'""'•"""O92 AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander" ERNSTIG SPOORWEGONGELUK BIJ RIJSWIJK FEUILLETON. Wie is Edmund Gray? 26e Maandag 17 October 927 TWEE ELECTRISCHE TREINEN OP ELKAAR GEREDEN GEZIEN DE GROOTE MATERIEELE SCHADE IS HET ONGEVAL VOOR DE PASSAGIERS WAARVAN ER ZEVEN GEWOND WERDEN WON DERLIJK GOED AFGELOOPEN EEN ONDERHOUD OVER DE OORZAAK MET SPOORWEGAUTORITEITEN Men meldt ons uit Delft In den nacht van Zaterdag- op Zondag heeft omstreeks half één een ernstig treinongeval plaats gehad, dat gezien de aangerichte ver- goestingen, voor de passagiers wonderlijk goed is afgeloopen. Twee elektrische treinen zijn bij post T. A. tusschen Rijswijk en Delft tegen elkaar gebotst, tengevolge waarvan zes passagiers en de wagenvoerder van oen der electrische treinen min of meer ernstig zijn gewond. Het ongeval gebeurde met trein 1144 om twee minuten na middennacht, uit Rotterdam n.iar den Haag vertrekkende on met rein 1145, die om 23 uur 20 van Amsterdam naar Rotterdam was vertrokken. De aangerichte verwoestingen waren ontzet tend, zoowel aan de vijf wagens var' den Rot- teidamschen trein, als aan de zes van den Amsterdamschen waren de sporen van de bot sing maar al te zeer merkbaar. De eerste wagens van de beide treinen waren ingedrukt. Dc wagenvoerder van den Rotter- damschen trein, De Gast genaamd en wo nende te Rotterdam, lag tusschen het versplin terde deel van den wagen zoo bekneld, dat hij uitgezaagd moest worden. Met een ernsti?e beenbreuk werd hij naar een der Haagsche ziekenhuizen vervoerd, waarheen ook de ge wonde passagiers, onder welke dc hoer W i 1- lem Dreesc van het gezelschap de Coöpe ratie", werden overgebracht. Do verwondingen, hoofdzakelijk aan de bee- nen (een der passagiers had een neusbeenbreuk bekomen), waren van dien aard, dat kans op herstel voor allen zeer wel mogelijk is. Op de spoorbaan heerschte een geweldige chaos. Een der wagens was ontspoord en stond dwars over de baan. Dan waren doelen van verschillende rijtuigen over de baan verspreid, terwijl van enkele wagens de wielen verscho ven waren. Het opruimingswerk vorderde don ook heel veel tijd en eerst om vijf uur in den ochtend was een der beide sporen vrijgemaakt Gedurende den geheelen Zondag tot des middags 6 uur moest het treinverkeer tusschen Delft en Den Haag over één spoor geleid wor den. Tengevolge waarvan de vertraging van de uit Rotterdam komende treinen ongeveer een half uur bedroeg. De uit Amsterdam komende treinen hadden niet veel oponthoud. Het ongeval zou volgens het voorloopig in gestelde onderzoek voornamelijk te wijten zijn oun den seinhuiswachler in den Haag aan de zijde van Delft, die de wissels er op had gericht om den trein binnen te nemen van Rotterdam naar den Haag. Nu moest hij den anderen trein, die uit Amsterdam was gekomen, laten uitrijden, doch wegers den gemclden wissel stand stond het signaal onveilig. Niettemin gaf hij den wagenvoerder van den naar Rotterdam vertrekkenden trein toestemming om door het onveilg signaal te rijden. Merkwaardig is het, dat van laatstgenoemde wagenvoerder, noch de hoofdconducteur, die bij hem in de cabine stond, gezien heeft, dat de trein op verkeerd spoor reed. Ongeveer op 6 K.M. afstands van het station te 's Gravenhage merkte deze wagenvoerdei, cut hem de Rotterdamsche trein op hetzelfde spoor tegemoet kwam rijden. Hij gooide on middellijk de rem erin, zoodat de vaart aan merkelijk verminderde, en vluchtte met den hoofdconducteur den wagen in. Daardoor zijn beide spoorwegemployé's er zonder noemens waardig letsel afgekomen. De botsing kon echter niet meer voorkomen worden, ook al trachtte de wagenvoerder van den afkomenden trein van Rotterdam den stroom nog uit te schakelen. Onder een geweldig geraas liepen beide treinen op elkaar. Het geringe aantal reizigers, dat zich in de rijtuigen bevond, was hevig ont steld. Verschillende hunner hadden lichte kwetsuren opgeloopen, welke echter van geen beteekenis waren en zooals gemeld baart ook de toestand van de min of meer ernstige ge wonden in het geheel geen zorg. Op de plaats van het ongeval was spoedig een trein met verbandmateriaal uit Den Haag aangekomen. Ook waren binnen korten tijd verschillende leden van den Eerste Hulp Dienst uit 's-Gravenhage aanwezig. De Courant maakt melding vai zwaar en elf lichtgewonden. De volgende personen werden n.l. gekwetst en door doktoren verbonden T. D. A. de Gast, wagenbestuurder Ned. Spoorwegen, Walenburgerweg 60b, Rotterdam: gebroken onderbeen. 2. Corn. Blekxton, Schiebroekschelaan 66b, Rotterdam linkerbeen gekwetst en enkel ge broken. 3 W. Dreese. bibliothecaris „Co-Opcra-tie", Den Haag vrij ernstige hoofdwonden. 4. Van Rijswijk, Nic. Tulpstraat 65, Den Haag hoofdwonde. 5 Mej. J. H. Schmidt. Rochussenstraat 1Q5. Rrttcrdnm gekwetst rechterbeen. 6. Mevr. Koesen—Schmidt, Hecmrnndssingel 273, Rotterdam gebroken knieschijf. 7. Mej. H. Koesen, dochter van de vorige g(-'«--^«nbeen. 8. C. B. Vernaven, Doelenstraat 5, Delft gekwetste knie en scheenbeen. 9 Mej. D. Flips, Aschvest, Delft gewonde rechterknie TO. Van Raalte Sr.. Den Haag: linkerpols- fractuur. IT. Mevr. Poolman Sr., Den Haaglichte hoofdwonde. 12. C. J. Degenhaars, Joubcrtstraat 200, Den Haag schaafwonden. 13. H. M. W. Schmidt, Rochussenstraat 195, Rotterdam lichte inwendige kneuzingen. 14. Hub. S., Schiedam wonden in het ge zicht. Alle patiënten konden, na öf ter plaatse, of in Delft of in den Haag verbonden te zijn. huiswaarts koeren, behalve de twee eerstge- noemden. die naar het gemeente-ziekenhuis aan den Zuidwal te 's Gravenhage werden overgebracht. Beider toestand is, naar gister- middeg werd medegedeeld, niet levensgevaar lijk. De oorzaak van de treinbotsing. Een onderhoud met dc spoorweg autoriteiten. Een onzer verslaggevers had een onderhoud met de hoofdingenieurs der Nederlandsche Spoorwegen uit Utrecht, die Zondagmorgen het terrein van het ongeval bezochten. Het waren de heeren Maas Geesteranus, Hoekstra, Joris- sen en Thijssen. Het voorloopige deskundige onderzoek heeft het navolgende uitgewezen: Toen de trein uit Den Haag moest vcrtiek- ken in de richting Delft, stond het voor die richting geldende sein op onveilig. Van uit het betrokken seinhuis was het lichtsignaal niet op veilig te trekken, wat de seinhuiswachter tot de veronderstelling bracht, dat het mechanisme van het seintoestel defect was geraakt. In soortgelijke gevallen wordt den treinmachinist een schriftelijke machtiging verstrekt om door het onveilige signaal heen te rijden. De sein- huiswachter te 's Gravenhage heeft nu Zater dagavond laat, toen hij het lichtsignaal voor de richting Delft niet op veilig kon zetten, d°n wagenbestuurder van den electrischen trein zulk een schriftelijke machtiging ter hand ge steld, waarna dc trein van uit Den Haag naai Delft is vertrokken. Wat was echter het geval? De seinhuiswach ter, die behalve de lichtseinen ook dc wissel- inrichting bedient, heeft verzuimd, toen het hem onmogelijk bleek het signaal voor Delft op veilig te trekken, even tc controleeren hoe de wisselstand voor de Delftsche richting lug De inrichting voor de lichtsignalen is zóódanig, dat een lichtsein, hetwelk op o n veilig staat, niet op veilig is te brengen, wanneer de lig ging van de wissels voor die richting niet veilig is. Liggen aan het Haagsche seinhuis de wissels voor de richting Delft in verkeerden stand, dan is het in dat seinhuis evenals m alle andere seinhuizen onmogelijk, het signaal voor dc richting Delft op veilig tc zet ten. Toen nu Zaterdagavond het lichtsignaal voor Delft niet was om te halen van o n veilig op veilig, had het voor de hand gelegen, dal dc scinhuiswachter zich even had vergewist, ol hi I weigeren van het lichtsein ook verband kon houden met verkeerden wissclstand. Maai levende in de stellige overtuiging, dat dc wissel- stnnd goed was, heeft hij niet nader onder zocht hoe de wissel-handles in het seinhuis voor dc richting Delft stonden en voetstoots aungenomen, dat de oorzaak van het niet over gaan van het signaal moest worden gezocht in een défect in de sein-inrichting. Had hij de wissel-handles even nagezien, don zou hij ge zien hebben, dat de ligging der wissels voor de richting Delft verkeerd was en was het hem direct duidelijk geweest waarom het signaal niet was om tc zetten. De wagenvoerder van den electrischen trein voor de richting Delft ontving nu dc schrifte lijke autorisatie om door het onveilige lichtsein te mogen rijden en is daarna met zijn trein vertrokken. Toen de trein even later van hei rechtsche spoor overging op het linkerspoor (het zoogenaamde verkeer d-spoor) heeft do wagenvoerder geleefd in de mcening, dot dehem verstrekte machtiging om door onveilig sein te rijden, óók inhield dc machtiging om zich met zijn trein te bewegen over het linkerspoo: En zoo is de wagenvoerder doorgereden naai Delft over verkeerd spoor. Bij hem in dc cabine bevond zich óók dc hoofdconductcur van den trein; wonneer een machinist op grond van cm verleende autorisatie rijdt door onveiiij sein, neemt óók dc conducteur op de locomo tief ploats. En zoo is Zaterdagavond cók de conducteur van den electrischen tre'n naar Delft gaan zitten bij den wagenvoerder. Dc trein is over het verkeerde spoor doorgereden totdat wagenvoerder cn conducteur over de spoor baan de lichten gewaar werden van een trein, die, komende uit de richting Del It, zich bewoog in dc richting van Den Haag. Beide beambten op den trein naar Delft begrepen direct dat dit niet in orde kon zijn; de trein die hen naderde en de rechterzijde van de spoorbaan bereed, moest zich voortbewegen over hetzelfde spoor als waarop hun trein zich bewoog in de rich ting van Delft. En toen dadelijk vermoedende dat er onheil dreigde, heeft men den trein die naar Delft reed, stop gezet. De wagen voerder die den trein DelftDen Hoog reed, zag in de verte wel de lichten van een trein die hem tegemoet kwam, maar het is bij avond over oen spoorbaan op groolen afstand niet onmiddellijk te zien, of die na derende trein zich op goed- of op verkeerd spoor bevindt. En zoo reed de bestuurder vin den trein die uit Delft kwam en geen enkele reden had om zelfs maar te vermoeden dat de trein die hem uit tegenovergestelde richting tegemoet kwam zich voortbewoog ovci verkeerd spoor, uit den aard der zaak rustig verder. Totdat ook die bestuurder gewaai werd, dat de trein die hem naderde, reed ovei het linksche spoor (verkeerd spoor) en dus op z ij n trein moest aankomen. Deze wagenvoer der heeft toen ook uit ulle macht geremd, maai de treinen waren elkander inmiddels al zóó dicht genaderd, dat het niet meer mogelijk bleek een botsing te voorkomen. De trein uil Delft reed op den stilstaanden trein uit Detj Haag, zoodat de vóórbolcons dier treinen de balcons met de cabines der bestuurders in elkaar schoven. Gelukkig dot de Haagsche trein stilstond en de Delftsche trein remmende was op het moment der botsing, anders zou de catastrophe andere vormen vertoond hebben Voor de reizigers en het treinpersoneel is het ongeval nog wonderlijk goed afgeloopen; de wagenvoerder van den Delftschen trein kon pos twee uren na de aanrijding uit zijn netelige positie bevrijd worden, maar bleek toen god dank niet de kwetsuren te hebben die men bij hem gevreesd had. De materieelc schade is intusschen hécl gioot; de motorwagens van beide treinen zijn zwaar beschadigd, hun vóórbolcons waren goed deels ingedrukt; de machinerie dier rijtuigen is vrijwel vernield. Van de andere rijtuigen wer den door den schok de ruiten verbrijzeld. En kcle wagons kwamen door die schok buiten de roils te staan; tengevolge van de geheel- stalen constructie der rijtuigen vertoonden dc wagens overigens geen noemenswaardige schade. Voor dc exploitatie brengt deze botsing nog de onaangename gevolgen: dat dc dienst deze ïijtuigen noode missen kan, waar het traject AmsterdamRotterdam per electrischen trein zeer intens bereden wordt cn men haast geen enkel rijtuig ontberen kan. Van dc twee treinen die Zaterdugovond met elkander in botsing zijn geweest, is de eerste degen geen enkel rij tuig in dienst te stellen, terwijl de beide motor wagens wel lnngercn tijd voor herstel zullen noodig hebben. De baan was Zondag tegen den avond weet voor den volledigcn dienst beschikbaar. Zon degmorgen is óók minister Var\ der Vegtc op dc plaats des onheils geweest. Een buitengewoon gelukkige omstandigheid is he* geweest zoo schrijft ons een andere medewerker dat zich nóch in den Haagschen electrischen trein nóch in den Delftschen trein possagiers hebben bevonden op de balcons. Zooals men weet, staan deze balcons bij het gioote plaatsgebrek in de derde klas-rijtuigen in vele electrische treinen volgepropt met reizi gers. Als er staanplaatsen zijn voor 12 per sonen, kan men er herhaaldelijk 20 en méér personen op zien staan. Wanneer er een inci dent plaats grijpt met een trein waarvan de balcons zóó over-gevuld zijn, don zijn de ge volgen niet te overzien, te m?ér niet, waar deze nieuwe rpoorrijluigen slechts twee uitgan gen hebben, zoools bij D-w agens, en het pu bliek dus dc gelegenheid mist om van ieder compartiment de poi tieren te openen gelijk dat mogelijk is bij een gewonen trein. Men moet het toeval bijzonder gelukkig prijzen, dat in de beide electrische treinen van Zaterdagavond geen personen op de balcons «monden; ware het anders geweest, het aantal verwonde passa giers zou onnoemelijk veel grooter zijn geweest, DE AMSTERDAMSCHE HAVENSTAKING GEËINDIGD. Naar de afdeeling Amsterdam van den Cen- tralen Bond van Transportarbeiders meldt is in een Zaterdagmorgen onder leiding van het bestuur van den Centralcn Bond gehouden ver gadering van de bij de staking bij de N.V. Am- sterdamsch Havenbedrijf betrokken arbeiders besloten de staking op te heffen. Dit besluit was gegrond cp den brief van de scheepvaartver- ecniging „Ncord" dat de Centrale Bond ten onrechte had gemeend, dat hij voor een de finitief besluit der Schcepvaartvereeniging was geplaatst en dat, \vare de staking niet uitge broken, er nog een nader voorstel zou zijn ge daan. Daar het bestuur der Scheepvaartveree- niging „Noord" bleef weigeren in een bespre king te treden gedurende het conflict, heeft dc vergadering besloten, ten einde onderhandelin gen mogelijk te maken, dc staking te beëin digen. INDISCHE BEGROOTING VOOR 1928. Blijkens de Indische begrooting voor 1928 worden de uitgaven geraamd op 798 millioen, de middelen op 747 millioen, het tekort op bijna 51 millioen, Afgezien is van verlaging der opcenten op de inkomsten- en vennootschapsbelastingen. Ook voor T928 is het evenwicht op den ge wonen dienst gehandhaafd. O.m. is een verlaging van het rentetarief von den Pandhuisdienst voorgenomen. Voor versterking van politiepersoneel is 3 millioen uitgetrokken, voor legeruitbreiding f 3.6 millioen, voor versterking van dé mari tieme weermacht bijna 2 millioen. VICE-ADMIRAAL W. RÖMBR. t Te 's Gravenhage is in den ouderdom van 76 jaar overleden de gep. vice-admitaal W. Ro mer, commandeur in de orde van Oranje Nas sau en ridder in de orde van den Nederlond- schen Leeuw. Prof. Mr. Dr. C. M. A. R. VAN ROY f OM HET LEVEN GEKOMEN BIJ EEN BOTSING MET EEN AUTO Men meldt ons uit Leiden: Zaterdagmiddag omstreeks half vier reed prof. mr. dr. C. M. A. R. van Roy, advocaat te Leiden, waar hij geassocieerd is met mr. P. E. Briët, lid van de Eerste Kamer, bij dc Maal drift onder Wassenaar ter hoogte van het bui tengoed Zuidwijk op zijn motorfiets achter een auto in de richting Den Haag, waar hij woon achtig is, toen hij, deze auto willende voorbij rijden en daartoe links uitwijkende, werd oan- gereden door een van den anderen kont ko mende auto. Zwaar gewond, met een dubbele beenbreuk cn verschillende kwetsuren aan armen en hoofd, werd hij opgenomen en na voorloopig verbonden te zijn, noar het ge meenteziekenhuis in Den Haag overgebracht, waar hij eenige uren later is overleden. Een der inzittenden van d-e auto, welke zwaar is beschadigd, liep eenige verwondingen op. Op last von de justitie is het lijk van prof. Von Roy in beslag genomen Met prof. Van Roy is een man heengegaan, die in de Vloamsche beweging een belangrijke rol heeft gespoeld. Hij werd II Juni 1882 te Gent geboren, wanr zijn vader notaris was. Als student nam hij reeds een belangrijk aan deel in dc Groot-Nederlandsche beweging en meermalen vertoefde hij in ons land om met eenige vooraanstaande leden van het Algemeen Nederlandsch Verbond besprekingen te houden. Na zijn promotie te Gent wist hij zich daar spoedig als advocaat naam te maken en weldra werd hij benoemd tot stadsadvocaat. Tijdens de bezetting van Belgic door de Duit- schers werd hij hoogleeraar in de encyclopaedia van het recht aan de vervlaamschte universiteit tc Gent cn was hij lid van den Rood van Vinonderen. Toen in 1919 België van de Duit- schcrs was bevrijd, week hij met zijn twee bloeders, waarvan de een advocaat is te Utrecht de ander een functie bekleedt bij de West- Indische Stoomvaart-Mij., naar ons land uit. Sedert heeft hij hier tc lande als politieke balling gewoond, aangezien terugkeer naar België voor hem onmogelijk was. Hij was im mers wegens zijn lidmaatschap van den Raad van Vlaanderen van hoogverraad beschuldigd en ter dood, alsmede tot een zware boete, ver oordeeld. Den eersten tijd van zijn verblijf hier te lande was voor hem zeer moeilijk, omdat hij zonder middelen was. Later wist hij een be- tiekking tc verkrijgen bij het Intern. Interme diair Instituut te 's Gravenhage. Hij besloot toen in de Nederlandsche ïcchten te gaan studeeren, waartoe hij die vrijge steld was van het candidaatsexamen te Utrecht studeerde. Na zijn doctoraal examen al daar te hebben afgelegd, promoveerde hij in 1920 te Utrecht op stellingen tot doctor in do rechtsgeleerdheid. Kort na zijn promotie werd hij associé op het bekende advocatenkantoor van rnr. Briet te Leiden, waar hij zich als een uitnemend wetenschappelijk jurist deed kennen. Ongeveer een week geleden had hij nog voor de Haagsche rechtbank gepleit in een zaak, waarbij een dame door een auto was aangere den en ernstig werd verwond en die daarvoor 100,000 schadevergoeding vorderde. Mr. Van Roy trad daarbij op voor een verzekerings maatschappij. In zijn studententijd te Gent was hij bekend als internationaal race-roeier. Met zijn Gent- sche ploeg nam hij meermalen deel aan de Henley-wedstrijden, waar zijn ploeg ook het hoofdnummer won. Ook nam hij meermalen deel aan internationale rociwedstrijden in Italië cn Frankrijk. De begrafenis zal plaats hebben Donderdag op Oud-Eik en Duinen te 's Gravenhage. Ver wacht wordt dat velen uit België de begrafenis zullen bijwonen. Vermeld dient nog, dat prof. Van Roy ook ijdens zijn verblijf in ons land een voorname rol in de Vlaamsche beweging heeft gespeeld. O.a. was hij ondervoorzitter van de in ons land gevormde vereeniging van Vlamingen „Hou ende Trou". Geef u zelvcn door uwe belangstelling en uw sympathie te geven. Geautoriseerde vertalin gnaar het Engelsch van WALTER BESANT. door Mej. E. HOOGEWERF. bi) „Aan het venster zag ik Edmund Gray zelf. „Eigenaardigi Je hebt hem gezicnl Maar waarom ook niet?" „Den man, dien wij allen zoo zeer verlangen te vinden. De man, die den wissel vervalschte en de brieven schreef en de papieren van waar de kreeg, daar zat hij." „Een kwestie van identiteit. Hoe kende je hem, daar je hem toch niet gezien hebt? Deze vraag negeerde Checkley. „Hij kwam vijf minuten later beneden, terwijl ik nog altijd naar dc vensters boven keek. Hij ging het plein over, het had er veel van, of hij in de richting van Bedford Row ging. „Die bijzonderheden doen er niet^ veel toe. Maar nog eens, hoe kende je hem? „Ik heb den agent gevraagd, wie die heer was. Hij zei, dat hij mr. Edmund Gray heette. En de krantenman wist het ook. Die zei, dat iedereen mr Edmund Gray kende." „Zoo, kent iedereen hem? Nu, Checkley, ik vind niets bijzónders in het feit, dat jij een man zag, die zoo bekend is, in „the Inn Dit draagt niets bij tot onze voorlichting. Dat hij bestaat, weten wij reeds. Maar welk aandeel zoo hij een aandeel heeft hij in ons geval bezit, blijft nog steeds een geheim. Tenzij je wat meer ontdekt hebt." „Neen", mompelde hij. „Dat kan niet." „Wat heb je gedaan, toen je tot de ontdek king kwam, dat het de rn^n was?" „Niets." „Zóó "niets? Ja, onder dc gegeven omstan digheden zou ik ook eigenlijk niet weten, wat je kon gedaan hebben.' „En toen ging hij weg." „Zoo. Heel belangrijkl Maar Checkley, dit verhaal verklaart in het minst niet je vreemde opgewondenheid van dezen ochtend. Heb je nog iets meer te zeggen? Ik zie, dat dit wel zoo is; maar het schijnt je bijzonder moeilijk te vallen er mee te voorschijn te komen." De klerk aarzelde. „Kent u Gray's Inn ook?" vroeg hij eindelijk. „Ik geloof, dat ik er wel eens geweest ben Ai jaren geleden. Waarom?" „Maar u is er dun toch niet onlangs nog geweest?" „Neen, zeker in geen veertig jaar, of daar omtrent. Waarom?" „Be dacht, dat uzelve mr. Edmund Gray misschien kon ontmoet hebben, op zijn kamers kon zijn geweest, of zool" Mr. Dering ging rechtop zitten en legde zijn hand op de brieven: „Checkley", sprak hij, „ik ben altijd bereid wat door de vingers te zien van menschen die in wanhoop verkeeren. Maar nu heb ik toch lang genoeg geduld gehad zou ik meenen; kom er nu regelrecht mee te voorschijn: Heb je geld verloren?" „Neen, dat niet. Zóó erg is het nog niet. Zoon verlies zon ik niet kunnen dragen, want daarvoor heb ik niet genoeg gespaard. Maar ik heb een schok gehad, deels door den persoon dim ik ontmoette, deels door degeen, die hij bij ^ich had." „Wie was dat dan? Zullen we nu wat verder komen?" „Dat had ik u nog niet gezegd. Maar degeen, die met hem aan het open venster zat, die met hem beneden kwam en het plein overging, was niemand meer of minder dan uw eigen pupille: miss Elsie Arundel!" „En waarom ook niet? Ze heeft me gisteren geloof ik nog verteld, dat ze hem kent." „Als ik haar met iemand anders had samen- gezien", zei Checkley weer, „dan zou mij dit niets verwonderd hebben. Maar die twee daar samen te zien f Dit was mij iets onoverkome lijks I" „Waarom dan toch Miss Elsie Arundel heeft mij al verteld, dat zij Edmund Gray kende ik begrijp waarlijk niet Checkley, hoe je daar nu zoo iets bijzonders in ziet. Denk je, dat mijn pupPle iets doet, wat het licht niet mag zien Ze heeft mij verteld, dat die man een volkomen eerwaardig mensch is. Het is nog mogelijk, dat de naam van Edmund Gray in de kranten verkeerd is gebruikt. Enfin, wc zullen zien I Wanneer komt dat bevel tot inhechtenisneming voor dien man uit? A pro pos Elsie Arundel heeft mij juist dringend verzocht, of ik niet tot dien stap wil overgaan Wanneer ben je dat van plan „Vanochtend was ik het juist van plan Alles is klaarmaar I" „Maar, wat „Ik kan er nu niet toe overgaan!" „De man is stapelgek." „Ik zal het nog tot morgen uitstellen Tot morgen of tot Maandag. Tegen dien tijd zal er zeker nog wel wat ontdekt worden. O, vast en zeker I" „Er is iets. wat ,ie achter houdt. Checkley. Nu wacht dan tot Maandag Vandaag is het toch Zeterdag, tusschen nu en Maandag kan hij toch' niet veel beginnen. En nu is het ge noeg van Edmund Gray. Er is wel een ander punt waaromtrent ik een duidelijk antwoord von je zou willen hebben. Mijn broer beweert, ik meen op jouw gezag dat Athelstan Arundel ergens in een Londensche voorstad heeft gewoond en dat hij er heel armoedig aan toe was, in het begin van het jaar. Is dit waarlijk jouw zeggen „Wel, ik hoorde hem erkennen of althans niet ontkennen, dat hij in Canterbury had ge-( woond, in slecht gezelschap. In de Salutation hoorde ik dit. Hij zag mij niet. Ik hield mijn hoofd echter een krant verborgen. Hij ont kende het niet." „Nu, er was zeker voor de eene beschul diging al net zoo veel reden als voor de an dere. Drie of vier jaar geleden was hij, zoonis ik weet, in Amerika. Doar vandaan heeft hij mij geschreven. En nu heb ik vernomen, op gezag van zijn zuster, dat hij pas een maand terug is en dat hij was en nog is, in dienst van een Amerikaansch blad. Wat heb je daar tegen in tc brengen „Niets, 't Ligt alles omver „Ja, als dat waar is, vriend, valt je heele kunstig opgebouwde theorie omver, wat be treft Athelstan Arundel. Doer hij in Maart en April niet in Londen was, kon hij niet dc hand hebben gehad in die laatste vervalschin- gcn. En het moet dezelfde hand zijn, die nu en zoo veel jaren vioeger is bezig geweest.' „O, ja, dezelfde hand. zeker, gewis, die hand he^ft alles .gedaan I" „Wat wordt cr dan ook van je beschuldi ging van mijn deelgenoot En daar hield je nog al streng aan vast. Mijn broer eveneens. Toch had je geen van beiden bewijzen. Als dezelfde hand in die tweeërlei vervalschingen is bezig geweest, dan kan het niet de hand zijn van George Austin. Wet zeg je hierop? „Niets I Ik zal mijn levenlang niets meer zeggen." „Maar je hebt het met zoo veel klem be tuigd, Checkley. Nu moet je of meer bewijzen bijbrengen, of je beschuldigingen intrekken." „Ja, dat doe ik dan ook. Ik trek alles in". „Maar waarom ben je dan met de beschuldi ging te voorschijn getreden. Bovendien heb je op het kantoor tegenover de klerken dingen von hem gezegd. Als nu blijkt, dat hij niets heeft uit te staan met het heele geval, zit je er 1 eel ijk in „Tk trek alles in, alles I" herhaalde de oude klerk, maar niet kleinmoedigHij deed het, omdat hij niet anders kon, omdat hij er toe gedrongen werd „Bedenk wel, dat jij het ook was, die de beschuldiging uitsprak tegen den jongen Arundel." „Tk trek alles in, alles I" „Je bent loatst zelfs zoo ver gegaan, dat je zei, hoe jc hem de banknoten in de safe had zien leggen. Wat zeg je nu „Ik trek alles in." (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1927 | | pagina 5