KINDERRUBRIEK.
De rubriek van Oom Karet
De Sprekende Visch.
Om te kleuren
De vorige week heb ik jelui nog beloofd eon
paar bijzonderheden te vertellen van dat
plaatsje Valkenburg, waar ik mijn vacantie
gedeeltelijk heb doorgebracht. Een ven de
voorn? amste bijzor.dci heden is wel de Ruine.
Deze ruine vormt de overblijfselen van een
ouden burcht, die op den top van den berg
eprtijds heeft gestaan en die. bewoond werd
door dappere ridders, zooals jelui die in de
Vuderlondsche geschiedenis wel meer hebben
ontmoet. Von die burcht is thans echter niet
veel meer over. Je ziet er nog de ruine van
de lange, dreigende torens, brokstukken van
dc stevige muren en wallen, maar toch wijst
dat alles nog op de beteeker.is van het oude
kasteel. En dot hier een burcht gestaan heeft is.
uit die overblijfselen nog heel goed te zien.
Zoonis aan ieder kasteel is ook aan den burcht
van Valkenburg een sage verbonden die ik
jelui in het kort zal vertellen. In het jaar 1353
woonde op die burcht een zekere vrouwe Phi-
lipota, die het kasteel verkocht aan den heer
van Schoonvorst. Philipota echter had een zus
ter, Elisabeth genaamd, die op het oogenblik
van den verkoop in Duitschland woonde. Deze
Elisabeth was blijkbaar erg aan dat oude kas*
teel gehecht, want toon ze hoorde, dat haai
zuster den mcoien burcht verkocht had, ver
loor zij haar verstand. Ze keerde uit Duitschland
terug naar het oude slot en nam haar intrek
in een der zijvleugels van het gebouw. En
's nachts, zoo vertelt dc sage verder, doolde
zij jammerend en klagend rond. Volgens de
overlevering, doolt zij daar nog rond tusschen
de puinhoopen en mine's en menig bijgeloovig
Valkenburger zal vast en zeker volhouden, dat
hij haar schim 's nachts heeft zien rondslui
pen. Mear ik wil je eerlijk bekennen, dat ik er
zelf nooit iets bijzonders gehoord of gezien
heb. Doch daardoor is het verhaal ook een
sage.
Een andere bijzonderheid is het openlucht
theater. Je zou kunnen zeggen een schouwburg
in de openlucht. Op een plek in het bosch zijn
oploopend vele rijen zitplaatsen naast elkaar
gemaakt waarvoor een tooneel is ingericht.
Eigenlijk behoef ik je daar niet veel van te
^vertellen, want in Birkhoven hebben we net
hetzelfde in het klein. Alleen is het openlucht
theater in Valkenburg wel tienmaal grooter.
Waar meer van tc vertellen valt zijn de
grotten in de bergen, in één waarvan men
zelfs een hecle kolenmijn heeft nagemaakt.
Maar daarover een volgende keer.
RAADSELS.
Oplossingen ven de vorige week.
De oplossingen van de raadsels van de vo
rige week waren
I. Een dobbelsteen.
Eksteroogen.
EI. Omdat er lusschen twee dagen altijd een
nacht is.
De prijswinnaar Sprinkhaan kan Maan
dag zijn prijs aan ons bureau komen halen.
NIEUWE RAADSELS.
I. Wie ben ik
Ik leef zonder lijf,
en hoor zonder ooien
Ik spreek zonder mond
'k Ben uit de ludht geboren.
II. Het eerste ziet ge niet voordat de sche
mering wijkt.
Terwijl aan iederen boom die bloeit het
laatste prijkt.
't Geheel verkondigt wijd en zijn.
Het nieuws van iedere plaats en tijd.
OPSTELLEN VAN DEN WEDSTRIJD.
DE GRIJZE VREK.
Op de lange winteravonden lag de Berkel-
steeg bijna heelemaal in het donker. Op de
beide hoeken, waar de slob in een winkelstraat
uitmondde, stond een lantaarn.
Dc huisjes waren er oud en tamelijk bouw
vallig Onge«veer in 't midden stond 'n grooter
gebouw, dat eens 'n winkelhuis was geweest.
Zij, die al lang in de Berkelsteeg woonden
wisten nog te vertellen, dat er eerst 'n kruide-
nieis zaak was geweest. Dezelfde man, die
deze zaak gedreven had, woonde er nu nog,
maar wat was sindsdien het uiterlijk van zijn
huis veranderd l Dc winkeldeur even verveloos
als het andere houtwerk Die man heette
Gerard Lodcmans Dc jeugd van de straat
vonden Lodcmans cpn mikpunt voor spotternij
en. Met wit krijt wc*d op z'n deur geschreven:
„grijze vrek, ouwe gek
Hc-t was op 'n vroegen avond in December.
Het liep al hard naar Kerstmis. Het was koud
winterweer en in do Berkelsteeg lag hoog de
sneeuw. In de straten, waar heel den dog n
druk gerij van auto's en wagens was, veran
derde de blanke sneeuw al gauw in een mod
derbrij, die dan door den gemeentereinigings-
dier.st werd opgeruimd, maar in de smalle
steeg bleef de witte massa liggen.
De jongens konden nu- hun gang gaan met
sneeuwballen gooien. Onder hen bevond zich
ook 'n blonde krullebol die dodelijk tusschen
de bende opviel.
Hij was pas bij hen of de jongens vertelden
hel hem al
„In de Berkelsteeg bij de vrek spookt 't
's nachts."
Fians haalde glimlachend zijn schouders op.
Spoken bestaan niet, heb je ooit 'n spook
gezien
Heb je ooit 'n Hottentot gezien Nee hé?
Maar je zult toch niet zeggen dat er geen
bestaat
„Klopt niet" antwoordde Frans, want men-
schen die je gelooven kunt, hebben dikwijls
'n Hottentot gezien.
Maar ik verzeker je in 't huis van de vrek
is 't niet pluis.
Al had Frans geen zin ont mee te gaan,
wisten ze 'm toch over te halen. Toon ging
hij mee. Dc jongens zongen
Grijze vrek.
Ouwe gek.
Een jongen bukte zich greep 'n steen en
wierp die naar den man. De man wierp er
een terugdc jongens liepen weg maar Frans
bleef staan en kreeg de steen tegen zijn hoofd.
De jongens stonden stil toen zij op eens 'n
kreet hoorden en Frans zagen liggen.
Lodcmans was de steeg ingcrend om zich
cp rijn plagcrs te wreken, maar hij bleef stok
stijf staan, toen hij daar voor zich een der
jongens zag liggen. Uit 'n hoofdwonde sijpelde
het bloed felrood op de blanke sneeuw.
Een oogenblik stond hij bleek en bevend
stil, toen, met bonzend hait, boog hij zich
voorover, om z'n slachtoffer op te tillen. Met
één blik had hij gezien, dat dit niet een der
brutaler uit de steeg kon zijn.
„Jongen, jongen dan toch I" kreunde hij
zocht, „heb i k dot nou gedaan
Frans kwam tot bewustzijn. Stil maar, vrind
je, stil maar smeekte de grijsaard, je hoeft
niet bang te zijn. Ik zal je hoofd wosschen cn
verbinden
Doet 't geen pijn meer vroeg de trillende
stem.
Ik had niet mee moeten gaan, ik wist niet
dat 2e er op uit gingen om te sarren.
Lodemor.s zag den jongen met starende
oogen aan. Wat 'n lieve jongenskop.
Heb je 't koud
'n Beetje maar.
Kom dan hier zitten bij den kachel. Hoe
heet je
Frans.
Heb je nog- meer broertjes of zusjes
Neen.
Hij keek de knaap aan, ja nu kende hij het,
het was 't gezicht van z'n zoon. En nu wast
hij het weerz'n zoon was kwaad het huis
uitgeloopen en nooit weer teruggekeerd.
Zeg eens Frans, wat doet je vader.
Hij is schilder.
Schilder, zoo zoo, huisschilder of kunstschil
der.
Kunstschilder antwoordde Frans fier.
Ik moet naar huis zei hij kortaf en zocht
nao: z'n pet.
Op eens uitte Frans 'n kreet. Lodcmans
schiok.
Doet 't weer pijn vroeg h«j ernstig.
O nee, 't heeft niets te beteckenen, maar
vinger wees naar oen geschilderd portret aan
de muur „wat lijkt die daar precies op m'n
vader I"
Hoe, hoe is je achternaam.
bodemans.
Zoo, zoo, ga nu maar naar huis. Morgen
kom ik je ouders eens opzoeken.
Met tranen in de oogen drukte Lodemans
de smalle kinderhand. Tot morgen Frans
Den volgenden dag stond hij voor het huis
Lodcmans deed hem open, en viel snikkend
in zijn armen.
Zoo waren ze weer vereenigd cn vierde vroo-
lijk Kerstfeest.
(Ingez. dcor BoschfeeJ
ALS DE ZONNE ZINKT
Als de zonne zinkt
Komt het maantje kijken
En wij zien de sterren rns
Aan de hemel prijken.
Als de zonne zinkt
Gaan de vogels droomen.
Kruipen warm, in dichte heg
Of in donk're boomen.
Als de zonne zinkt
Gaan de bloempjes treuren.
Sluiten 't geurig kroontje toe
Met z'n mooie kleuren
Als de zonne zinkt
Komt het duister vallen
Koetjes keeren loeiend dan
Naar hun warme stallen.
Als de zonne zankt
Moeten ook de kleintjes
Gauw nnor 't wachtend bedje toe
Droomen er heel fijntjes.
Erg ver hier vandaan heelemaal th
China leefde lang geleden een arme vis-
scher, wiens vrouw gestorven was. Bijna
nacht en dag was de man op zee, om maar
genoeg te verdienen voor zijn zeven kin
deren, die dan onder de hoede van een
buurvrouw achterbleven.
Zoodra hij even aan land kwam, ver
kocht hij gauw zijn visch en den haastte
hij zich, om eten voor zijn troepje te gaan
koopen. Zij aten allemaal als wolven, be
halve het jongste zoontje en de visscher
zelf, die wist hoe moeizaam hij het aan het
eten uitgegeven geld verdiend had.
Als jullie nu echter denken, dat de zes
oudste kinderert hun vader dankbaar waren,
of hem ten minste maar vriendelijk behan
delden, dan heb jullie het mis. Altijd werd
er tegen hem gemopperd, dat hij maar met
zoo weinig geld thuiskwam, zoodat bijna
alles voor eten moest worden gebruikt en er
bijna nooit wat overschoot voor nieuwe
kleeren, om van pretjes mear heelemaal te
zwijgen.
Hang-Aku (zoo heette de visscher) ant
woordde nooit iets op al die verwijten. Het
speet hem ook wel eens, dat hij niet wat
meer verdiende, maar hij wist, dat het zijn
schuld niet was, daar hij het grootste deel
van zijn tijd op zee doorbracht, om te pro-
beeren de visschen te verschalken. En daar
hij goedhartig en opgeruimd van aard wes,
trok hij zich van al dat steeds terugkeereri-
de gemopper niet heel veel aan en was hij
nog blij, dat zijn jongste zoontje, de kleine
Tsjeng, daar nooit aan mee deed en hem
altijd vroolijk tegemoet kwam springen,
^1S
Geertje en het Eifje.
Den heelen dag vergeefs gezocht!
Nu zat Geert moe ter neer
haar mandje was nog bijna leeg
Klein Geertje kon niet meer.
Haar moedertje lag ernstig ziek,
werd zóó door dorsf gekweld
Daarom was Geert zoo gauw ze kon
naar 't Bramenbosch gesneld.
Misschien als moeder heel den dag
en ook nog in den nacht
verkwikt werd door wat bramensap,
dat d i t genezing bracht
Zoo dacht de lieve, kleine Geert
en keek vol ijver rond,
of zij ook in het struikgewas
nog rijpe bramen vond.
Helaas, een enk'le was er slechts
te Iaat was 't in den tijd
mistroostig zat ze op den berm,
die arme, kleine meid.
Daar kwam op eens een elfje aan,
zoo klein en fijn en teer
het toonde haar een groote braam
en sprak zoo zijn hier meer.
—Kom, droog je tranen en ga mee;
ik wijs j'een plekje lijn,
dat nog door niemand is ontdekt
Dat zal van jou nu zijn
Er groeien bramen, groot en rijp,
die helpen moeder gauw;
En ben je zelf soms al te moe,
dan pluk ik ze voor jou
Het vriend'lijk elfje hield zijn woord
en 't ging zooals hij zei
Geerts Moe£ was spoedig weer her
steld
O, wat was Geertje blij
HERMANNA.
zonder daarbij te vragen, hoeveel geld hij
ditmaal voor zijn visch had gekregen.
Eens, toen Hang-Aku al bijzonder wei
nig gevangen had en de ontvangst thuis
daardoor nog veel onhartelijker was uitge
vallen dan anders, besloot de visscher maar
weer zoo gauw mogelijk naar zee te gaan,
om van dat eeuwigdurende gemopper af te
zijn. Nauwelijks was hij weer vertrokken,
toen er een kermistroep in het dorp kwam,
bestaande uit goochelaars, koorddansers en
tooneelspelers.
Dat bradht de ontevreden kinderen, die
meestal op straat speelden omdat de
buurvrouw al heel weinig op hen lette
op een idee. Die bonte pakjes van de ker
misklanten vonden zij natuurlijk prachtig en
daarom gingen zij den leider van den troep
opzoeken, om te vragen of zij zich niet bij
het gezelschap mochten aansluiten. Allen
juichten, toen de man zei, dat hij er niets
op tegen had. Alleen de kleine Tsjeng wei
gerde hardnekkig mee te gaan.
„Wie moet Vader dan begroeten, als hij
terugkomt vroeg hij.
De anderen lachten hem uit, maar daar
trok Tsjeng zich niets van aan. Hij was
weliswaar de jongste, maar tevens de ver
standigste van allemaal en al was hij nog
maar een klein kereltje, hij voelde toch
heel goed, wat recht en wat onrecht was.
Als hij eenmaal een besluit genomen
en de overtuiging had, dat het een goed
besluit was, dan liet hij .zich daarvan ook
niet weer afbrengen.
De zes andere kinderen trokken echter
met den kermistroep mee. Later zouden zij
hun besluit«nog vaak genoeg betreuren en
terug verlangen naar hun smakelijke maal
tijden van vroeger en hun rustig leventje
in het huisje aan de zee
Inmiddels dobberde Hang-Aku in zijn
kleine schuitje op de golven, hopend dat
hij ditmaal nu eens een goede vangst zou
hebben. De eerste maal, dat hij zijn netten
ophaalde, viel die vangst echter niet mee:
er zat slechts één visch in en nog niet
eens zoo'n heel groote. Hang-Aku pakte
het beest en deed het in een vischemmer,
toen het tot zijn verbazing op eens begon
te spreken.
„Ach, lieve, beste visscher, laat me alstu
blieft weer vrij," verzocht het.
„Wat?" stamelde de verbaasde Hang-
Aku.
„Laat me toch alstublieft w^eer vrij," her
haalde het dier.
„Je weer vrij laten?" overwoog de vis
scher. „Een sprekende visch is anders een
zeldzaam iets. Daar kan ik veel geld voor
krijgen." En hij dacht aan zijn kinderen
die op dat oogenblik juist met de kermis
klanten het dorp uittrokken en heelemaal
niet aan hém dachten.
„Ik ben eigenlijk geen visch," zei het
beest. „Ik ben een betooverde prins. Alleen
wanneer drie visschers me vrijwillig weer
in zee gooien, kan ik mijn menschelijke ge
daante terugkrijgen. Eén visscher is al zoo
vriendelijk geweest; als u nu de tweede
zou willen zijn
Dat ontroerde den goedhartigen Hang-
Aku. Hij bukte zich al naar den emmer, om
den visch zijn vrijheid terug te geven, toen
die riep: „Wacht nog even l Ik mag nie
mand iets beloven, om hem over te halen
mij weer in zee te werpen, maar het is mij
niet verboden iemand, die geheel vrijwillig
goed voor mij geweest is, iets te beloven.
Werp uw netten uit aan bakboordzij, zoo
dra ge mij hebt losgelaten en ge zult een
goede vangst doen. En laat mij u nog wel
mogen bedanken voor uw goedheid."
„Niet te danken, mijnheer de prins," zei
Hang-Aku, die *ond dat je iemand van vor-
stelijken bloede, al vertoefde die op het
oogenblik dan ook in een vreemde ge
daante, toch niet anders kon aanspreken.
En daarmee wierp hij den sprekenden visch
weer in zee.
Daarna gooide hij zijn netten uit aan
bakboordzij, zooals hem gezegd was en al
heel gauw voelde hij, dat er iets zwaars irt
moest zitten. Hij haalde ze op en zag, dat
het een groote, vierkante theekist was.
„Jammer," mompelde Hang-Aku, „de
thee zal natuurlijk wel bedorven zijn."
Voor alle zekerheid zette hij echter zijn;
breede zeemansmes onder het deksel en.
maakte de kist open. Van verbazing over
wat hij toen zag, viel het mes uit zijn hand:
de theekist zat vol met goudstukken!
„Wat een buitenkans, wat een buiten
kans I" juichte de visscher. „Wat zullen ze
daar thuis blij mee zijn I"
En meteen liet hij het schip keeren en
stuurde op de haven van zijn dorp aan.
Toen hij weer veilig aan land was,
moest hij aan een anderen visscher vragen
om hem te helpen de theekist naar huis
te dragen, zóó zwaar was die door al het
goud, dat er in zat.
Toen ze in de buurt van zijn woning
kwamen, verbaasde Hang-Aku zich niet, dat
alleen de kleine Tsjeng hem tegemoet
kwam, wzrt Hi v es nooit anders gewend
geweest, maar wél viel het hem op, dat
het* ventje niet huppelde en sprong en er
ook heelemaal niet opgewekt uitzag.
„Wat scheelt er aan Er is toch niets
gebeurd vroeg de vader.
„Later. Als we thuis zijn, zal ik het u wel
vertellen," antwoordde Tsjeng, die zich!
schaamde om in het bijzijn van dien an
deren visscher te moeten zeggen, hoe har
teloos zijn zes broertjes en zusjes zich had
den gedragen.
Zoodra ze echter alleen thuis waren, ver
telde Tsjeng snikkend, wat er gebeurd was,
Dat was een slag voor Hang-Aku, want al
waren ze voor hem nooit erg vriendelijk ge
weest, hij had toch heel veel van zijn kin
deren gehouden.
„Wat jammer nu toch zuchtte de arma
mun. „Zij zijn juist weggegaan, nu ik geld
genoeg heb om hun een onbezorgd be
staan te verschaffen." En toen de klein*
Tsjeng verbaasd opkeek, vertelde hij hemt
van den sprekenden visch en van al het
goud, dat die hem bezorgd had.
„Nu heb ik jou alleen nog maar over,
om van al dat geld te profiteeren," zuchtte
ae visscher oan het eind van zijn verhaal*
„Weet je wat? Ik ga niet meer naar zeeu
maar blijf aan den wal en word handelaar
in visch. Anders zou jij het hier ook veel te
eenzaam hebben."
En zoo gebeurde het.
Jaren lang hebben Hang-Aku en zijn
zoon Tsjeng nog samen in het huisje aan
zee gewoond, tot de oude vader eindelijk
kwam te sterven en Tsjeng, die intusschen
getrouwd was, den vischwinkel overnam.
Maar van Tsjeng's ontevreden broertjes
en zusjes heeft niemand op het dorp ooit
weer iets gehoord.
CORRESPONDENTIE
Goudenregen. Wat een leuke dier*
tjes zijn dat hè Zijn ze al wat gewend. Wel
gefeliciteerd hoor. Ja, de zomer is voorbij*
Nu komt weer gauw de tijd van sneeuw en
ijs cn schaatsenrijden. We zullen tenminste
hopen, dat daarvan iets komt. De laatste ja-<
ren was dat niet veel.
Sprinkhaan. Neen, slim was dat nii
bepaald niet. Wat een leuke rondsels zijn dat.
Vooral het tweede. Neen, ik ken die streek
niet erg goed. Ik ben er één keer geweest ert
dat is alweer lang geleden, 't Moet daar wel
erg mooi zijn. De voornaamste gebouwen heb
je dus wel gezien I
C p i d o. Vindt je dat zoo fijn om in'
de regen teloopen. Ja, als je een regenjas
aan hebt en een porapluie boven je hoofd, dat
hindert het zoo erg niet. Dat kan ik begrijpen,
dat je dat nog wel prettiger vond.
Rozenknop. Natuurlijk vind ik dat
goed, want daar heb ik erg gebrek aan. Hoe
meer, hoe liever dus Dot is evengoed als een
brief
Wildzang. Natuurlijk. Dat gaat vpot
alles, zelfs vóór een brief aan Oom Karei. Dat
is goed hoor 1 Doe dot maar steeds.
Silene. Ja net „eindelijk". Dat is wel
heel long geleden, dat je me schreef. Dat be
greep ik al half. Wat een tijd. En natuurlijk
heel veel plezier gehad. Ja, dat valt niet mee*
't Is lang niet gemakkelijk. Heel goed hoor*
Stuur dat maar gauw. Nog wel gefeliciteerd*
Ja, heerlijk I
Leesgraag. Neen, de onze ging dei
grens heel goed over. Die werd niet aangek
houden. Dat is dus een andere keer geweest*
Wat een leuk verhaaltje heb je gemaakt I Dat
ma£ je gerust meer doen hoor
Dwerg. Nou en óf f 't Begint erg raar!
te doen hoor. Erg prettig is het niet I
Vlinder. Ook weer een oude bekende*
Ik dacht werkelijk, dat je onze krant heeled
maal was vergeten. Maar gelukkig zie ik, dat'
het niet zoo is. Doe je nu weer geregeld
mee. Dot is voor je zelf ook veel aardiger*
Neen, door hebben heel veel menschen deze
zomer niet mee geboft. Heb je veel plezaer ge
had Doe moor flink je best, don zal het best
gaan.
OOM KAREL'.
RUILHANDELHOEKJE.
Langzamerhand heb ik weer heel wat gekre
gen voor ons ïuilhandelhoekje. Misschien is ei!
iets bij, wot jelui kunnen gebruiken. Er zijn
bonnen cn plaatjes voor de Verkade's Aqua
rium en bloemen Album; omslagen van Bens-i
dorp, Sickesz en Kwatta chocoladebonnen
voor Oldenkott-Vogclploatjes; plaatjes voor dd
Verkade's albums Friesland, Herfst, Zuiderzee,
IJsel cn Vecht; plaatjes dc Bloemenvelden
(Karncmelkzecp)Lensvelt-Nicola-plaatjes, Vo*
gclplaaljes (Karncmelkzeep), Droste's vlaggen,
Haust-plaatjes, Kanis en Gunnink-plaatjes, dis
verse andere plaatjes, sluitzcgels en postzegels*
Er is dus weer voorraad genoeg. Als er iet^
bij is, dat jelui kunnen gebruiken, schrijf het
me den mnar Maar geef cr vooral dc nunv<
mers ven de plaatjes bij op, die je graag hebw
ben wilt -