L.J. LUiJCX Zn. WILLEM GROENHUIZEN 258 Gouden Trouw- en Verlovingsringen. 20°|0 korting FEUILLETON. Wie is Edmund Gray? TWEEDE BLAD. 26e Jaargang No. 32 AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander" Zaterdag 6 Augustus 1927 DE WORSTLING VERGT EEN VAL. (Nadruk verboden). De oude Engelsche dichter Chaucer heeft diepzinnige dingen over 'het leven geschre ven, die voor onzen modernen tijd nog dikwijls van toepassing zijn. Zoo trof mij in een gedicht over geloof zijn opmerking, dat de worsteling voor deze wereld een val vergt. „Wat u gezonden wordt", maant hij, „ontvangt het in gehoorzaamheid; de woiste- limg voor deze wereld vergt een val." Dit is een bekentenis, welke ernstige menschen onmiddellijk zullen toegeven, maar die bij sommige oppervlakkig en mis schien aanstoot verwekken zal. En wie is ernstig, wie oppervlakkig? Zijn wij niet alles, naar gelang van het oogenblik, op onze beurt? De gedachte aan den val is een genees middel voor onze oppervlakkige oogenblik- ken. Daarin immers plegen wij bij het be- ooordeelen van onszelf en van onze naasten het welslagen tot maatstaf te nemen. De zegepraal is het bewijs van gezondheid, zoowel in zedelijk als in lichamelijk opzicht; de nederlaag een bewijs van tekortkoming aan toewijding en kracht. Gaafheid, ongereptheid as nog steed; veler levensideaal. Een volkomen onaan getast mensch te blijven-, met een vlekke- loozen naam en een onbelast geweten, stelt men zich voor als het hoogste wat te bereiken en te verdedigen valt 'Hoe vaak heb ik het menschen op hun sterfbed hooren zeggen: „Ik kan vredig heengaan, want ik heb nooit iemand te kort gedaan." Hoe komt het, dat een der gelijk getuigenis mij steeds weer ont stemde? Is het niet te benijden, met een dergelijk 'besef van schuldeloosheid uit het leven te scheiden? Wie het bestaan van dergelijke schuld- looze mensöhen aan een onderzoeik onder werpt komt tot de slotsom, dat hun leven zich kenmerkt door de ontstentenis van strijd. Zij hebben zich stelselmatig onttrok ken aan al wat gezondheid', hart en geweten in gevaar brengen kan- Het zijn de rustige burgers, op wie inder daad niemand iets aan te merken kan heb ben. Ze vallen hun buren niet lastig, omdat ze zich niet met hun buren bemoeien. Ze zijn in godsdienstig opzicht verdraagzaam, omdat ze er geen welverzekerde gods dienstige overtuiging op nahouden. Ze ma ken zich niet schuldig aan d'e bemoeizucht en de vitzucht der politiek, omdat ze niet aan politiek doen. Ze hebben in den strijd om 't bestaan ndemandi onder den voet ge- loopen noch zich miet list of geweld een hun niet toekomende positie veroverd, om dat hun positie reeds bij recht van geboorte vaststond. Ze zijn niet in de strikken der liefde gevallen, want hun zinnen zijn niet ontvlambaar. Ze hebben nooit een misdaad gepleegd, noch ooit een boos woord gesprot ken, omdat hartstocht hun vreemd is. •En zoo is in laat sten aanleg hun schuld- loosheid strijdloosheid' geweest. Zij hebben de worsteling nooit gekend; noch de worste ling om stoffelijk, noch die om geestelijk öf zedelijk bestaan. Zij leiden een planten leven en meten naar dit onbewogen voort- vegeteeren hun waardeering van anderen af. Die anderen streven en strijden, van dag tot dag, van seconde tot seconde. Het is verschrikkelijk, wanneer men er zich in verdiept, hoe zwaar en hoe algemeen de dagelijksohe worsteling om lichamelijk, maatschappelijk, zedelijk erv geestelijk zelf behoud is. Het is een spartelen in de bran ding, met het water tot de lippen. Het is een kamp tegen den vijand, van man tot man Een gevecht in de arena met verscheurende dieren. Meestal bemerkt zelfs de naaste om geving maar weinig van deze geweldige inspanning. Met den dood voor oogen heeft men geen tijd tot ontboezeming. Men klemt de tanden op elkaar, zwijgt en strijdt- Is deze worsteling oneervol? Integendeel. Zelfs de goedaardige lieden, die zelf voor de worsteling gespaard, zich met toeschou wen vergenoegen, erkennen dat strijd een noodzakelijke levensvoorwaarde i9. Kan de maatschappij blijven wat zij is? Maar wie kan met haar ongerechtigheden zich verge noegen! Moet de wereld niet telkens weder op een hooger plan van beschaving worden gevoerd? En is niet het doel van den mensch, zijn persoonlijkheid door voortdu rende ontwikkeling te volmaken? Dat dit alles niet gaat zonder strijd, staat voor een ieder zonder uitzondering ontwijfelbaar vast. Maar wat sommigen onzer in hun oppervlakkige oogen blikken moeilijk schijnen te kunnen beseffen, is d'at geen strijd zonder nederlaag denkbaar is. Deze nederlaag moge, in het gunstigste ge val, tijdelijk zijn, ze is onvermijdelijk. Was ze er niet, we zouden van strijd niet spreken. Want strijd gaat met weerstand gepaard. Het is een heen en terug loopen, gelijk de zee te zien geeft in haar wisseling an eb en vloed. Het is een dringen en du wen, nu links dan rechts over de lijn, waar boven touwtrekkende jongens hun krachten meten. Het is een kansspel van winst en verlies, een beurtzang van weenen en lachen. Zonder weerstand geen worsteling. Di't is het, wat welmeenende menschen dikwijls vergeten: „de worsteling voor deze wereld vergt een val." De val, de nederlaag is voorwaarde, is onafscheidelijk deel van den strijd. De vol, de nederlaag is het offer, waarmee de vol hardende strijder zijn toekomstige overwin ning betaalt. Men beklaagt de strijders op het slagveld om hun lichamelijke wonden. Men betreurt over het bloedverlies, dat de oorlog onvermijdelijk eischt. Maar er is een andere oorlog, bloedeloos, doch misschien folterender nog dan die met de wapenen. In de worsteling om verheffing van de wereld, van d'e maatschappij, van ziohzelf loopt d'e ziel menigmaal wonden op. Het geweten wordt gekrenkt. Zielewonden, zedelijke wonden zijn pijnlijker soms dan lichamelijke wonden en ze schrijnen te meer, omdat ze in 'het oog van de openbare meeninjg oneervol zijn. Ben krijgsman met een afgeschoten been heet een held, maar een krijgsman, die een stuk van zijn ziel heeft verloren of levenslang met een door priem d geweten moet rond'loopen, veracht men. Toch is ook deze een heldi evenzeer. Wie thuis blijft van 't slagveld, kan gemakkelijk gaaf blijven, maar zijn zedelijke ongerept heid is van hetzelfde gehalte als de lichame lijke ongereptheid van den deserteur. Voor zielswonden en zedelijke wonden dienen wij denzel'fden eerbied te leeren krijgen als voor de lichamelijke wonden van 't slagveld: Want ze zijn evenzeer lidteekenen en lid- teekenen plegen de betrouwbaarste eere- teekenen te zijn. Wij klagen vaak over onze nederlagen in den stoftelijken, zedelijken, geestelijken en maatschappelijk en strijd om 't bestaan. Wij voelen ons er door verongelijkt en onteerd. We verzetten er ons tegen en schamen ons er voor. „Wat u gezonden wordt", troost ons Chaucer, „ontvangt 'het in gehoorzaam heid; de worsteling voor deze wereld vergt een val." We 'behoeven in d'en val niet te blijven; de val is ons doorgang tot nieuwe mogelijk heid; voorwaarde tot beter inzicht en doel treffender werkwijze. Geen zegepraal zonder aanvankelijke nederlaag. Voor onze schuld én tekortkoming behoeven we ons niet te schamen; „het is geen schand te vallen, 't is schand niet op te staan." H. G. CANNBGIETER. RECLAMES. Van 1—4 regels 4.05, elke regel meer 1.-^ Langestraat 49. op alle stoffen ZIJOE, KUNSTZIJDE,KATOEN, 15 op Sokjes, Zwitserscli ondergoed cn andere artikelen. UIT DE STAATSCOURANT Voornoamte Kon. Besluiten. Benoemd tot directeur van het Post- en Te* legraaf kantoor te Barneveld J. J. Laveli, thans in gelijke betrekking te Vordcn bij be schikking van den Minister van Onderwijs zijn benoemd tot berichtgever van het Rijksmu seum van oudheden te Leiden buiten bezwaar van 's Rijks schatkist J. N. A. Panken te Ber- geijk en J. J. Kleintjes te Heerde. DE AMSTERDAMSCHE BEGROOTING GEEN WIJZIGING IN DEN BELASTINGFACTOR Naar wij vernemen is de Amsterdamsche gemeente-begrooting hedenmiddag door B. en W. goedgekeurd. Zij zal de volgende week aan den Raad worden aangeboden. Deze begroo ting sluit met een bedrag van 106.350.865 aan inkomst en uitgaven tegen 105.627.637 in 1027. Het hooger bedrag komt uit verschillende oorzaken voort. Een aantal hoofdstukken zijn hooger geraamd. Zoo is het hoofdstuk Open bare Werken 558.000 hooger. De oorzaak daarvan is dat 500.000 in 1928 meer zal worden uitgegeven voor bestratingen en het onderhoud daarvan, bovendien is voor brug genbouw uitgetrokken 250.000. Tegenover deze hoogere posten zijn een aantal die lager zijn. Het onderwijs (openbaar en bijzonder) zal in 1928 773.000 meer van de gemeente kas vragen. Op Armenzorg is de afdeeling „Maatschap- pelijke Steun" 479.000 hooger. In het be drag voor de werkloozenzorg is geen verschil van beteekenis bij het loopende jaar. De gemeentelijke bedrijven zullen 357.000 meer opbrengen. Een hoogere uitkeering zul len gevende gasfabrieken 154.000, de waterleiding 37.000, de electriciteitswerken 61.000, de telefoon 177.000, de tram 50.000. Hiertegenover staat een tekort op de veerdiensten van ƒ148.000. Dit grooter tekort vindt zijn oorzaak in het in dienst bren gen in het voorjaar 1928 van nieuwe ponten. Ook de Handelsinrichtingen wijzen vergele ken bij dit jaar een hooger tekort aan van 55.000.-. Het algemeen beheer (de secretarie) kost het volgend jaar 97.000 minder omdat er in 1928 geen verkiezingen zijn die in 1927 een bedrag van f 103.000 hebben gevraagd. Het hoofdstuk Openbare Veiligheid is f 225.000 hooger. Daarvan staat op rekening van de politie 63.000, de brandweer f 16.000 en de openbare verlichting f 39.000. Het hoofdstuk Volkshuisvesting is 179.000 hooger geraamd. De sluitpost van begrooting is een bedrag van 29%A millioen gulden. Deze post moet hoofdzakelijk gevonden worden door de inkomstenbelasting. Gerekend naar den te- genwoordigen factor 0.6, zou dit een bedrag geven van 24.950.000. Aan het einde van 1927 is in het Reservefonds nog een bedrag van 4.094.000, zoodat nog een klein mil lioen gedekt moet worden. De mogelijkheid is niet uitgesloten, zelfs is het zeer waarschijnlijk, dat dit millioen door belastingen wordt opge bracht. Eerst in Mei 1928 kan gesproken wor den over den factor van de gemeentelijke in komstenbelasting. Echter zooals men ziet is de kans niet heel groot dat daarin wijziging zal komen. EEN GEPASSEERDE HOOFDINSPECTEUR VAN POLITIE DE COMMISSARISBENOEMING TE DEN BOSCH Wij lezen in het Huisgezin De lange tijd van spanning bij belangstellen den in verbènd met de vervulling van de vaca ture van commissaris van politie in Brabant's hoofdstad, is sinds gisteren ten (inde door de benoeming van den heer J. H A Staal, inspec teur van politie eerste klasse te Rotterdam, in de Bossche commissarisfunctic. Eindelijk dan is de opvolger Van oud-com missaris Van Dam door H M. de Koningin aangewezen. Ook hier een tegenstelling, «vaar de wereld nu eenmaal van vol is. Immers voor den heer Staal beteekende dit besluit een vreugde-mare, voor den wrn.-commissnris van 's-Hertogenbosch, den hoofdinspecteur P H Rulkens, eene bittere teleurstelling, ook al was t sinds eenige weken noch voor hem noch voor ingewijden geen geheim meer, dat deze door een groot deel der Bossche burgerij gewilde politieman, bij de commissarisbenoeming zou worden gepasseerd. Wij houden ons er van overtuigd, dat dit feit in breede kringen van onze bevolking wordt betreurd, in de eerste plaats om den persoon van den niet-benoemde, maar ook omdat zij de belangen van stad en politie met eene benoe ming des heeren Rulkens gediend geacht zou den hebben. Nu echter de benoeming van een anderen candidoat officieel geschied is, komt het ons voor, dat 't alle aanbeveling verdient over 't posseeren van den heer Rulkens niet verder meer te spreken en res* o.i. niets anders, don den heer J. H. A. Staal met zijne eervolle benoeming geluk te wenschen en hem binnen onze stad hartelijk welkom te heeten. Moge de toekomst het bewijs leveren, dat de benoeming van den Rotterdamschen politie- inspecteur in de verantwoordelijke functie in 's-Hertogcnbosch, eene gelukkige geweest is. Als de heer Rulkens een oogenblik ernstig kans op benoeming gehad mocht hebben, dan gelooven wij, dat daaraan meer kwaad dan goed gedoan heeft de actie den laatsten tijd ten gun ste van hem gevoerd en die er welhaast op ge leek alsof men zijne benoeming tot commissaris wilde afdwingen. Wij zijn er van overtuigd dat eene andere en minder openlijke cn reclame achtige beweging voor hetzelfde doel daaraan meer bevorderlijk zou zijn geweest, al willen wij hiermede geenszins zeggen, dat de heer Rulkens dan wel benoemd geweest ware. Bovendien, de actie als hier gevoerd, komt ons ontactisch en misplaatst voor. Immers de benoeming is aan onzo Koningin na voorlich ting door de daarvoor aangewezen raadslieden. Men stelle in hen vertrouwen en trachte niet op eene benoeming als deze te influenceeren door ongevraagd advies middels audiënties en requesten uitgaande van de burgerij, waaronder uit den aard der zaak zeer velen, die o.i. abso luut incompetent zijn tot oordeelcn, omdat zij eenvoudig weg niet alle factoren kennen, die bij eene benoeming tot eene dergelijke gewichtige functie in aanmerking komen en bij wie uitslui tend een gevoel van sympathie zeker heel nobel een rol speelt. Het laatste bedrijf in deze actie speelde zich gisterenavond af. Wij bedoelen de vergadering in Casino. Het was de heer P. Hendrix die het inleidend woord sprak en die zich daarbij eene uitdrukking veroorloofde, die wij niet zondei meer mogen laten passeeren en wel deze„In de oogen van de Bosschenaars zal de heer Rul kens zijn en blijven de hoofdcommissaris van politie." Wij hopen, dat deze woorden noch bij de burgerij noch bij het politiecorps weerklank mogen vinden, want zulks zou niet bevorderlijk zijn aan het prestige en het gezag van den nieuwen commissaris, wiens positie daardoor ten zeerste zou worden bemoeilijkt en wat aan leiding zou kunnen geven tot groote conflicten. Daar heeft onze stad meer dan genoeg van na de reeks van misères met vorige commissaris sen beleefd. ZIJN SLACHTOFFER BEGRAVEN LEV5NSLANG GEEISCHT Gister stond voor de rechtbank te Assen te recht de landbouwer R. R.. di© op 11 Februari 1927 Dirk Wit met een dubbelloopsjachtgc- weer heeft doodgeschoten. Het slachtoffer, wiens huis was verbrand, had van do assuran tiemaatschappij een bedrag van 1540.uit gekeerd gekregen, welk bedrag R. zich na den moord had toegeëigend. R. heeft den ver moorde ter zijd© van zijn huis begraven. In het najaar van 1926 werden vlak bij het huis van Wit twee pinken vermist, cn hoe men ook zocht, de dader was niet te vinden, totdat er in het voorjaar 1927 aanwijzingen waren, dat R. de dader moest zijn Bij nader onderzoek bleek R. aan den diefstal schuldig te zijn etx werd hij aan de justitie overgeleverd. Zijn vrouw, die met den moord bekend was, werd door dc politie een verhoor afgenomen. Zij gaf daarbij inlichtingen over den moord, waar na R. zijn misdaad voor den rechtcr-commis- saris bekende Bij de behandeling van deze zaak voor de rechtbank ontkende verdachte aanvankelijk, dat hij Wit heeft willen doodschieten en dat hij een moord heeft begaan om Wit het geld af te nemen. Het was hem bekend, dat W. naar zijn familie in Noord-Holland wilde gaar». Vord. beweerde dat W. hem circa 300.^ schuldig was. Na deze ontkentenis, die in strijd was met de door verd. afgelegde verklaring voor den rech» Ier-commissaris, werd hem door den president gewezen op de tegenstrijdige verklaringen. Daarna bekende verd wel de bedoeling te hebben gehad Wit dood te schieten en hem zijn gold afhandig te maken. Het O. M. requisitoir nemend, gaf een over zicht van de verschrikkelijke feiten door R. ge pleegd en noemde als ooi zaak- geldzucht. Het O. M. teekende zeer uitvoerig de koelbloedig heid, het onbewogene en het cynisme van verd. cn tevens diens brutaliteit om dc familie van den vermoorde na den moord nog om geld te vragen. Tenslotte eischt het O. M. levenslange gevangenisstraf. Als toegevoegd verdediger trad voor verd op Mr M. S Kalma DE WINKELSLUITING TE ROTTERDAM ONTHEFFING VOOR CONSUMPTIE-ARTIKELEN Nu dc gemeenteraad het voorstel betreffende de vervroegde winkelsluiting op werkdagen cn de Zondagssluiting heeft aangenomen, heeft de commissie voor de strafverordeningen een ontwerp-verordening ingediend. De sluiting om acht uur 's avonds (Zaterdags tien uur) geldt niet voor winkels waar koek, bonket, chocolade en suikerwerken, visch, schaaldieren, uierboord en lever verkocht wordt. In de maanden Juni, Juli en Augustus wor den de winkels, die aardappelen, groenten en fiuit verkoopen, ontheven van de bepaling der achtuur-sluiting. Ten aanzien van de Zondagssluiting is een uitzondering gemaakt voor de melkwinkels, die des morgens van acht tot tien uur geopend mogen zijn. Verder worden van de verplichting om des Zondags te sluiten ontheven de winkels waar bloemen, fruit, aardappelen en groenten, koek, bonket, chocolade en suikerwerken, brood en beschuit, pijpen en rookersbenoodigdheden, si gn» en, sigaretten cn tabak, voorts schaaldieren, uierboord en lever, ziekenverplegïngsartikelen en verbandstoffen, fijne vlceschwaren, fotogra- ficartikelen, rijwielen of rijwielondcrdeelen en picntbriefkaarten verkocht worden. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ten aanzien van alle winkels voor enkele door hen aan te wijze dagen of gedeelten van da gen ontheffing te verleenen van de verbods bepalingen der verordening De commissie heeft tevens nog een veror dening ontworpen, waarbij het verboden is dor. Zondags melk of melkproducten aan de huizen af te leveren. Wanneer zelfkennis de weg is tot de deugd is toch ook de deugd de weg tot zelfkennis. J. PAUL. Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch van WALTER BESANT. door Mej. E. HOOGEWERF. 10 Checkley was gebogen en mager; zijn gelaat was gegroefdzijn wangen nog wat meei ingevallen, dan acht jaren geleden, maar ove rigens, was hij geheel de oude. Hij schreef den naam van de bezoekster lady Dering op een vierkant stukje pa pier er» deed vervolgens, zóó zacht de deur apen, of het van het hoogste belang was, zijn chef niet te storen. Onmiddellijk daarip ver scheen hij echter weer en hield nu de deui wijd open voor haar ladyschap, die, ondanks haar jeugd, toch een zeer waardige verschij ning was. Keek men uit het venster, dan zag men haar rijtuig staan wachten op het plein „Lady Déring, sir," zei Checkley. Toen verdween hij weer spoedig en sloot even be hoedzaam de deur achteT zich. „Het doet mij genoegen, je te zien. Hilda De oude heer stond op en ontving zijn schoon zuster met ouderwetsche hoffelijkheid. „Wat ïs de reden van je bezoek Toch geen zaken doen Zaken doen met dames met rijke echt- genooten beteekent in den regel niet veei goeds. Je staat toch bij voorbeeld niet in de schuld bij je modiste „Neen, r.een f Det zou sir Samuel niet ge- doagen. Ik kom ook niet voor mijzeive, maai voor mijn zuster, Elsie." „Ja Wat is er dan met haar. Ga zit ten en laat eens hooren." „Wel Elsie is altijd een moeilijk kind ge weest door dc koppigheid waarmee ze in haar opvattingen volhardt. Ze zal nooit de dingen eens practisch beschouwen. U weet, dat moe der niet rijk is, ofschoon ze het j»u heel goed stellen kan. Wilt u wel gelooven, dat het mij dikwijls zwaar is gevallen om niet in opstand te komen tegen een voorzienigheid, die den vader wegneemt juist op het tijdstip in zijn leven, dat hij zoo goed fortuin begon te ma ken „Het is, voorwaar, ook dikwijls heel moeilijk, om de wijsheid te doorgronden van deze en dergelijke teleurstellingen en rampen. Maar wc moeten wel aanvaarden, Hilda, waar we niet aan kunnen ontgaan of ontkomen." „Nu, ik kan u dan wel verzekeren, dat ik heb gedaan al wat in mijn vermogen was, om mijn zuster tot recht inzicht te brengen van hetgeen haar te doen staat. Inderdaad, mr. Dering," uit kracht van gewoonte sprak Hilda nog altijd van mr. Dering tegen haar zwuger, „u kunt zich niet oorspellen, hoe dwaas Elsic denkt over het bezit van geld." „Ja, dat komt juist, omdat ze het niet bezit I Zóó, dus Elsie denkt zoo geringschattend over geld?" glimlachte hij goedmoedig. „Nu, we zullen zien, we zullen zien I" „Niet alleen, dat ze zoo dwaas daarover denkt, maar ze handelt er ook naar. Mr. De ring, wilt u wel gelooven, dat ze ons tot wan hoop drijft U kent de Rodings „De gebroeders Roding Ja, die kent iedereen." ^Algy Roding, de oudste zoon van den oudsten deelgenoot, en enorm rijk, is doodelijk van Elsie. Hij is wel tienmaal bij mij geweest om over haar te spreken. Hij is haar aan huis komen opzoeken. Het kan hem niets schelen, dat zij geen geld heeft. Maar ze wil zelfs z'n naam niet hooren noemen. Onder ons gezegd, ik geloof niet dat hij nu altijd zoo heel solide geleefd heeft, maar onder haar invloed, zou hij wel gauw wat kalmer worden. Elsie hoefde van dit verleden niets te weten en zs zou een schitterende positie hebben, daar zou de mijne zelfs nog niets bij wezen." „\Vat heeft ze tegen den man „Ze beweert, dat hij een geweldige opsnijer is. En ze is dwaas genoeg, om één van uw klerken te willen hebben. Ja, waarlijk, mr. De ring, cén van uw klerken I" „Ik heb al zoo iets gehoord van uw moeder. Ze moet verloofd zijn met den jongen Austin nietwaar „Di© een inkomen heeft van tweehonderd pond per jaar. Denk eens aan ze weigert een man met tien duizend pond per jaar en wil een man ti ouwen, die maar twee honderd bezit F „Maar ze willen toch piet trouwen op deze armoede van twee honderd pond per jaar „Ze zijn verloofd, ze wil het engagement niet verbreken, hij heeft geen geld om zich ergens als deelgenoot in te koopen. Daarom moet hij vooitgaan, als klerk, op twee honderd. „Klerken verdienen soms meer, maar dat is waar, een mooie positie is het nog nooit, cn het inkomen is altijd klein." „Moeder wil den jongen niet bij zich ont vangen. Maar nu komt Elsie in stilte met hem samen. Ik zou mij schamen als sir Samuel het wist. Ze gaat iederen avond uit en dan wande len ze over het Plein, of in het Park tot het donker is. Net als een meid met haar vrijer r/Ja, dit lijkt een ongewone manier van doen, maar ik ben geen juist bcoordeelaar van het geen at of niet passend is voor een jong meisje." „Ik kan u wel verzekeren, dat de verhou ding in huis er zeer gespannen door wordt en ik weet nog niet, wat er eens van komen moet. Elsie zegt, dat, als ze de volgende week een en twintig is, ze dan vrij zai zijn om te doen en te laten wat ze wil. Ze denkt er zelfs over om ergens een atelier te openen en portretten te schilderen voor geld. U begrijpt hoe onaan genaam dit zou wezen voor mij, dat mijn zus ter op deze wijze in haar onderhoud moest voorzien." „En hoe denk je dan, dat ik in deze zaak kan ingrijpen Liefdesbezwaren worden op dit kantoor niet behandeld, of verholpen." „Mr. Dering, zo is van niemand ter wereld bang dan van u. Er is niemand aan wiens oordeel ze zóó zeer hecht, dan aan het uwe. Wilt u haar zien Wilt u haar spreken Wilt u haar eens onderhanden nemen „Kijk eens Hilda; het toeval wil, dat ik haar toch al heb verzocht, op haar verjaardag bij mij te komen, want dan houd> zij op verder mijn pupil te zijn. En, wie weet, of ge niet- tevreden bent met den uitslag van dit ge sprek." „O, daar twijfel ik niet aan." „Dus, als ik het goed begrijp, dan zou je graag zien, hoe je zuster trouwde met een man die mocht hij dan nog niet rijk wezen toch onderweg is, om zoo ver te komen. Maar je kunt haar niet dwingen, om het aanzoek van zelfs den rijken jongenman uit Londen aan te nemen tenzij ze met hem ingenomen is, niet waar „Neen. En we kunnen ook moeilijk van haar yer wachten, dat ze evenals ik, een man trouwt. die zijn firtuin al gemaakt heeft. Tenzij ze na tuurlijk Algy Roding nam." „Goed. Maar hij moet toch natuurlijk een zeker inkomen hebben, dat hem als basis kan dienen om zich op te werken." „Ja I Ze hoeft nu nog niet in Palace Gar dens te wonen, maar toch wel, zegge, op Pern- bridge Square." „Juist. Dus haar aanstaande moet een in komen hebben van een vijftienhonderd pend, om op te beginnen. Als ik haar daar nu van weet te doordringen, dan ben je tevreden?" „Beste Dering, ik geloof zoo waar, dat je den man voor haar klaar hebt staan. Maar hoe zal je haar overreden, dat ze haar tegen- woordigen uitverkorene er voor opgeeft „Ik beloof niets, Hilda. Ik zal enkel mijn best doen." Hilda stond op en sprak dankbaar„Wat u daar zei, schenkt mij een groote verlichting. Ik heb enkel het geluk van het kind op het oog. Als u misschien den jongen man onmid dellijk wegzend en weigerde hem een getuig schrift te geven, op grond dèèivan, dat hij de genegenheid had trachten te winnen van een meisje, verre boven hem in stand, dat zou misschien van heel goede uitwerking zijn op Elsie omdat zij zoo duidelijk tot inzicht zou komen, van uw opvatting van een dergelijke verloving, terwijl het tegelijk een goede les zou zijn voor hem en zijn vrienden. Een klerk, die zijn ontslag heeft gekregen, daar is toch niet veel romantisch meer aan. Wilt u daar niet eens over denken mr. Dering? De enkele be dreiging daarmee zou hem, mogeb'jk, al bewe gen haar op te geven, en haar, van hem af te zien, al was het maar om der wille van hem zei ven (Wordt ^eirolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1927 | | pagina 5