'""'•"""O92 AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander"
ERNSTIG SPOORWEGONGELUK BIJ
RIJSWIJK
FEUILLETON.
Wie is Edmund Gray?
26e
Maandag
17 October 927
TWEE ELECTRISCHE TREINEN OP ELKAAR GEREDEN
GEZIEN DE GROOTE MATERIEELE SCHADE IS HET ONGEVAL VOOR
DE PASSAGIERS WAARVAN ER ZEVEN GEWOND WERDEN WON
DERLIJK GOED AFGELOOPEN
EEN ONDERHOUD OVER DE OORZAAK MET SPOORWEGAUTORITEITEN
Men meldt ons uit Delft
In den nacht van Zaterdag- op Zondag heeft
omstreeks half één een ernstig treinongeval
plaats gehad, dat gezien de aangerichte ver-
goestingen, voor de passagiers wonderlijk goed
is afgeloopen.
Twee elektrische treinen zijn bij post T. A.
tusschen Rijswijk en Delft tegen elkaar gebotst,
tengevolge waarvan zes passagiers en de
wagenvoerder van oen der electrische treinen
min of meer ernstig zijn gewond.
Het ongeval gebeurde met trein 1144 om twee
minuten na middennacht, uit Rotterdam n.iar
den Haag vertrekkende on met rein 1145, die
om 23 uur 20 van Amsterdam naar Rotterdam
was vertrokken.
De aangerichte verwoestingen waren ontzet
tend, zoowel aan de vijf wagens var' den Rot-
teidamschen trein, als aan de zes van den
Amsterdamschen waren de sporen van de bot
sing maar al te zeer merkbaar.
De eerste wagens van de beide treinen waren
ingedrukt. Dc wagenvoerder van den Rotter-
damschen trein, De Gast genaamd en wo
nende te Rotterdam, lag tusschen het versplin
terde deel van den wagen zoo bekneld, dat hij
uitgezaagd moest worden. Met een ernsti?e
beenbreuk werd hij naar een der Haagsche
ziekenhuizen vervoerd, waarheen ook de ge
wonde passagiers, onder welke dc hoer W i 1-
lem Dreesc van het gezelschap de Coöpe
ratie", werden overgebracht.
Do verwondingen, hoofdzakelijk aan de bee-
nen (een der passagiers had een neusbeenbreuk
bekomen), waren van dien aard, dat kans op
herstel voor allen zeer wel mogelijk is.
Op de spoorbaan heerschte een geweldige
chaos.
Een der wagens was ontspoord en stond
dwars over de baan. Dan waren doelen van
verschillende rijtuigen over de baan verspreid,
terwijl van enkele wagens de wielen verscho
ven waren.
Het opruimingswerk vorderde don ook heel
veel tijd en eerst om vijf uur in den ochtend
was een der beide sporen vrijgemaakt
Gedurende den geheelen Zondag tot des
middags 6 uur moest het treinverkeer tusschen
Delft en Den Haag over één spoor geleid wor
den. Tengevolge waarvan de vertraging van
de uit Rotterdam komende treinen ongeveer een
half uur bedroeg. De uit Amsterdam komende
treinen hadden niet veel oponthoud.
Het ongeval zou volgens het voorloopig in
gestelde onderzoek voornamelijk te wijten zijn
oun den seinhuiswachler in den Haag aan de
zijde van Delft, die de wissels er op had gericht
om den trein binnen te nemen van Rotterdam
naar den Haag. Nu moest hij den anderen
trein, die uit Amsterdam was gekomen, laten
uitrijden, doch wegers den gemclden wissel
stand stond het signaal onveilig. Niettemin gaf
hij den wagenvoerder van den naar Rotterdam
vertrekkenden trein toestemming om door het
onveilg signaal te rijden.
Merkwaardig is het, dat van laatstgenoemde
wagenvoerder, noch de hoofdconducteur, die
bij hem in de cabine stond, gezien heeft, dat de
trein op verkeerd spoor reed.
Ongeveer op 6 K.M. afstands van het station
te 's Gravenhage merkte deze wagenvoerdei,
cut hem de Rotterdamsche trein op hetzelfde
spoor tegemoet kwam rijden. Hij gooide on
middellijk de rem erin, zoodat de vaart aan
merkelijk verminderde, en vluchtte met den
hoofdconducteur den wagen in. Daardoor zijn
beide spoorwegemployé's er zonder noemens
waardig letsel afgekomen.
De botsing kon echter niet meer voorkomen
worden, ook al trachtte de wagenvoerder van
den afkomenden trein van Rotterdam den
stroom nog uit te schakelen.
Onder een geweldig geraas liepen beide
treinen op elkaar. Het geringe aantal reizigers,
dat zich in de rijtuigen bevond, was hevig ont
steld. Verschillende hunner hadden lichte
kwetsuren opgeloopen, welke echter van geen
beteekenis waren en zooals gemeld baart ook
de toestand van de min of meer ernstige ge
wonden in het geheel geen zorg.
Op de plaats van het ongeval was spoedig
een trein met verbandmateriaal uit Den Haag
aangekomen. Ook waren binnen korten tijd
verschillende leden van den Eerste Hulp Dienst
uit 's-Gravenhage aanwezig.
De Courant maakt melding vai
zwaar en elf lichtgewonden.
De volgende personen werden n.l. gekwetst
en door doktoren verbonden
T. D. A. de Gast, wagenbestuurder Ned.
Spoorwegen, Walenburgerweg 60b, Rotterdam:
gebroken onderbeen.
2. Corn. Blekxton, Schiebroekschelaan 66b,
Rotterdam linkerbeen gekwetst en enkel ge
broken.
3 W. Dreese. bibliothecaris „Co-Opcra-tie",
Den Haag vrij ernstige hoofdwonden.
4. Van Rijswijk, Nic. Tulpstraat 65, Den
Haag hoofdwonde.
5 Mej. J. H. Schmidt. Rochussenstraat 1Q5.
Rrttcrdnm gekwetst rechterbeen.
6. Mevr. Koesen—Schmidt, Hecmrnndssingel
273, Rotterdam gebroken knieschijf.
7. Mej. H. Koesen, dochter van de vorige
g(-'«--^«nbeen.
8. C. B. Vernaven, Doelenstraat 5, Delft
gekwetste knie en scheenbeen.
9 Mej. D. Flips, Aschvest, Delft gewonde
rechterknie
TO. Van Raalte Sr.. Den Haag: linkerpols-
fractuur.
IT. Mevr. Poolman Sr., Den Haaglichte
hoofdwonde.
12. C. J. Degenhaars, Joubcrtstraat 200,
Den Haag schaafwonden.
13. H. M. W. Schmidt, Rochussenstraat 195,
Rotterdam lichte inwendige kneuzingen.
14. Hub. S., Schiedam wonden in het ge
zicht.
Alle patiënten konden, na öf ter plaatse, of
in Delft of in den Haag verbonden te zijn.
huiswaarts koeren, behalve de twee eerstge-
noemden. die naar het gemeente-ziekenhuis
aan den Zuidwal te 's Gravenhage werden
overgebracht. Beider toestand is, naar gister-
middeg werd medegedeeld, niet levensgevaar
lijk.
De oorzaak van de treinbotsing.
Een onderhoud met dc spoorweg
autoriteiten.
Een onzer verslaggevers had een onderhoud
met de hoofdingenieurs der Nederlandsche
Spoorwegen uit Utrecht, die Zondagmorgen het
terrein van het ongeval bezochten. Het waren
de heeren Maas Geesteranus, Hoekstra, Joris-
sen en Thijssen. Het voorloopige deskundige
onderzoek heeft het navolgende uitgewezen:
Toen de trein uit Den Haag moest vcrtiek-
ken in de richting Delft, stond het voor die
richting geldende sein op onveilig. Van uit het
betrokken seinhuis was het lichtsignaal niet op
veilig te trekken, wat de seinhuiswachter tot
de veronderstelling bracht, dat het mechanisme
van het seintoestel defect was geraakt. In
soortgelijke gevallen wordt den treinmachinist
een schriftelijke machtiging verstrekt om door
het onveilige signaal heen te rijden. De sein-
huiswachter te 's Gravenhage heeft nu Zater
dagavond laat, toen hij het lichtsignaal voor
de richting Delft niet op veilig kon zetten, d°n
wagenbestuurder van den electrischen trein
zulk een schriftelijke machtiging ter hand ge
steld, waarna dc trein van uit Den Haag naai
Delft is vertrokken.
Wat was echter het geval? De seinhuiswach
ter, die behalve de lichtseinen ook dc wissel-
inrichting bedient, heeft verzuimd, toen het
hem onmogelijk bleek het signaal voor Delft
op veilig te trekken, even tc controleeren hoe
de wisselstand voor de Delftsche richting lug
De inrichting voor de lichtsignalen is zóódanig,
dat een lichtsein, hetwelk op o n veilig staat,
niet op veilig is te brengen, wanneer de lig
ging van de wissels voor die richting niet
veilig is. Liggen aan het Haagsche seinhuis de
wissels voor de richting Delft in verkeerden
stand, dan is het in dat seinhuis evenals m
alle andere seinhuizen onmogelijk, het
signaal voor dc richting Delft op veilig tc zet
ten. Toen nu Zaterdagavond het lichtsignaal
voor Delft niet was om te halen van o n veilig
op veilig, had het voor de hand gelegen, dal
dc scinhuiswachter zich even had vergewist, ol
hi I weigeren van het lichtsein ook verband kon
houden met verkeerden wissclstand. Maai
levende in de stellige overtuiging, dat dc wissel-
stnnd goed was, heeft hij niet nader onder
zocht hoe de wissel-handles in het seinhuis
voor dc richting Delft stonden en voetstoots
aungenomen, dat de oorzaak van het niet over
gaan van het signaal moest worden gezocht in
een défect in de sein-inrichting. Had hij de
wissel-handles even nagezien, don zou hij ge
zien hebben, dat de ligging der wissels voor de
richting Delft verkeerd was en was het hem
direct duidelijk geweest waarom het signaal
niet was om tc zetten.
De wagenvoerder van den electrischen trein
voor de richting Delft ontving nu dc schrifte
lijke autorisatie om door het onveilige lichtsein
te mogen rijden en is daarna met zijn trein
vertrokken. Toen de trein even later van hei
rechtsche spoor overging op het linkerspoor
(het zoogenaamde verkeer d-spoor) heeft do
wagenvoerder geleefd in de mcening, dot dehem
verstrekte machtiging om door onveilig sein
te rijden, óók inhield dc machtiging om zich
met zijn trein te bewegen over het linkerspoo:
En zoo is de wagenvoerder doorgereden naai
Delft over verkeerd spoor. Bij hem in dc cabine
bevond zich óók dc hoofdconductcur van den
trein; wonneer een machinist op grond van
cm verleende autorisatie rijdt door onveiiij
sein, neemt óók dc conducteur op de locomo
tief ploats. En zoo is Zaterdagavond cók de
conducteur van den electrischen tre'n naar
Delft gaan zitten bij den wagenvoerder. Dc trein
is over het verkeerde spoor doorgereden totdat
wagenvoerder cn conducteur over de spoor
baan de lichten gewaar werden van een trein,
die, komende uit de richting Del It, zich bewoog
in dc richting van Den Haag. Beide beambten
op den trein naar Delft begrepen direct dat dit
niet in orde kon zijn; de trein die hen naderde
en de rechterzijde van de spoorbaan bereed,
moest zich voortbewegen over hetzelfde spoor
als waarop hun trein zich bewoog in de rich
ting van Delft. En toen dadelijk vermoedende
dat er onheil dreigde, heeft men den trein die
naar Delft reed, stop gezet.
De wagen voerder die den trein DelftDen
Hoog reed, zag in de verte wel de lichten van
een trein die hem tegemoet kwam, maar het
is bij avond over oen spoorbaan op groolen
afstand niet onmiddellijk te zien, of die na
derende trein zich op goed- of op verkeerd
spoor bevindt. En zoo reed de bestuurder vin
den trein die uit Delft kwam en geen enkele
reden had om zelfs maar te vermoeden
dat de trein die hem uit tegenovergestelde
richting tegemoet kwam zich voortbewoog ovci
verkeerd spoor, uit den aard der zaak rustig
verder. Totdat ook die bestuurder gewaai
werd, dat de trein die hem naderde, reed ovei
het linksche spoor (verkeerd spoor) en dus op
z ij n trein moest aankomen. Deze wagenvoer
der heeft toen ook uit ulle macht geremd, maai
de treinen waren elkander inmiddels al zóó
dicht genaderd, dat het niet meer mogelijk
bleek een botsing te voorkomen. De trein uil
Delft reed op den stilstaanden trein uit Detj
Haag, zoodat de vóórbolcons dier treinen de
balcons met de cabines der bestuurders in
elkaar schoven. Gelukkig dot de Haagsche trein
stilstond en de Delftsche trein remmende was
op het moment der botsing, anders zou de
catastrophe andere vormen vertoond hebben
Voor de reizigers en het treinpersoneel is het
ongeval nog wonderlijk goed afgeloopen; de
wagenvoerder van den Delftschen trein kon pos
twee uren na de aanrijding uit zijn netelige
positie bevrijd worden, maar bleek toen god
dank niet de kwetsuren te hebben die men bij
hem gevreesd had.
De materieelc schade is intusschen hécl
gioot; de motorwagens van beide treinen zijn
zwaar beschadigd, hun vóórbolcons waren goed
deels ingedrukt; de machinerie dier rijtuigen is
vrijwel vernield. Van de andere rijtuigen wer
den door den schok de ruiten verbrijzeld. En
kcle wagons kwamen door die schok buiten de
roils te staan; tengevolge van de geheel-
stalen constructie der rijtuigen vertoonden dc
wagens overigens geen noemenswaardige
schade.
Voor dc exploitatie brengt deze botsing nog
de onaangename gevolgen: dat dc dienst deze
ïijtuigen noode missen kan, waar het traject
AmsterdamRotterdam per electrischen trein
zeer intens bereden wordt cn men haast geen
enkel rijtuig ontberen kan. Van dc twee treinen
die Zaterdugovond met elkander in botsing
zijn geweest, is de eerste degen geen enkel rij
tuig in dienst te stellen, terwijl de beide motor
wagens wel lnngercn tijd voor herstel zullen
noodig hebben.
De baan was Zondag tegen den avond weet
voor den volledigcn dienst beschikbaar. Zon
degmorgen is óók minister Var\ der Vegtc op
dc plaats des onheils geweest.
Een buitengewoon gelukkige omstandigheid is
he* geweest zoo schrijft ons een andere
medewerker dat zich nóch in den Haagschen
electrischen trein nóch in den Delftschen trein
possagiers hebben bevonden op de balcons.
Zooals men weet, staan deze balcons bij het
gioote plaatsgebrek in de derde klas-rijtuigen
in vele electrische treinen volgepropt met reizi
gers. Als er staanplaatsen zijn voor 12 per
sonen, kan men er herhaaldelijk 20 en méér
personen op zien staan. Wanneer er een inci
dent plaats grijpt met een trein waarvan de
balcons zóó over-gevuld zijn, don zijn de ge
volgen niet te overzien, te m?ér niet, waar
deze nieuwe rpoorrijluigen slechts twee uitgan
gen hebben, zoools bij D-w agens, en het pu
bliek dus dc gelegenheid mist om van ieder
compartiment de poi tieren te openen gelijk dat
mogelijk is bij een gewonen trein. Men moet het
toeval bijzonder gelukkig prijzen, dat in de
beide electrische treinen van Zaterdagavond
geen personen op de balcons «monden; ware het
anders geweest, het aantal verwonde passa
giers zou onnoemelijk veel grooter zijn geweest,
DE AMSTERDAMSCHE HAVENSTAKING
GEËINDIGD.
Naar de afdeeling Amsterdam van den Cen-
tralen Bond van Transportarbeiders meldt is
in een Zaterdagmorgen onder leiding van het
bestuur van den Centralcn Bond gehouden ver
gadering van de bij de staking bij de N.V. Am-
sterdamsch Havenbedrijf betrokken arbeiders
besloten de staking op te heffen. Dit besluit was
gegrond cp den brief van de scheepvaartver-
ecniging „Ncord" dat de Centrale Bond ten
onrechte had gemeend, dat hij voor een de
finitief besluit der Schcepvaartvereeniging was
geplaatst en dat, \vare de staking niet uitge
broken, er nog een nader voorstel zou zijn ge
daan. Daar het bestuur der Scheepvaartveree-
niging „Noord" bleef weigeren in een bespre
king te treden gedurende het conflict, heeft dc
vergadering besloten, ten einde onderhandelin
gen mogelijk te maken, dc staking te beëin
digen.
INDISCHE BEGROOTING VOOR 1928.
Blijkens de Indische begrooting voor 1928
worden de uitgaven geraamd op 798 millioen,
de middelen op 747 millioen, het tekort op
bijna 51 millioen,
Afgezien is van verlaging der opcenten op de
inkomsten- en vennootschapsbelastingen.
Ook voor T928 is het evenwicht op den ge
wonen dienst gehandhaafd.
O.m. is een verlaging van het rentetarief von
den Pandhuisdienst voorgenomen.
Voor versterking van politiepersoneel is
3 millioen uitgetrokken, voor legeruitbreiding
f 3.6 millioen, voor versterking van dé mari
tieme weermacht bijna 2 millioen.
VICE-ADMIRAAL W. RÖMBR. t
Te 's Gravenhage is in den ouderdom van
76 jaar overleden de gep. vice-admitaal W. Ro
mer, commandeur in de orde van Oranje Nas
sau en ridder in de orde van den Nederlond-
schen Leeuw.
Prof. Mr. Dr.
C. M. A. R. VAN ROY f
OM HET LEVEN GEKOMEN BIJ
EEN BOTSING MET EEN AUTO
Men meldt ons uit Leiden:
Zaterdagmiddag omstreeks half vier reed
prof. mr. dr. C. M. A. R. van Roy, advocaat
te Leiden, waar hij geassocieerd is met mr. P.
E. Briët, lid van de Eerste Kamer, bij dc Maal
drift onder Wassenaar ter hoogte van het bui
tengoed Zuidwijk op zijn motorfiets achter een
auto in de richting Den Haag, waar hij woon
achtig is, toen hij, deze auto willende voorbij
rijden en daartoe links uitwijkende, werd oan-
gereden door een van den anderen kont ko
mende auto. Zwaar gewond, met een dubbele
beenbreuk cn verschillende kwetsuren aan
armen en hoofd, werd hij opgenomen en na
voorloopig verbonden te zijn, noar het ge
meenteziekenhuis in Den Haag overgebracht,
waar hij eenige uren later is overleden.
Een der inzittenden van d-e auto, welke zwaar
is beschadigd, liep eenige verwondingen op.
Op last von de justitie is het lijk van prof.
Von Roy in beslag genomen
Met prof. Van Roy is een man heengegaan,
die in de Vloamsche beweging een belangrijke
rol heeft gespoeld. Hij werd II Juni 1882 te
Gent geboren, wanr zijn vader notaris was.
Als student nam hij reeds een belangrijk aan
deel in dc Groot-Nederlandsche beweging en
meermalen vertoefde hij in ons land om met
eenige vooraanstaande leden van het Algemeen
Nederlandsch Verbond besprekingen te houden.
Na zijn promotie te Gent wist hij zich daar
spoedig als advocaat naam te maken en weldra
werd hij benoemd tot stadsadvocaat.
Tijdens de bezetting van Belgic door de Duit-
schers werd hij hoogleeraar in de encyclopaedia
van het recht aan de vervlaamschte universiteit
tc Gent cn was hij lid van den Rood van
Vinonderen. Toen in 1919 België van de Duit-
schcrs was bevrijd, week hij met zijn twee
bloeders, waarvan de een advocaat is te Utrecht
de ander een functie bekleedt bij de West-
Indische Stoomvaart-Mij., naar ons land uit.
Sedert heeft hij hier tc lande als politieke
balling gewoond, aangezien terugkeer naar
België voor hem onmogelijk was. Hij was im
mers wegens zijn lidmaatschap van den Raad
van Vlaanderen van hoogverraad beschuldigd
en ter dood, alsmede tot een zware boete, ver
oordeeld. Den eersten tijd van zijn verblijf hier
te lande was voor hem zeer moeilijk, omdat
hij zonder middelen was. Later wist hij een be-
tiekking tc verkrijgen bij het Intern. Interme
diair Instituut te 's Gravenhage.
Hij besloot toen in de Nederlandsche ïcchten
te gaan studeeren, waartoe hij die vrijge
steld was van het candidaatsexamen te
Utrecht studeerde. Na zijn doctoraal examen al
daar te hebben afgelegd, promoveerde hij in
1920 te Utrecht op stellingen tot doctor in do
rechtsgeleerdheid.
Kort na zijn promotie werd hij associé op
het bekende advocatenkantoor van rnr. Briet
te Leiden, waar hij zich als een uitnemend
wetenschappelijk jurist deed kennen.
Ongeveer een week geleden had hij nog voor
de Haagsche rechtbank gepleit in een zaak,
waarbij een dame door een auto was aangere
den en ernstig werd verwond en die daarvoor
100,000 schadevergoeding vorderde. Mr.
Van Roy trad daarbij op voor een verzekerings
maatschappij.
In zijn studententijd te Gent was hij bekend
als internationaal race-roeier. Met zijn Gent-
sche ploeg nam hij meermalen deel aan de
Henley-wedstrijden, waar zijn ploeg ook het
hoofdnummer won. Ook nam hij meermalen
deel aan internationale rociwedstrijden in Italië
cn Frankrijk.
De begrafenis zal plaats hebben Donderdag
op Oud-Eik en Duinen te 's Gravenhage. Ver
wacht wordt dat velen uit België de begrafenis
zullen bijwonen.
Vermeld dient nog, dat prof. Van Roy ook
ijdens zijn verblijf in ons land een voorname
rol in de Vlaamsche beweging heeft gespeeld.
O.a. was hij ondervoorzitter van de in ons
land gevormde vereeniging van Vlamingen
„Hou ende Trou".
Geef u zelvcn door uwe belangstelling en
uw sympathie te geven.
Geautoriseerde vertalin gnaar het Engelsch van
WALTER BESANT.
door Mej. E. HOOGEWERF.
bi)
„Aan het venster zag ik Edmund Gray zelf.
„Eigenaardigi Je hebt hem gezicnl Maar
waarom ook niet?"
„Den man, dien wij allen zoo zeer verlangen
te vinden. De man, die den wissel vervalschte
en de brieven schreef en de papieren van waar
de kreeg, daar zat hij."
„Een kwestie van identiteit. Hoe kende je
hem, daar je hem toch niet gezien hebt? Deze
vraag negeerde Checkley.
„Hij kwam vijf minuten later beneden, terwijl
ik nog altijd naar dc vensters boven keek. Hij
ging het plein over, het had er veel van, of
hij in de richting van Bedford Row ging.
„Die bijzonderheden doen er niet^ veel toe.
Maar nog eens, hoe kende je hem?
„Ik heb den agent gevraagd, wie die heer
was. Hij zei, dat hij mr. Edmund Gray heette.
En de krantenman wist het ook. Die zei, dat
iedereen mr Edmund Gray kende."
„Zoo, kent iedereen hem? Nu, Checkley, ik
vind niets bijzónders in het feit, dat jij een
man zag, die zoo bekend is, in „the Inn Dit
draagt niets bij tot onze voorlichting. Dat hij
bestaat, weten wij reeds. Maar welk aandeel
zoo hij een aandeel heeft hij in ons geval
bezit, blijft nog steeds een geheim. Tenzij
je wat meer ontdekt hebt."
„Neen", mompelde hij. „Dat kan niet."
„Wat heb je gedaan, toen je tot de ontdek
king kwam, dat het de rn^n was?"
„Niets."
„Zóó "niets? Ja, onder dc gegeven omstan
digheden zou ik ook eigenlijk niet weten, wat
je kon gedaan hebben.'
„En toen ging hij weg."
„Zoo. Heel belangrijkl Maar Checkley, dit
verhaal verklaart in het minst niet je vreemde
opgewondenheid van dezen ochtend. Heb je
nog iets meer te zeggen? Ik zie, dat dit wel
zoo is; maar het schijnt je bijzonder moeilijk te
vallen er mee te voorschijn te komen."
De klerk aarzelde.
„Kent u Gray's Inn ook?" vroeg hij eindelijk.
„Ik geloof, dat ik er wel eens geweest ben
Ai jaren geleden. Waarom?"
„Maar u is er dun toch niet onlangs nog
geweest?"
„Neen, zeker in geen veertig jaar, of daar
omtrent. Waarom?"
„Be dacht, dat uzelve mr. Edmund Gray
misschien kon ontmoet hebben, op zijn kamers
kon zijn geweest, of zool"
Mr. Dering ging rechtop zitten en legde zijn
hand op de brieven:
„Checkley", sprak hij, „ik ben altijd bereid
wat door de vingers te zien van menschen die
in wanhoop verkeeren. Maar nu heb ik toch
lang genoeg geduld gehad zou ik meenen; kom
er nu regelrecht mee te voorschijn: Heb je geld
verloren?"
„Neen, dat niet. Zóó erg is het nog niet.
Zoon verlies zon ik niet kunnen dragen, want
daarvoor heb ik niet genoeg gespaard. Maar ik
heb een schok gehad, deels door den persoon
dim ik ontmoette, deels door degeen, die hij
bij ^ich had."
„Wie was dat dan? Zullen we nu wat verder
komen?"
„Dat had ik u nog niet gezegd. Maar degeen,
die met hem aan het open venster zat, die
met hem beneden kwam en het plein overging,
was niemand meer of minder dan uw eigen
pupille: miss Elsie Arundel!"
„En waarom ook niet? Ze heeft me gisteren
geloof ik nog verteld, dat ze hem kent."
„Als ik haar met iemand anders had samen-
gezien", zei Checkley weer, „dan zou mij dit
niets verwonderd hebben. Maar die twee daar
samen te zien f Dit was mij iets onoverkome
lijks I"
„Waarom dan toch Miss Elsie Arundel
heeft mij al verteld, dat zij Edmund Gray
kende ik begrijp waarlijk niet Checkley, hoe
je daar nu zoo iets bijzonders in ziet. Denk je,
dat mijn pupPle iets doet, wat het licht niet
mag zien Ze heeft mij verteld, dat die man
een volkomen eerwaardig mensch is. Het is
nog mogelijk, dat de naam van Edmund Gray
in de kranten verkeerd is gebruikt. Enfin, wc
zullen zien I Wanneer komt dat bevel tot
inhechtenisneming voor dien man uit? A pro
pos Elsie Arundel heeft mij juist dringend
verzocht, of ik niet tot dien stap wil overgaan
Wanneer ben je dat van plan
„Vanochtend was ik het juist van plan
Alles is klaarmaar I"
„Maar, wat
„Ik kan er nu niet toe overgaan!"
„De man is stapelgek."
„Ik zal het nog tot morgen uitstellen Tot
morgen of tot Maandag. Tegen dien tijd zal
er zeker nog wel wat ontdekt worden. O, vast
en zeker I"
„Er is iets. wat ,ie achter houdt. Checkley.
Nu wacht dan tot Maandag Vandaag is het
toch Zeterdag, tusschen nu en Maandag kan
hij toch' niet veel beginnen. En nu is het ge
noeg van Edmund Gray. Er is wel een ander
punt waaromtrent ik een duidelijk antwoord
von je zou willen hebben. Mijn broer beweert,
ik meen op jouw gezag dat Athelstan
Arundel ergens in een Londensche voorstad
heeft gewoond en dat hij er heel armoedig
aan toe was, in het begin van het jaar. Is dit
waarlijk jouw zeggen
„Wel, ik hoorde hem erkennen of althans
niet ontkennen, dat hij in Canterbury had ge-(
woond, in slecht gezelschap. In de Salutation
hoorde ik dit. Hij zag mij niet. Ik hield mijn
hoofd echter een krant verborgen. Hij ont
kende het niet."
„Nu, er was zeker voor de eene beschul
diging al net zoo veel reden als voor de an
dere. Drie of vier jaar geleden was hij, zoonis
ik weet, in Amerika. Doar vandaan heeft hij
mij geschreven. En nu heb ik vernomen, op
gezag van zijn zuster, dat hij pas een maand
terug is en dat hij was en nog is, in dienst
van een Amerikaansch blad. Wat heb je daar
tegen in tc brengen
„Niets, 't Ligt alles omver
„Ja, als dat waar is, vriend, valt je heele
kunstig opgebouwde theorie omver, wat be
treft Athelstan Arundel. Doer hij in Maart en
April niet in Londen was, kon hij niet dc
hand hebben gehad in die laatste vervalschin-
gcn. En het moet dezelfde hand zijn, die nu
en zoo veel jaren vioeger is bezig geweest.'
„O, ja, dezelfde hand. zeker, gewis, die
hand he^ft alles .gedaan I"
„Wat wordt cr dan ook van je beschuldi
ging van mijn deelgenoot En daar hield je
nog al streng aan vast. Mijn broer eveneens.
Toch had je geen van beiden bewijzen. Als
dezelfde hand in die tweeërlei vervalschingen
is bezig geweest, dan kan het niet de hand
zijn van George Austin. Wet zeg je hierop?
„Niets I Ik zal mijn levenlang niets meer
zeggen."
„Maar je hebt het met zoo veel klem be
tuigd, Checkley. Nu moet je of meer bewijzen
bijbrengen, of je beschuldigingen intrekken."
„Ja, dat doe ik dan ook. Ik trek alles in".
„Maar waarom ben je dan met de beschuldi
ging te voorschijn getreden. Bovendien heb je
op het kantoor tegenover de klerken dingen
von hem gezegd. Als nu blijkt, dat hij niets
heeft uit te staan met het heele geval, zit je
er 1 eel ijk in
„Tk trek alles in, alles I" herhaalde de oude
klerk, maar niet kleinmoedigHij deed het,
omdat hij niet anders kon, omdat hij er toe
gedrongen werd
„Bedenk wel, dat jij het ook was, die de
beschuldiging uitsprak tegen den jongen
Arundel."
„Tk trek alles in, alles I"
„Je bent loatst zelfs zoo ver gegaan, dat je
zei, hoe jc hem de banknoten in de safe had
zien leggen. Wat zeg je nu
„Ik trek alles in."
(Wordt vervolgd).