KINDERRUBRIEK. De rubriek van Oom Karei Wanneer jelui de correspondentierubriek eens naleest, dan zul jc bemerken, dat we er weer verschillende nichtjes en neefjes hebben blj- gekregen. Al die nieuwelingen heet ik hier na tuurlijk van harte welkom. Ik hoop nu maar dat jelui me allemaal geregeld iedere week zult schrijven, want daar moet onze corres pondentie rubriek van bestaan. Verschillende yan jelui schijnen nog niet goed te begrijpen, wat ik bedoel wanneer ik jelui vraag het pa pier maar aan een kant te beschrijven. Daor- om zal ik het je nog eens uitleggen. Kijk eens, dc zaak is zoo. De brieven, die je aan mij schrijft mogen gerust aan beide kanten van het papier geschreven worden. Het aan één kant beschrijven van het papier betreft alleen dat, wat in dc krant gedrukt moet worden. Al les dus wat jelui me stuurt, dat in dc krant moet komen tc staan, b.v. nieuwe raadsels, verhaaltjes, moppen, inzendingen voor het boekenplankje, voor het ruilhandelhoekje, ook de opstellen voor den wedstrijd, enz. schrijven jelui op een apart stukje papier of meerdere stukjes papier. En dat papier mag dan maai aan één kont beschreven worden. Ik denk wel, dat het jelui nu duidelijk zal zijn en ik hoop nu ook, dat jelui hieraan zult denken, als jo wat voor onze krant schrijft. Over de opstel lenwedstrijd kan ik jelui nog vertellen dot je daarvoor ruim den tijd krijgt. In ieder geval heb je cr deze hcclc maand nog den tijd voor en misschien ook nog wel de eerste dagen van Mei. Ik zal jelui dc volgende week zeggen, wanneer dc opstellen moeten zijn ingeleverd. Van verschillende van jelui hoorde ik in de briefjes, dot jelui erg genoten hebben van het jeugdconcert van Dinsdag. Zoo iets is ook al tijd erg mooi en ook leerzaam tegelijk, 't Is te hopen dat er nog meer zulke concerten zullen volgen. Want daarvan is heel veel tc genieten. Als jelui deze krant krijgt is de Paaschvacentic alwéér in vollen gong. Als we nu maar mooi weer hebben. Intusschen wensch ik jelui allemaal een prettig Poasch- feest en een niet minder prettige rest van de vacantie. RAADSELS. Oplossingen van de vorige week. De oplossingen van de vorige raadsels wa ren I. Vroolijk Poaschfeest met do woorden ijs, kat, tol, Ko, schop, rook, veer, fret. H. Beethoven, met b, bes, Breda, gieters. Beethoven, beroemd, bever. Mei, n. Prijswinnaar is: Leesgraag. Hij kan zijn prijs Dinsdag aan ons bureau komen afhalen. NIEUWE RAADSELS. I. Mijn geheel is een spreekwoord van 3(5 letters en 8 woorden. 3, 13, 23, 24 is gevaarlijk voor zwemmers I, 19, 31, 35 is een jongensnaam. De 24, 4, 26, 27, 8, 23 hebben we spoe dig niet meer noodig. 25, 5, 6. 2, 23 is een visoh. 21, 28, 29, 36 is een drank. 15, 11, 9, 18, 20, 14 zijn lekkere vruchten 17, 22, 30, 12 is niet vierkant. De 34, 16, 33 is een heel groot water. 32, 10, 7 zijn medeklinkers. (Ingezonden door Stormvogel.) II. Mijn geheel is een spreekwoord van 39 letters en 11 woorden. 6, 24,'29 is een klein roofdier. 22, 5, 10, 26 is zwart. I, 13, 27, 15, 18, 15, 39, 16 is een bekend middel tegen hoofdpijn. 37, 25, 19, 31 is een waschmiddel. II,'35, 12, 18, 4, 38, 36 zijn trekdieren. 9, 7, 30 8, is iets waarin je iets kunt op bergen. 32, 28, 3 is een kledingstuk. 23, 33, 2 vindt men bij dc huisdieren. 17, 1, 36 gebruikt men om in te koken. 34, 12, 36, 14 is een zwemvogel. 30, 20, 3, 22, 10, 18, 8 zijn schelpdieren^ (Ingezonden door Bobbie.) VOOR DE NICHTJES. Laatst zag ik een aardig doosje voor kleine snuiterijen in ta bewaren. Ik dacht dot is net iets voor de kamertjes van onze nichtjes, hierin kunnen zij dan hun armbanden, speldjes, des noods ook haarlinten en dergelijkcn in opber gen. Ook is het leuk om zoo'n doosje cadeau tc geven aon een grooteTen broer, om zijn dossen of boordenknoopjes in te doen, die nu nog wel eens hier en daar blijven slingeren. Wat de doos zelf betreft, hiervoor neem jc een bon bondoos; hierop moet natuurlijk wat fantasie aangebracht worden. Je koopt dan een popje en een paar el lint, b.v. twee aardig bij elkaar passende kleuren. Dit lint rimpel je in bij wijze van strookjesrok, dus hoe wijder het rokje is, hoe leuker dat 't uitstaathet overige lint bin den we om het lijfje heen en maken vanachte ren een strik. Het popje is dus aangekleed. Dan maken we van een tapje satinet een rond kussentje en plakken dat op het doosje; vervol gens hecht je het popje op het kussentje vas£ en het doosje is klaar. Dan kreeg ik nog een handwerkje van het zusje van Nikkertje, waarvoor ik haar vrien delijk dank. Het betreft het maken van een poppenwiegje. Jullie neemt hiervoor een ledige postpapierdoos, die je met rose sotinct, zoo wel van binnen als van buiten kunt beplakken. Deze doos moet dan zoo in elkaar gezet wor den, dot 't een wiegje vormt. Dan neem jc een stuk vno een tule gordijn en moet dan voor don bovenkant genaaid worden. Het wiegje zelf is dus klaar. Je kunt dan nog een matrasje, een kussentje, lakentjes en dekentjes maken cn b.v. aan de gordijntjes nog een strikje. Het geheel vormt dan een snoezig poppenwiegje. Tevens wil ik van deze gelegenheid gebruik maken jelui allen een prettige Pasch-en toe tc wenschcn. TANTE BETS. VAN ONS MOOIE AMERSFOORT. (Vervolg.) Jan van Schafflaar, want hij was de ruiter. Trad toen schielijk dc Vrije poort in, Bemoeide zich niet meer met den snuiter, Maar spoedde zich naar het gezin, Van den wapensmid dien Hein bedoelde, Want hij wist het wel dien kleinen schelm, Dat van Schaffelaar vriendschap gevoelde. Voor den smid uit den Vergulden Helm, Langs de Achterkomp, Kampstraat en verder. Door de Longestraot richt' hij z'n schrêen. Hij ontmoette een ecnvoudigen herder, Andre wandelaars waren er geen. Bij dc smidse klonk luide den klopper, Van dc deur naast dc smederij. En zonder gemor of gemopper, Ging een enkele pooze voorbij. Maar ook kwam aon 't wachten een ende, Door de Vrouwe hem opengedaan. Die hem blijkbaar sinds lange reeds kende, Is den huize hij binnengegaan. Niet ver van dc Poort was 't gelegen, En men hield het zoo ging 't gepraat, In de stad, ja ook 't allerwegen. Voor het mooiste der Langestra&t. Naast het huis was een poort met een gongq Die leidde naar den Hof en smeed'rij Het duurde een wijle niet lange Daar verscheen Meester Wouter en snel, Ontstond een gesprek; want sinds tijden. Had men Jon hier slechts noode gemist. Men denke zich daarom 't verblijden. Van 't gezin, doch Heer Jan sprak beslist „Was dot niet Heer Perrol, die zodeven. Uw smidse met U saam verliet, Jo Heer, sprak de smid Al m'n leven. Waarom andren en hij, hij dan niet Maar Heer Jon keek heel donker, en gromde: „Wat doet er dien man hier, zco'n schelm. Wat heeft hij ('t spreken verstomde) Te doen in „den Vergulden Helm De smid bleek verheugd, doch sprak Mijn Hocre, Waarom in de stad U gewaagd, Is 't geen zaak dat gij vlug wederkeere. Eer men U in mijn huize belaagt Doch van Schaffelaar wist van geen wijken, Wcu niet vluchten, maar 'zocht er z'n man, In den krijg en eer zou hij bezwijken. Dan dat hij ging loopen, want dan. Verloor hij den naam van koen strijder, Die streed in dc Veste of op 't veld, En had hij ook meen'gen benijder. Heer Jan was en bleef steeds een Held Na een gastmaal ten huize van Wouter, Bracht deze hom een eindweegs opweg, (Wordt vervolgd.) LEMKA- O. die Vogels GESCHIEDENIS-REPETITIE. (V ervolg.) Ach I wat heb ik veel vergeten Wat wij toch zeker moeten weten. 'k Heb niet gedacht aan Julius Caesar Die dc Hunnen weerde met zijn strijdkar, Hij sprak toen ~,,Veni", vide, vici". Wat zooveel beteekent als „daar is ie". Ook dacht ik niet aan den Vijfden Floris Dat was nog eens een Goeden Kloris, Men noemde hem „der Keelren God" Maar ik geloof, dat was maar spot. En denk eens aan Prins Willem (de) Zwijger. Dat was voorwaar een duchtig Krijger. Hij redde uit groot gevaar ons land. En sneuvelde door Gerard's hand Vergeet ook niet Prins Willem Vijf Die zich regeeren liet door zijn vrouw. Maar nu wordt het waarlijk al te bont. En daarom houd ik nu maar mijn mond. WAT EEN SCHRIK. Kleine Piet cn zusje Nel, Zouden eens was spelen. Kijken in het prentenboek. Gaat wel eens vervelen. „Kom, zegt Piet, „Kruip jij nu weg, Dan zal ik je zoeken zeg." En die lieve kleine zus, Kijkt in alle hoeken. Ha I daar heeft ze een plaatsje hoor. Nu moet broer haar zoeken. „Hier vindt broer me zeker niet." Denkt ze en roept „Kom maar Piot." Vlug is broer naar vaders stoel, In de hoek geloopen. Ja, hij weet het plaatsje wel, Waar z' is weg gekropen. Pieter kijkt er onderdoor, En roept lachend „'k Heb je hoor." Nu is Pieter aan de beurt, Hij zal Nel eens foppen, En zich dezen keer In de gang verstoppen. Zoekend loopt hij langs den wand. Ha daar staat een leege mand. Wip, is onze Piet er in, Duikt vlug naar beneden, Doet heel zacht de deksel dicht En hij lacht tc vreden. „Kom maarroept de kleine man En hij bukt zoo diep hij kan. Zusje komt en zoekt, en zoekt. Achter alle deuren, In de kasten, in dc gang; Niets kan zij bespeuren Ook de mond gaat zij voorbij, Pieter denkt„Nooitvindt ze mij." Maar daar beid' een bleekersknccht. Deed de deur al open, Kwam meteen met vlugge stap Naar de mand geloopen En o weeeer Piet het weet. Heeft de bleeker 't mandje beet Pieter schrok er vreeslijk van Hij begon te beven. Angstig riep hij uit de mand „Wacht eens I wacht e^ns even I" Hij schreide en riep telkens weer „Zet me alsjeblieft toch nccrl" Daar kwam zusje aangesneld. Met haar kleine handje Trok zij don aan bleekersjas Dan weer aan het mandje. Schreiend riep ze „O wee, o wee. Noem mijn broertje toch niet mee." In 't tuintje is nu niets te zien, maar wacht nog maar een poosje, dan zijn er bloempjes, o, zoo veel zoo zeggen Rie en Roosje. De vogeltjes, die weten 't al! verklapten 't de konijntjes zij schuilen achter d' eikeboom heel zoetjes en heel kleintjes. O, kindertjes, o, kindertjes, de vogels, ja, die komen en pikken al de zaadjes op je kunt van bloempjes d r o o m e n. HERMANNA. Moeder kwam zoo vlug zij kon. Met de wasch aandragen. Och, wat waren ze nu blij. Dat ze Moeder zagen Bleeker kreeg de wasch meteen. En de man ging lachend heen. In de stoel op Moeders schoot Van de schrik bekomen. Hoorde Moeder, hoe haar Piet, Haast was meegenomen. En hoe Nel die kleine schat. Aan de mand getrokken had. (Ingezonden door Sparappel.) EEN AARDIGHEID. Pa was eersten Paaschdag jarig. En den tweeden Paaschdag mo I Daardoor was 't dien Paaschdag ma's dag. Schoon 't ook Paaschdag was voor pa. Pa's feest was dus dubbel Paaschfeest En ziet, ma's feest dat was Paasch Meen op ma's feest was het Paasch feest, Want ma's feest valt niet op pa's En ik weet nog goed wat pa zei Toen ma's kip een Paaschei lei Pa zei 't Paaschei is niet pa's ci Ma zei 't Paaschei is voor mij. Pa zeima zei dus, dat ma's ei Paaschei was, maar niet van pa. Ma zeima's ei is ma's Paaschei En pa's ei is- óók van, ma. It EEN LUSTIG DRIETAL Laatst zag ik op 'n kermis Drie bigjes, kerngezond. Ze droegen gele rokjes En dansten lustig rond. De oudste heette Pipje De tweede dat was Snop En 't aller jongste bigje Dat heette kleine Prop I Pip stapte in 'n schommel En zwierde heen en weer Snop kocht 'n suiker wortel En Prop 'n lekk're peer. Toen gingen ze naar huis toe Geheel to vree en blij Ze hadden fijn genoten En nu was 't weer voorbij ONOPLETTENDE MIENTJE. „Mientjel" riep een stem uit het achterhuis, „kom je eten?" „Ja moe, ik kom 1" riep een andere stem terug. Mientje was een boerenmeisje, dat in een groote boerderij woonde. Zij had nog een heel klein zusje van twee jaar, die Tinie heette. Het was een lief klein deerntje, zoools moeder zei. Mientje ging naar binnen om tc eten. Vader en de knechts waren thuis gekomen van het land Mientje begroette ze vriendelijk en vroeg aan haar vader of ze mee mocht naar 't land. „Wel nee kind,~dnt gaat niet" zei moeder. Je moet vanmiddag met je kleine zusje wan delen. Je mag niet naar 't land, waar vader hooit, anders loopt Tinie ze maar in den weg." Met een boo9 gezicht at Mientje door. Ze had gedacht nu eens fijn naar 't hooiland te gaan met haar vriendinnetjes en daar te spelen cn nu mocht het niet. „Deerntje wat kijk je boos" zei één van de knechts. „Kan ik het helpen zei Mientje boos. Na het eten ging Mientje dadelijk met Tinie naar buiten om te wandelen. Zc liep vlug naar haar vriendinnetjes die op den weg stonden te wachten. De meisjes zagen dadelijk aan Micn- tjes gezicht, dat er iets vervelends was. „Ik mag niet van Moe" zei zc. „Dc moet op Tinie letten." „O, dat is niets, dan gaan we maar op ons weiland spelen" zei één der meisjes. „Dat is goed, don maar op een anderen keer bij ons" riep. Mientje. Weldra waren de meisjes druk aan 't spelen en letten niet op Tinie, die zachtjse wegliep naarde sloot, die langs het weiland was. Ze zag mooie bloemetjes en wilde die plukken. Maar, o wee I Haar klompje gloed uit plomp, daar lag zij in het water. Ze gilde en spartelde met armen en beencn. Plotseling hoorde Mientje een hulpgeschrei en ze zag Ti nie niet, dus die huilde. Ze liep hard weg en de twee andere meisjes liepen haar hard na. In de sloot zag ze iets liggen, dat was Tinie. Mientje gaf een gil en begon opeens hard te huilen. De twee andere meisjes liepen vlug naar de sloot en haalden er de huilende Tinie uit. Ze werd vlug naar huis gebracht en in bed ge stopt. Het was gelukkig, dat Tinie een sterk meisje was, want ze werd niet ziek. In 't vervolg zou Mientje beter op haar zusje possen. Ze zou niet meer zou dom zijn. 't Was een goede leer voor haar geweest, om beter op te letten (Ingezonden door Silene Waarom de Inboorlingen in Paalwoningen wonen. Vele der stammen, die langs de kust van Nieuw-Guinea leven, wonen in paalwonin gen, welke in zee staan. In een stevigen zandbodem slaan zij palen en daarop bou wen zij hun tegen regen bestand huis van bamboe, waarvan het dak van palmblade ren gemaakt wordt. Sommige woningen hebben een veranda, vanwaar een ladder naar beneden in het water voert. Met de kust staan zij natuurlijk alleen in verbinding door middel van booten, waarvan er altijd één in de nabijheid der ladder ligt. Maar nu zul je misschien vragen: Waar om wonen de inboorlingen in dergelijke huizen, die zij mogen dan heel gezond zijn toch niet veel gemakken opleveren En het antwoord hierop luidt: Gedeeltelijk omdat het aan de kust ontzettend warm is, maar nog meer omdat de wilde stammen, die dieper landwaarts in de wildernis leven, er altijd op uit zijn, de kustbewoners onver hoeds aan te vallen. En om nu dergelijke onaangename verrassingen te voorkomen, verkiezen de kustbewoners paalwoningen, waar zij wel niet geheel buiten gevaar, maar toch betrekkelijk veilig zijn. ONS BOEKENPLANKJE. Jan Feith. Twee kleuters in 'n vliegmachine 8 jaar. Jan Feith Flip en zijn speurhond 10—12 jaar. Jan Feith. Uit Piet's vlegeljaren. 14—16 jaar. Chr. v. Abkoude. Pietje Bell's serie 10—12 jaar. Nanda. Wilde Jetty en 'n lastig Log*eetje. 1214 jaar. M. Boddaert. Roswitha. 1416 jaar. M. Boddaert. Prins Almanzor's makker. 12 15 jaar. M. Boddaert. De schipper van de Jacomina. 12—14 jaar. Felicie Jehu. Het circuskind en Agnes Sla- vonska. 12—16 jaar. Felicie Jehu. De „Jongens" van professor V. Leuven. 12—16 jaar. Ch. Kingsley De waterkindertjes. 14—18 jaar. H. Malot. Alleen op dc wereld. 14—18 jaar. Hille Gaerthé. Het kabouterhuis 810 jaar. Hille Gaerthé. Onder 't Stroodak 12—15 jaar. Hille Gaerthé. Aan de Zonzijde. 1416 jaar. Jongensboeken. Zeven jongens en 'n ouwe schuit. 1215 jaar 't Vervolg, Admiraal Snor. 13—16 jaar. Robinson Crusoë. 10—14 jaar. Meisjesboeken. Tora bij de Trio's. 12—14 jaar. Ina en hare moeder, 1013 jaar Voor Kleintjes. 't Kaubouterhuis 710 jaar. Klaas en Kec. Janneman. Zeven kleine kleutertjes Buurkinderen. UIT ONZE MOPPENTROMMEL. Wat zijn klinkers In school vroeg een onderwijzer bij een taal les, aan een zijner leerlingen„Jan, vertel mij eens, wat zijn klinkers „Straatsteenen, mijnheer, was zijn antwoord. (Naverteld door Mol.) CORRESPONDENTIE K li via. Uitstekend hoor. Natuurlijk geen enkel bezwaar tegen. Wekker. Je mag bij dc raadsels ook wel eens wat anders schrijven. Dat vind ik juist erg prettig. Hansje me knecht. Zoo. dat vind ik leuk. Heb jc het al uitgelezen? Of bewaar jo het voor do vacantie? Nikkertje. Waarom maar één keer? Vindt je het niet veel aardiger om steeds mee te doen? Dank je wel voor je opsrave. Dwerg. Ja, heb je dot al eens gepro beerd? Jammer, dat het meestal niet opgaat, 't Is eigenlijk maar te hopen dat we er niet te veel van krijgen, want we hebben er toch waar-* lijk al genoog van gehad. Sprinkhaan. Laat hem maar gerust meedoen onder den schuilnaam, dien je schreef. Zoo'n naam hebben we nog niet. Die grap is heel aardig en het raadsel ook. Ja, die kan al met heel weinig eten toe. Puck. Dat is heel goed. Nu zullen er wel geen vergissingen meer komen. Want daar bestond andeis nog wel eenige kans voor. Orchidee. Ja, daar ben ik ook ge weest en dan heb ik je ook wel gezien. Het was er erg gezellig en de muziek van die jongelui was ook aardig. Dat brengt er altijd dc gezel ligheid in. Je hebt het dus heel erg di uk gehad. In dc vacantie kan je nu weer goed uitrusten van al die vermoeienissen. Mier. Hartelijk welkom hoor Ik hoop, dat je me iedere week een langen brief zult schrijven en steeds je best zult doen op de raadsels. Willen we dat afspreken Cupido en' Rozenknop. Het bock, dat jij bedoelt, heet „Uit het leven van Dik Trom", uitgave Kluitman, Alkmaar. Het boek is zeer zeker nog te krijgen in den boekhandel. Doe jc best maar op het opstel. Dan zal het vast wel wat moois worden. Wat zal dat tuintje aardig worden. Die tijd breekt nu weer aan. Jopie Slim. Ja, een verhuizing geeft altijd veel drukte. Zoo, dus je hebt het erg druk tegenwoordig. Daar heeft je vader groot gelijk in. Ik ben het heelemaal eens met hem. Goed hoor, doe je best maar 1 Leesgraag. Wat leuk was dat. Veel plezier hoor in Arnhem. Krijg je de kinder krant nu opgezonden? Als je dc raadsels over de post stuurt, dan moet je op de enveloppe zetten aan Oom Karei, p. a. Amersfoortsch Dagblad, Amersfoort. Heidebloempje. Ja, dat ik ook veel aardiger dan dat je zoo ineens hebt. Ga zoo maar voort I Kikker. Dan de volgende maal maar wat meer. 't Is toch in ieder geval wat. Gouden Regen. Natuurlijk, net zoo als jelui. Dot zal wel, want je hebt steeds je best gedaan. P i e r o t. Je verhaaltje is wel aardig, maar 1 is jammer, dat je het papier aan beide kan- fen hebt beschreven. Je weet wel, als iets in do krant moet, mag het papier maar aan één kant beschreven worden. Ik heb een paar plaatjes voor je klaar gelegd. Die kan je Maandag af halen. Stroom nimf. Ik zal je antwoord over brengen. Boschfee. Dank je wel voft- het ver haaltje. Ja zeker, laat hem maar meedoen. Denk je nog eens aan het beschrijven van het papier? M o 1. Je hebt het met die platen dus al iri orde gemaakt. Pannekoek kan dus nog maar negen platen krijgen. Daar zit niets anders op. Silene. Vond je het niet erg mooi. Ik heb er ook van gehoord, dat 'het zoo schit terend mooi was. Ja, dat kon net nog. Vat ben je toch druk in de weer voor de krant. Leuk hoor I Zwarteroos. Welkom f Dat zal ook wel eens gebeuren. Als je maar steeds gere geld meedoet I Speurder. Ja, daar is het nu prachtig. Er zullen wel heel veel menschen naar too gaan in de Paaschvacantie, denk ik, om er te genieten van al die bloemenpracht. Pannekoek. Een schitterend rapport hoor. Wat een mooie cadeau. Neen, dat op zenden aan de fabriek moet je zelf doen. Tab or. Dat is jammer voor je. Moet je nu thuis blijven. Dat treft nietl Poppenmoeder. Dank je wel voor je opgaven. Winterkoninkje. Dat zal dus wel irt ordo komen, denk ik. Stof genoeg om over te schrijven. Rekenmeester. Ja zeker, daar heb jo nog alle tijd mee. Ik zal er ruim tijd voor geven. Vlinderje. Waarom zou dat ook ge beuren. Als je altijd je best gedaan hebt en dat nóg blijft doen, dan komt toch alles im mers in orde. Ton Neveu. Zoo, je hebt dus genoten van die mooie muziek, 't Moet ook erg mooi geweest zijn naar ik hoor. 't Is te hopen voor jullie allemaal. Zwartkop. Dat is maar gelukkig. Dan is do vacpntie des te prettiger. Veel piezier hoor I W i t b o 1. Hoor ik den volgenden keer wat meer van je? Kemphaantje. Goed, maak er maar een mooi opstel over. Dat verhaaltje is wel grappig. Maar als je het vlug leest gaat je tong- in den knoop I Ncptunus. Dat is een prachtig onder werp voor een opstel. Schrijf er maar wat moois van. Nimf. Het kon net nog, maar in 't ver volg toch vroeger zijn, hoor f OOM KAREL. RUILHANDELHOEKJE. Er liggen pakjes klaar voor Wilde Eend en voor Pierot. Stroomnimf wil graag de Droste's vlag gen van Leesgraag hebben. Verder wilde zc van Mol gaarne de mooiste groote aquarium plaat hebben.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1927 | | pagina 6