KINDERRUBRIEK. De rubriek van Oom Karei Dc brievenbus van ons bureau is deze week niet verstopt geraakt door brieven aan Oom Karei. Neen hoor, dat heb ik wel eens nnders gehad. Dikwijls lagen er zoo'n twintig, soms wel eens over de dertig brieven op mijn tafel. Deze week waren het er vijf. Eigenlijk was ik wel een beetje teleurgesteld. Maar toen ik bij mezelf eens naging, wat wel de oorzaak zcu kunnen zijn van zoo'n kleine correspondentie, kwam ik «1 gauw lot een oplossing. En wel de ze deels vacantia, deels druk op school met repetitie's en overgangen. Zeg maar eens of ik geen gelijk heb. Trouwens ik hod> het wel eenigszins kunnen verwachten, want verschil lende neefjes en nichtjes schreven mij de vo rige keer al dat ze uit de stad gingen en mij geen brief konden sturen. Nu zullen jelui mis schien denken: oom Karei zal het wel eens pieliig vinden om niet zooveel brieven te moe ien beantwoorden, maar ah jelui dot denken heb je het toch mis. Ik vind het juist altijd ctg prettig om jelui brieven te lezen en tc be antwoorden cn daarom kunnen er voor mij nooit brieven genoeg zijn. Ik zal dan ook heusch weer blij zijn als jelui allemaal weer present fcen. Went don hebben j-lui me natuur lijk een massa nieuws te vertellet*. Maar dan zal ik zeker nog wel wat geduid moeten hebbenf RAADSELS. Oplossingen. De oplossingen van de vorige raadsels waren 1. Groene Kruis, met g, vra, broos, re kenen, Grocnekon, Groene Kruis, eerekruis, boorden, ruurt, zie, s. II. Wie het laatst lacht, lacht het best, met de woordier» Willie, ets, wacht, het, thee, hnot, bnsf, slecht De prijs is gewonnen door T on Ncvcu cn kan Maandag aan ens hei cm v. orden afge haald Nieuwe Raadsels. X XXX X X X X X X xxx> X X X XXX XXV XXX X X X X X x X V X X X X X X X X x X X -X XXX X X X X X X X X X X A v' X x X X v K X X X X X V v y x y XXX X Tste rij De laatste letter van 't n. b c. 2de rij is 'n lichaamsdeel. 5de rij is iets wat hoog boven ons is. 4de rij is 'n kruipend dier. 5de rij is 'n plaats in Zuid-Holland. Gde rij is 't waar 'n foto van gemaakt verdt in "n vliegmachine. 7de rij is iets waar dc kinderen met ver-, langen naar uitkijken. 8ste rij heeft oen slagersjongen op de fiets 9de lij waar vroeger de boeken op werden gedrukt 10e rij is een wrijf middel voor vloeren. Tie rij komt in irdcr ge. in op tafel. 12c rij js de plaats voer ren beeld 13c ril is een medeklinker. 11. Mijn geheel is een pn- '"kreet die geheel Holland de vorige week Zaterdag hc ft geuit en bestaat vit 9 woorden of 44 letters. G, 50, 21 is een beest da? in nlle wateren leeft 5, 3, 4, 2 is een beest dit heel veel in uc bosschen voorkomt 9, 10,» II. 18 is iets dat inen op 't hoofd draagt 12, 13, 78 is iets anders voor wiel 15, 27, 17 heeft men aan 't hoofd; 20. IG, 28, 29, 7, 51, 55, is <*en lpr»d waar we'allemaal van houden 243, 25, 24, 40 is iets d. t zich om de r.orie sluit; 2( 33, 39 is its dat zich aan een v'sch be vind; 25 38, 41, 54 is iets dot rich aan den voet bei hit 42,22, 44 is iets, dat zich aan ieders lijf bevint 14,9, 57, 8 is 't tegenovergestelde van wei nig 1, 0.52, 19, 8 is e n lekkere zuidvrucht 2, 3 4, 5 is van leer. Juli. Juli Augustus waren tweeling-broers en oals het bij tweelingen gewoonlijk gaat —le beste maatjes. Zij waren steeds in elkd-ers nabijheid te vinden: als men Juli zajwas Augustus nooit ver en kon men h» spoedig verwachten; trof men Augustiaan, wel, dan kon men er zeker van-zijnfat Juli'er pas geweest was. Kwamet misschien, doordat ze als klein 1 j*ens al een verbond hadden ge sloten ttn de „groolen"? Tegen de drie ür-i-crtjeiie dol op sneeuw en ijs waren, terwjjl i juist van zomerwarmte hielden en tegeie drie zusjes, die als ze er de kans toefen, de kleine broertjes wel eens plaagdenoar toch eigenlijk heel veel van hen hielt? Juli eiugustus waren niettegenstaande of missen juist dank zij de vele plage rijen, di'j in hun jeugd hadden moeten verdraggroot en sterk geworden. Ook zij waren s;e knapen, al hadden ze het met Oom Vervorst dan ook nooit kunneft vinden, s niet toen zij ouder werden. Er zou al wat moeten gebeuren, eer zij met hep goeden voet stonden. Zoo iets *'us eeijdig niet denkbaar. „Kina en menschen zijn nu éénmaal verschil," zei Moeder Aarde en gelijk had zij.ar het aardige in haar gioot ge zin, dab steeds aangroeide en zich tot twaalf zou uitbreiden, het aardige was, dat alle kinderen hoe verschillend van aard ook het zoo goed met elkaar konden vonden. Er werd wel eens een enkel keertje ge kibbeld. Nu ja, in welk gezin komt dat niet voor? Maar ze bleven nooit lang boos op elkaar en waren niet tevreden, vóór het oneenigheidje twist was eigenlijk een veel te groot woord er voor weer in éénheid was opgelost, zij het dus weer samen eens waren. En van boos naar bed gaan kwam in het gezin van Vader Tijd en Moeder Aarde niet in. Eens hadden Maart en April het gepro beerd. Het ging om een kleinigheid welke ruzie is eigenlijk groot begonnen Het ruzietje ontstond op een avond vóór het naar bed gaan door de vraag: wie de lentebode was. Maart of April. „Ik, want 21 Maart is het begin der Lente, heb ik in Moeders almanak gelezen," zei Maart. „Niet waai, ik breng de Lente mee; jij hoort bij de winterbroertjes," antwoordde April. „Dom kind't Staat er toch I" hield Maart vol. „Dom ben je zelf, als je volhoudt, dat jij de Lentemaand bent, zoo'n IJzegrim hoonde April. „En toch is het zoo f" zei Maart weer. „'t Is natuurlijk jongenswerk de Lente mee te brengen. Jongens zijn veel sterker en „Nu moet het uit zijn had Moeder Var- de zich in het twistgesprek gemengd. „Geen gekibbel duld ik in mijn huis. BegTepen?" „Ja maar Moeder, h ij „Ja maar Moeder, z ij ,,'t Moet uit zijn I" herhaalde Moeder Aarde. „Jullie mogen geen van beiden 7c o naar bed. Voor straf blijf je in de kamer, ieder op een stoel, zitten. Zoodra julJu r.ij kunt komen vertellen, dat je weer goed, weer heelemaal goed op elkaar bent, wordt de straf opgeheven." En daar zaten ze nu tegenover elkaar. Geen van beiden sprak een woord, totdat Maart eindelijk begon ,,7.eg, zullen we maar weer T' En April bijna met dezelfde woorden her hanidè; „Ja, zullen we maar weer „Goed op elkaar worden „Natuurlijk I" Vlug hadden zij zich van hun stoelen laten glijden, waren hand in hand naar Moeder Aarde geloopen, weer in genade aangenomen en daarna geheel verzoend naar bed gegaan. Van kibbelen hadden zij vooreerst genoeg. Maar ik wil jullie vandaag van Juli vertel len. Juli had vanaf zijn jeugd een echt studie hoofd gehad. Op school was hij altijd goed overgegaan en had de mooiste examens afgelegd. „Ze mochten jou wel examenmaand noe men," had Vader Tijd eens gezegd. „Maar de boog kan niet altijd gespannen zijn. Als belooning voor het goede examen, dat ie afgelegd hebt, mag je een poosje bij Boei Zomerlust gaan logeeren." Juli was opgetogen, want bij Boer Zomer lust op een echte boerderij logeeren was iets, waar hij altijd heimelijk naar verlangd had. En nu zou zijn wensch vervuld wor den f „Hoera P riep hij opgewonden uit Vader Tijd liet er geen gras over groeien en den volgenden dag trok zijn zoon reeds naar de groote boerderij. Hij had een stevig pak aan, dat er tegen kon, want hij zou na tuurlijk meewerken op het land. Het speet hem, dat het hooien reeds ge daan was. „Maar mij spijt het niet" zei de boer lachend. „Ik ben maar wat blij, dat ik het zoo mooi droog binnen heb. Er is echter nog genoeg werk aan den winkel of eigen lijk op de boerderij en vóór we het graan, dat allemaal nog op het land staat, binnen hebben, moet er nog hard gewerkt worden. We beginnen met de rogge. Over een pa3r dagen is die rijp om gemaaid te worden." Juli vond „een paar dagen" werkelijk lang, maar er viel zooveel te kijken en te doen op de boerderij, dat dc dagen om vlogen. En toch versliep hij ze niet, in tegendeel: hij stond 's morgens al voor dag en voor dauw op om de koeien te helpen melken. Wat smaakten het bruine boeren brood en de versche melk hem daarna lek ker Zoo brak de dag aan, waarop er met het maaien der rogge een aanvang werd ge maakt. De boer had Juli een lesje gegeven, want gemakkelijk is het maaien niet. „Pas op je beenen f" zei Boer Zomerlust, „de zei sen zijn scherp." Na een tijdje Juli begon juist erg moe te worden werd er geschaft op het land. Een gedeelte van de rogge stond al keurig aan schooven gebonden. Het was prachtig weer en het zonnetje scheen heerlijk, al was het gelukkig niet a 1 te warm. ,,'t Kan soms smeltend heet bij het maaien zijn," zei de boer. „Maar nu is het best uit te houden." Of Juli lekker sliep na dien zwaren ar beidsdag Als ik zeg: „als een roos", is dit nog niet eens goed uitgedrukt. „Als een jongen, die den geheelen dag op het land gewerkt heeft." is beter. Hij rook nauweiiiks zijn stroozak. of hij was al onder zeil. Nil da» mocht ook wel. want den volgenden dag was hii weer vroeg uit de veeren. De beer was tevreden over zijn gast. di<* flink met zijn zoons en zijn knechts mee werkte. Juli zelf vond, dat hij nog nooit zoo'n prettige vacanfie gehad had cn had de dagen wel vast willen houden. „De laatste schooven moesten nooit ge maaid worden," zei hij tegen den boer. „Dat ben ik niet met je eens," zei deze. ,,'k Zou niet graag willen, dat ze op het land bleven staan. Toch gebeurt dit helaas wel eens. Eenige jaren geleden hadden wij een heel natfen zomer. De haver, die reeds aan schooven op het land stond, wilde maar niet droog worden. Klaarde het al eens op en blies de wind er goed doorheen, dan pok ten, nog vóór de haver droog was, de wol ken zich weer samen en stortte weldra de regen opnieuw neer. De haver" kon maar niet drogen." „En bleven de schooven op het land staan?" vroeg Juli. „Ja, zóó lang, tot ze heelemaal begonnen te rotten en zwart werden. Oo andeie plaatsen gingen ze schieten." „Wat is dat?" vroeg Juli verwonderd. „Wel, de korrels in de aren begonnen door het vocht te zwellen en uit te loopen, antwoordde de boer. „De schooven kregen een groenen kop, maar het graan was na tuurlijk weg." „Wat jammer f Neen, dan zullen we maar blij zijn, dat dit jaar alles zoo vlot gaat," zei Juli weer. „Als alles binnen is, geven we een oogst feest," ging Boer Zomerlust \oort. „Allen, die hebben meegeholpen om den oogst bin nen te halen, worden aan lange tafels ge- noodigd, waar de spekpannckoeken aan bergen uit Luilekkeiland doen denken. Er wordt viool gespeeld en gedanst. In één woord: 't is f e e s t." „Dat zal fijn zijn f" zei Juli cn hij ver- De avond van het feest brak aan en Juli had een plezier, zooals hij nog nooit in zijn leven gehad had. Omdat hij zoo heelemaal onder vreemden was, had de boer Augus tus een paar weken geleden ook te logee ren gevraagd. Die had al even flink meege holpen als zijn broer en was dus ook van de partij. En toen de tweelingbroers den volgenden dag afscheid van den boer namen, klonk het van weerskanten „Tot ziens een volgend jaar I" Dat Juli en Augustus boer Zomèrlust het volgend jaar niet vergaten te helpen, laat zich denken. Wie van onze lezers en lezeressen zou ook niet eens in de plaals van Juli of Augustus willen zijn Van AS!gs Wat. EEN BLOEIENDE DENNENAPPEL. Als je in het bosch een mooien dennen- appel met geopende schubben vindt, raap hem dan op cn neem hem mee naar huis. Je kunt er een aardig bloemvaasje van maken. Zet daartoe den dennenappel met de punt naar boven in een eierdopje of een bakje, dat wat grooter is. Sprenkel er nu net zoo lang frisch water op, tot de schubben er van oveiloopen. Dsn steek je er van boven tot beneden bloemetjes met korte steeltjes in en op den top nog een heel klein bloempje. Besprenkel ten slotte het aardige bou- quetje met fijne Waterdruppels. Als je 't dik wijls besprenkelt, kan deze dennenappel bij na een week in de schaduw bloeien. Ver welken er enkele bloempjes, welnu, dan kun je daar frissche voor in de plaats zetten, heugde er zich reeds op. De Reis met de Zeepbel door AMBER. Kleine Peter was achter in den tuin aan het zeepbellen blazen. Hij had er op dien fnooien voorjaarsdag al heel wat de wijde wereld ingestuurd, ma$r die had hij alle maal boven het groote weiland achter den tuin zien barsten, als ze ten minste al niet eerder door een botsing met één of an deren tak waren bezweken. Maar nu was hem dan een bel gelukt, die het al heel Lang uithield. Misschien kwam dat wel, om dat het zeepsop nu pos goed begon te wor den, want warm, pas gemaakt sop is nooit veel waard dat had Peter al zoo dikwijls opgemerkt. Langzaam steeg de zeepbel al hooger en* hooger, tot hij over den top van den grooten kastanjeboom wegdreef, de weilan den over. Peter bleef er lang naar staan kijken en hij zag zijn mooie bel wel steeds kleiner worden, maar barsten zag hij haar niet. Waar zou die wel heelemaal terecht komen Misschien wel in een ander land, misschien wel bij wilden, die nog nooit een zeepbel hadden gezien en bang zouden wegloopen f Wat zou die bel niet allemaal te zien krijgen I Peter zou best mee willen reizen, over landen en zeeën, om dan neer te dalen op een eiland met wilden, die hem natuur lijk tot koning zouden uitroepen. Als ze hem dan later maar niet opaten „Zcu je heusch met een zeepbel durven meereizen hoorde hij ineens een kras send stemmetje vragen. Peter keek om, maar hij zag niemand. Hij keek opzij en voor zich uit, maar nog zag hij niets. Toen werd de vraag herhaald en merkte Peter, dat het een klein kereltje was, dat tegen hem sprak, maar half zoo groot als 'nij zelf, zoodat hii er overheen had gekeken. En de grootte of eigenlijk de kleinheid van het ven'je was nog het merkwaardigste niet: het was pikzwart met een groenen neus en vuurroode han den. Peter wist niet, hoe hij het had. „Zou je heusch met een zeepbel durven meereizen?" vroeg het manneke nog eens, met zijn onaangenaam krassend stemmetje. „Waarom niet?" zei Peter, die eigenlijk een beetje bang was, maar dat niet wilde laten merken. „En zou je het ook graag willen?" „Ja," antwoordde Peter, terwijl hij be dacht, dat een reis met een zeepbel hem in ieder geval verlossen zou van het gezel schap van dat nare zwarte ventje. „Dus je durft het en je wilt graag vroeg het mannetje nog eens. „Ja,mijnheer," zei Peter t „Ik heet Amrachiman." „Ja, mijnheer Amrachiman," herhaalde Peter toen. fluisterend van opwinding over het vreemde avontuur en erg nieuwsgierig, wat er nu gebeuren zou. „Natuurlijk moet ik je eerst veel kleiner maken, anders kun je niet met een zeepbel mee," zei Amrachiman. Dat begreep Peter ook. Het kereltje zwaaide even met zijn vuur roode handjes, mompelde „Partapoelos, Partopoelus" en ineens stond Peter in een groot groen bosch. Ook de stammen der boomen, die lange, smalle bladeren hadden, waren groen. Het duurde een tijdje vóór Peter begreep, dat hij in het grasveld stond en dot cte sprietjes alleen zoo groot als boomen leken, omdat hij zelf zoo klein geworden was. Vóór hem stond een pikzwarte reus met een groenen neus en groote roode handen Dat moest Amrachiman zijn. Het viel Peter nu pas op, hoe 'n onaangenaam gezicht die had. Eigenlijk was Peter bang voor hem, maar hij was een verstandige jongen en hij besloot, om dat vooral niet te laten mer ken, nu hij zoo klein en hulpeloos gewor den was. Dat had hij van zijn vader ge leerd. „Wie bang is, heeft al verloren", ze* die altijd. „Wat moet ik nu doen vroeg Peter, zoo flink mogelijk. „Kom maar mee," zei Amrachiman en hij pakte hem met een groote roode hand op en zette hem op het lage tafeltje, waar een reusachtige witte waschkom stond: het bakje met zeepsop. De zwarte toovcnaar want zooiets moest hij toch wel zijn nam toen de pijp uit het bakje en maakte met zijn zakdoek den kop van binnen goed droog. „Kruip er nu in, steek je arm in de opening van den steel en houd je vast, tot ik begin te blazen I" Dat deed Peter. De pijpekop kwam hem als een oven zoo ruim voor en zijn arm ging makkelijk in den steel. Daar kwam de pijp in beweging Plons ging de kop het groene sop in. Peter keek eens om en zag een prachtig regenboogvlies achter zich Het volgend oogenblik kon hij zich niet langer vasthouden, maar werd hij tegen het trillende zeepvlies aan geblazen: Am rachiman had de pijp aan zijn mond gezet en was begonnen met de vorming van het bolronde luchtschip, dat Peter over landen en zeeën moest voeren. Het blazen hield nu op, een lichten schok voelde de jongen nog en toen gaf hij een kreet van verrukking, want daar zweefde hij, vnj en blij, in het zonlicht boven den tuin. Beneden hem blies Amrachiman zijn zwarte wangen bol, om hem maar hoog te doen stijgen. Wat flitste daar voor een zwaite streep langs hem heen? Het was een doode tak van den kastanjeboom en toen begreep Peter ineens hoe roekeloos hij geweest was. Als zijn broze luchtschip maar even tegen het kleinste blaadje stootte, was hij ver loren I Maar gelukkig, de toppen van de hoogste boomen was hij nu veilig voorbij en nog altijd langzaam stijgend, dreef Peter over de frisch-groene weilanden, waar geen kans meer was op noodlottige botsingen. De jeugdige luchtreiziger kreeg schik in het geval: de zon scheen zoo mooi en wat had hij een prachtig uitzicht I Het dorp lag nu al achter hem, met ziin roode daken en het grijze kerktorentje. Hii zweefde nu hoven de bosschen en hij snoof eens, of hij soms de lekkere harslucht van de dennen- boomen kon ruiken, maar dat ging niet. Hoe dun het omhulsel van zijn ronde gevan genis ook was, het sloot hem toch volkomen van de buitenwereld af. Wat waren die wit in d^e zon glinsterende bergen in de verte? Zouden dat de duinen al zijn Achter de duinen lag de zee, dat wist hij. Als zijn zeepbel nu eens barstte Aan die mogelijkheid had hij warempel nog heelemaal niet gedacht en toch moest dat vToeg of laat gebeuren f Peter lette eens op de kleur van zijn zeep bel, want zooals jullie weten, is die eerst blauw-groen, dan rood, geel, en als zij wit begint te worden, is de bel op het punt va*,t te barsten. Tot zijn schrik zag Peter det de dunne, doorzichtige wand van zijn luchtballon al roodachtig-geel was. Hoe moest dat afloopen Hij was nu al bijna boven de duinen en zag in de verte de zee, waar hij vlug en recht op aan dreef. Steeds sneller schenen de duintoppen onder hem voorbij te trekken en toen zweef de hij boven de zee, waarvan het gcruisch tot hem doordrong. Ineens, terwijl hij het eigenlijk nog heele maal niet verwachtte, gebeurde het. Het was als een vuurwerk, als een groote, vurige, uiteenspattende ster, die hem ver blindde, ook al omdat bet zeepsop van het uit elkaar gesprongen vliesje in ziin oogen was gekomen. Daarop kneep hij ze stijf dicht, maar hij merkte toch wel, dat hij viel, steeds sneller, tot hij met een plof in zee neerkwam. Even bleef hij nog op zijn klee- ren drijven, maar toen voelde hij een groote golf over zich heen slaan. Hij begon al te 2inken, toen iets, dat wit en groot was, uit de lucht naar beneden dook en hem oppakte. Verbaasd deed Peter zijn oogen w eer open en zag, dat een zeemeeuw hem in haar bek had en in de richting van het strand vloog. Wat zou er nu weer met hem gebeuren? Lang behoefde hij daar niet over na te denken, want eenige oogenblikken later was hij al in de duinen met de meeuw, die daar haar nest had en hom als voedsel aan haar jongen wilde geven. "Blijkbaar had zij hem voor een eigenaardig soort vischje aange zien. (Wordt vervolgdj OPSTELLEN VAN DEN WEDSTRIJD. I. PRINSES JULIANA'S 18e VERJAARDAG. Het was ccn ware feestdag, 30 April, voor de Nederlanders, overal, waar men liep, wap perde lustig de Hollnndschc driekleur en er hecrschtc groot'- drukte cn vroolijkheid. Alles was ul in gereedheid gebracht voor de tc geven kinderfeesten. Hot was dan ook een dug vin ware vreugd voor ons Nederland Het wns de gewichtige dog waarop Prinses Juliana 18 jaar, daardoor meerderjarig en Kroonprinses werd. Ook nnm H.K.H. als jongste lid plants in den Raad van State, ingeleid door H K. Moeder. Veel telegrammen en gelukwcnschen zijn -er dien dag ontvangen. Natuurlijk dat cr in de stad van Hare inwo ning het grootst - feest werd gegeven. Dc hof vijver v/as schitterend verlicht, hetgeen wel een prnchtig gezicht moet zijn geweest, wat we kunnen begrijpen bij de aanschouwing van de kick in het weekblad „De Prins". Verder wa ren er scheepjes ouderwetsch opgetuigd root admiralen in I6-reuwscho kleederdracht, op geluisterd door muziek van de Koninklijke Mili taire Kapel. Dn ar ra vuurwerk in het Hoagscho Bosch. Het gohcolc Koninklijke gezin was toeschou-1 wer van deze feesten en heeft zelfs een omme gang gemaakt op de hofvijver in één dor ad- mi ralenscheopjes. Ook hier is de middag vol vroolijkheid door gebracht. Voor de jeugd was er von de Oron- jevereeniging een feestje georganiseerd. Des middags om kwart voor één werden de kinde ren van dc eerste groep in 't plantsoen bij dc muziektent verzameld, wnar vandaan zij, bege leid door ccn muziekkorps door de Hendrik van Vinndcstraat enz. naar de fccstzool wer den gebracht. Veel hebben do kinderen geno ten. Hans cn Grietje waren cr nu in werkelijk-, beid en veel meer. Echte kaboutertjes en olies wat van Hans en Grietje eerst sprookje was, was dien middag in werkelijkheid. Ook werden er eenige versnaperingen rondgedeeld, waarna de jeugd om circa kwart over drie tevreden, van hetgeen ze gezien hadden, naar huis te rugkeerde. Om kwart voor drie werden de kinderen van de 2e groep op de Beestenmarkt verzameld» en ook met muziek naar <ie feestzaal gebracht. Ook wns er muziek van het 5e rcg. Infante rie in Amicitia van 35 uur, waar het Laantje zwart van menschen zog. Er werd dan ook mooi gespeeld Des avonds zou er een huldebetöoging bij den burgemeester op d,c P. C. Hooftlaon van de Oronje-verecniging plaats hebben. Het was een optocht von allerlei vereenigingen samen. Deze werden samengesteld in dc Scheltusstraat, vanwaar zij met muziek van verschillende or ganisaties door de stod werden begeleid. Bij den burgemeester gekomen werd er ccn hulde ge bracht cn daarna zette dc stoet zich weer in beweging en ging Pieter Bothlaan, Utrecht- scheweg enz tot er in 't plantsoen werd ont bonden. Tot slot van deze tocht gaven de mu- zickverecnigine .Wilskracht" cn de mondhar monicaclub „Bravo" ieder nog een nummer te hooren. RUILHANDELHOEKJE. Stroomnimf zou graag sigaren-bandjes hebben. Zij wil er Verkaders bonnen „bloemen in onren tuin" voor terug geven. Zij ruilt I bon teo-^n 2 bandjes. wie knn haar helpen? CORRESPONDENTIE. Ton Neven Ja, met dc andere straten is het nu een mooi geheel, 't Is te hopen hoor. Neen, vooral voor fietsen is een al te groote warmte niet plezierig. P i e r o t Precies datzelfde raadsel hebben we al eens gehad. Erg jammer voor je, maar jc begrijpt wel dat ik niet tweemaal hetzelfde raadsel kan opgeven. Prachtig hoor. Doe dat nu maar steeds. Stroomnimf'Ik zal het voor jc vra gen hoor Ik zelf kan je helaas daaraan niet helpen, maar misschien levert het ruilhandel- hoekje wat op. Dat is een heel goed rapport- Alleen zou ik maar niet zooveel praten op school. Ja, dat was erg vervelend voor dat meisje. Ik zou het ook ellendig gevonden heb ben. Cupido Als ik kan, kom ik eens kijken. Kampioen Wat een heerlijk reisje was cat. Vond je die herten geen aardige dieren. Zo kunnen je soms zoo goedig aankijken. Je hebt dus heel veel moois gezien n voel geno ten. Dat kan ik me voorstellen, want het is ook r.llemnnl erg mooi. En in Schcvefungen zul je wel dubbel pret gemaakt hebben. Daar twij fel ik .geen oogenblik aan. OOM KAREL. UIT DEN MOPPENTROMMEL, Hm wist het. Zij We kunnen onmogelijk door dat natte weer nnar hen toe loopen." Hij „Nee, onmogelijk." Zn „En ze verwachten ons natuurlijk." Hij„Laten we even gaan zeggen dat wo niet kunnen komen, wegens *t slecht© »wr."

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1927 | | pagina 7