KINDERRUBRIEK. De rubriek van Oom Kare! Wat jammer dat jelui nu geen vacantie heb ben. Want ny schijnt het mooie weer einde.lijk to komen. De laatste dagen gaat het tenminste, best. Trouwens, het wordt zoo langzamerhand wel tijd, dat het eens wat rnepr op zomer gaat lijken. Het is nu maar te hopen, dat het in de zomcrvacantle oolj zoo is. Want dat is eerst den tijd voor het maken van grpotere uitstapjes en reisjes. Jelui hebben zeker allemaal al een plan netje in elkaar gezet. Dat plannetjes maken is op zich zelf al een groot plezier. Ik herinner mij nog goed, dat wij dat vroeger ook deden. We ken te voren werd al gesproken, waar we naar toe zouden gaan. Met enkele schoolvrienden maakten we dan een groote fietstocht door een gedeelte van ons land. Soms gingen we oen stuk met den trein, maar toen waren er ook nog niet zulke- vele goede rijwielpaden als nu. Dan was het wel eens noodzakelijk om een stU'ïc var. den tocht te treinen. Maar tegen woordig zijn er vrijwel overal uitstekende fiets paden, heerlijk buitenom, zonder dat je hinder hebt van auto's en ander druk verkeer op de groote wegen. Want als je telkens moet uit wijken en zoo vrees el ijk moet oppassen om geen ongeluk te krijgen en dat moet je op de groote wegen heel erg dan is het fietsen waarlijk geen genoegen meer. Daarom kan je veel beter een fietstocht in elkaar zetten langs de mooie fietspaden, waar je rustig kunt rijden en heerlijk kunt genieten van ul het mooi's, dat de natuur te zien geeft. En, ik zei het al, dat in elkaar zetten van zoo'r. tocht cn het bestu- deeren van allerlei kaarten cn plattegronden is op zich zelf beschouwd al een groot genot. En als je dan later dc tocht maakte, weet je al precies waar je de meest mooie puntjes kunt vinden. Hebben jelui nl vncantie-plannen Fnkele neefjes en nichtjes vroegen me, waar om de oplossingen van dc vorige raadsels niet in de krant stonden Wel, dat is nog al dui delijk zou ik zeggen. We hebben toch afge sproken, dat jelui alle oplossingen zoudt, be waren tot na 2 Juli cn ze dan allemaal, dus 10, tegelijk zoudt inzenden Als dat gebeurd is, dan komen ook nUe 10 de oplossingen te gelijk in de krant Hier volgen nu eerst weer twee raadsel* voor do KAMPIOEN-RAADSEL WEDSTRIJD. V. Het geheel is een spreekwoord van 8 woorden in 53 letters. 15, 10, 7 is een meisjesnaam. 17, 22, 35 is een boom. 5, II, 18, 12 is een donkere vloeistof. Kleine kinderen worden 33, 12, 25, 29, 5. 9, 26, 28 is een herstelplaats voor een schip. 27, T, 5 is zwart 24, 4, 5 gebruikt een visschcr. 13, 6, 15, 2, 10 's ongelukkig 9, 20, 30, 7 is een meisjesnaam 3, 15, 19, 17, 11 is een hinde. 14, 7, 5 is van hout. 15, 25, 29, 5 is een vaartuig VI. Wie haalt zeven beesten uit een koele* trommel -- - OPSTELLEN VAN DEN WEDSTRIJD. DE DRIE NICHTJES (Vervolg.) Gelukkig, de nichtjes zeiden niets meer, zc, waren blijkbaar boos op haar cn vonden het niet noodig een woord aan haar te verspillen. Toen ze klaar waren met het eten, bood Annie haar tante aan haar te helpen met afwnsschen. Vlug hielp zij haar en alles was nu vlug klaar. Tocht wel een aardig meisje, dacht tante. Op school verwelkomden de twee vriendin nen elkaar zeer vriendelijk. „Zeg Ans," zei Li'/e, „Mama heeft gevraagd of je Wocnsdugimddag bij me komt, om ken nis met haar te maken. Je wilt toch wel „O dolgraag zelfs." Weldra was het weer tijd en gingen de meisjes naar binnen. De mid dag ging nog al vlug voorbij, daar ze prettige lessen hadden. Om half vier zei Lize tot An nie „Laten we flink doorstappen, dan zijn we gauw thuis en kunnen vlug ons huiswerk gaan maken. Ze stapten dus flink door, zoodat de nichtjes vroegen of ze met den sneltrein mee moesten. „Gelukkig niet" zei Lizc. Wij loopen vlug door, want wij willen gauw thuis zijn en ons huiswerk maken, want wij gaan vanavond naar mijn Oma toe." „Weten we allang" zei Bertha vinnig. Thuis gekomen ging Annie vlug nan haar werk en Lize vertelde aan Oma hoe nnrdig ze Annio toch vond en wat pen spoken de nichtjes van haar waren Het was zeven uur en Annie was gereed om weg te gaan, toen zc een vroolijke stem van boven hoorde roepen „Annie kom je Annie zei haai tante gedag en liep naar be neden waar Lize al op haar stond te wachten. De beide meisjes kregen een stoel waar ze erg gemakkelijk in konden zitten om te luisteren. „Nu znl ik vertellen over Hedwig", zei Oma. Zij vertelde het volgende „Vroeger heb ik een dochtertje gehad, dat Hedwig heette. Haar broertje Wim, Lize's vader, was dertien jaar en Hedwig 12 jaar. Hedwig was niet heel erg sterk, daarom zou den we voor oen paar weken naar zee gaan. Het was daar heerlijk cn de kinderen genoten er ook veel van. Eens op een dag was het nog al guur weer. „Zouden jullie niet liever bin nen 'blijven vroeg ik. „Neen moes, we zullen hard looper., dan worden wc warm, hè Wim Wij doen dan maar krijgertje." „Dat is goed maar niet stil staan." Vlug liepen ze samen weg, de duinen op cn af. Op 't eind waren ze beiden erg moe. „La ten we uitrusten," zei Hettie. „Dat is goed" zei Wim. Beiden dachten zc niet aan mijn ver zoek. He, wat is het heerlijk, die wind, ik frisph. hedcmaal op," zei Hettie. 's Avonds in bed, was zij zeer woelig. rs Nachts werd ik wakker door een raar ge praat. Gauw ging ik naar Hedwig's kamer en zag haar daar liggen met een hoogroode kleun cn n\et bange ocgen. Zij had hoogo koortsen, ijfdc over den middag in de duinen. Ik waakte den h-eclen nacht bij haar, maar belde nog Op een dag 't was juist vacantie Gingen Lot en Leen naar 't strand Leentje1 had het brood gesneden, Lotje pakte fluks dc mand. Met de tent, de mand, een ketel Gingen weldra zij op pad, Wuifden vroolijk nog naar Moeder. Saam naar 't strand; wat leuk was dal! 't Tentje werd gezet. Ons tweetal Trok nu vlug hun badpak aan En zóó zijn ze met hun beidjes Eón, twee. drie, in zee gegaan Later kookte Leentje water Op een lekker knappend vuur. Thee werd vlug gezet en 't sloeg nu Op den toren juist vier uur. O, 'wat smaakte alles heerlijk Uit de mand; 't verdween als koek. Geurig was de £hee T Zoo'n picnic Was nu net iets uit een boek. Maar 't werd tijd om op te breken, Tent-en ketel gingen mee. Ook de mand, je moet niet denken, Z' iets vergalen, één van twee. En juist wilden ze aan Moeder Gaan vertellen van de pret, Toen.... ons Lotje d'oogen opsloeg Enlag in haar eigen bed. Moeder, 't was een dioomf zucht 't meisje, Maar u mag voortaan ook mee. Hoe vve da t nu toch vergaten: U te vragen, alle twee f Moeder lacht, belooft haar tweetal: Morgen ben 'k er stellig bij. Dan gaan wij eens echt picnicken. HaHoera I roept 't tweetal blij. Ja, zegt Moeder, 't spreekwoord lui-dt wel: Droomen zijn meestal bedrog! Maar we hopen: 't gaat van 't zomer. Als in z o o 'n droom dikwijls nog. C. E. DE LILLE HOGERWAARD. konden praten, juffrouw Bruin," voegde zij er lachend aan toe. „Wij jljn te verstondlg om veel te pra ten," antwoordde Bruin nu. „Dat weet ik," knikte het kleine meisje. „De oude Esther noemt jullie kleine schep- selen vol wijsheid.' Ik begrijp wel niet goed, wat ze daarmee eigenlijk bedoelt, maar het klinkt toch als een mooie naam."' „Wel lieve Mollie, zou je iets voor ons willen doen zoemde Bruin nu weer. „K a n ik dan wat voor je doen vroeg Mollie gretig. „Je zou de bijenkasten morgen toch niet graag leeg' willen zien, is het wel?" ging Bruin voort. „Je zou dan geen gouden honing meer op je boterham hebben." „Maar dat zou vreeseltjk zijn," zei Mollie verschrikt. „En het zou ook heel jammer zijn, als de bijen mij nooit meer onc|er de appelboomen in slaap zoemden." Maar je kunt volle bijenkasten en een massa honing hebben, als je vanavond vóór zonsondergang maar aan elke bijen kast klopt en zegt: Bijtjes geel en bijtjes bruin, D' appelbloesems zwellen. Luister toch, o, luister toch', 'k Kom je wat vertellen. ,',Wil je dat doen, lieve Molle?" En er. sprak angst uit Bruin's stem. „Natuurlijk wil ik dat en wat nog meer?" „Verder vertel je hun van alles wat er op de boerderij gebeurt. Esther deed dit vroe ger altijd en hoar moeder vóór haar. Ver geet het vooral niet, Mollie." „Nu herinner ik mij op eens, dat de oude Esther vandaag in zichzelf mopperde, om dat haar rheumatiek haar in huis hield. Ze zei: ,Wie zal nu de bijen vertellen Ik ver stond haar niet goed en dacht eigenlijk, dat zij de bijen wilde tellen. Ik lachte, maar zij schudde het hoofd en zei: ,Er rust geen zegen op den appeloogst, als je niet alles aan de bijen vertelt, Mollie.' „Zij heeft groot gelijk. Weet je ook iets te vertellen, dat onlangs gebeurd is iets belangrijks, bedoel ik vroeg Bruin. „Laat eens zien we hebben een massa lieve, kleine kuikentjes en gele eendjes en ook jonge kalveren." „Vertel hun dat allemaal en alles, wat je verder nog bedenken kunt," zoemde Bruin en zij vloog weg. „Ik zal het Esther dadelijk gaan vragen zij weet altijd alles," dacht Mollie en zij ging naar de keuken, waar zij de oude vrouw vond. Haar moeder vertelde Esther steeds alles. Dat wist Mollie. Intusschen kwam Bruin veilig thuis en maakte zij Buzz-wuzz, den Opper-ceremo- niemeester, heel boos, door haar reismandje voor den volgenden morgen niet te willen pakken. „A 1 s we gaan, ben ik klaar," zei zij, ter wijl zij dén deftigen Buzz-wuzz verontwaar digd achterliet. „Zoo'n klein, brutaal ding, om het beter te willen weten dan ikmom pelde hij. „Esther, wat hooren de bijen graag ver tellen vroeg Mollie, zoodra zij de oude dienstbode in de keuken gevonden had. Esther zat bij het vuur, want zelfs in den zomer deed de kachelwarmte haar goed. „De bijen, lieve kind; ja, die hooren graag alles. En als niemand hun wat ver telt, gaan zij zwermen.'*' „Dat weet ik," stemde Mollie in. „Zal ilc ze van de kuikens vertellen en van de eend jes en de kalveren? Weet jij soms nog iets anders, Esther?" „Kom eens vlak naast me zitten, liefje," fluisterde de oude Esther nu geheimzinnig. „Je weet van het stuk land, dat je vader al zoo lang heeft willen koopen? Nu, dat zal morgen gebeuren. Hij spreekt er niet over, omdat hij bang is, dat de buurman er van hoort en deze hem eens vóór mocht zijn." Mollie lachte vroolijk. Zij wist, dat de grond van hun buurman aan den anderen kant aan het bewuste stuk land gTensde en begreep, dot ook hij het van den graaf zou willen koopen. En zij lachte opnieuw, toen zij even vóór zons ondergang naar de bijenkasten liep. „Hoe grappig, dot ze zouden gaan zwer men, als ik hun datx nieuws niet vertelde," dacht zij en ze klopte aan de eerste bijen kast en zei: Bijtjes goel en bijtjes bruin, D' appelbloesems zwellen. Luister toch, o, luister toch. *k Kom je wat vertellen. Het kleine, bruine bijtje was in de laatste kast en glimlachte in zichzelf, zoo blij was bet, dat Mollie haar belofte nkwam en het nieuws van de boerderij vertelde. Den volgenden morgen viel er heel wat uit te pakken en de deftige Buzz-Wuzz scheen telkens, als hij de kleine Bruin zag, iets aan den anderen kant te ontdekken, dat plotseling zijn aandacht trok. Mollie noch de oudste Esther waren ook maar eenigszins verbaasd, toen boer Smith later i&.het jaar zei, dat hij nog nooit zóó veel appels en zóóveel honing gehad had. Hij voegde er nog aam toe, dat de aankoop van het stuk land het wijste was, daf'hij in jaren gedaan had. En Moeder, die in het geheim genomen was, ging met de oudste Esther en Mollie naar de bijen, om haar alles te vertellen, wat de boer gezegd had. CORRESPONDENTIE. Zoonis ik jelui reeds schreef blijft de cor respondentie bewaard, totdat ik van jelui alle oplossingen van de raadsels van den kam pioenswedstrijd heb ontvangen. Die oplossin gen van de 10 raadsels krijg ik dus van jol»;* nh 2 Juli. OOM KAREL. gauw den dokter op. Deze kwaro spoedig en was bang voor longontsteking. Nu kwamen er bange dogen voor ons. Hedwig gilde vaak om Wim en als deze eens kwam, werd zij kalm doch herkende hem niet. Een paasdagen later Stierf ze." Mevrouw Velsen zweeg en dc meisjes wa ren ook stil geworden van het droevige verhaal. „Maar komaan we moeten nu weer vroolijk zijn, speel eens iets moois op de piano." Er werden eenigc aardige versjes gespeeld, waar Annie bij zong. „Nu jaag ik je uit mijn huis, Lize," zei Oma. „Annie en ik zullen je weg brengen. Bij het huis van Lize gekomen, nu- men ze afscheid. „Komt u nog even binnen, Oma vroeg Lize's mama. „Nu, nu, het wrordt anders te laat voor An nie en don wordt haar tante nog boos. Een andere keer dan „Graag, Dog f Welterusten." Onderweg bedankte Annie mevrouw Velsen vriendelijk voor het gezellige avondje. Het was half 9 toen ze thuis kwamen. Ga maar vlug naar bed, het is nu heerlijk om te slapen, daur het frisscher is geworden," zei mevrouw Velsen. „Ja, mevrouw, dank u wel" en Annie ging naar binnen. Maar wat was ze verbaasd dat ze haar tante en nichtjes niet kon vinden. Zij ging naar beneden en vroeg aan Mevrouw Velsen of die soms een briefje had gekregen dat tante uit was. „Neen, ik heb niets gehad." Net had ze dit gezegd of ze zag een papiertje liggen naast de mat. Hierin stond dat tante ging- winkelen met de meisjes. Je bent dan toch bij Mevrouw Vel sen, dus hot hindert niet. „Je kunt zoolang bij mij blijven tot je tante komt. Neem dan jo handwerkje mee, of heb je dat niet 1" „Ja wel mevrouw." Het werd al 10 uur cn nog was tante niet thuis. Mevrouw zag dat Annie slaap kreeg en zei„Wil je bij mij komen slapen „Zou tante dat goed vinden Ik zal het haur wel zeggen als ze thuis komt." „O, wat bent u toch lief." Mevrouw Velsen durfde Annie niet alleen in hun huis laten slapen daar zij vreesde voor een ernstig onweer. Als zij nu bang is, kan zij toch niet slapen en haar tante zal wel laat thuis komen, dat is zoo'n vreemdq, die trekt er zich toch niets van aan. Na een half uur kwam tante er aan met de nichtjes. Ze belde aan en j werd open gedaan door Mevrouw Velsen. „Heeft u Annie naar bed gestuurd „Ja mevrouw, maar zij slaapt bij mij." „Bij u, waarom X" „Omdat u zoo laat thuis kwam cn er zoo'n leelijke lucht was. Er komt bepaald onweer." Dank ii wel, voor uw goedheid" zei tante. Bo ven gekomen zeiden de meisjes tegen haar moeder „wat een bezorgd mensch."* „Ja, het is overdreven" zei tante. De klok sloeg half 11, toen Annie wakker werd, door een hevig onweer. Wat lichtte het fel, en de slagen waren zoo knetterend om er bang van te worden. Annie werd een beetje angstig, maar gelukkig, daar kwam mevrouw Velsen aan met een blaker in haar hand. „Ben je wakker kindje vroeg zij, „Ja mevrouw,,. „Nu dan kom ik gezellig bij je zitten, of zullen we maar naar de huiskamer gaan, dan kon jij je aankleeden." „Graag- mevrouw." Zoo zaten zed aar met zijn beidjes, terwijl tante, boven hun, doorsliep en de meisjes bang wakker lagen. Ze durfden geen van allen uit bed om hun moeder te halen en van roepen werd deze van uit hun slaapkamer toch niet wakker. Om kwart over 11 begon het te min deren cn waren de slagen minder geworden. Om half twaalf echter was het heclemnnl op gehouden en konden mevrouw Velsen en An nie weer gerust gaan slapen. (Ingez. door Silene) t; (Wordt vervolgd.) *rn:r. Moilie en de Bijen. Het was een heerlijke dag in het voor jaar en de boomgaard van Boer Smith zat vol dikke knoppen. Onder de appelboomen. stond een rij houten bijenkasten. Uit die bijenkasten nu klonk zoo'n ge gons en gezoem, dat ieder begreep, dat er iets gewichtigs ophanden was. Koningin Zoem vloog vertoornd heen en weer. Zij was zeer opgewonden. „Het is een schande," zei zij tegen haar eersten minister Buzz. „Denk eens aan al die jaren ,dat wij hier heel nauwgezet onzen plicht gedaan hebben en nu zoo veronacht zaamd te wordenEn zoo'n gewichtig nieuws van de klaver-bijen te moeten hoo ren I" „Heelemaal veronachtzaamd worden wij toch niet, Uwe Majesteit," waagde Buzz het te zeggen. „Zie maar eens, hoe vol de sta- lisliek-boeken over ons slaan." „Dat is het juist," ging de Koningin voort; „maar nu worden wij veronacht zaamd. Ze moeten maar eens een goede les hebben. Ik beveel een algemeenen zwerm." „Och, doet u dat toch alsjeblieft niet, Uwe Majesteit I" pleitte mevrouw Bruin- Geel, één der hofdames. „Denkt U eens aan al die lieve rose-en-witte appelbloesems, die op ons zitten te wachtenEn vergeet U Mollie's heerlijke dahlia's toch alsjeblieft niet. Wat waren die verleden jaar prachtig. Zulke fluweelachtige bloemblaadjes en zulk mooi gouden stuifmeel „Stil 1" gebood Koningin Zoem. „Ik zeg, dat we gaan zwermen en dus gaan we zwermen." Niemand durfde nu een woord meer te genspreken. „En morgen vroeg," voegde de Koningin er nog aan toe. Daarna trok zij zich in haar particuliere vertrekken terug. In een hoekje, geheel onopgemerkt, stond Bruin, een klein bijtje. Het was haar plicht, voor één der Koninklijke babies de lucht koel te houden door voortdurend met haar vleugeltjes te waaien. „We zullen niet weg- zwermen uit dezen heerlijken, ouden boom gaard ten minste als ik ér iets aan doen kan. Ik weet zeker, dat de Koningin het diep in Haar hart ook liever niet wil," dacht zij. En toen zij eenigen tijd later door een ander bijtje afgelost werd en dus vrij was, ging zij naar de boerderij om Mollie te zoeken, die bij een bloembed stond. Zij zoemde nu: Lief meisje, aardig meisje, 1 Ga alsjeblieft niet weg, Maar hoor nu toch eens even Naar 'tgeen ik tot je zeg. „Hé," riep Mollie plotseling uit; „daar Is een feetjeIk hoorde zoo'n lief, zacht stem metje." Ik ben geen fee. klein meisje, Maar slechts een bruine bij. Blijf even staan, toe Mollie, En luister dan naar mij „Natuurlijk wil ik naar je luisteren," ant woordde Mollie. „Het is eigenlijk nog veel leuker dan wanneer je werkelijk een feetje was, want je komt misschien nooit een fee tegen, maar je kunt altijd mooie, bruine bijtjes zien. Ik wist eigenlijk niet, dat bijen

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1927 | | pagina 7