KINDERRUBRIEK* De rubriek van Oom Karei Wat hebben jelui het nilemual getroifen met de PdHschdagen. 't Was ongelooflijk, zulk prachtig weer Uit de briefjes, die ik kreeg deze week, bleek dan ook wel heel duidelijk dat jelui allemaal heel erg hebt genoten. Nu, dat vind ik heerlijk voor je hoor. Als jo al zoc long naar de Paaschvocontio zit uit te kijken en het is dan slecht weer, als hij eindelijk is gekomen, dan is do teleurstelling wel erg groot. Maar dot is gelukkig nu niet het geval geweest. Het was eon echt zonnig Pooschfccst. Vooral de tweede dag. Wat was het druk langs de weg. Hoeveel auto's ik wel gezien heb weet ik heusch niet, maar het zijn er vost honderden cn nog eens honderden geweest. En soms hccle slierten achter elkaar. Er kwam geen eind aan. Daar waren cr bij van allerlei sooit. Groote, kleine, open en gesloten wagens. En allemaal volgepropt met uitgaande menschcn. Zelfs zag ik hier en daar vrachtauto's vol met stoelen en banken, waarop de passagiers dicht opeen gepakt zaten, luid zingende, soms met bege leiding van een mondorgel of een harmonica. Ja, er waren er zelfs, die van huis dc gramo- foon hadden meegenomen, die onderweg lus- lig draaide en de vroolijkheid er in hield. Sommige auto's waren heelemaal versierd met slingers van narcissen. Je hoeft niet te vragen waar die vandaan kwamen. Dc bloom- bollenvclden zullen wel heel wat bezoek go- had hebben. Daar is het nu ook juist dc tijd voor. Ik ben er het vorige jaar ook in dezen tijd geweest, 't Is er nu prachtig. Jammer dat het met die bloemenpracht betrekkelijk 'gouw gedaan is. Dat duurt moor enkele weken. En daarom maken de meesten maar gebruik van dc Paaschdagen om er naar toe te gaan. Zijn jelui al druk bezig met de opstellen. Je hebt nu nog veertien dagen de tijd voordat ze moeten worden ingeleverd Maandag 9 MeJ moet ik ze allemaal binnen hebben. Je hebt dus nog ruim do tijd. Maakt allemaal maar een mooi opstel over dc Paaschvacantia. En moet ik het nog zeggen Denk om het be schrijven van het papier hoor. Aan écn kant maar I RAADSELS. Oplossingen van de vorige weck. De oplossingen van dc vorige raadsels waren L Ook achter dc donkerste wolk schijnt de zon, met dc woordenKolk, Otto, kachel, schol, w^jn, kersen, rond, zee, d, d, t. II. Als de vos de passie preekt, boer pas op je ganzen, met de woorden vos, teer, aspirine, zeep, paarden, doos, jas, bel, pan, gans, oesters De prijs is deze keer gewonnen door Pop- penmocdc^, die hem Maandag aan ons bureau kan komen afhalen. NIEUWE RAADSELS. I. Mijn geheel is een onecht verhaal. Het eerste deel is de stam van een werkwoord, het tweede deel is een voegwoord en het derde een lidwoord (Ingez. door Ponnekock.) RAADSELRIJMPJE. Mijn vader was geen boer of maaier. Maar Tc ben gekomen van een draaier,, ik draai dan ook voor arm en rijk. Maar 'k ben eon ezel schier gelijk. Want zal ik steeds aan 't draaien blijven. Dan moet men mij door slagen drijven. (Ingez. door Wilde Eend.) UIT LOGEEREN. „Kinder luister eer.s, jullie zijn gevraagd, te komen logeeren bij oom en tante in Amers foort" zei mevrouw Oosten, tegen twee doch tertjes van haar. „Omoes, wot zalig" riep Fie en pakte haar kleinero zusje bij den arm en danste in dc kamer rond. „Wanneer gaar. wij, moo?" vroeg Riekje, het jongere zusje. „Den eersten dag van de vacantie". „Hal dus overmorgen al" juichte Riekje cn Fie tegelijk. Den volgenden dog waren dc bcido meisjes erg rumoerig en onoplettend. Do onderwijzer in Fietje's klas merkte het wel en werd boos. „Ben 3e zo° onoplettend omdat het morgen Paaschvacantie is". „Ja, mijnheer, went ik go morgen uit „Ik ook mijnheer, ik ook, ik ook" riepen vele stem men door elkaar. „En nu stilte I" riep mijn heer driftig, „ais ik aan één kind iets vraag, antwoorden alle vier en twintig. Geen woord wil ik meer hooren en als Fietje weer niet op let kon ze strafregels krijgen." Fietje giegelde nog even, maar was verder ^til cn lette goed op. Ook Riekje was met haar gedachten niet bij haar werk. Zij praatte met dc andere meisjes cn vertelde dat zij naor zoo'n snoes van een oom en tante ging. „Waar heb je het zoo druk over," vroeg de onderwijzeres. „O, over Amersfoort, daar ga ik naar toe." Dat is prettig voor jc. Ik ga ook uit, maar ben toch stil en leer jullie evengoed als an ders." Eindelijk was het twaalf uur. Dc twee meis jes gingen alleen vlug weg want zij moesten nog boodschappen doen. Den v "genden middag om vier uur kwamen zij in Amersfoort aan. Toen zij op straat waren Zeiden de meisjes: „Wat is het hier leuk, long zoo druk niet als in Amsterdam. Na een klein tijdje geloopen te hebben waren zo al bij hun huis. Twee meisjes die haar tante ook kende, fietsten telkens door de straat, om te zien, of de logcetj er aan kwamen. Den volgenden dag, maakten Betsy en Willy, zoo heeten die twee meisjes, kennis met haar. „Wat leuk, dot jullie hier logeert, dan heb ben wo nog iemand om mee te spelen zei- Pietje, „In Amsterdam is het zoo druk. Fietje en Riekje werden al gauw de beste vriendinnen van Betsy en Willy. Zij wandel den met elkaar en speelden en stoeiden haast den heelen dag. Spoedig was de vacantie ten einde en gingen de twee logeetjes weer naaf Amsterdam trug. •■(Ingezonden door Silene.) Een scheepje, een scheepje, moet dat niet varen gaan een tobbe vol water brengt Mientje daarom aan. Het scheepje, het scheepje, dat moet naar de Noordpool; daar vriest het verbazend, dat weet je wel van school. De poppen, de poppen, daar mogen er van mee: ijsbeertje natuurlijk en dan kiest Mien nog twee. Ze varen, ze varen den heelen langen dag klein Jetje's par'sol'tje dat is hun mooie vlag. En 's avonds en 's avonds dan loopen z' al op 't ijs en zeggen al bibb'rend: wat was me dèt een reis f IJsbeertje, ijsbeertje, die voelt zich hier wel thuis, ik blijf hierl zoo roept hij, gaan jullie maar naar huis l Het scheepje, het scheepje, komt eindelijk woerom en Mientje, die vluggerd, rolt met de tob hoe dom O heden, o heden, nu bibbert Mientje echt, maar Moesje, lief Moesje, brengt alles gauw terecht f HERMANNA. EEN BOOZE BUI. Miep was kwaad, erg kwaad. Hoe kon de Juffrouw nu ook zoo iets zeggenzij d'r les niet kennenverbeeld je zooiets. Zc had gestudeerd tot ze er suf van was, wel twee uur lang. In haar boosheid was ze totaal vergeten, dat ze in die twee. uur allerlei andere dingen had zitten doen. Eerstens had ze een schrift onderhanden genomen, om ol de vergeten pun ten en kommo's met rooden inkt in te vullen. Dat stond zoo leuk, zoo'n met roode balletjes bezaoid blad. Tusschen dc kladsommen door wemelde 't van alle mogelijke poppetjes, beesten huisjes, cn tierlantijntjes, en toch was ze wel twee uur bezig geweest. Maar wat deed je er aan als jc niet geloofd werd? Mopperend, met de ellebogen op de bank, en een gezicht als een onweerswolk bleef ze zitten. Daar hoorde ze opeens „Miep, als jc niet fatsoenlijk zitten kunt, en een welverdiende opmerking kunt ver* dragen, moet je maar liever naar buiten gaonf zulke kinderen kunnen we hier niet gebrui ken. Nu was Miep de maat vol. Met een ruk schoof ze de bank uit naar buiten, en trok de deur met een harden slag achter zich dicht. Zoo hard dat ze er zelf van schrok. Maar o wee f Rinkelend viel de groene glasruit naar benedenWas 't dan nog niet ge noeg Eerst de les niet kennen, de deur uit gestuurd worden bovendien, en nu weer die glasruit weerOntnuchterd bleef zc staan, en ineens ineens kwamen al de geteekende velletjes papier haar voor den geest, Zc zag „Menheer Schecloog" zooals er met keurige druklettertjes onder stond, met zijn linker oog in z'n rechter broekzak kijkend. Dc vlieg op Mijnheer Opgeruimd's kaal hoofd zittend, cn 't hangslot op Juffrouw Babbelkous' mond. Do Juffrouw kwam naar buiten. Miep moest dc ruit zelf betalen, en twee geschiedenis lessen overschrijven- schrok, dacht met spijt aan haar spaarpot En kwaad op iedereen en op alles, jaop de heele wereld, maar 't meest op zich zelf droop ze afAlles liep haar ook tegen. (Ingezonden door Stroomnimf.) DE KUTKENS. Zes kleine kuikens zijn stil het erf afgegaan. En 't was hun zoo verboden door de oude hen en haan. Pas waren ze om 't hoekje daar kwam een bedelwijf Die pakte er een van mede, toen waren er nog vijf. Toen die gingen drinken aan 't kantje der riviet Is een cr in gevallen. Weg liepen de andere vier. Die kwamen bij een bosdhje. Loos reintje loerde daar. Die pakte er een van mede Drie waren er toen nog maar. Die wipten op een straatweg Daar kwam een koets, o wee Een werd er overreden. Toen waren er nog twee. Die wilden nu naar hufs toe. En kwamen over een brug. Ze ztjn er in gevallen Een dreef naar wal terug. Van honger at dat kuiken Een zwarte vergiftige bes. Hij is er aan gestorven Weg waren olie zes. (Ingez. door Kikker.) Van Wimmie, die een Huis wilde koopen. Wimmie's vader is een week na Paschen jarig, en Wimmie, een aardige kleuter van bijna vijf jaar, heeft al van alles zitten be denken, wat hij „pappie" toch wel zou kun nen geven, „'t Moet iets zijn, dat pappie erg prettig vindt, moesje," zei hij telkens weer tot zijn moeder. „Hij moet en heel erg blij mee zijn. Toe, bedenkt u toch eens wat, moesje Maar alles, wat moeder opnoemde, ?1 niet in Wimmie's smaak „Dat is niets geen verrassing voor pappie," zei hij dan. „Dat kan pappie zelf ook wel koopen 't Was al twee dagen vóór Paschen en nog altijd wist Wimmie niet, wat hij zijn vader zou geven. Hij zat, terwijl hij op den grond met zijn blokkendoos speelde, juist weer wat te bedenken. En terwijl hij daar zoo heel stil zat, hoorde hij vader met moe der spreken over een huis, dat te koop was, en dat vader zoo heel graag wilde koopen. „Hoe denk jij er over, vrouw?" vjpeg juist weer vader. „Ja, 't is wel een aardig huis," was moe ders antwoord. „Maar ik geloof, dat het wel wat a 1 te duur zal zijn „Weineen," hoort Wimmie vader weer zeggen, „het huis is tegenwoordig voor. een appel en een el te krijgen." Wimmie lacht; hij weet nü, waarmee hij pappie op diens verjaardag eens heerlijk kan verrassen. Maar hij vertelt niets van zijn plannetje, zelfs niet aan zijn moeder. 't Is twee dagen later, en 't is Paschen En op den tweeden Paaschdag krijgt Wim mie aan de koffietafel twee gekookte eitjes en twee sneedjes krentenbrood. Eén ei en beide 6needjes krentenbrood zijn al heel gauw door Wimmie opgepeuzeld, en het tweede eitje verdwijnt even later óók, doch niet in Wimmie's maagje, maar in zijn rechter broekzak! - Moeder, die juist naar Wimmie kijkt, ziet hem het ei wegmoffelen. „Wel jongen, waarom eet je dat eitje niet op vraagt ze verbaasd. „Je houdt toch zooveel van eie ren F Of heb je misschien al zóóveel van je suiker- en chocola-eitjes opgegeten, dat je nu geen trek meer in dit eitje hebt?" Wimmie schudt zijn krullebol. „Heusch niet, moesje," zegt hij. „Ik heb al mijn eitjes nog, die het Paaschhaosje me gisteren heeft gebracht." En dan fluistert hij, wat verlegen, in moeder's oor: „Dat echte eitje is voor de verrassing, weet u, moesje „De verrassing?" vraagt moeder, die, er niets van begrijpt. „Welke verrassing bedoel je toch, man neke Wimmie kijkt even naar vader, die juist de courant opneemt, legt zijn rechter wijs vingertje tegen zijn rood mondje en gaat dan fluisterend voort, terwijl hij uit zijn lin ker broekzak een appel te voorschijn haalt. „Nog niets ervan tegen pappie zeggen, hoor moesje. Maar ik kreeg dien appel gis teren van tante Mies, en die bewaar ik nu ook al voor de verrassing, ziet u? Want nu ik er een ei bij heb, kan ik vader op zijn verjaardag eens fijfi verrassen „Maar ventje, waarom wil je vader met dien appel en dat ei verrassen?" vraagt moeder, die er nog niets van begrijpt. „Vader heeft toch óók eieren gegeten „Neen, moesje, dat bedoel ik ook niet," zegt Wimmie. „Ik wil vader ook niet met dien appel, en ook niet met het ei verras sen. Ik wil alleen een huis voor vader koo pen. Een huis voor pappie's verjaardag, weet u Wimmie heeft dit met zoo'n ernstig stem metje gezegd en hij kijkt ook even ernstig, zoodat moeder het uitproest van den lach. „Maar Wimmie, wat praat je toch voor malligheid vraagt ze. „Hoe wil jij een huis voor vader koopen?" „'t Is geen malligheid, moesje," legt Wimmie op z ij n manier uit. ,,'t Is een echt huis, en dat huis kan ik nu voor vader koo pen. Want ik heb toch zelf gehoord, dat pappie u gisteren (Wimmfe noemt alle dagen, die voorbij zijn, „gisteren") heeft verteld, dat het huis, dat u óók mooi vond, voor een appel en een ei te krijgen was. En ziet u, moesje, daarom heb ik den appel, dien ik gisteren van tante Mies kreeg, ook ervoor* bewaard, en nu vandaag weer mijn tweede eitjeEn nu wil ik het huis gaan koopen voor pappie I Hè, wat kan ik pap pie nu toch heerlijk verrassen, hè moesje Weer moest moeder toen heel erg lachen, en daarna vertelde zij Wimmie, wat vader met „een huis koopen voor een appel en een ei" had bedoeld. „Zie je, ventje," zoo legde zij hem uit, „dat is maar een ge woon gezegde en daarmee bedoelen de rnenschen, dat het huis niet zoo heel erg duur is. Maar om zoo'n huis te koopen, heb je wel veel meer dan honderdduizend ap pels en honderdduizend eieren noodig, hoor manneke I" Ach. wat was Wimmie vreeselijk teleur gesteld, toen moeder hem had verteld, dat er zóó vreeselijk veel appelen en eieren noodig waren, om zoo'n huis te kunnen koopen. Hij huilde er werkelijk om, .en toen begon hij snikkende eerst den appel en daarna het ei op te eten. En toen moe der den volgenden dag hem meenam naar een winkel, om een verrassing voor vader's verjaardag te koopen, kocht Wimmie werke lijk eenhuis't Was maar een héél klein huisje en in het dak staken allemaal lucifers met mooie gekleurde koppen, die moesten de dakpannen voorstellen. En toen was Wimmie tevreden. „Hè, nu heb ik toch een huis aan poppie gegeven I" riep hij vroolijk, toen hij zag, hoe blij vader met het aardige huisje was en hoe keurig het stond op vader's schrijf tafel. UIT ONZE MOPPENTROMMEL VERSTROOID. Een professor kwam eons ccn koppèrswinkei binnen, om zijn haar te laten knippen. In den winkel tochtte het erg. Daarom zeide de pro fessor tot den kapper, toen deze wilde begin nen „Het tocht hier geweldig, ik zal mijn hoed mner ophouden". (Ingezonden door Mier.) CORRESPONDENTIE. Leesgraag. Natuurlijk is dat goed. Je mag het komen holen zoodrn je terug bont Zoo heel erg lastig is het toch niet. Rekenmeester. Dank Jc wel voor je kaart. Het is daar zeker wel erg mooi en lan delijk. Ik zelf bon daar nog maar een enkele maal geweest. Wildzang. Dat is zoo heel erg niot. Prachtig hoor. Moeten, nu dot is het woord niet. Maar ik zou het toch wel prettig vinden nis jc het deed. Probeer het maar eens. Het zal je best moevallcn. Wat een fijne tocht is dat geweest. Jc hebt er zeker wel van ge noten. Bob. Woorom zou ik dot niet willen. Ik herinner het me nog heel good hoor. Ik vind het erg aardig van je, dat je nu nog oon onz^ kront denkt. Je zult hier nog wel oude beken- ken zien. En ook in de correspondentierubriok zul je nog wel namen ontdekken, die je vroeger ook wel hebt gekend. Er zijn tegenwoordig heel wat nieuwe neefjes cn nichtjes bij geko men. De mcestcn zijn nieuw voor je maar toch zijn er nog wel opkclc overgebleven uit jouw tijd. Hoor ik nog eens wat van ie als jc weer thuis bent Je treft het wel met hot weer. Tot nog toe is het prachtig f Mier. Ja zeker ik vond het zelfs heel mooi. Dat had ik jo nog vergeten tc vertellen. Dat komt omdat cr zoo veel correspondentie was. Maar nu wil ik het je toch zeggen, dat jo het kranig gedaan hebt hoor f Neen, zoovef heb ik het nog niet gebracht. Dat is voor jelui allemaal ccn groot raadsel. Dat wordt me wel meer gevraagd, maar door kan ik zelf slecht entwoord opgeven. Dot moet je zelf moor eens uitzoeken. Neptunus. Jc bent dus wel in een mooie streek geweest. Wat een prachtig ge zicht, ol die bloeiende bloemenvelden, hè 't Is om er uren en uren naar te zitten kijken. En steeds vindt je het weer even schitterend. Ton N e v c u. Jo, daar zijn cr heel wat naor toe geweest geloof ik. En allemaal kwa men ze met bloemen versierd terug. Boschfcc, Zoo, dat is aardig von Je. En schrijf hoor don maar eens terug hoe het geworden is. Ju, heel graag zelfs. Dat kon ik altijd gebruiken. Denk jc croon het papier nan een kant te beschrijven Dot hindert niets hoor. Jout ht m maar meedoen. Dwerg. Kon je niet met hem meegaan. Of komt dot voor jou later. Jo, daar heb je eigenlijk wel gelijk aan. Dan maar afwachten, tot je wot grooter bent. Wekker. Dat weet ik heusch nfet racer. Waarom dacht je dat zoo. Schrijf me dot acnsr den volgenden keer. Silene. Van jou krijg ik toch vast ei» zeker een opstel. Daar reken ik stellig op hooi Je mag schrijven waarover je wilt, natuurlijk in verband met je Pnaschvncartic. Dat merk ik. J o p i e Slim. Don de volgenden keer maar wat meer Gouden regen. Ja, heel gezellig. Hoeveel heb je er wel gehad Leuk hoorStu deer moor goed dan za! je eens zien hoe pret tig het is. Poppen moeder. Ja, daar heb je wel gelijk aan. Gelukkig dot jc het tenslotte toch nog hebt .gevonden, Wi tb o I. Jc wensch is geloof nog al uit gekomen. Tenminste tot nu toe heb je nog niet te Jdogen gehad, 't Is te hopen, dot het zoo nog eeri tijdje blijft. Cupido. Donk je wel hoor. Die zullen zeker wel lang goed blijven, denk ik. Heb jc dat zelf gemaakt Knop gedaan hoor f Rozenknop. Heb je het al gekregen, 't Is ccn heel aardig boek. Zelf h« b ik cr erg van genoten. Kikker. Ik zal het doen hoor.,Doe je de volgende week weer meer aan dc raadsels? Hansje me knecht Vond jo Ik docht juist van niet. Zoo zie je alwéér hor iemand zich kan vergissen met zoo iets. P i e r o t. Wat bedoel je daarbij. Jc bént zc toch komen halen en hebt zc gekregen ook. Dat zou ik maar overdag doen. 's Nachts kan je beter slapen 1 Winterkoninkje. Was het eerste zoo vreeselijk moeilijk. Nu, deze week zijn ze weer heel gemakkelijk hoor. Misschien wel wat al tc gemakkelijk. Wilde Eend. Neen, dat wist ik nog niet. Wel gefcleciteerd hoor. En hoe is het met hem Je rijmpje is heel aardig. Dank je wel. Stroomnimf. Ja, dat zal welmooi uitloopen allemaal. Zorg er maar goed voor. OOM KA REL.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1927 | | pagina 7