc Maas zóódanig regelen kan, dat het Julia nakanaal zonder water zou blijven; gezien het feit. dat Antwerpen door het aan leggen van een kanaal uitsluitend op eigen gebied en door het wegvallen der verbrceding der Zuid-Willemsvaart groote kans loopt Zuid-Limburg als achterland te verliezen; gezien het feit, dat het welbegrepen belang van Luik medebrengt, dot dit belangrijke in dustriegebied langs ruime waterwegen in ver binding zal komen, zoowel met 'Antwerpen als met Rotterdam; concludeerende hieruit, dat zoowel het be lang van Nederland als dat van België vordert, dat omtrent de Limburgsche waterwegen in een aparte overeenkomst ten spoedigste als nog overeenstemming zal worden bereikt; spreekt met algemeene stemmen den drin genden wensch uit, dat Nederland zich ten spoedigste bereid verklaort, aan de gegronde verlangens van België ten opzichte van de vaart Luik-Antwerpen over Nederlandsch ge bied ten volle tegemoet te komen; besluit deze motie ter kennis te brengen van de Nederlondsche regcering en de pers van beide landen en gaat over tot dc orde van den dog. Wat de Fronsche regeering aan dc Belgische geantwoord moet hebben. Hoewel het communiqué van den in den afgeloopen nacht gehouden ministerraad te Brussel geen gewag maakt van de Neder- landsch-Belgische betrekkingen, is toch, noor van bevoegde zijde aan de N.R.Ct. wordt ver zekerd, door de ministers in deze vergadering over het verworpen verdrag gesproken. Het blijkt, dot Brussel op zijn mededeeling, na de verwerping van het verdrag door de Eerste Kamer, aan Londen en Parijs gedaan, van de Britsche regeering een schriftelijk en van het kabinet-Poincaré een mondeling antwoord heeft ontvangen. Evenals Londen, zou ook Pa rijs der. wensch hebben uitgesproken, dat Nederland en België zoo mogelijk liefst zonder interventie van de mogendheden of van den Volkenbond zich met elkander zouden trachten tc verstaan. Ook wordt in de parlementaire wandelgan gen verteld, dat de nieuwe Ncdcrlandschc mi nister van buitenlondschc zaken rbeds een eerste contact over deze kwestie, zonder dot echter beiderzijds ecnig bepaald voorstel werd gedaan, met zijn Belgischen collega Van. dervelde zou hebben gezocht. Van dit genicht is echter geen bevestiging te verkrijgen. Wel verzekerde minister Vandcrvelde, dat er om trent het Belgisch-Nederlondsche vraagstuk eensgcrindhe:d hecrscht onder al de leden v©n het kabinet-Jnspord, maar over de basis, waarop die eensgezindheid gevestigd zou zijn, en over de diplomatieke wisseling van gedach ten met Londen cn Parijs, wcnschtc hij zich niet uit tc laten. INITIATIEF-VOORSTEL VAN DE S. D. A. P. Leerverplichting voor het 7c leerjoor. De heeren Albarda c.s. hebben de Kamer aangeboden een voorstel van wet tot invoering von de leerverplichting voor het zevende leer jaar In het eenig artikel wordt voorgesteld, in an. 1 cn in art. II van de wet van den 30stcn Juni T924, tot wijziging van de Leerplichtwet cn van de L.O.wct 1920, in de plaots van: „Tot en met 3T December 1929", te lezen: „Tot er met 31 December 1927." In de Memorie van Toelichting wordt opge merkt dat herhaaldelijk in dc Tweede Kamer op invoering van de leerverplichting voor het zevende leerjaar is aangedrongen. Herinnerd wordt aan dc desbetreffende moties. Betoogd wordt dat er geen giond is voor de verwach ting, dat de Regeering tot de indiening van een voorstel tot invoering van de leerverplich ting voor het zevende jaar spoedig overgaan zal. In deze omstandigheden achten de voorstel lers zich gerechtigd en verplicht het vermelde voorstel aan de Kamer aan te bieden. Bestaat er, naor de overtuiging van de voor stellers, de mogelijkheid om de leerverplichting voor het zevende leerjaar met ingang van I Januari 1928 in te voeren, de urgentie hiervan kon huns inziens nog veel minder worden be twijfeld. Er mag h i. met de invoering van den zevenjarigen leerplicht, waartoe reeds in 1921 door den wetgever wos besloten, niet langci worden gewacht. CURACAOSCHE BEGROOTING VOOR 1927 Memorie van Antwoord. In de Memorie van Antwoord over het wets ontwerp tot vaststelling van de Cura^aosche begrooting voor het dienstjaar 1927 zegt dc Minister, dat hij geenszins de opvatting kan onderschrijven, dat uit de amendeering door den Kolonialen Raad van het ontwerp de voor- loopige begrooting de gevolgtrekking zou moeten worden gemaakt, dat er bij dat Col- lege gemis van vertrouwen in het beleid van de schepping of meening, dot tengevolge van de schepping of wijziging van vele posten de begróoting meer als een begrooting van den Raad dan wel als een van den Gouverneur moet worden beschouwd vindt geen steun in dc feiten. Hetgeen aangevoerd is ten betooge, dat bij het Bestuur gemis aan initiatief en doorzet tingsvermogen moet worden geconstateerd, rechtvaardigt allerminst zoodanig oordeel. De Minister kon het niet anders don toe juichen, dot dc Gouverneur zich vaak naar de verschillende onderdeden van het door hem bestuurde gebied begeeft, ten einde rich per soonlijk op de hoogte te stellen van den gang van zaken ter ploatse. 's Lands belang kan, naar zijn mcening, daarmede slechts gediend zijn. Ook de Minister volgt met voldoening dc voortschrijdende verbetering van den econo- mischen toestand. Het Bestuur is diligent ten aanzien van het nemen van maatregelen, wel ke een blijvende verbetering kunnen bevorde ren. Daarbij zullen de belangen van den klein- landbouw niet uit het oog worden verloren. Op dc verbetering van den economischen toestond op de eilanden buiten Curasao blijft de aandacht van den Gouverneur bij voort during gericht. De Minister is met den Gouverneur in over leg getreden over de menschelijkheid en mo gelijkheid van een verhooging van het tarief der inkomstenbelasting. Tevens is dc Land voogd uitgenoodigd te doen nagaan, of het aantal aongcslagcnen in die belasting voor uitbreiding vatbaar is. Uit een telegrafisch bericht van den Gou verneur is den Minister gebleken, dat de uit gezonden deskundige, ir. dr. J. Vcrsluys, zijn voorstellen voor een definitieve oplossing van het drinkwntervrongstuk bereids aan den Land voogd heeft ingediend, zoodat vertrouwd mag worden, dat de Koloniale Raad eerlang in do gelegenheid zal worden gesteld om zich dien aangaande uit te spreken. De vraag, of het tijdstip reeds gekomen mag worden geacht om met de verdere doorvoering do financieelc gelijkstelling von het bijzender met het openbaor onderwijs een aanvong t© maken, en, zoo ja, welke nadere voorzieningen op dat gebied dan waren te treffen, zal tij dens het aanstaand verblijf van den Landvoogd hier te lande, een punt van gcdnchtenwisscling tusschen hem cn den Minister uitmaken. Het doen van voorstellen om tot een meer volledige scheepvaartwetgeving to komen, maakt bij den Gouverneur nog een punt van bespreking uit. ROTTERDAMSCHE HAVEN. Tien nieuwe ligplaatsen voor gesteld. De Directeur der Gomeentcwerken te Rot terdam hooft een voorstel ingediend, om door verdere baggcrwcrkcn in dc Waalhaven aan het blijvende gebrek non meer permanente lig plaatsen tegemoet te komen. Dc havenmees ter heeft over dit voorstel geadviseerd. Hij wcnscht het gehcclc zuidelijk gedeelte van do Waalhaven, voor zoover niet als ligplaats noo dig, op grootore diepte te brengen, opdat in totaal voor een 50-tol schepen ligplaats zal worden verkregen. Hij acht het namelijk niet verantwoord, in den winter de boeien op do rivier cn in dc Waalhaven dubbel bezet to houden. De oommissïc voor de Financiën meende evenwel op gTond van de ervaring van den loatsten tijd te mogen aannemen, dat met in begrip van eenige noodvoorzieningen, dc ca paciteit van de Rottcrdamsche hoven, althans voor een normale drukte voldoende is tc ach ten. Naar haar meening zal voor het tegen woordige moeten worden volstaan met het in richten van tien ligplaatsen. Voor dit werk is een grondverzet noodig van 1.3 milliocn M#. De kosten worden door den directeur geraamd op 370.000. B. en W stellen den raad daarom voor, dit crcdict toe te staan ten behoeve van tien nieuwe ligplaatsen in dc Waalhoven. JULIANA VAN STOLBERG-GEDENKTEEKEN IN DEN HAAG. Dc eerstc-stoenlcgging door den premier. Het Nationaal Comité deelt mede, dot jhr. mr D. J. de Geer, minister van financiën, voor zitter van den Raad van Ministers, dc uitnoodi- ging aanvaard heeft om op 30 April a.s, tc II uur voormiddog, den eersten steen voor het gedenkteeken op het Louise de Colignyplcin in Den Haag tc leggen. KECHTSTREEKSCHE RADIOVERBINDING MET HR. MS. SUMATRA. Sedert eenige dogen is het aan den marinc- rodiodienst tc Amsterdam gelukt rechtstreek- schc draodlooze verbinding te onderhouden met Hr. Ms. „Sumatra" tc Shanghai per korte golf. Zooals vroeger gemeld, was tot dusver die verbinding alleen mogelijk via Soeroboja. ONTGINNING VAN WOESTE GRONDEN. Aanvulling der Staatscommissie. De minister van binnenlandsche zaken en landbouw heeft in de commissie tot voorlich ting van de regeering omtrent de vraag, welke moatregclcn zouden kunnen worden genomen ten einde dc ontginning van woeste gronden tc bevorderen, welke commissie was ingesteld 23 April 1919 door den toejunoligcn minister van landbouw, nijverheid cn handel, alsnog benoemd tot leden de heeren J Bakker te Me- naldum, Fr. E. H. Ebels te Nicuw-Beerta, P. Hicmstra te Bilthovcn en H. A. Lecnstra te Hccrcnveen, allen lede van dc Tweede Kamer der Statcn-Generaal. naar het Engelsch van E. F. BENSON. 52 Het kwam er niet op aan, zoover als het den ^Talisman betrof, hoe iemand over zijn bestemming dacht; het waren de wetten der natuur, als je het zoo wil beschouwen, onver anderlijk en van een onuitputtelijke logica of om de zaak nog een stap verder terug te bren gen, het was de wil van God, die dezen na tuurlijke wetten had ingesteld. Maar werden de zwaden van dt vaders niet nan de kinderen bezocht Wat het niet mogelijk, hoe vaag en onduidelijk dan ook. dat de een of onde're listige wet van dit erfelijke soort het levenslot van de Vails beheerschte en dat, zonder te veronderstellen dat het bezit van een gouden beket de reden kun zijn voor eenig gevaar, een ülotselingen dood, en aan den anderen kant voor het verkrijgen van een groot geluk en voorspoed, dot toch het geloof er in bij iemand vaststond, als hij het verloop ven de legende, daar in dat goud gegraveerd, naging? Hij had, laat ons eens veronderstellen, opge- jnerkt en nauwkeurig opgemerkt dat ei eenige kentering in de zaken der Vails was hij had dit allegorisch in beeld gebracht in dat versje op den beker, en de allegorie was waai, omdat wat het weergaf waar was. Hij had inderdaad zijn allegorie op een bij zonder levendig© manier voorgesteld. lederen avond had die schitterende beker voor hem löp tafel gestaan onder het schijnsel der kaar sen, en iederen avond scheen hij meer en meer verlevendigd te worden. Als er eens een ge heime mocht sluimerde daar in die diamanten? Van eeuwen her hadden de menschen geloofd dat er zekere krachten en hoedanigheden van edelgesteenten uitgingen. Opalen brachten on geluk en waarschuwden je er voor zij werden dof en glansloos in de tegenwoordigheid van een vijand hij bedacht, dot er geen opaal was gezet in den kop of handvatsels of voet van den beker, anders hier verworden zijn ge dachten zich, want de Talisman was de macht zouden zij misschien dof geworden zijn, als mr. Fronds zijn middagmaal gebruikt had in hun nabijheid. De amethist verdreef den roes von den wijn in diamanten znt oppermacht saffieren droegen reinheid, diep en helder, zoools zij zelf waren, over op den bezitter. Als er eens waarheid, al was het maar een greintje von waarheid, in deze verhalen schuilde en hoe kon de macht v*n de steenen nog ver meerderd zijn geworden, indien in hun be stemde plaots gezet waren met een zegenbede of met een vloek khj ging rechtop in rijn stoel zitten, en was zich bewust, dat hij half ingeslapen was ge weest, want de nagalm van de klok trilde nog in de luchttoch had hij het uur niet hoorer. slaan en nog slaperig vlijde hij zich weer in zijn stoel, vast besloten dadelijk noar bed tc gaan. Opeens en zonder reden, ten minste zoo kerziin oog mocht onbewust iets gezien heb ben, of riin oor onbewust een geluid gehoord ver als hij wist, werd hij klaar en starend wak hebben, zonder dot het zich nog geheel aan zijn hersens had medegedeeld. Maar elk zin tuig van hem reide hem, dat hij niet alleen was Hij ging haastig rechtop zitten en keek om zich heen. Daar zag hij, nauwelijks zichtbaar door de schaduw, het voorzichtig in de kamer rondglurend gezicht fan mr. Francis. HOOFDSTUK XVE. Een nachtvogel! Een oogenblik zeiden ze geen van beiden iets „Maar, mijn beste jongen, wat ben jij laat opl" zeide mr. Francis, de kamer binnenkomend, „het heeft a) één uur geslagen. Je sliep, denk ik, toen ik in huis kwam en ik wou je niet wakker maken. Maar nu, vertel mij eens gauw, is Harry goed Geoffrey wos nu weer geheel bij zijn zin nen; hij voelde zich volkomen kalm en beza digd en de weg, die hij volgen wilde, lag vol komen geoaand voot hem. „Ja, bijna door een wonder leeft Harry nog en heeft geen letsel bekomen." „Ja, ik wist het I Ik wist het I" zeide mi Francis binnensmonds. Geoffrey wachtte een oogenblik. „U wist wat vroeg hij heel bedaard. „Ik wist, dat hij in groot gevaar geweest vras," zeide de ander, „ik had er zoo'n voor gevoel van Je weet wel, dat ik vanmorgen, nadat ik vertrokken was, weer terugkwam, je zog mij toen. Nu, ik zal het je don moor zeggen, ik kwam terug om Horry te^waarschu- wen. Moar wat zou hij het gek gevonden heb ben I Ik stond daar juist over na te denken, toen je mij bij de deur zaagt en ik wist niet hoe ik het hem zeggen moest Toen zei ik tot mijzelf, dat het een belachelijke angst van mij was en do* het wel voorbij zou gaan. Maar den geheelen dag is het mij bijgebleven. Wat ik ook deed, ik kon het niet van mij afzetten en daarom ben ik vanavond hier gekomen om tc zien of alles in orde was. Je zegt mij, dat Horry in een groot gevaar verkeerd heeft. Zeg mij dan toch wat er gebeurd is?" „Hij heeft zichzelf vanmorgen bijna dood geschoten in de jochtkamer," zeide Geoffrey, „hij nam zijn geweer uit een rek, dat dicht bij het raam stond, en het ging af en hij was bijna geraakt." „Moar dit is toch niet gebeurd?" vroeg mi. Francis, „hij is toch niet geraakt „Als hij geraakt was, dan zou hij niet mee* leven," zeide Geoffrey, een rigaret opstekend, terwijl hij mr Francis doordringend aankeek „De uitwerking van een schot op zulk een kor ten afstand is gewoonlijk doodclijk." Mr Francis maakte een lichte beweging in zijn stoel,- meer ten gevolgo van een rilling dan wel, dat het willekeurig was. „Vreeselijk, vreeselijk I' zeide hij, „wet voot een vreeselijk noodlot achtervolgt dien armen Horry toch V Geoffrey zweeg met zijn mond half open. terwijl uit den hdek van zijn mond en klein rookwolkje opsteeg. „Wanneet is Harry dan nog meer achter volgd geworden door het noodlot vroeg hij. Mr. Francis antwoordde bijna onmiddellijk „Die drie ongelukken, die hij verleden voor jaar gehad heeft," zeide hij, „hoe vreemd wa ren die. Zij hebben mij bepaald zenuwachtig gemaakt." „Hij bedoelde den ijskelder," zeide Geoffrey bij zichzelf met vaste zekerheid, „dat was een vergissing." Hardop zeid hij „maar die waren zoo heel erg niet „Neen, maar toch onaangenaam, en dan nu vandaag." „.Gisteren meent u zeker," zeide Geoffrey, die probeerde hem een strik te spannen. Mr. Francis keek vragend op. „Je hebt gelijk gisteren. Wat ben je pre cies, mijn beste kerel I Ik wos vergeten, dot het al morgen was, zoools dc Ieren zeggen. Maar hoe vreeselijk, hoe vreeselijk Dat was natuur lijk, dat vreemde voorgevoel, dot ik had." ,",Het is vreemd, dat dat voorgevoel van u den geheelen dag geduurd heeft," zeide Geoffrey, „daar het gevaar vanmorgen om half tien al voorbij wos." Voor een halve séconde veranderde de uit drukking op mr. Francis' geloot. De bezorgde, angstige blik, die het tijdens het onderhoud gehad had, maakte plaots, al was het moor één oogenblik, voor een ander van onrust, van ergernis, zou men gezegd hebben, meer spre kend en scherper don zijn angst. „Ja. het gevoel, dot ik had is niet te ver klaren, zeide hij, „arme Harry Wat een vree selijk oogenblik voor dien armen jongen Maar hoe kon die patroon in het geweer gezeten hebben Wat een schandelijke zorgeloosheid van Kimber I Hij heeft het zeker niet schoon gemaakt, nadat Harry hét 't laatst gebruikt heeft." Weer zweeg Geoffrey met half geopenden mond. Mr. Francis kwam hier op gevaarlijk terrein, meende hij. „Dat was in "Februari," zeide hij, „acht maan den geleden ik kan mij niet begrijpen, dat die patroon daar al dien tijd kan ingezeten heb ben." „Hij heeft in Schotland gejaagd, is het niet?" vroeg mr. Francis. 'l (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1927 | | pagina 5