KINDERRUBRIEK.
De rubriek van Oom Karei
Dc brievenbus van ons bureau is deze week
niet verstopt geraakt door brieven aan Oom
Karei. Neen hoor, dat heb ik wel eens nnders
gehad. Dikwijls lagen er zoo'n twintig, soms
wel eens over de dertig brieven op mijn tafel.
Deze week waren het er vijf. Eigenlijk was
ik wel een beetje teleurgesteld. Maar toen ik bij
mezelf eens naging, wat wel de oorzaak zcu
kunnen zijn van zoo'n kleine correspondentie,
kwam ik «1 gauw lot een oplossing. En wel de
ze deels vacantia, deels druk op school met
repetitie's en overgangen. Zeg maar eens of ik
geen gelijk heb. Trouwens ik hod> het wel
eenigszins kunnen verwachten, want verschil
lende neefjes en nichtjes schreven mij de vo
rige keer al dat ze uit de stad gingen en mij
geen brief konden sturen. Nu zullen jelui mis
schien denken: oom Karei zal het wel eens
pieliig vinden om niet zooveel brieven te moe
ien beantwoorden, maar ah jelui dot denken
heb je het toch mis. Ik vind het juist altijd
ctg prettig om jelui brieven te lezen en tc be
antwoorden cn daarom kunnen er voor mij
nooit brieven genoeg zijn. Ik zal dan ook
heusch weer blij zijn als jelui allemaal weer
present fcen. Went don hebben j-lui me natuur
lijk een massa nieuws te vertellet*. Maar dan
zal ik zeker nog wel wat geduid moeten hebbenf
RAADSELS.
Oplossingen.
De oplossingen van de vorige raadsels waren
1. Groene Kruis, met g, vra, broos, re
kenen, Grocnekon, Groene Kruis, eerekruis,
boorden, ruurt, zie, s.
II. Wie het laatst lacht, lacht het best, met
de woordier» Willie, ets, wacht, het, thee, hnot,
bnsf, slecht
De prijs is gewonnen door T on Ncvcu cn
kan Maandag aan ens hei cm v. orden afge
haald
Nieuwe Raadsels.
X
XXX
X X X X
X
X xxx>
X X
X
XXX XXV
XXX
X
X X X X x X V
X X X
X
X X X X x X X -X
XXX
X
X X X X X X X
X X
A
v' X x X X v
K
X
X X X X
V
v y x y
XXX
X
Tste rij De laatste letter van 't n. b c.
2de rij is 'n lichaamsdeel.
5de rij is iets wat hoog boven ons is.
4de rij is 'n kruipend dier.
5de rij is 'n plaats in Zuid-Holland.
Gde rij is 't waar 'n foto van gemaakt verdt
in "n vliegmachine.
7de rij is iets waar dc kinderen met ver-,
langen naar uitkijken.
8ste rij heeft oen slagersjongen op de fiets
9de lij waar vroeger de boeken op werden
gedrukt
10e rij is een wrijf middel voor vloeren.
Tie rij komt in irdcr ge. in op tafel.
12c rij js de plaats voer ren beeld
13c ril is een medeklinker.
11. Mijn geheel is een pn- '"kreet die geheel
Holland de vorige week Zaterdag hc ft geuit
en bestaat vit 9 woorden of 44 letters.
G, 50, 21 is een beest da? in nlle wateren
leeft
5, 3, 4, 2 is een beest dit heel veel in uc
bosschen voorkomt
9, 10,» II. 18 is iets dat inen op 't hoofd
draagt
12, 13, 78 is iets anders voor wiel
15, 27, 17 heeft men aan 't hoofd;
20. IG, 28, 29, 7, 51, 55, is <*en lpr»d waar
we'allemaal van houden
243, 25, 24, 40 is iets d. t zich om de
r.orie sluit;
2( 33, 39 is its dat zich aan een v'sch be
vind;
25 38, 41, 54 is iets dot rich aan den voet
bei hit
42,22, 44 is iets, dat zich aan ieders lijf
bevint
14,9, 57, 8 is 't tegenovergestelde van wei
nig
1, 0.52, 19, 8 is e n lekkere zuidvrucht
2, 3 4, 5 is van leer.
Juli.
Juli Augustus waren tweeling-broers
en oals het bij tweelingen gewoonlijk
gaat —le beste maatjes. Zij waren steeds
in elkd-ers nabijheid te vinden: als men
Juli zajwas Augustus nooit ver en kon
men h» spoedig verwachten; trof men
Augustiaan, wel, dan kon men er zeker
van-zijnfat Juli'er pas geweest was.
Kwamet misschien, doordat ze als
klein 1 j*ens al een verbond hadden ge
sloten ttn de „groolen"? Tegen de drie
ür-i-crtjeiie dol op sneeuw en ijs waren,
terwjjl i juist van zomerwarmte hielden
en tegeie drie zusjes, die als ze er de
kans toefen, de kleine broertjes wel eens
plaagdenoar toch eigenlijk heel veel van
hen hielt?
Juli eiugustus waren niettegenstaande
of missen juist dank zij de vele plage
rijen, di'j in hun jeugd hadden moeten
verdraggroot en sterk geworden. Ook zij
waren s;e knapen, al hadden ze het met
Oom Vervorst dan ook nooit kunneft
vinden, s niet toen zij ouder werden. Er
zou al wat moeten gebeuren, eer zij
met hep goeden voet stonden. Zoo iets
*'us eeijdig niet denkbaar.
„Kina en menschen zijn nu éénmaal
verschil," zei Moeder Aarde en gelijk
had zij.ar het aardige in haar gioot ge
zin, dab steeds aangroeide en zich tot
twaalf zou uitbreiden, het aardige was, dat
alle kinderen hoe verschillend van aard
ook het zoo goed met elkaar konden
vonden.
Er werd wel eens een enkel keertje ge
kibbeld. Nu ja, in welk gezin komt dat niet
voor? Maar ze bleven nooit lang boos op
elkaar en waren niet tevreden, vóór het
oneenigheidje twist was eigenlijk een
veel te groot woord er voor weer in
éénheid was opgelost, zij het dus weer
samen eens waren. En van boos naar bed
gaan kwam in het gezin van Vader Tijd en
Moeder Aarde niet in.
Eens hadden Maart en April het gepro
beerd. Het ging om een kleinigheid
welke ruzie is eigenlijk groot begonnen
Het ruzietje ontstond op een avond vóór
het naar bed gaan door de vraag: wie de
lentebode was. Maart of April.
„Ik, want 21 Maart is het begin der Lente,
heb ik in Moeders almanak gelezen," zei
Maart.
„Niet waai, ik breng de Lente mee; jij
hoort bij de winterbroertjes," antwoordde
April.
„Dom kind't Staat er toch I" hield
Maart vol.
„Dom ben je zelf, als je volhoudt, dat jij
de Lentemaand bent, zoo'n IJzegrim
hoonde April.
„En toch is het zoo f" zei Maart weer.
„'t Is natuurlijk jongenswerk de Lente mee
te brengen. Jongens zijn veel sterker
en
„Nu moet het uit zijn had Moeder Var-
de zich in het twistgesprek gemengd. „Geen
gekibbel duld ik in mijn huis. BegTepen?"
„Ja maar Moeder, h ij
„Ja maar Moeder, z ij
,,'t Moet uit zijn I" herhaalde Moeder
Aarde. „Jullie mogen geen van beiden 7c o
naar bed. Voor straf blijf je in de kamer,
ieder op een stoel, zitten. Zoodra julJu r.ij
kunt komen vertellen, dat je weer goed,
weer heelemaal goed op elkaar bent,
wordt de straf opgeheven."
En daar zaten ze nu tegenover elkaar.
Geen van beiden sprak een woord, totdat
Maart eindelijk begon
,,7.eg, zullen we maar weer T'
En April bijna met dezelfde woorden her
hanidè;
„Ja, zullen we maar weer
„Goed op elkaar worden
„Natuurlijk I"
Vlug hadden zij zich van hun stoelen
laten glijden, waren hand in hand naar
Moeder Aarde geloopen, weer in genade
aangenomen en daarna geheel verzoend
naar bed gegaan. Van kibbelen hadden zij
vooreerst genoeg.
Maar ik wil jullie vandaag van Juli vertel
len.
Juli had vanaf zijn jeugd een echt studie
hoofd gehad. Op school was hij altijd goed
overgegaan en had de mooiste examens
afgelegd.
„Ze mochten jou wel examenmaand noe
men," had Vader Tijd eens gezegd. „Maar
de boog kan niet altijd gespannen zijn. Als
belooning voor het goede examen, dat ie
afgelegd hebt, mag je een poosje bij Boei
Zomerlust gaan logeeren."
Juli was opgetogen, want bij Boer Zomer
lust op een echte boerderij logeeren was
iets, waar hij altijd heimelijk naar verlangd
had. En nu zou zijn wensch vervuld wor
den f
„Hoera P riep hij opgewonden uit
Vader Tijd liet er geen gras over groeien
en den volgenden dag trok zijn zoon reeds
naar de groote boerderij. Hij had een stevig
pak aan, dat er tegen kon, want hij zou na
tuurlijk meewerken op het land.
Het speet hem, dat het hooien reeds ge
daan was.
„Maar mij spijt het niet" zei de boer
lachend. „Ik ben maar wat blij, dat ik het
zoo mooi droog binnen heb. Er is echter
nog genoeg werk aan den winkel of eigen
lijk op de boerderij en vóór we het graan,
dat allemaal nog op het land staat, binnen
hebben, moet er nog hard gewerkt worden.
We beginnen met de rogge. Over een pa3r
dagen is die rijp om gemaaid te worden."
Juli vond „een paar dagen" werkelijk
lang, maar er viel zooveel te kijken en te
doen op de boerderij, dat dc dagen om
vlogen. En toch versliep hij ze niet, in
tegendeel: hij stond 's morgens al voor dag
en voor dauw op om de koeien te helpen
melken. Wat smaakten het bruine boeren
brood en de versche melk hem daarna lek
ker
Zoo brak de dag aan, waarop er met het
maaien der rogge een aanvang werd ge
maakt. De boer had Juli een lesje gegeven,
want gemakkelijk is het maaien niet. „Pas
op je beenen f" zei Boer Zomerlust, „de zei
sen zijn scherp."
Na een tijdje Juli begon juist erg moe
te worden werd er geschaft op het land.
Een gedeelte van de rogge stond al keurig
aan schooven gebonden. Het was prachtig
weer en het zonnetje scheen heerlijk, al was
het gelukkig niet a 1 te warm.
,,'t Kan soms smeltend heet bij het maaien
zijn," zei de boer. „Maar nu is het best uit
te houden."
Of Juli lekker sliep na dien zwaren ar
beidsdag Als ik zeg: „als een roos", is
dit nog niet eens goed uitgedrukt. „Als een
jongen, die den geheelen dag op het land
gewerkt heeft." is beter. Hij rook nauweiiiks
zijn stroozak. of hij was al onder zeil. Nil
da» mocht ook wel. want den volgenden dag
was hii weer vroeg uit de veeren.
De beer was tevreden over zijn gast. di<*
flink met zijn zoons en zijn knechts mee
werkte. Juli zelf vond, dat hij nog nooit
zoo'n prettige vacanfie gehad had cn had
de dagen wel vast willen houden.
„De laatste schooven moesten nooit ge
maaid worden," zei hij tegen den boer.
„Dat ben ik niet met je eens," zei deze.
,,'k Zou niet graag willen, dat ze op het
land bleven staan. Toch gebeurt dit helaas
wel eens. Eenige jaren geleden hadden wij
een heel natfen zomer. De haver, die reeds
aan schooven op het land stond, wilde maar
niet droog worden. Klaarde het al eens op
en blies de wind er goed doorheen, dan pok
ten, nog vóór de haver droog was, de wol
ken zich weer samen en stortte weldra de
regen opnieuw neer. De haver" kon maar
niet drogen."
„En bleven de schooven op het land
staan?" vroeg Juli.
„Ja, zóó lang, tot ze heelemaal begonnen
te rotten en zwart werden. Oo andeie
plaatsen gingen ze schieten."
„Wat is dat?" vroeg Juli verwonderd.
„Wel, de korrels in de aren begonnen
door het vocht te zwellen en uit te loopen,
antwoordde de boer. „De schooven kregen
een groenen kop, maar het graan was na
tuurlijk weg."
„Wat jammer f Neen, dan zullen we maar
blij zijn, dat dit jaar alles zoo vlot gaat,"
zei Juli weer.
„Als alles binnen is, geven we een oogst
feest," ging Boer Zomerlust \oort. „Allen,
die hebben meegeholpen om den oogst bin
nen te halen, worden aan lange tafels ge-
noodigd, waar de spekpannckoeken aan
bergen uit Luilekkeiland doen denken. Er
wordt viool gespeeld en gedanst. In één
woord: 't is f e e s t."
„Dat zal fijn zijn f" zei Juli cn hij ver-
De avond van het feest brak aan en Juli
had een plezier, zooals hij nog nooit in zijn
leven gehad had. Omdat hij zoo heelemaal
onder vreemden was, had de boer Augus
tus een paar weken geleden ook te logee
ren gevraagd. Die had al even flink meege
holpen als zijn broer en was dus ook van de
partij.
En toen de tweelingbroers den volgenden
dag afscheid van den boer namen, klonk
het van weerskanten
„Tot ziens een volgend jaar I"
Dat Juli en Augustus boer Zomèrlust het
volgend jaar niet vergaten te helpen, laat
zich denken.
Wie van onze lezers en lezeressen zou
ook niet eens in de plaals van Juli of
Augustus willen zijn
Van AS!gs Wat.
EEN BLOEIENDE DENNENAPPEL.
Als je in het bosch een mooien dennen-
appel met geopende schubben vindt, raap
hem dan op cn neem hem mee naar huis.
Je kunt er een aardig bloemvaasje van
maken.
Zet daartoe den dennenappel met de punt
naar boven in een eierdopje of een bakje,
dat wat grooter is. Sprenkel er nu net zoo
lang frisch water op, tot de schubben er van
oveiloopen. Dsn steek je er van boven tot
beneden bloemetjes met korte steeltjes in
en op den top nog een heel klein bloempje.
Besprenkel ten slotte het aardige bou-
quetje met fijne Waterdruppels. Als je 't dik
wijls besprenkelt, kan deze dennenappel bij
na een week in de schaduw bloeien. Ver
welken er enkele bloempjes, welnu, dan
kun je daar frissche voor in de plaats zetten,
heugde er zich reeds op.
De Reis met de Zeepbel
door
AMBER.
Kleine Peter was achter in den tuin aan
het zeepbellen blazen. Hij had er op dien
fnooien voorjaarsdag al heel wat de wijde
wereld ingestuurd, ma$r die had hij alle
maal boven het groote weiland achter den
tuin zien barsten, als ze ten minste al niet
eerder door een botsing met één of an
deren tak waren bezweken. Maar nu was
hem dan een bel gelukt, die het al heel
Lang uithield. Misschien kwam dat wel, om
dat het zeepsop nu pos goed begon te wor
den, want warm, pas gemaakt sop is nooit
veel waard dat had Peter al zoo dikwijls
opgemerkt.
Langzaam steeg de zeepbel al hooger
en* hooger, tot hij over den top van den
grooten kastanjeboom wegdreef, de weilan
den over.
Peter bleef er lang naar staan kijken en
hij zag zijn mooie bel wel steeds kleiner
worden, maar barsten zag hij haar niet.
Waar zou die wel heelemaal terecht
komen Misschien wel in een ander land,
misschien wel bij wilden, die nog nooit een
zeepbel hadden gezien en bang zouden
wegloopen f
Wat zou die bel niet allemaal te zien
krijgen I Peter zou best mee willen reizen,
over landen en zeeën, om dan neer te dalen
op een eiland met wilden, die hem natuur
lijk tot koning zouden uitroepen. Als ze
hem dan later maar niet opaten
„Zcu je heusch met een zeepbel durven
meereizen hoorde hij ineens een kras
send stemmetje vragen.
Peter keek om, maar hij zag niemand. Hij
keek opzij en voor zich uit, maar nog zag
hij niets. Toen werd de vraag herhaald en
merkte Peter, dat het een klein kereltje
was, dat tegen hem sprak, maar half zoo
groot als 'nij zelf, zoodat hii er overheen
had gekeken. En de grootte of eigenlijk
de kleinheid van het ven'je was nog
het merkwaardigste niet: het was pikzwart
met een groenen neus en vuurroode han
den.
Peter wist niet, hoe hij het had.
„Zou je heusch met een zeepbel durven
meereizen?" vroeg het manneke nog eens,
met zijn onaangenaam krassend stemmetje.
„Waarom niet?" zei Peter, die eigenlijk
een beetje bang was, maar dat niet wilde
laten merken.
„En zou je het ook graag willen?"
„Ja," antwoordde Peter, terwijl hij be
dacht, dat een reis met een zeepbel hem
in ieder geval verlossen zou van het gezel
schap van dat nare zwarte ventje.
„Dus je durft het en je wilt graag vroeg
het mannetje nog eens.
„Ja,mijnheer," zei Peter t
„Ik heet Amrachiman."
„Ja, mijnheer Amrachiman," herhaalde
Peter toen. fluisterend van opwinding over
het vreemde avontuur en erg nieuwsgierig,
wat er nu gebeuren zou.
„Natuurlijk moet ik je eerst veel kleiner
maken, anders kun je niet met een zeepbel
mee," zei Amrachiman.
Dat begreep Peter ook.
Het kereltje zwaaide even met zijn vuur
roode handjes, mompelde „Partapoelos,
Partopoelus" en ineens stond Peter in een
groot groen bosch. Ook de stammen der
boomen, die lange, smalle bladeren hadden,
waren groen.
Het duurde een tijdje vóór Peter begreep,
dat hij in het grasveld stond en dot cte
sprietjes alleen zoo groot als boomen leken,
omdat hij zelf zoo klein geworden was.
Vóór hem stond een pikzwarte reus met
een groenen neus en groote roode handen
Dat moest Amrachiman zijn. Het viel Peter
nu pas op, hoe 'n onaangenaam gezicht die
had. Eigenlijk was Peter bang voor hem,
maar hij was een verstandige jongen en hij
besloot, om dat vooral niet te laten mer
ken, nu hij zoo klein en hulpeloos gewor
den was. Dat had hij van zijn vader ge
leerd. „Wie bang is, heeft al verloren", ze*
die altijd.
„Wat moet ik nu doen vroeg Peter,
zoo flink mogelijk.
„Kom maar mee," zei Amrachiman en hij
pakte hem met een groote roode hand op
en zette hem op het lage tafeltje, waar een
reusachtige witte waschkom stond: het
bakje met zeepsop.
De zwarte toovcnaar want zooiets
moest hij toch wel zijn nam toen de pijp
uit het bakje en maakte met zijn zakdoek
den kop van binnen goed droog.
„Kruip er nu in, steek je arm in de
opening van den steel en houd je vast, tot
ik begin te blazen I"
Dat deed Peter. De pijpekop kwam hem
als een oven zoo ruim voor en zijn arm
ging makkelijk in den steel. Daar kwam de
pijp in beweging Plons ging de kop het
groene sop in. Peter keek eens om en zag
een prachtig regenboogvlies achter zich
Het volgend oogenblik kon hij zich niet
langer vasthouden, maar werd hij tegen
het trillende zeepvlies aan geblazen: Am
rachiman had de pijp aan zijn mond gezet
en was begonnen met de vorming van het
bolronde luchtschip, dat Peter over landen
en zeeën moest voeren.
Het blazen hield nu op, een lichten schok
voelde de jongen nog en toen gaf hij een
kreet van verrukking, want daar zweefde
hij, vnj en blij, in het zonlicht boven den
tuin. Beneden hem blies Amrachiman zijn
zwarte wangen bol, om hem maar hoog te
doen stijgen.
Wat flitste daar voor een zwaite streep
langs hem heen? Het was een doode tak
van den kastanjeboom en toen begreep
Peter ineens hoe roekeloos hij geweest was.
Als zijn broze luchtschip maar even tegen
het kleinste blaadje stootte, was hij ver
loren I Maar gelukkig, de toppen van de
hoogste boomen was hij nu veilig voorbij
en nog altijd langzaam stijgend, dreef Peter
over de frisch-groene weilanden, waar geen
kans meer was op noodlottige botsingen.
De jeugdige luchtreiziger kreeg schik in
het geval: de zon scheen zoo mooi en wat
had hij een prachtig uitzicht I Het dorp
lag nu al achter hem, met ziin roode daken
en het grijze kerktorentje. Hii zweefde nu
hoven de bosschen en hij snoof eens, of hij
soms de lekkere harslucht van de dennen-
boomen kon ruiken, maar dat ging niet. Hoe
dun het omhulsel van zijn ronde gevan
genis ook was, het sloot hem toch volkomen
van de buitenwereld af.
Wat waren die wit in d^e zon glinsterende
bergen in de verte? Zouden dat de duinen
al zijn Achter de duinen lag de zee, dat
wist hij. Als zijn zeepbel nu eens barstte
Aan die mogelijkheid had hij warempel nog
heelemaal niet gedacht en toch moest dat
vToeg of laat gebeuren f
Peter lette eens op de kleur van zijn zeep
bel, want zooals jullie weten, is die eerst
blauw-groen, dan rood, geel, en als zij wit
begint te worden, is de bel op het punt
va*,t te barsten. Tot zijn schrik zag Peter
det de dunne, doorzichtige wand van zijn
luchtballon al roodachtig-geel was. Hoe
moest dat afloopen Hij was nu al bijna
boven de duinen en zag in de verte de zee,
waar hij vlug en recht op aan dreef.
Steeds sneller schenen de duintoppen
onder hem voorbij te trekken en toen zweef
de hij boven de zee, waarvan het gcruisch
tot hem doordrong.
Ineens, terwijl hij het eigenlijk nog heele
maal niet verwachtte, gebeurde het. Het
was als een vuurwerk, als een groote,
vurige, uiteenspattende ster, die hem ver
blindde, ook al omdat bet zeepsop van het
uit elkaar gesprongen vliesje in ziin oogen
was gekomen. Daarop kneep hij ze stijf
dicht, maar hij merkte toch wel, dat hij viel,
steeds sneller, tot hij met een plof in zee
neerkwam. Even bleef hij nog op zijn klee-
ren drijven, maar toen voelde hij een groote
golf over zich heen slaan.
Hij begon al te 2inken, toen iets, dat wit
en groot was, uit de lucht naar beneden
dook en hem oppakte. Verbaasd deed
Peter zijn oogen w eer open en zag, dat een
zeemeeuw hem in haar bek had en in de
richting van het strand vloog. Wat zou er
nu weer met hem gebeuren?
Lang behoefde hij daar niet over na te
denken, want eenige oogenblikken later was
hij al in de duinen met de meeuw, die daar
haar nest had en hom als voedsel aan haar
jongen wilde geven. "Blijkbaar had zij hem
voor een eigenaardig soort vischje aange
zien.
(Wordt vervolgdj
OPSTELLEN VAN DEN WEDSTRIJD.
I.
PRINSES JULIANA'S 18e VERJAARDAG.
Het was ccn ware feestdag, 30 April, voor
de Nederlanders, overal, waar men liep, wap
perde lustig de Hollnndschc driekleur en er
hecrschtc groot'- drukte cn vroolijkheid. Alles
was ul in gereedheid gebracht voor de tc geven
kinderfeesten. Hot was dan ook een dug vin
ware vreugd voor ons Nederland Het wns de
gewichtige dog waarop Prinses Juliana 18 jaar,
daardoor meerderjarig en Kroonprinses werd.
Ook nnm H.K.H. als jongste lid plants in den
Raad van State, ingeleid door H K. Moeder.
Veel telegrammen en gelukwcnschen zijn -er
dien dag ontvangen.
Natuurlijk dat cr in de stad van Hare inwo
ning het grootst - feest werd gegeven. Dc hof
vijver v/as schitterend verlicht, hetgeen wel
een prnchtig gezicht moet zijn geweest, wat we
kunnen begrijpen bij de aanschouwing van de
kick in het weekblad „De Prins". Verder wa
ren er scheepjes ouderwetsch opgetuigd root
admiralen in I6-reuwscho kleederdracht, op
geluisterd door muziek van de Koninklijke Mili
taire Kapel. Dn ar ra vuurwerk in het Hoagscho
Bosch.
Het gohcolc Koninklijke gezin was toeschou-1
wer van deze feesten en heeft zelfs een omme
gang gemaakt op de hofvijver in één dor ad-
mi ralenscheopjes.
Ook hier is de middag vol vroolijkheid door
gebracht. Voor de jeugd was er von de Oron-
jevereeniging een feestje georganiseerd. Des
middags om kwart voor één werden de kinde
ren van dc eerste groep in 't plantsoen bij dc
muziektent verzameld, wnar vandaan zij, bege
leid door ccn muziekkorps door de Hendrik
van Vinndcstraat enz. naar de fccstzool wer
den gebracht. Veel hebben do kinderen geno
ten. Hans cn Grietje waren cr nu in werkelijk-,
beid en veel meer. Echte kaboutertjes en olies
wat van Hans en Grietje eerst sprookje was,
was dien middag in werkelijkheid. Ook werden
er eenige versnaperingen rondgedeeld, waarna
de jeugd om circa kwart over drie tevreden,
van hetgeen ze gezien hadden, naar huis te
rugkeerde.
Om kwart voor drie werden de kinderen van
de 2e groep op de Beestenmarkt verzameld» en
ook met muziek naar <ie feestzaal gebracht.
Ook wns er muziek van het 5e rcg. Infante
rie in Amicitia van 35 uur, waar het Laantje
zwart van menschen zog. Er werd dan ook
mooi gespeeld
Des avonds zou er een huldebetöoging bij
den burgemeester op d,c P. C. Hooftlaon van
de Oronje-verecniging plaats hebben. Het was
een optocht von allerlei vereenigingen samen.
Deze werden samengesteld in dc Scheltusstraat,
vanwaar zij met muziek van verschillende or
ganisaties door de stod werden begeleid. Bij den
burgemeester gekomen werd er ccn hulde ge
bracht cn daarna zette dc stoet zich weer in
beweging en ging Pieter Bothlaan, Utrecht-
scheweg enz tot er in 't plantsoen werd ont
bonden. Tot slot van deze tocht gaven de mu-
zickverecnigine .Wilskracht" cn de mondhar
monicaclub „Bravo" ieder nog een nummer te
hooren.
RUILHANDELHOEKJE.
Stroomnimf zou graag sigaren-bandjes
hebben. Zij wil er Verkaders bonnen „bloemen
in onren tuin" voor terug geven. Zij ruilt I bon
teo-^n 2 bandjes.
wie knn haar helpen?
CORRESPONDENTIE.
Ton Neven Ja, met dc andere straten
is het nu een mooi geheel, 't Is te hopen hoor.
Neen, vooral voor fietsen is een al te groote
warmte niet plezierig.
P i e r o t Precies datzelfde raadsel hebben
we al eens gehad. Erg jammer voor je, maar
jc begrijpt wel dat ik niet tweemaal hetzelfde
raadsel kan opgeven. Prachtig hoor. Doe dat
nu maar steeds.
Stroomnimf'Ik zal het voor jc vra
gen hoor Ik zelf kan je helaas daaraan niet
helpen, maar misschien levert het ruilhandel-
hoekje wat op. Dat is een heel goed rapport-
Alleen zou ik maar niet zooveel praten op
school. Ja, dat was erg vervelend voor dat
meisje. Ik zou het ook ellendig gevonden heb
ben.
Cupido Als ik kan, kom ik eens kijken.
Kampioen Wat een heerlijk reisje was
cat. Vond je die herten geen aardige dieren.
Zo kunnen je soms zoo goedig aankijken. Je
hebt dus heel veel moois gezien n voel geno
ten. Dat kan ik me voorstellen, want het is
ook r.llemnnl erg mooi. En in Schcvefungen zul
je wel dubbel pret gemaakt hebben. Daar twij
fel ik .geen oogenblik aan.
OOM KAREL.
UIT DEN MOPPENTROMMEL,
Hm wist het.
Zij We kunnen onmogelijk door dat natte
weer nnar hen toe loopen."
Hij „Nee, onmogelijk."
Zn „En ze verwachten ons natuurlijk."
Hij„Laten we even gaan zeggen dat wo
niet kunnen komen, wegens *t slecht© »wr."