L.J. LUiJCX Zn.
WILLEM GROENHUIZEN 258
Gouden Trouw- en Verlovingsringen.
20°|0 korting
FEUILLETON.
Wie is Edmund Gray?
TWEEDE BLAD.
26e Jaargang No. 32 AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander"
Zaterdag
6 Augustus 1927
DE WORSTLING VERGT
EEN VAL.
(Nadruk verboden).
De oude Engelsche dichter Chaucer heeft
diepzinnige dingen over 'het leven geschre
ven, die voor onzen modernen tijd nog
dikwijls van toepassing zijn. Zoo trof mij in
een gedicht over geloof zijn opmerking, dat
de worsteling voor deze wereld een val
vergt. „Wat u gezonden wordt", maant hij,
„ontvangt het in gehoorzaamheid; de woiste-
limg voor deze wereld vergt een val."
Dit is een bekentenis, welke ernstige
menschen onmiddellijk zullen toegeven,
maar die bij sommige oppervlakkig en mis
schien aanstoot verwekken zal. En wie is
ernstig, wie oppervlakkig? Zijn wij niet alles,
naar gelang van het oogenblik, op onze
beurt?
De gedachte aan den val is een genees
middel voor onze oppervlakkige oogenblik-
ken. Daarin immers plegen wij bij het be-
ooordeelen van onszelf en van onze naasten
het welslagen tot maatstaf te nemen. De
zegepraal is het bewijs van gezondheid,
zoowel in zedelijk als in lichamelijk opzicht;
de nederlaag een bewijs van tekortkoming
aan toewijding en kracht.
Gaafheid, ongereptheid as nog steed;
veler levensideaal. Een volkomen onaan
getast mensch te blijven-, met een vlekke-
loozen naam en een onbelast geweten,
stelt men zich voor als het hoogste wat te
bereiken en te verdedigen valt
'Hoe vaak heb ik het menschen op hun
sterfbed hooren zeggen: „Ik kan vredig
heengaan, want ik heb nooit iemand te
kort gedaan." Hoe komt het, dat een der
gelijk getuigenis mij steeds weer ont
stemde? Is het niet te benijden, met een
dergelijk 'besef van schuldeloosheid uit het
leven te scheiden?
Wie het bestaan van dergelijke schuld-
looze mensöhen aan een onderzoeik onder
werpt komt tot de slotsom, dat hun leven
zich kenmerkt door de ontstentenis van
strijd. Zij hebben zich stelselmatig onttrok
ken aan al wat gezondheid', hart en geweten
in gevaar brengen kan-
Het zijn de rustige burgers, op wie inder
daad niemand iets aan te merken kan heb
ben. Ze vallen hun buren niet lastig, omdat
ze zich niet met hun buren bemoeien. Ze
zijn in godsdienstig opzicht verdraagzaam,
omdat ze er geen welverzekerde gods
dienstige overtuiging op nahouden. Ze ma
ken zich niet schuldig aan d'e bemoeizucht
en de vitzucht der politiek, omdat ze niet
aan politiek doen. Ze hebben in den strijd
om 't bestaan ndemandi onder den voet ge-
loopen noch zich miet list of geweld een
hun niet toekomende positie veroverd, om
dat hun positie reeds bij recht van geboorte
vaststond. Ze zijn niet in de strikken der
liefde gevallen, want hun zinnen zijn niet
ontvlambaar. Ze hebben nooit een misdaad
gepleegd, noch ooit een boos woord gesprot
ken, omdat hartstocht hun vreemd is.
•En zoo is in laat sten aanleg hun schuld-
loosheid strijdloosheid' geweest. Zij hebben
de worsteling nooit gekend; noch de worste
ling om stoffelijk, noch die om geestelijk
öf zedelijk bestaan. Zij leiden een planten
leven en meten naar dit onbewogen voort-
vegeteeren hun waardeering van anderen af.
Die anderen streven en strijden, van
dag tot dag, van seconde tot seconde. Het
is verschrikkelijk, wanneer men er zich in
verdiept, hoe zwaar en hoe algemeen de
dagelijksohe worsteling om lichamelijk,
maatschappelijk, zedelijk erv geestelijk zelf
behoud is. Het is een spartelen in de bran
ding, met het water tot de lippen. Het is een
kamp tegen den vijand, van man tot man
Een gevecht in de arena met verscheurende
dieren. Meestal bemerkt zelfs de naaste om
geving maar weinig van deze geweldige
inspanning. Met den dood voor oogen
heeft men geen tijd tot ontboezeming. Men
klemt de tanden op elkaar, zwijgt en strijdt-
Is deze worsteling oneervol? Integendeel.
Zelfs de goedaardige lieden, die zelf voor
de worsteling gespaard, zich met toeschou
wen vergenoegen, erkennen dat strijd een
noodzakelijke levensvoorwaarde i9. Kan de
maatschappij blijven wat zij is? Maar wie
kan met haar ongerechtigheden zich verge
noegen! Moet de wereld niet telkens weder
op een hooger plan van beschaving worden
gevoerd? En is niet het doel van den
mensch, zijn persoonlijkheid door voortdu
rende ontwikkeling te volmaken?
Dat dit alles niet gaat zonder strijd,
staat voor een ieder zonder uitzondering
ontwijfelbaar vast. Maar wat sommigen
onzer in hun oppervlakkige oogen blikken
moeilijk schijnen te kunnen beseffen, is d'at
geen strijd zonder nederlaag denkbaar is.
Deze nederlaag moge, in het gunstigste ge
val, tijdelijk zijn, ze is onvermijdelijk.
Was ze er niet, we zouden van strijd niet
spreken. Want strijd gaat met weerstand
gepaard. Het is een heen en terug loopen,
gelijk de zee te zien geeft in haar wisseling
an eb en vloed. Het is een dringen en du
wen, nu links dan rechts over de lijn, waar
boven touwtrekkende jongens hun krachten
meten. Het is een kansspel van winst en
verlies, een beurtzang van weenen en
lachen. Zonder weerstand geen worsteling.
Di't is het, wat welmeenende menschen
dikwijls vergeten: „de worsteling voor deze
wereld vergt een val."
De val, de nederlaag is voorwaarde, is
onafscheidelijk deel van den strijd. De vol,
de nederlaag is het offer, waarmee de vol
hardende strijder zijn toekomstige overwin
ning betaalt. Men beklaagt de strijders op
het slagveld om hun lichamelijke wonden.
Men betreurt over het bloedverlies, dat de
oorlog onvermijdelijk eischt.
Maar er is een andere oorlog, bloedeloos,
doch misschien folterender nog dan die met
de wapenen. In de worsteling om verheffing
van de wereld, van d'e maatschappij, van
ziohzelf loopt d'e ziel menigmaal wonden op.
Het geweten wordt gekrenkt. Zielewonden,
zedelijke wonden zijn pijnlijker soms dan
lichamelijke wonden en ze schrijnen te
meer, omdat ze in 'het oog van de openbare
meeninjg oneervol zijn. Ben krijgsman met
een afgeschoten been heet een held, maar
een krijgsman, die een stuk van zijn ziel
heeft verloren of levenslang met een door
priem d geweten moet rond'loopen, veracht
men.
Toch is ook deze een heldi evenzeer. Wie
thuis blijft van 't slagveld, kan gemakkelijk
gaaf blijven, maar zijn zedelijke ongerept
heid is van hetzelfde gehalte als de lichame
lijke ongereptheid van den deserteur. Voor
zielswonden en zedelijke wonden dienen wij
denzel'fden eerbied te leeren krijgen als voor
de lichamelijke wonden van 't slagveld:
Want ze zijn evenzeer lidteekenen en lid-
teekenen plegen de betrouwbaarste eere-
teekenen te zijn.
Wij klagen vaak over onze nederlagen in
den stoftelijken, zedelijken, geestelijken en
maatschappelijk en strijd om 't bestaan. Wij
voelen ons er door verongelijkt en onteerd.
We verzetten er ons tegen en schamen ons
er voor. „Wat u gezonden wordt", troost
ons Chaucer, „ontvangt 'het in gehoorzaam
heid; de worsteling voor deze wereld vergt
een val."
We 'behoeven in d'en val niet te blijven;
de val is ons doorgang tot nieuwe mogelijk
heid; voorwaarde tot beter inzicht en doel
treffender werkwijze. Geen zegepraal zonder
aanvankelijke nederlaag. Voor onze schuld
én tekortkoming behoeven we ons niet te
schamen; „het is geen schand te vallen,
't is schand niet op te staan."
H. G. CANNBGIETER.
RECLAMES.
Van 1—4 regels 4.05, elke regel meer 1.-^
Langestraat 49.
op alle stoffen ZIJOE, KUNSTZIJDE,KATOEN,
15 op Sokjes, Zwitserscli
ondergoed cn andere artikelen.
UIT DE STAATSCOURANT
Voornoamte Kon. Besluiten.
Benoemd tot directeur van het Post- en Te*
legraaf kantoor te Barneveld J. J. Laveli,
thans in gelijke betrekking te Vordcn bij be
schikking van den Minister van Onderwijs zijn
benoemd tot berichtgever van het Rijksmu
seum van oudheden te Leiden buiten bezwaar
van 's Rijks schatkist J. N. A. Panken te Ber-
geijk en J. J. Kleintjes te Heerde.
DE AMSTERDAMSCHE
BEGROOTING
GEEN WIJZIGING IN DEN
BELASTINGFACTOR
Naar wij vernemen is de Amsterdamsche
gemeente-begrooting hedenmiddag door B. en
W. goedgekeurd. Zij zal de volgende week aan
den Raad worden aangeboden. Deze begroo
ting sluit met een bedrag van 106.350.865
aan inkomst en uitgaven tegen 105.627.637
in 1027.
Het hooger bedrag komt uit verschillende
oorzaken voort. Een aantal hoofdstukken zijn
hooger geraamd. Zoo is het hoofdstuk Open
bare Werken 558.000 hooger. De oorzaak
daarvan is dat 500.000 in 1928 meer zal
worden uitgegeven voor bestratingen en het
onderhoud daarvan, bovendien is voor brug
genbouw uitgetrokken 250.000. Tegenover
deze hoogere posten zijn een aantal die lager
zijn. Het onderwijs (openbaar en bijzonder)
zal in 1928 773.000 meer van de gemeente
kas vragen.
Op Armenzorg is de afdeeling „Maatschap-
pelijke Steun" 479.000 hooger. In het be
drag voor de werkloozenzorg is geen verschil
van beteekenis bij het loopende jaar.
De gemeentelijke bedrijven zullen 357.000
meer opbrengen. Een hoogere uitkeering zul
len gevende gasfabrieken 154.000, de
waterleiding 37.000, de electriciteitswerken
61.000, de telefoon 177.000, de tram
50.000. Hiertegenover staat een tekort op
de veerdiensten van ƒ148.000. Dit grooter
tekort vindt zijn oorzaak in het in dienst bren
gen in het voorjaar 1928 van nieuwe ponten.
Ook de Handelsinrichtingen wijzen vergele
ken bij dit jaar een hooger tekort aan van
55.000.-.
Het algemeen beheer (de secretarie) kost het
volgend jaar 97.000 minder omdat er in
1928 geen verkiezingen zijn die in 1927 een
bedrag van f 103.000 hebben gevraagd.
Het hoofdstuk Openbare Veiligheid is
f 225.000 hooger. Daarvan staat op rekening
van de politie 63.000, de brandweer
f 16.000 en de openbare verlichting
f 39.000.
Het hoofdstuk Volkshuisvesting is 179.000
hooger geraamd. De sluitpost van begrooting
is een bedrag van 29%A millioen gulden. Deze
post moet hoofdzakelijk gevonden worden door
de inkomstenbelasting. Gerekend naar den te-
genwoordigen factor 0.6, zou dit een bedrag
geven van 24.950.000. Aan het einde van
1927 is in het Reservefonds nog een bedrag
van 4.094.000, zoodat nog een klein mil
lioen gedekt moet worden. De mogelijkheid is
niet uitgesloten, zelfs is het zeer waarschijnlijk,
dat dit millioen door belastingen wordt opge
bracht. Eerst in Mei 1928 kan gesproken wor
den over den factor van de gemeentelijke in
komstenbelasting. Echter zooals men ziet is de
kans niet heel groot dat daarin wijziging zal
komen.
EEN GEPASSEERDE
HOOFDINSPECTEUR VAN
POLITIE
DE COMMISSARISBENOEMING TE
DEN BOSCH
Wij lezen in het Huisgezin
De lange tijd van spanning bij belangstellen
den in verbènd met de vervulling van de vaca
ture van commissaris van politie in Brabant's
hoofdstad, is sinds gisteren ten (inde door de
benoeming van den heer J. H A Staal, inspec
teur van politie eerste klasse te Rotterdam, in
de Bossche commissarisfunctic.
Eindelijk dan is de opvolger Van oud-com
missaris Van Dam door H M. de Koningin
aangewezen. Ook hier een tegenstelling, «vaar
de wereld nu eenmaal van vol is. Immers voor
den heer Staal beteekende dit besluit een
vreugde-mare, voor den wrn.-commissnris van
's-Hertogenbosch, den hoofdinspecteur P H
Rulkens, eene bittere teleurstelling, ook al was
t sinds eenige weken noch voor hem noch voor
ingewijden geen geheim meer, dat deze door
een groot deel der Bossche burgerij gewilde
politieman, bij de commissarisbenoeming zou
worden gepasseerd.
Wij houden ons er van overtuigd, dat dit feit
in breede kringen van onze bevolking wordt
betreurd, in de eerste plaats om den persoon
van den niet-benoemde, maar ook omdat zij de
belangen van stad en politie met eene benoe
ming des heeren Rulkens gediend geacht zou
den hebben. Nu echter de benoeming van een
anderen candidoat officieel geschied is, komt
het ons voor, dat 't alle aanbeveling verdient
over 't posseeren van den heer Rulkens niet
verder meer te spreken en res* o.i. niets anders,
don den heer J. H. A. Staal met zijne eervolle
benoeming geluk te wenschen en hem binnen
onze stad hartelijk welkom te heeten.
Moge de toekomst het bewijs leveren, dat de
benoeming van den Rotterdamschen politie-
inspecteur in de verantwoordelijke functie in
's-Hertogcnbosch, eene gelukkige geweest is.
Als de heer Rulkens een oogenblik ernstig
kans op benoeming gehad mocht hebben, dan
gelooven wij, dat daaraan meer kwaad dan goed
gedoan heeft de actie den laatsten tijd ten gun
ste van hem gevoerd en die er welhaast op ge
leek alsof men zijne benoeming tot commissaris
wilde afdwingen. Wij zijn er van overtuigd dat
eene andere en minder openlijke cn reclame
achtige beweging voor hetzelfde doel daaraan
meer bevorderlijk zou zijn geweest, al willen
wij hiermede geenszins zeggen, dat de heer
Rulkens dan wel benoemd geweest ware.
Bovendien, de actie als hier gevoerd, komt
ons ontactisch en misplaatst voor. Immers de
benoeming is aan onzo Koningin na voorlich
ting door de daarvoor aangewezen raadslieden.
Men stelle in hen vertrouwen en trachte niet
op eene benoeming als deze te influenceeren
door ongevraagd advies middels audiënties en
requesten uitgaande van de burgerij, waaronder
uit den aard der zaak zeer velen, die o.i. abso
luut incompetent zijn tot oordeelcn, omdat zij
eenvoudig weg niet alle factoren kennen, die bij
eene benoeming tot eene dergelijke gewichtige
functie in aanmerking komen en bij wie uitslui
tend een gevoel van sympathie zeker heel
nobel een rol speelt.
Het laatste bedrijf in deze actie speelde zich
gisterenavond af. Wij bedoelen de vergadering
in Casino. Het was de heer P. Hendrix die het
inleidend woord sprak en die zich daarbij eene
uitdrukking veroorloofde, die wij niet zondei
meer mogen laten passeeren en wel deze„In
de oogen van de Bosschenaars zal de heer Rul
kens zijn en blijven de hoofdcommissaris van
politie."
Wij hopen, dat deze woorden noch bij de
burgerij noch bij het politiecorps weerklank
mogen vinden, want zulks zou niet bevorderlijk
zijn aan het prestige en het gezag van den
nieuwen commissaris, wiens positie daardoor
ten zeerste zou worden bemoeilijkt en wat aan
leiding zou kunnen geven tot groote conflicten.
Daar heeft onze stad meer dan genoeg van na
de reeks van misères met vorige commissaris
sen beleefd.
ZIJN SLACHTOFFER
BEGRAVEN
LEV5NSLANG GEEISCHT
Gister stond voor de rechtbank te Assen te
recht de landbouwer R. R.. di© op 11 Februari
1927 Dirk Wit met een dubbelloopsjachtgc-
weer heeft doodgeschoten. Het slachtoffer,
wiens huis was verbrand, had van do assuran
tiemaatschappij een bedrag van 1540.uit
gekeerd gekregen, welk bedrag R. zich na den
moord had toegeëigend. R. heeft den ver
moorde ter zijd© van zijn huis begraven. In
het najaar van 1926 werden vlak bij het huis
van Wit twee pinken vermist, cn hoe men ook
zocht, de dader was niet te vinden, totdat er
in het voorjaar 1927 aanwijzingen waren, dat
R. de dader moest zijn Bij nader onderzoek
bleek R. aan den diefstal schuldig te zijn etx
werd hij aan de justitie overgeleverd. Zijn
vrouw, die met den moord bekend was, werd
door dc politie een verhoor afgenomen. Zij
gaf daarbij inlichtingen over den moord, waar
na R. zijn misdaad voor den rechtcr-commis-
saris bekende
Bij de behandeling van deze zaak voor de
rechtbank ontkende verdachte aanvankelijk,
dat hij Wit heeft willen doodschieten en dat
hij een moord heeft begaan om Wit het geld
af te nemen. Het was hem bekend, dat W. naar
zijn familie in Noord-Holland wilde gaar».
Vord. beweerde dat W. hem circa 300.^
schuldig was.
Na deze ontkentenis, die in strijd was met de
door verd. afgelegde verklaring voor den rech»
Ier-commissaris, werd hem door den president
gewezen op de tegenstrijdige verklaringen.
Daarna bekende verd wel de bedoeling te
hebben gehad Wit dood te schieten en hem
zijn gold afhandig te maken.
Het O. M. requisitoir nemend, gaf een over
zicht van de verschrikkelijke feiten door R. ge
pleegd en noemde als ooi zaak- geldzucht. Het
O. M. teekende zeer uitvoerig de koelbloedig
heid, het onbewogene en het cynisme van verd.
cn tevens diens brutaliteit om dc familie van
den vermoorde na den moord nog om geld te
vragen.
Tenslotte eischt het O. M. levenslange
gevangenisstraf.
Als toegevoegd verdediger trad voor verd
op Mr M. S Kalma
DE WINKELSLUITING TE
ROTTERDAM
ONTHEFFING VOOR
CONSUMPTIE-ARTIKELEN
Nu dc gemeenteraad het voorstel betreffende
de vervroegde winkelsluiting op werkdagen cn
de Zondagssluiting heeft aangenomen, heeft
de commissie voor de strafverordeningen een
ontwerp-verordening ingediend.
De sluiting om acht uur 's avonds (Zaterdags
tien uur) geldt niet voor winkels waar koek,
bonket, chocolade en suikerwerken, visch,
schaaldieren, uierboord en lever verkocht
wordt.
In de maanden Juni, Juli en Augustus wor
den de winkels, die aardappelen, groenten en
fiuit verkoopen, ontheven van de bepaling der
achtuur-sluiting.
Ten aanzien van de Zondagssluiting is een
uitzondering gemaakt voor de melkwinkels, die
des morgens van acht tot tien uur geopend
mogen zijn.
Verder worden van de verplichting om des
Zondags te sluiten ontheven de winkels waar
bloemen, fruit, aardappelen en groenten, koek,
bonket, chocolade en suikerwerken, brood en
beschuit, pijpen en rookersbenoodigdheden, si
gn» en, sigaretten cn tabak, voorts schaaldieren,
uierboord en lever, ziekenverplegïngsartikelen
en verbandstoffen, fijne vlceschwaren, fotogra-
ficartikelen, rijwielen of rijwielondcrdeelen en
picntbriefkaarten verkocht worden.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd
ten aanzien van alle winkels voor enkele door
hen aan te wijze dagen of gedeelten van da
gen ontheffing te verleenen van de verbods
bepalingen der verordening
De commissie heeft tevens nog een veror
dening ontworpen, waarbij het verboden is dor.
Zondags melk of melkproducten aan de huizen
af te leveren.
Wanneer zelfkennis de weg is tot de deugd
is toch ook de deugd de weg tot zelfkennis.
J. PAUL.
Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch van
WALTER BESANT.
door Mej. E. HOOGEWERF.
10
Checkley was gebogen en mager; zijn gelaat
was gegroefdzijn wangen nog wat meei
ingevallen, dan acht jaren geleden, maar ove
rigens, was hij geheel de oude.
Hij schreef den naam van de bezoekster
lady Dering op een vierkant stukje pa
pier er» deed vervolgens, zóó zacht de deur
apen, of het van het hoogste belang was, zijn
chef niet te storen. Onmiddellijk daarip ver
scheen hij echter weer en hield nu de deui
wijd open voor haar ladyschap, die, ondanks
haar jeugd, toch een zeer waardige verschij
ning was. Keek men uit het venster, dan zag
men haar rijtuig staan wachten op het plein
„Lady Déring, sir," zei Checkley. Toen
verdween hij weer spoedig en sloot even be
hoedzaam de deur achteT zich.
„Het doet mij genoegen, je te zien. Hilda
De oude heer stond op en ontving zijn schoon
zuster met ouderwetsche hoffelijkheid. „Wat
ïs de reden van je bezoek Toch geen zaken
doen Zaken doen met dames met rijke echt-
genooten beteekent in den regel niet veei
goeds. Je staat toch bij voorbeeld niet in de
schuld bij je modiste
„Neen, r.een f Det zou sir Samuel niet ge-
doagen. Ik kom ook niet voor mijzeive, maai
voor mijn zuster, Elsie."
„Ja Wat is er dan met haar. Ga zit
ten en laat eens hooren."
„Wel Elsie is altijd een moeilijk kind ge
weest door dc koppigheid waarmee ze in haar
opvattingen volhardt. Ze zal nooit de dingen
eens practisch beschouwen. U weet, dat moe
der niet rijk is, ofschoon ze het j»u heel goed
stellen kan. Wilt u wel gelooven, dat het mij
dikwijls zwaar is gevallen om niet in opstand
te komen tegen een voorzienigheid, die den
vader wegneemt juist op het tijdstip in zijn
leven, dat hij zoo goed fortuin begon te ma
ken
„Het is, voorwaar, ook dikwijls heel moeilijk,
om de wijsheid te doorgronden van deze en
dergelijke teleurstellingen en rampen. Maar wc
moeten wel aanvaarden, Hilda, waar we niet
aan kunnen ontgaan of ontkomen."
„Nu, ik kan u dan wel verzekeren, dat ik
heb gedaan al wat in mijn vermogen was, om
mijn zuster tot recht inzicht te brengen van
hetgeen haar te doen staat. Inderdaad, mr.
Dering," uit kracht van gewoonte sprak
Hilda nog altijd van mr. Dering tegen haar
zwuger, „u kunt zich niet oorspellen, hoe
dwaas Elsic denkt over het bezit van geld."
„Ja, dat komt juist, omdat ze het niet bezit I
Zóó, dus Elsie denkt zoo geringschattend over
geld?" glimlachte hij goedmoedig. „Nu, we
zullen zien, we zullen zien I"
„Niet alleen, dat ze zoo dwaas daarover
denkt, maar ze handelt er ook naar. Mr. De
ring, wilt u wel gelooven, dat ze ons tot wan
hoop drijft U kent de Rodings
„De gebroeders Roding Ja, die kent
iedereen."
^Algy Roding, de oudste zoon van den
oudsten deelgenoot, en enorm rijk, is doodelijk
van Elsie. Hij is wel tienmaal bij mij geweest
om over haar te spreken. Hij is haar aan huis
komen opzoeken. Het kan hem niets schelen,
dat zij geen geld heeft. Maar ze wil zelfs z'n
naam niet hooren noemen. Onder ons gezegd,
ik geloof niet dat hij nu altijd zoo heel solide
geleefd heeft, maar onder haar invloed, zou hij
wel gauw wat kalmer worden. Elsie hoefde van
dit verleden niets te weten en zs zou een
schitterende positie hebben, daar zou de mijne
zelfs nog niets bij wezen."
„\Vat heeft ze tegen den man
„Ze beweert, dat hij een geweldige opsnijer
is. En ze is dwaas genoeg, om één van uw
klerken te willen hebben. Ja, waarlijk, mr. De
ring, cén van uw klerken I"
„Ik heb al zoo iets gehoord van uw moeder.
Ze moet verloofd zijn met den jongen Austin
nietwaar
„Di© een inkomen heeft van tweehonderd
pond per jaar. Denk eens aan ze weigert een
man met tien duizend pond per jaar en wil een
man ti ouwen, die maar twee honderd bezit F
„Maar ze willen toch piet trouwen op deze
armoede van twee honderd pond per jaar
„Ze zijn verloofd, ze wil het engagement niet
verbreken, hij heeft geen geld om zich ergens
als deelgenoot in te koopen. Daarom moet hij
vooitgaan, als klerk, op twee honderd.
„Klerken verdienen soms meer, maar dat is
waar, een mooie positie is het nog nooit, cn
het inkomen is altijd klein."
„Moeder wil den jongen niet bij zich ont
vangen. Maar nu komt Elsie in stilte met hem
samen. Ik zou mij schamen als sir Samuel het
wist. Ze gaat iederen avond uit en dan wande
len ze over het Plein, of in het Park tot het
donker is. Net als een meid met haar vrijer
r/Ja, dit lijkt een ongewone manier van doen,
maar ik ben geen juist bcoordeelaar van het
geen at of niet passend is voor een jong
meisje."
„Ik kan u wel verzekeren, dat de verhou
ding in huis er zeer gespannen door wordt en
ik weet nog niet, wat er eens van komen moet.
Elsie zegt, dat, als ze de volgende week een
en twintig is, ze dan vrij zai zijn om te doen
en te laten wat ze wil. Ze denkt er zelfs over
om ergens een atelier te openen en portretten
te schilderen voor geld. U begrijpt hoe onaan
genaam dit zou wezen voor mij, dat mijn zus
ter op deze wijze in haar onderhoud moest
voorzien."
„En hoe denk je dan, dat ik in deze zaak
kan ingrijpen Liefdesbezwaren worden op dit
kantoor niet behandeld, of verholpen."
„Mr. Dering, zo is van niemand ter wereld
bang dan van u. Er is niemand aan wiens
oordeel ze zóó zeer hecht, dan aan het uwe.
Wilt u haar zien Wilt u haar spreken Wilt
u haar eens onderhanden nemen
„Kijk eens Hilda; het toeval wil, dat ik haar
toch al heb verzocht, op haar verjaardag bij
mij te komen, want dan houd> zij op verder
mijn pupil te zijn. En, wie weet, of ge niet-
tevreden bent met den uitslag van dit ge
sprek."
„O, daar twijfel ik niet aan."
„Dus, als ik het goed begrijp, dan zou je
graag zien, hoe je zuster trouwde met een man
die mocht hij dan nog niet rijk wezen
toch onderweg is, om zoo ver te komen. Maar
je kunt haar niet dwingen, om het aanzoek van
zelfs den rijken jongenman uit Londen aan te
nemen tenzij ze met hem ingenomen is, niet
waar
„Neen. En we kunnen ook moeilijk van haar
yer wachten, dat ze evenals ik, een man trouwt.
die zijn firtuin al gemaakt heeft. Tenzij ze na
tuurlijk Algy Roding nam."
„Goed. Maar hij moet toch natuurlijk een
zeker inkomen hebben, dat hem als basis kan
dienen om zich op te werken."
„Ja I Ze hoeft nu nog niet in Palace Gar
dens te wonen, maar toch wel, zegge, op Pern-
bridge Square."
„Juist. Dus haar aanstaande moet een in
komen hebben van een vijftienhonderd pend,
om op te beginnen. Als ik haar daar nu van
weet te doordringen, dan ben je tevreden?"
„Beste Dering, ik geloof zoo waar, dat je
den man voor haar klaar hebt staan. Maar
hoe zal je haar overreden, dat ze haar tegen-
woordigen uitverkorene er voor opgeeft
„Ik beloof niets, Hilda. Ik zal enkel mijn
best doen."
Hilda stond op en sprak dankbaar„Wat
u daar zei, schenkt mij een groote verlichting.
Ik heb enkel het geluk van het kind op het
oog. Als u misschien den jongen man onmid
dellijk wegzend en weigerde hem een getuig
schrift te geven, op grond dèèivan, dat hij de
genegenheid had trachten te winnen van een
meisje, verre boven hem in stand, dat zou
misschien van heel goede uitwerking zijn op
Elsie omdat zij zoo duidelijk tot inzicht zou
komen, van uw opvatting van een dergelijke
verloving, terwijl het tegelijk een goede les
zou zijn voor hem en zijn vrienden. Een klerk,
die zijn ontslag heeft gekregen, daar is toch
niet veel romantisch meer aan. Wilt u daar niet
eens over denken mr. Dering? De enkele be
dreiging daarmee zou hem, mogeb'jk, al bewe
gen haar op te geven, en haar, van hem af te
zien, al was het maar om der wille van hem
zei ven
(Wordt ^eirolgd).