KINDERRUBRIEK.
De rubriek van Oom Karei
Het lijkt nu precies of' we midden in den
zomer zitten. Wie hnd dat al zoo gauw ver
wacht. Wat jammer dat wc zulk weer nu niet
in de vecantie hebben gehad. Het is nu een ge
not om buiten te rijn tc midden van al dat
frissche jonge groen, 't ls.net, alsof alle? veel
vlugger groeit, els de zon zoo heerlijk schijnt.
En ieder heeft plezier; do vogels en de bloe
men, alles geniet van de zonneschijn. Het is nu
een mooie tijd om eens een fietstochtje door
de Betuwe te maken, 't Is een prachtig gezicht
nl die bloeiende vruchtboomen. Minstens even
mooi als de blocmbollcnvclden, misschien nog
wel mooier. Ik denk er a.s. Zondag ook eens
naar toe te gaan, tenminste als het weer zoo
mooi blijft als het nu is. Dan is het er in een
woord verrukkelijk. Dat hoorde ik ook al van
verschillende kennissen, die er geweest zijn.
Hoe staat het met jelui opstellen. Ik heb er
al verschillende ontvangen, maar er moeten
nog veel meer komen hoor. Op verzoek van
enkele van jelui hebben jelui nu nog den tijd
tot Maandag 16 Mei. Maar dan moet ik ze
ook allemaal hebben. Want eer ik ze allemaal
heb gelezen, gaat daar eenige tijd mee heen
en anders wordt het te laat, als ze in do krant
komen. Ik heb jelui niet verteld hoeveel prij
zen er komen. Daarom zal ik je dat maar gauw
zeggen, want daar zijn jelui natuurlijk allemaal
erg nieuwsgierig naar. Nu, er worden 3 prij
zen beschikbaar gesteld. Doe jelui dus maar
goed je best een van de gelukkige prijswin
naars te worde»*.
RAADSELS.
De oplossingen van de vorige week.
De oplossingen van de vorige raadsels waren
I, Juliana, met de woorden j, bus, dalen,
Juliana, braam, Ina(Ans), A.
II. Bloetnbolvelden, met bloem, bol,
vel, den
De prijswinnaar Cupido kan Maandag
zijn pi-Ijs aan ons bureau komen afhalen.
NIEUWE RAADSELS.
I. Het geheel is een bekend spreekwoord
van 8 woorden en 35 letters.
12, 2, 3, 14, 19 is een ander woord vooi
kanaal.
4, 26, 11, 35 is een overblijfsel.
22, 10, 21, 25, 32, 30 heeft men in den
mond.
3, 28, 29, 5 is erg zuur.
6, 7> 8, 9 is het tegengestelde van niets.
13, 15 is een oude maat.
1, 16, 17, 18, is een meisjesnaam-
20, 23, 5 is een boom.
I' 34> 32, 22: staat vaak om een tuin.
33, 34, 3, 51 of 27,15, 13, 9 i^de Pranschc
naam voor iemand die jelui ieder» weck
6chrijft.
24 6.
U. Mijn geheel is een algemeen voedsel. Ont
hoofd men mij, dan ben ik een kleur; keert
men die dan om, dan wordt het een meisjes-
VOOR DE NICHTJES
Jelui zijn nu natuurlijk allemaal druk bezig
voor de opstellenwedstrijd van Oom Karei. Ik
zal deze week daarom nog maar geen hand
werkje opgeven en liever wachten tot een vol
gende keer,
TANTE BETS.
VAN ONS MOOIE AMERSFOORT
(V ervolg.)
Maar nog vóór men het huis kon verlaten,
Klonk een kreet uit dc keuken .Verstoord,
Men hoorde dc meid driftig praten.
En een ander die sprak„Ongehoord,
Is 't en mijn Heer wil ik spreken.
Want voor Hem, ja, voor Hem dreigt gevaar,
Houd mij dus niet op met je streken.
Doch laat mij er door. Is hij daér.
Dat ik hem dan spreke, want spoedig,
Is de tijd van zijn hier zijn voorbij.
En vriend Heintje, want hij was 't, drong
moedig.
Grietje de dienstmaagd op zij.
Hij trad naar 't vertrek, waar zijn meester,
Vertrekkens gereed stond en zei
„Acht, Heere, verschoon mij, doch weest er.
Op Uw hoede, spoed U en volgt mij I
Heer Jon nam vlug afscheid en sloeg er
Den weg naar de Vrije Poort in.
Vergezeld van vriend Wouter, die vroeger,
Zijn gezellen reeds besteld' had. Zijn gezin
Onkundig liet van wat geschiedde.
Om bestwil, ofschoon niettemin.
Zijn vrouwe met reden vermoedde.
Haar gast en haar man dreigd'^gevaar.
Want zij had, ja dat ging in die tijden.
Zoo menigmaal zóó, dat is waar.
Reeds velen gezien die benijdden,
Hen die het voorspoedig steeds ging
Bij de poort hoorde luide men praten,
D* een wilde 't dan zus, d ander zóó
De overste van do soldaten,
Was er niet, maar wel was er een bóo.
En toen men van Schafflaar ontwaardde,
Hield de wachter de poort stevig dicht,
Wat hem moeit en zorgen baarde.
Went om vier uur was hij verplicht.
Om uit Amersfoort weer te vertrekken.
En hield men hem nood'loos hier vast,
O fzou hem de vijand ontdekken,
Dan gaf hem dat moeite en last,
Meester Wouter trachtte de wacht te bepraten,
Die Schaffelaar vasthouden wou.
Opdat hij niet de stad zou verlaten.
Maar wèt, als hij hier blijven zou
(Wordt vervolgd.)
LEMKA
Vsljtige Moedertjes.
Een - schaar, een klosje, garen,
•een naald en draad er bij,
een elletje, een'kluwen,
een kussentje van zij
Een priempje, en een, v.éter,
een knoopje en. Wat band,
een vingerhoed, een strookje,
een heel mooi stukje kant
Een lintje en een strikje,
een gespje, een ceintuur,
dat. alles kun je vinden
in 't stille mid'cjagüur
In poppenmoedershoekje
daar zitten bij elkaar
klein Tootje en Margootje,
Mariannetje en Claar.
Ze knippen en ze naaien,
en plooien o, zoo fijn,
de nieuwe poppenkleertjcs
van zijde en satijn.
Gauw is er een pbrtijtje
voor heel d£ poppens,chaar,
dus als zij niet hard naaien
komt niemand daarvoor klaar
HERMANNA.
VAN EEN DOMMEN JÓNGEN.
Wim Jansen wou uit rijden gaan.
En liefst naar Amsterdam.
Doch mOc, dot wist hij wel, die kon •niVt mce,
Dus ging. hiernaar alleen, o weel
Noor de holte van de tram
Die stond tc Wachten' op don hoek.
En Wimpjc stapte in,
Een dam"o hielp hem op dc- bank
En 't jochie zeido vriend'lijk dank
Tingclir.g ging nu de bel
De conducteur ging in hot rond,
Vroeg allen nu om geld.
Maar 't ventje zei dat heb ik niet
Ach, ach I wat gaf dat een verdriet.
Hij mocht niet verder me»
Politie hèeft hem thuis gebracht.
Wat was zijn Moeder boos.
En vader zeijou dcfrnme vent,
Hoe kun je trommen zonder cent
Wacht tot je grooter bent.
(Ingcz. door Kikker.)
DE EERSTE OOIEVAAR.
Zo lieten hun boterham fluks in den steek.
En holden met sprongen naar buiten
Twee ooievaars klepperden Koog in de lucht
Dot was me 'n plezier voor de guiten I
Ze staken al juichend dp armpjes omhoog
En riepen „Dag, aardige dieren,
Jelui bent, zoo waar, net bijtijds in het land
Om met ons de lente te vieren.
„Ja kleuters," was 't antwoord, „dat willen we
graag.
Maar eerst gaan we samen nog bouwen
Ons nest van defvorige jaren is slecht;
Wc kunnen het niet meer vertrouwen."
(Ingez. .dc&r Stroomnimf.)
DE BEURS
De kleine Frits, zoontje van een arme kolen
brander, zat eens midden in het woud onder
een boom te schreien. Hij weende en snikte
bitter. Een deftige heer, echter heel eenvoudig
gekleed, hoorde, terwijl hij aan het jagen was,
het gesnik van den.knoop, naderde hem dpw-
om en vroeg deelnemend„Waarom weent
zoo, mijn kind
„Ach, mijnheer, antwoordde .Frits, .„moeder
is zoolang ziek geweest I En nu had vader mij
vanmorgen naar de stad gestuurd om de reke
ning van den apotheker te^.gaan betalen. En nu
heb ik onderweg mijn beurs met al het geld
verloren I"
De heer fluisterde eenige woorden tot den
jager, die hem vergezelde, haalde vervolgens
een zijden beurs uit z'n zak, waarin men
eenige goudstukken kon zien schitteren en
vroeg toen aan den jongen. „Is dit misschien
de beurs, die jc verloren hebt
„O ncen,"_ antwoordde Frits „de mijne is
niet zoo mooi, en daar zitten geen goudstukken
in
„Is dit dan misschien je beurs" sprak de
jager, terwijl hij een nietig beursje te voorschijn
haalde. „Ha, ja!" Daarop riep de knaap vol
vreugde uit„dat is de mijne Daarop over
handigde de jager hem het kleine beursje, ter
wijl de heer het Idnd toevoegde„Daar brave
Üongen, ook deze beurs is thans de uwe»
ik gaf ze ir als een belooning voor uw eer
lijkheid."
Een andere jongm van den zelfden leeftijd,
Wim genaamd, die in een naburig dorp woon
de, had ook over bovengenoemd voorvol hoo-
ren spreken. Zoodra hij wist dat do rijke heer
weer op jucht was gogaaitf in het zelfde woud,
ging de kleine Wim nan den voet van een
boom zitten schreiên „A'eh/ik heb mijn beurs
verloren I" Op het giro«p cn gejammer vèn
den knaap naderde a* nVr, stelde hom ver
schillende vragen en 'oondc nom ten slotte een
prachtige beurs vol met goudstukken. „Is dn;
misschien de beurs, die gij verloren hebt,"
sprak hij. „O, ja dat is ze!" riep Wim vol
vreugde, (enven! hij beide handen reeds uit
stak om ze te grijpen. Daarop naderde echter
dc jBger, die den rijken heer wederom verge
zelde en sprak den krinnp streng toe; „Onbe
schaamde leugenaar I Gij druft mijn meester
bedriegenWacht, ik zal je lecren, deugniet
En meteen snoei hij een stevïgen tak van een
hazelaar en gnf den kleinen huichelaar daarme
de een flink puk slaag.
Wat Moeder Pichot over
de Roode Kooi vertelde.
Toen ik nog in het Walenland woonde,
kocht ik wel eens kool en andere groenten
bij een oude boerin, die Agnes Pichot heet
te, maar iedereen, en bok ik, noemde haar
moeder Pichot. De groenten, die moeder
Pichot zelf kweekte, waren altijd heerlijk en
malsch, en de roode, groene en witte koo-
lei\ v>aren zóó groot, als ik ze nog nooit
had gèzien.
Behalve dat moeder Pichot groenten ver
kócht, was ze ook een aardige vertelster. Ze
kende alle legenden uit de streek, en 't
waren er zóóveel, dat ik er haar soms sterk
van verdacht, ze zelf' bedacht te hebben.
Die gedachte kwam ook bij me op, toen ik
op een morgen een prachtige roode kool
bij haar kocht. „Moeder Pichot," begon ik
toen lachend, „je vertelt zooveel legenden
over alles in deze streek. Zeg eens, bestaat
er misschien óók een legende over de
roode kool
Natuurlijk dacht ik, dat het vrouwtje mij
heel verbaasd zou aankijken, niet begrij
pende,'dat ik het uit de grap vroeg. Maar
hoe verwonderd was ih zelf, toen zij zeide:
„Ja, er bestapt een legende over de roode
kool. Wilt u ze hooren, mevrouw
„Heel graag; moeder Pichot," antwoordde
ik.
En toen begon het vrouwtje: „In den tijd,
toen men in 't land van Luik nog maar alleen
de witte en de groene kooien kénde, leefde
dicht bij één der dorpen een bisschop, die
vóó goed en menschlievend was, dat hij
door groot en klein als 't ware werd aan
gebeden. Hij gaf dan ook aan de armen
zooveel hij maar kon geven en vaak ge
beurde het, dat hij moest vasten, omdat hij
het laatste stuk brood den vorigen dag aan
één der armen had weggegeven. En dat hij
zelf heel arm was, dat zag men wel aan zijn
verschoten violette bisschopskleed, dat hij
dag aan dag droeg, en dat hij, als het èl te
erg verkleurd was, zelf weer violet verfde.
Eens gebeurde het, dat zijn habijt, toen hij
dit den vorigen dag weer prachtig violet
had gekleurd, niet zoo vlug als gewoonlijk
wilde drogen, en omdat hij geen ander had,
trok hij het toch aan en ging er mee op een
weg wandelen, waar het erg zonnig was.
„Hier zal het wel heel gauw droog wor
den," waren zijn gedachten, terwijl hij on
willekeurig ól maar recht door liep en zoo
op den dorpsweg kwam. Daar ontmoette hij
een oude, kreupele vrouw, die op haar hoofd
een enorme gTOote, wilte kool droeg,
't Vrouwtje scheen heel moe te zijn, want
zij liep heel langzaam en struikelde daarbij
telkens. Dit zég de bisschop, en toen zij
op een oogenblik zóó struikelde, dat zij
dreigde te vallen, greep hij haar bij den
arm en sprak vriendelijk: „Pas op, moe
dertje, rust liever even uit."
„Dat kan ik niet," zei het vrouwtje. „Ik
moet dadelijk verder't Moet de kool
naar het dorp over den heuvel brengen.
Daar woont mijn zoon, weet u? Maar hij i6
ziek en kan niet werken. Daarom breng ik
hem die groote kool. 't Is de allergrootste,
die in mijn tuin groeide, en ze zal een
heerlijke koolsoep geven
„Ja, dat zal ze zeker," stemde de bis
schop toe, „want ze is reusachtig groot
„Nou, en zwaar is ze ookvertelde het
vrouwtje. „Ja, dat voel ik best. Ik zal blij
zijn, als ik dat vrachtje kwijt ben
„Wel, laat mij die kool dan een eindje
voor je 'dragen," zei goedig' de bisschop.
„Je ziet, dat ik sterker bon dan jij, en een
wandeling over den heuvel is heel gezond
voor me. Geef mij dus het vrachtje maar."
Zoo droeg toen de bisschop de kool heel
den weg en toen nog den heuvel over* noar
het dorpje, waar de zoon van het vrouwtje
woonde. Natuurlijk werd ook h ij heel moe
en warm van het voor hem zoo ongewone
werk, dat hij vrijwillig op zich had ge
nomen. En wat'het ergste was, het violette
bisschopskleed, dat nog niet heelemaal
droog was, begon weldra de witte kool, die
hij onder den arm droeg, met violette stre
pen en vlekken te kjeuren. Doch nöch de
bisschop, nöch het vrouwtje bemerkten dit.
't Vrouwtje zag het pas, toen zij het dorp
hadden bereikt, en de bisschop haar de
kool teruggaf.
„O, maar kijkt u toch eens, wat er met
mijn prachtige kool is gebeurd V." riep ze
toen verschrikt uit. „O, neen, nu durf ik
er geen koolsoep van te'koken!"
Ja, nu zag de. bisschop het bok, en hij
vond het erg jammer van de prachtige kool,
die nu bijna violpt was gekleurd. Verlegen
stak hij zijn hatnd in den wijden zak van
het habijt, haalde er een geldstuk uit en
begon toen tot het vrouwtje: „Luister eens,
moedertje, Ik neem de kool mee, en hier is
geld, koop daarvoor in het dorp eén andere
kool, of twee kooien als je wilt."
Verheugd keek het vrouwtje naar het
geldstuk, dat de bisschop haar gaf. „Lieve
help, dat is veel te veelriep ze. „Daar
kan ik wel zes kooien voor koopenNeen,
dat is veel te veel l"
„Ik heb geen ander geld bij mij," veront
schuldigde zich de bisschop, en dit was ook
waar, want 't was op dit oogenblik alles,
wat hij bezat, en hij had het zelf zoo heel
noodig. Maar dit vertelde hij het vrouwtje
niet.
„Dat God u zegene, heer bisschop, en
die paarsche kool er bij riep toen in baar
blijdschap het oude vrouwtje.
En ziet, er scheen zegen op de violet-
gekieurde kool te resten, *ont toen do
bisschop er mee thuis.kwanr. en voor de
aardigheid de kool in zijn tuin plantte,
ontkiemde daaruit oen koolzaad, en alle
kooien, die later uit dit koolzaad ontspro
ten, waren violet gekleurd. En 't is sinds
dien tijd," zoo besloot moeder Pichot haar
vertelling, „dat de violette of de zooge
naamde róode koo? overal geplant en door
iedereen gegeten wordt."
Ik bedankte moeder Pichot voor haar aar
dige legende, ook al had ze die misschien
zelf bedacht, ging naar huis met mijn roode
kool en dacht daarbij aan het violet-ge-
verfde habijt van den bisschop.
UIT ONZE MOPPENTROMMEL
Een dokter dii» muur een uur per dag
spreken kun
Laatst moest ik met kleinen broer nnnr don
dokter. We gingen laat van huis, met het g' -
volg, dut, toen wc er waren, do dienstbode ons
zei, dot het spreekuur van den dokter nfgc-
loopen was.
Op den terugweg wns Kees heel stil, cn op
eens vroeg hij „Zeg Gré, waarom móeten we
nu terug. Kon1 de dokter dan n u niet meer
praten
(Naverteld door Mol.)
CORRESPONDENT.
Dwerg. Jc hebt zeker wel heel veel ple
zier gehad op die fijne dag 1 Ben je ook naar
de kinderfeesten g;w«*est. Wat waren door een
mnsso kinderen bij elkaar 1
Bobbie. Ja, die tijd breekt weer gauw
run. Ik hoorde, dot or. verschillende nieuwig
heden zijn en dat alles er heel mooi uitziet.
Dat is dus dubbel prettig om er te zijn.
Gymnast. Er zullen anders nog best
wat regendagen komèn denk ik, voordat hot zo
mer is. Neen, nog niet, mnnr ze zullen wel
komen Ik ben erg benieuwd I
Leesgraag. Wat een drukte daar hè?
Ik wus er 's middags toevallig obk. Waarom
zou het niet goed zijn Waf leuk dat jó zoo
veel hebt opgehaald, 't Wns ook een-mooi doel
dat veel succes verdiende.
Vlindertje. Jn, ik ben er zolls heel
dikwijls geweest. Ik vind het een erg ■gezellig
plaatsje cn zou er best willen Wonen', Probeer
het maar hoor, dan zal het jo best gelukken.
Goed hoor, zoo dikwijls als je zelf muur wilt.
Dan komt het ook in do kront. Ja, die kon het
wel.
Zwarte roos. Ik wil je raadsel graag
plaatsen, muur dan moet je .cr .ccr^t dg, oplos
sing bij zetten van ieder' gevraagd Woord af
zonderlijk Dan wordt er om geloot.
Wie is dat neefje of nichtje dut nnor
Hoogland is geweest op een Zondag, 't Is te
hopen dnt die frambozenstruikjes het goed
doen. Wil jc in het vervolg jc schuilnoom on
der jo briefje schrijven
Mol. Neen, daar was het te winderig voor
Als je zoo'n groote fietstocht wilt rook<?n mo« t
het mooier weer zijn. Maar dat komt no£ wel.
Het vaft lang niet meer om tegen dc wind in
to fietsen en je wordt cr aardig moe-' van.
't Was toch wel een mooi' tochtje 1
K. B. Hartelijk dank voor de bonnen
Poppenmocdcr. Wat een feestelijk
heden allemaal. Fijn hè, al die pret 1
Hon I. Wil jc voor het vervolg Qofc een
schuilnaam ncmon,'nct als de nndercn. Jé mag
cr zelf een kiezen. 1
Wildzang. Heb je nog noor al^ die
muziek geluisterd. Wat een menschen y/oren
daarbij Vooral op het Beukenlaantje. -Daar
v/as heel wat publiek om nuar dc muziek tc
luisteren. Misschien heb ik je wel gezien
Sprinkhaan. Ik znl het zeggen. Jn,
het was een mooie stoet. Heb jo zo later nog
hooren spelen dut was heel aardig. Dat waren
ollcmnol meduilles,, die ze gewonnen hodden 1
J o p i e S 1 i m.Jk heb het gekregen, 't Is
mooi lang gewórden 1 Wat een gezellige mid
dag was dat hv.? Heb je er van genoten. Ja,
dat tooncclstukje was heel aardig. Kende je
het al. 't Is een heel bekende geschiedenis.
Rozoknop en Cupido. Welke woor
den bedoel jc. Was dnt ongeteekende briefje
van jou? Dan is het in orde hoor.
Kikkor. Wat een domme jongen was
dat. Een leuk versje hoor. Heb jc dat hcolc-
maol alleen gemankt
Goudenregen. 't Is in orde, zoo.
Boschfse. Wil jo nu alweer een tce-
kanwedstrijd. En deze opstellenwedstrijd is nog
niet eens nfgcloopcn. Dat komt later wel weer
eens.
Kemphaantje. Nu dus beter. Geluk
kig maar. Want ik vind het altijd erg verve
lend als ik een brief missen moet.
Pannekoek. Zoo, dus jc hebt nog al
genoten van dat tochtje, 't Was er ook juist
goed weer voor. Heb je die watermolen zien
werken. Dat is altijd een leuk gezicht.
Rekenmeester. Dat begrijp ik. 't Is
heel goed hoor. Hoe wist jc dat
Stormvogel. Jo, dat was een mooie
overwinning. Die ook best te gebruiken was.
Als wo het nu maar een tijdje zoo houden?
Blondje. En of, dot kon jo begrijpen.
Het is, alsof olies jc tot vroolijkheid stemt.
Kabouter. Dat was wel jommer, want
je zou er best plezier hebben gehad. Misschien
kan je dc volgend» keer cr wel een krijgen.
Heb je geen vriendjes, die je mee kunnen ne
men
Nimf. Neen, dit jaar niet. Het vorige
wel. Ik vond het cr prachtig mooi. Daar kun
je van opaan. Ik weet niet tof 't a\ aan
de beurt is.
Winterkoninkje. Neen; doftrof
niet erg prettig. Je hadt het beter zoo kunnen
hebben. Maar daar was niets aan te verhelpen.
Dat is een prachtig onderwerp voor een op
stel. Dot krijg ik dus nog.
P i c r o t. Wat heb jij je best gedaan.
Kranig hoor. Dank jc wel. Maar heb je. die
allemaal zelf bedacht
Stroomnimf. Ik zal cr eenige' voor je
klaar leggen. Kom die dan maar eens halen.
Jc verhaaltjes zijn heel aardig. ZoodYa cr
plaats voor is komen ze in de krant.
OOM KAREL.
RUILHANDELHOEKJE
Ik zal jelui binnen kort weer eens vertellen wat
er allemaal is om te ruilen. Thans liggen cf
pakjes klaar voor Pijl. Stroomnimf (2) cn Mol.