onrechtmatig bezit. HET VERHOOGDE PEIL OP DE AFGESLOTEN ZUIDERZEE DEATWATCdinQ VAn DE DCOVinCIET (JT&ECtlT in VEQbAHD MET DE AEóLUITiriG m ZUIDEÊZEE BINNENLAND. FEUILLETON, 26e Jaargang No 134 AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander" '"53ndag 5 aecember 1927 HET WARE GEWENSCHT, DAT DE GEWESTEN, WIER BELANGEN IN HET GEDRANG RAKEN. BIJ DE REGEERING MET KLEM TEGEN DE VERHOOGING VAN HET PEIL OP DE AFGESLOTEN ZUIDERZEE OPKOMEN" Krach lens de Wet van 25 Mei 1926 S. 149 zullen de Zuiderzeewerken met kracht worden voortgezet. Volgens het oorspronkelijke bij de wet van 14 Juni 1918 S. 354 vastgestelde plan wordt thans uitgevoerd een dijk lang 28 K M. van het Oostpunt van Wieringen naar Zurig in Friesland, en wordt tegelijkertijd als eerste polder ingedijkt de noordweste lijke polder of Wieringermeer ter grootte van 20.000 H.A., een en ander in aan sluiting aan den reeds uitgevoerden afsluit dijk WieringenEwijksluis. Nederland had in 1830 2.5 millioen in woners; in 1927 7 millioen; in 1830 was per hoofd nog 0.75 H.A. land beschikbaar, in 1927 0.34 H.A. Men neemt aan, dat 1.2 H.A. per hoofd, waarvan 0.9 H.A. bouw land en 0.3 H.A. aan grasknd, per inwoner de norm moet zijn. Frankrijk en Denemar ken voldoen daaraan vrijwel; buiten Europa zijn in Argentinië, Australië, Canada en de Vereenigde Staten de verhoudingen veel gunstiger. Een landaanwinning door droogmaking der Zuiderzee van 232.000 H.A., waarvan de vier polders 200.000 H.A. opleveren, is dus voor Nederland hoogst belangrijk. Men bedenke, dat Noord-Holland een oppervlak heeft van 205.000 H.A., Utreoht van 138-000 H.A., Groningen 177.000 H.A., Zeeland 235.000 H.A. Verwacht wordt, dat de afsluiting der Zuiderzee van Wieringen naar Zurig in 1935 zal zijn voltooid. Behalve de econo mische voordeelen werd steeds op den voorgrond gesteld: de verbetering van den waterstaatkundigen toestand in de de afge sloten Zuiderzee omringende gewesten. Het ontstaan van het met zoetwater gevulde IJsselmeer, geschikt tot inlaten van zoet water; het verdwijnen der hooge waterstan den op de Veoht (U.) en de Eem, wat Utrecht betreft, de verbeterde ont watering der landerijen, welke hun water op de Vecht (U.) en op de Eem loozen- In het geniale plan Lely werd een gemiddelde waterstand van 0.40 c.M. N.A.P., in den zomer op te zetten tot 20 c.M. N.A.P, op de afge sloten Zuiderzee voorzien. Bij dit peil Jam den alle belangen worden gediend, en weren de omliggende gewesten inderdaad door de afsluiting in een gunstiger conditie gekomen. In Utrecht v.as het vooral de Zeedijk bij Bunschoten, die zijn waarde ver loor; terwijl anderzijds de lage landen langs de Eem, die gemakkelijk onderliepen en het slibhoudend zeewater als bemesting bezigden, zich op een behoorlijke afwatering op de Zuiderzee konden inrichten.' De af watering van Vecht en Eem waren verze kerd; het opzetten van het water door hooge Zuiderzeestanden kon niet meer voorkomen. Dit voor de omliggende gewesten, Noord- Holland, Friesland, Overijssel, Drenthe, Gelderland en Utrecht, zoo gunstige voor uitzicht is echter voor een zeer groot deel gewijzigd. Na den wereldoorlog heeft de militaire overheid zich doen gelden, en heeft met klem betoogd, dat door een peil van 0.40 c.M. N.A.P. op de in 1935 door den Zee dijk Wieringen—Zurig afgesloten Zuiderzee de belangen der inundatie van de Nieuwe Hollandsche Waterlinie in gevaar werden gebracht. Immers, van die zijde werd ge vreesd, dat het voorziene peil van 40 c.M. N.A.P. het inlaten van inundatie- water te Muiden zeer zoude bemoeilijken, zoo niet tijdelijk beletten. Hier kwamen met elkaar in botsing de belangen der afwatering, der natuurlijke (zonder bemaling) plaats vindende water lossing door de Eem; de loozing van ongeveer 30.000 TLA. land via den Vecihtboezem te Muiden. De belangen der ontwatering zijn voor de provincie i Utrecht van het grootste gewicht. Gerekend kan worden dat de Vecht per etmaal 3 mil lioen Ms. water afvoert, opgeleverd door ongeveer 30.000 H.A. in Utrecht gelegen land. Een stremming der afwatering te Mui den door hooge Zuiderzeestanden doet den Vechtboezem van slechts 225 H A. onmid dellijk stijgen; de waterberging is ten een-en- male onvoldoende. Deze met elkaar strijdige belangen von den hun oplossing in de wet van 29 Juni 1925 S. 306. Art. 4 daarvan luidt: „Er worden voorzieningen getroffen ten einde het voor de bestaande duurzame /erdedi- gingsstellingen benoodigde inundatiewater te kunnen betrekken uit de Noordzee bij Muiden." Deze voorzieningen waren mogelijk ge worden door aan den rand de groote pol ders het Umeer, het Eemmeer en het Gouw- meer te ontwerpen, die door middel van sluizen in verbinding met de Noordzee wer den gebracht, waardoor het peil op die meren onafhankelijk wordt van het voor de afgesloten Zuiderzee voorzien peil van 0.40 c.M. - N.A.P. Door het inlaten ven water uit de Noord zee kan dus aan de eischen der militaire overheid worden voldaan; de Nieuwe Hol landsche Waterlinie kon haar inundatie- water krijgen. Maarwanneer in 1935 de Zuiderzee is afgesloten, doch de Zuid-Westerpolder, de Zuid-Oosterpolder er nog niet zijn, en evenmin het IJmeer en de overige voor zieningen? Voor dat geval bepaalt art. 5 der wet van 29 Juni 1925, dat alsdan de waterstand, het peil, op de afgesloten Zuiderzee niet mag dalen onder een stand van 0-13 M. N.A.P. bij het eiland Urk. De waarnemingen (1913—1922) hebben evenwel aangetoond, dat in het Zuidelijk deel der Zuiderzee gemiddeld gedurende 120 dagen per jaar het peil onder dit wette lijk inundatiepeil daalt. Uit het Provinciaal verslag der provincie Utrecht over 1926 blijkt, dat te Muiden gedurende 68 dagen de waterstand was van 0.25 M. - N.A.P. tot 0.40 M. - N.A.P. De standen aan de Eem waren in 1926 gedurende vijf maanden gemiddeld lager dan dit inundatiepeil. Er zij hier in herinnering gebracht, dat in de voordracht van Gedeputeerde Staten van Utrecht over de oprichting van het Hoogheemraadschap van de Vecht de hoofdingenieur van den Prov. Waterstaat op de wenschelijkheid wijst om het Veohtpeil tot 0-40 M. onder N.A.P. te verlagen. Voor de Vecht is zeker een gemiddelde stand hooger dan 0.20 c.M. N.A.P. ongewenscht, en schadelijk. Van een land'bouwstandpunt bekeken is een-e diepe afstrooming gedurende een deel van het jaar (lage ebstanden) voor de door luchting van den bod-em van het grootste gewicht. De landbouw is bij een gemiddeld constant peil zelfs van 20 c.M. N.A.P. veel minder gebaat, dan bij den tegenwoor dig en toestand, al heeft deze dan ook zijn bezwaren. Bij een peil van 13 c.M. N.A.P. is de ontwatering van een groot deel der provincie Utrecht belemmerd, door èn de Vecht èn de Eem in hun natuurlijke waterlossing zijn geschaad. Doch niet alleen de waterlossing der provincie Utrecht is belemmerd Over ijssel en Drenthe klagen daarover niet min der doch ook het inlaten van zoet water uit het IJsselmeer in Friesland's boezem is door dit wettelijk peil minder gunstig ge worden. Waren in 1935 de IJdam gelegd, het IJmeer en het Eemmeer gevormd; te IJmuiden inlaat- en uitiaatgelegenheid ge maakt; de inundatiewerken gewijzigd, dan zoude er geen reden zijn voor de militaire overheid om een verhoogd peil te eischen voor inundatiedoeleinden. Te voorzien is echt-, en het is zoo goed als zeker, dat het nog ettelijke jaren zegge b.v. tien zal duren voordat deze zoo,éven genoemde „voorzieningen" (art. 4 der wet van 29 Juni 1925) zijn getroffen. In dat tijdvak, stel van 1935 tot 1945, is de natuurlijke waterlossing der omliggende gewesten in gevaar gebracht; is de ontwate ring, voor den landbouw een levenskwestie, belemmerd. De Tweede Kamer der Staten-Generaal nam zonder eenige discussie de wet van 29 Juni 1925 aan. In de Eerste werd de aan dacht op het hier aangeroerde gevaar voor de ontwatering gevestigd. De Minister erkende toen, dat de Staat, indien hier belangen van ontwatering zijn geschaad, zoo noodig door een-e tijdelijke bemaling daartegen zoude moeten waken. Gewezen zij in dit verband op art. 1, A 3 der wet van 4 Juni 1918 S. 354, dat in principe een aanspraak op vergoeding van schade door den Staat erkent Het is geoorloofd de vraag te stellen, of inderdaad het militair 'belang deze offers op goede gronden eischt. Het militaire vraag stuk der waarde der Nieuwe Hollandsche Waterlinie cn der stelling Amsterdam is toch niet een soort occulte wetenschap waarover slechts enkele ingewijden mogen spreken. Waar thans door de verhooging van het peil op de afgesloten Zuiderzee na 1955 tot de voorzieningen gereed zijn blijkt een gevaar voor zeer gewichtige eco nomische belangen op te leveren, daar mo gen wij ons toch afvragen of het min of meer hypothetisch karakter der stelling Am sterdam c r Nieuwe Hollandsche Water linie met verouderde forten, omgeven door de in Utrecht beruchte verboden krin gen, wel zooveel gewicht in de schaal had mogen leggen. Indien echter al deze werken in het be lang der landsverdediging dienen te worden gehandhaafd omdat zij er nu een-maal zijn en derhalve de wet van 29 Juni 1925 niet zal worden gewijzigd, dan zijn er slechts twee mogelijkheden: hetzij ver vroegde aanleg van het IJmeer en de bij- behoorende werken, hetzij stichting van bemalingsinrichtingen door den Staat te Muiden en aan de Eem. Het ware gewenscht, dat de gewesten, wier belangen hier in het gedrang raken, bij de Regeering met klem tegen de ver hooging van het peil op de afgesloten Zui derzee opkomen. K. J. SCHORER. UIT DE STAATSCOURANT Voornaamste Kon. besluit enz. uit do Staatscourant. Bij K. B. is met ingang van 1 Mei 1928 het ontvang'kantoor der «Tirec c belastingen en ac cijnzen Alkmaar, buitengemeenten, opgeheven en zijn de tot dat kantoor behoorende gemeen ten Bergen, Broek op Langendijk, Egmond- Binnen, Egmond aan Zee, Heerhugowaard, Heilo, Koedijk, Noord-Schanvoude, Oudorp, Schoor), M. Poncras, Warmenhuizen en Zuid- Scharwoudé gevoegd bij het ontvangkantoor der directe belastingen, invoerrecht en aocijn- zen tc Alkmaar; is aan H. Huizinga, ontvanger der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen te Alk maar met ingang von I Mei 1928 eervol ont slag verleend uit 's rijks dienst v/egens veran dering in de inrichting van het dienstvak, waarbij hij werkzaam is en waardoor r werkzaamheden overbodig zijn gewo.den. Bij beschikking van den minister van finan ciën is de ontvanger der directe belastingen enz. H. de Kon'ng verplaatst van het kantoor Ameide naar het kantoor Houtenisse en de ontvanger der directe belastingen enz. D. Wolthuis van het kantoor Vlodrop (station) naar het kantoor Budel (station). Niets is er, dat zulk een wannen gloed ver spreidt over 't menschelijk leven, dan het koesteren van een ideaal. Naar het Engelsch. van Dr C Door Mr. G. KELLER 27 „U is misschien verbaasd, dat ik het zoo druk heb over Litouen Ir den 'O'Stoel bewoog zich iemand onrustig heen en weer, wat Katya duidelijk kon zien. „Neen, ik ben daar niet over verbaasd" „Als u de geschiedenis van ons geslacht ken de „Die ken ik," zei Katya, strak voor 'zich uit ziende. „Hé l Maar dat spreekt toch eigenlijk van zelf, nu u in de buurt woont. Maar dan zal u mijr belangstelling in het onderwerp zeker ook wei begrijpelijk vinden. Misschien kent u Lu- byrda ook wel Het ligt vlak bij Kowno, heel dicht bij al loopt de rivier er tusschen." „Ja, ik ken Lubynia De vergeet-nui-nietjes ritselden in de kramp achtig samengeklemde handen van Kazimifa „Misschien zelfs wel de eigenares Zij moet Malkoff heeten." Katya wilde liever buiten het bereik van zijn vragende oogen blijven en was een eindje ach teruit gebleven. Jk heb haar wel gezien," slaagde zij te zeg gen (Jk zou wel eens willen weten, of dat een leugen mag heeten," zei ze intusschen in zich- zelve. „Eigenlijk toch niet, daar ik mij dagelijks in den spiegel bekijk"). „Ze is nog erg jong, niet waar „Maar heusch, Witek," viel Kazimira hem nu zenuwachtig in de rede, „vindt je dat nu netjes om Panna Sagorska zoo'n examen af te nemen Witek lachte en gaf het Voor het oogenblik op, maar onbevredigde nieuwsgierigheid sprak er uit zijn oogen Nog voor het nacht was had hij er voor gezorgd, dat deze ten minste voot een deel was bevredigd. Het was na het avond maal op de waranda, toen Kazimira naar haai kamer was gegaan. Witek trof cr Katya aan, die een laatsten blik wierp op de enkel dooi de sterren beschenen bergen. „Litauen levert mij mijn verontschuldiging," zeide hij, nadat hij op de vriendelijkste wijze vergiffenis had gevraagd, dat hij haar eenzaam heid verstoorde „Ik heb het gevoel, dat ik niet zou kunnen slapen als ik van uw vriende lijke lippen niet meer over had gehoord. "Want nu u onze geschiedenis kent, zal u aan den balling den aalmoes der voorlichting niet wil len onthouden." „Wat zou u graag willen weten „Alles dat u mij vertellen kan. Voor de hon ger.gen zijn kruimpjes ook brood, en wij hon geren allen naar Litauenen naar Lubynia. Maar waar ik vooral belangstellend naar ben, dat is naar de tegenwoordige eigenares. U heeft gezegd, dat u haar wel gezien hadeen nog jong meisje, geloof ik Het was duidelijk, dot Witek, bevrijd van de hem in zijn vraaglust belemmerende aanwezig heid van Kazimira, van plan was van de ge legenheid goed gebruik te maken. J*r „lk vermoed, dat u niet persoonlijk bekend met haar is. Ik weet, dat de Polen allen de Rus sische ind.jrigers ontwijken." „Neen, natuurlijk kon geen Pool met haar persoonlijk bekend zijn." „Maar toch moet de omgeving wel het een en ander omtrent haar weten. Zij schijnt eer» eigenaardig kaïaktcr te hebben." „Hoe komt u daaraan „Nu, het besluit dat zij schijnt genomen te hebben." o „Welk besluit Het schemerige licht van den rijkbestarden hemel van Mei was haar inderdaad tot steun. Donk zij de schaduw waarin alles was gehuld begon Katya zekere smaak in den toestand tc krijgen. Bij het begin van haar onderneming had een oniedelijke angst voor ontdekking haai geplaagd. Maar haar innerlijke onrust begon nu te verdwijnen. „Ja, ze schijnt een besluit genomen te heb ben. Ik dacht dal dit daarginds wel bekertd zou zijn. Zij schijnt gemoedsbezwaren te hebben, daar zij verklaard zou hebben nooit te zullen trouwen, als zij niet door haar huwelijk hei landgoed aan de rechtmatige eigenaars kon te ruggeven." „inderdaad een wonderlijk idee." „Ik vind het een zeer edele gedachte. Zoodra ik er van gehoord had, heb ik haar mijn volla achting geschonken." „Zoo I Maar is het niet volslagen onuitvoer baar „De onuitvoerbaarheid is een andere kwestie, natuurlijk, maar dat doet geen afbreuk aan de idee." ,Ik vrees, dat u gelijk heeft.' „Vreest j dat Zou u dan wenschen, dat hex werkelijkheid werd V „Als het kon geschieden zonder dat de cei van het geslacht er door werd aangetast, waar om dan niet „Ik zie niet in, dat de eer van het geslacht er cenige schade door zou kunnen oploopen." „Ik ook nu-t, na rijpe overweging. Maar som mige mensrhen hebben erg overdreven ideeën op dat punt, vind ik zelf. Want op stuk van za ken wanneer alles voor mekaar is, ik bedoel, als twee jongelieden elkaar toevallig ontmoeten en elkaar w^ardecren, zou het dan niet te dwaas zijn als zij uiteen gingen enkel en alleen om dat hun huwelijksvereeniging een massa moei lijkheden uit den weg zou ruimen?" „Nu, hij is dan toch nog al praktisch voor een artist," bepeinsde Katya, terwijl een in het duister onzichtbaar glimlachje om haar lippen speelde. „U verwerpt dus het denkbeeld niet uit be ginsel „Waarom? Altijd in de onderstelling dat al les verder in orde is. Want natuurlijk zouden zij voor elkaar moeten zorgen, en dat in de eerste plaats", lief Witek er op volgen, zich misschien wel bewust van de al te sobere be- teckenis van zijn laatste woorden. Kort daarna was Katya in haar kamer en kleedde znch langzaam uit. Nog steeds lag er een glimlach op haar lippen, maar deze had een flauw, o maar een zeer flauw tikje van cy nisme gekregen. Van al haar successen sedert zij haar onderneming op touw had gezet, was Let heden behaalde succes wel het grootste. keer te meer had het tooverwoord „Litau en" zijn werk verricht. Ter nauwrenood aan gekomen had Witek met haar reeds zitten pra ten als met een oude bekende. En waaraan had zij de buitengewone openhartigheid moeten toe schrijven, waarmee hij zijn hart btf haar had uitgestort? Kon iets gunstiger voor de volvoer ring van haar plannen zijn dan dat er openhar tig gesproken werd Onder deze omstandighe den was het bijna onvermijdelijk aan te nemen, dat haar wilde toekomstdroomen werden ver wezenlijkt. Moest zij daarom niet met blijd schap worden vervuld Waarom gevoelde zij zich dan zoo teleurgesteld, bijna verdrietig gestemd Het schermutselen met woorden op de wa randa was zeer vermakelijk geweest, maar in de eenzaamheid van haar kamer veranderde zij van inzicht. Lag het misschien aan het gemak waarme zij het beoogde voordeel had behaal^ dat zij zich van de wijs gebracht gevoelde? Zij was er niet op voorbereid geweest te be merken, dat haar stoute beweringen, door de schooljuffrouw overgebracht, zoo gemakkelijk zouden zijn aanvaard. Zij had veel liever ge wild, zelfs al was zij ef door in ongelegenheid gebracht, dat ze met meer hardnekkigheid wa ren bestreden. Neen, die knappe, glimlachende, spraakzame jongeman mocht in het algemeen wel een aan nemelijk echtgenoot zijn, hij was toch niet de figuur welke haar droomen als jong meisje had vervuld. Doch wat kon dot er toe doen, daar zij toch al dadelijk tot een offer had besloten? Maar intusschen kon zij dc neerslachtigheid niet van zich afschudden. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1927 | | pagina 5