KINDERRUBRIEK. De rubriek van Oom KareJ' 2<?oals ik wel verwacht had, heb ik in d J brieven nog heel wat vragen gekregen qy i den kieurvrekgrijd. lk zol die vragen hier eren J beantwoorden. Maar lezen jelui dan tevens nog eens goedèna, wat ik de vorige week dantot e* hei> gesrJèreven. Het plaatje, dot vorige week ia dc krant stond behoef j? natuurlijk niet over to teekenen. de kunt het uitknippen en zoo kleuren. Je kimt het d••snoods op een kar- tonnetjo plakken, rr-var noodi./ is dat niet. Tot hoelang je met het inzenden dor ud hebt, had ik de vorige week al ;<•-/ gd. ïvrt van onz<* neefjes vroeg mij, vair het plaatje morst u-orden ingezonden. \vr< l. nof nis tie gewone briefjes „Aan oom Kavel", p a Amèrsfoortsch Dagblad. Dan vragen verschillend"-- mij. hoe ze het plaatje móesten kleuren, nut potlood, vo ter- of olieverf. Ja, daarover kan ik je moeilijk iets zeggen. Dot moet je hre.lemnal zelf weten. Het kon natuurlijk op zooveel manieren. En welke kleuren je moet gebruiken, is ook iets, dat ik aan je eigen smaak overlaat. En dan het gedichtje. Dat behoeft heelcroaal niet tegelijk mot het plaatje ingezonden te worden, ols je èn op het plaatje èn onder liet gedichtje maar duidelijk je schuilnaam schrijft. Een van de nichtjes vroeg me, of je ook b.v. zes gedichtjes mocht inzenden. Ja. al wilde je er höpderd inzenden, dot is mij best, maar jc Kloet dan bij ccn gedichtje zetten, welk moet meetellen voor do bcoordcrlincr om een prijs te kunnen krijgen. Dat is de bedoeling. Ik geloof, dat Vt plaatje wol in ielui smaak is gevallen Nu, dat vind ik erg prettig. Doe er mar.r flink je bost op en maak het maor zoo mooi mogelijk. Inlusschen wenseh ik je lui allemaal een prettig Kerstfeest. RAADSELS. Oplossingen van de vorige week. De oplossingen ven dc vorige raadsels waren I. Oudejaarsavond met de woorden olm, uil, dnt (die), elf Job, arm, ako, rat, sla, Ans Aut), vel, oog, nar,' dak. Nood breekt wet. Uitstel is geen afstel. Het is niet olies goud wal blinkt Dc prijswinnaar „Kc epe r" kop zyn prijs Dinsdag oan ons. bureau komen afhalen. NIEUWE RAADSELS. T. Het heeft geen kop, maar wel een mond, Soms armen maar geen voeten *t Loopt altijd voort, doch steeds omlaag, Nu, ga maar gauw aan 't zee-ken. TI. Ik wordt gebruikt om mee to eten cn 'besta uit twee lettergrepen. Leest men mij van voren naar achteren, cf vhh achteren naar vo ren, steeds blijft ik 'dezcifd:. SNEEUW. 't Sneeuwt, 't sneeuwt, wot ben ik blij Nu gaan we heerlijk glijden. Nu gaan we allen op 'n rit De Iluygenslnnn afglijden. Mijn bobslee stoat ollung reeds klaar. Mijn trui is el gewasschen I Maar 'k moet 't dikke handschocnpaai Nog gouw eens even passen. I lè, toe nou I sneeuw nog oven dooi En vries meteen een beetje I We hebben er toch winter voori "t Zou znlig wezen weet jc We krijgen dan van school wel vrij, Dat is dan ccn pleziertje I Wat rijn wc uitgelaten, blij 1 Om kou geef T ook geen ziertje. Och toe nou, sneeuw nog, sneeuw nog wat1 Zeg, "t is toch maar geen grapje? Toe, blijf nou liggen op 't pad En wordt geen viezig popjet En 's nachts; toen vroor *t e: op los. Wat waren allen blijde. En 's middags ging 't in winter dosch Er hcerlijkjcs cp glijden T Keesje's Kerstfeest „Waarom geven alleen r ij k e manschen wat met Kerstmis, moeder? Waarom doen w ij 't niet Kleine Kees, die op een bankje aan moe ders schoot rat, met een boekje van school op zijn knieën, sloeg rijn donkere kijkers vragend naar haar op. „Omdat die wat hebben om weg tc geven. Als je niks hebt, kon je niks geven, dat 's nogal glad," bromde broer Jan, die net ais vader al zoo'n tijd werkeloos was en nu landerig met de ellebogen op tafel leunde. Moeder, die aan 't aaidappel schillen was. ruchtte. „Ze moesten ons maar liever wat b r e n- g e n," roo liet Jan rich weer liooren. „De JuTfrouw zegt," zoo klonk Keesje s halder stemmetje, „de Juffrouw zegt, dat met Kerstmis iedereen wat kan geven, iedereen, om een ander blij te maken, en dan ben je zelf ook blij en dan pas kan je een gelukkig Kerstfeest vierenanders niet." „De Juffrouw weet er niks van; ze heelt eelf van alles volop." „Stil, Jan, Stil. Ja. Keesje, 't is waar, wat de Juffrouw zegt: 't is waar, maar, 't Is soms erg moeilijk voor lui ols wij zijn en dat weet Onze lieve Heer ook wel." „Ja Moeder? Moeder, als 't nou Kerst mis is. gaan wij dan een ander ook blij maken, wij samen Hoopvol keek 't jongetje Moeder aam v „Moeder zal eens zien. Kees; Moeder moet er zich nog eens op bedenken, hoor t Ga maar weer zoet lezen." 's Avonds, toen Keesje al lang sliep, moest Juffrouw de Beer onder 't kousen stoppen op eens weer aan die vraag van haar kleinen jongen denken. Vroeger, toen zij in beteren doen waren, had zij 't zoo heerlijk gevonden eens wat voor een ander te doen, maar in de laatste jaren, och hadden ze zelf zoo te tobben gehad, dat er geen gedachte meer voor een ander op had kunnen overschietenen toch, dc an der was er nog evengoed, de ander wasje naaste. Juffrouw de Beer be greep heel best, hoe de „Juffrouw van 't school" 't den kinderen had uitgelegd. Kleine Kees had 't in zijn eenvoud precies bij 't rechte eind gehad. AJ was je zelf omi, je kon toch nog we! wat voor een an der doen; neen, ja kon 't niet alleen, je moest, neen, ook niet,je mocht, ja, dat was het, je m o c h t f Juffrouw de Beer werd 't warm en blij om 't hart. Je mocht, wat heerlijk was die gedachte T In geen tijden was ze zoo opgewekt geweest bij al haar zorgen. Morgen, met Keesje samen, zou zij over leggen, wat zij zouden kunnen doen om met Kerstmis een ander blij te maken zonder geld 1 Juffrouw de Beer glimlachte; ja, zonder geld, dot was er nóg 't mooiste van! 't Vi'as een paar dagen vóór Kerstmis. Keesje liep met een gelukkig gezichtje rond. Telkens had hij wat met moeder te fluisteren. Een geheimpje Eén? Neen hoor, een heeleboel! Ze zouden echt Kerstmis gaan vieren, echt, zooals de „Juffrouw \an 't school" 't had bedoeld f Daar hadt je, om te beginnen. Jaapje van den overkant, die was al zoo lang ziek, en nou zou Keesje hem met Kerstmis zijn opplakplaten brengen; die had hij zelf met Sinterklaas op ,,'t school" gekregen. Dan zou Jaopjc wel erg blij zijnEn Grootje von Oven, die drie hoog woonde, nou die kon nooit 's uit en geen mensch keek naar der om en nou zou Moeder der vïagen om met Kerstmis te komen. Nou ja, veel bijzonders had moeder niet, maar een „bakkie I offie" toch wel, met een bal er bij. T keesje roit voor der zingen, al z'n mooie Kt rstversjest en Moeder had nog een kaats; die kwam er bij aan; dat was don een Kerstlichtje. En dan zou Keesje vandaag al vast bood schappen doen voor buurvrouw, die der been had gebroken en moeder zou der komertje opredderen, dot ze netjes lag met de feestdagen. En ze had een poes, die zou Keesje nooit meer plagen en als andere jongens in de steeg 't deden, nou, dan zou Keesje ze wegjagen en poes gauw bij buurvrouw brengen. En dan hadt je vader, vader, die altijd zoo verdrietig keek, omdat er geen werk was hem zou Keesje met Kerstmis eens heel extra flink pakken en hij zou 's morgens al vroeg voor Vader z'n Kerstversjes zingen misschien misschien werd vader dan ook blijl En Jan zou Keesje's grooten stuiter krijgen, maar 't mooiste kwam nog: voor moeder zou hij op zusje passen, dan kon moeder rustig naar de kerk gaan; dat wou ze zoo graag. Dat was een echte, mooie verras sing, die maakte moeder bij Ja, Moeder was nu al blij in 't vooruit zicht en meteen wist ze ook nog allerlei, dot z ij kon doen om de buren te plezieren. Wonderlijk, als Je er je eenmaal in ging denken, wist je hoe langer hoe meer dingen om te doen en jc was verbaasd en 't speet je, dat je daar al niet eerder 's op was ge komen I Voor die ziel met der „rim- metiek", die twee hoog vóór woonde, kon ze best de melk en 't brood aannemen en niet alleen in den Kersttijd, maar tiltlid. En dan was er een buurije, dot naaide voor een winkel, en die stumperd hoestte zoo. Nou kon Keesje toch bes' geregeld der naaiwerk wegbrengen; hij boeide cr niks voor te hebben, dat zort /e er vooral bij zeg gen. En als ze tóch waschte, kon ze ook best voor Grootje van Oven een paar stuk jes mcewasschen, och wel ja, h c s 11 Die ziel had ook geen mensgh, die der 's wat uit de hand nam en o. zoo waren er nog zooveel kleine diensten, die je mekaar kon bewijzen zonder geld, alleen, je moest "t met een blij gezicht doen en met plezier, anders was 't naar voor de menschen. En Juffrouw de Beer zong onder 't scho ren en schrobben en Keesje floot en de menschen dachten misschien wél, dot ze al wonderwat voor hun Kerstmis hadden ge kregen, maar neen, gekregen hadden ze niets, ze waren aan 't geven, al maar aan 't geven, en als ze mekaar aankeken, knik ten ze en Keesje z.ei dan telkens met een stralend gezichtje: „Nou Moeder, öi de Juf frouw 't ook goed wist 1" Ja, de „Juiirouv van 't schoolhad 't wel goed geweten, en dit, van Moeder cn Kees, wist ze ook. Keesje had er op dien leatsien dag vóór de vacar.tie niet van kun nen zwijgen, zijn hartje was boordevol en daarom moest zijn Juffrouw 't maar weten, zij alleen, zij zou er toch vast niets van oververtellen aan buurvrouw en Grootje en Jaapje en de anderen. Neen, dat deed de Juffrouw ooi: niet, maar wel vertelde ze 't bij haar thuis. Weet je waarom Zij had een zusje, cn die prut telde toch zóó. omdat er dit jaar geen Kerstboom met presentjes zou komen, 't Kon niet, 't was te duur, moor ze zouden toch evengoed een gelukkig Kerstfeest kunnen hebben, had moeder gezegd. „Neen," had Stans geprutteld, „neen: een gelukkig Kerstfeest, hoe kan dat nu, als ja niet eens een Kerstboom hebt en geen pre senten krijgt I" Maar toen had haar zuster zoo maar ge woon-weg, zooals zij zoo vaak eens iets van school vertélde, over Keesje de Beer gesproken. Keesje, die zoo'n blij Kerstfeest zou vieren, omdat, ja, omdat „Hij een Kerstboom zou krijgen en din gen, die hij greag wou hebben?" „Neen, neen, niets van dat alles." En toen had zij verder verteld van Keesje en zijn moeder en St3nsjc bad 't pruttelen gestaakt. Zij schaamde zich voor dat arme, kleine jongetje, voor die moeder, die zoo veel te tobben had. cn, die toch zoo rijk waren I R ij k, ja, want zij konden veel geven, veel liefde geven en daar komt 't met Kerstmis toch maar op aanf „Moeder," zei Stans, toen zij 's avonds in bed lag, „vindt U goed, dat ik Keesje de Beer eens verras We hebben nog al lerlei van den Kerstboom 'van verleden jaar en nog een paar kaarsjes, ols ik nu eens zelf een boompje moakte van een dennetak in een bloempot en mag ik er dan een van mijn boeken bij geven?"... „Best, hoorl En don doe ik er wat hij voor ziin moeder en voor Keesje zelf, voor Keesje" moeders stem haperde „wat speelgoed van Johan." Johan was Stansje's gestoiven broertje; moeder had er nooit toe kunnen komen lets van zijn speelgoed weg te geven, maor nu.... Kerstmis.... liefde-geven - kon 't colt beter worden besteed Moeders hart ging uit paar Keesje, naar 't jongetje, dat zoo'n blij Kerstfeest zou vieren, om dat hij zooveel te geven had.En toen op Kerstdag Juffrouw de Beer uit de kerk was gekomen, zusje zoet in 't wiegje lag en Keesje juist voor Grootje van drie hoog zi.in Kerstversjes wou gaan zingen, o, toen wos 't de beurt van Stan.- om heel heel blij ,te worden, toen mocht !i wat geven Neen. geen Kerstboom i a 1 haai ooit zooveel vréugde grs< bonken ais nu i versierde dennetakje ia den bloempot, ('o; ze voor den kleinen jongen op de ta fel z:ito. i'n Keesje... Keesje was Luiten zichzelf van fierier Och, hij wist t zeli heeleme»; niet, hoe vee! h il wel had gegeven ook aan Stansje, aan haar moeder, aan ziin Juffrouw, want liefde geven is aanstekelijk. Wie ze ont vangt, kan niet anders, maar moet zo weer doorgeven cn roo v.ordt de kring al maar jrooter. Zoo vierde Keesje de Beer Kerstfeest. En met zijn heider stemmetje zong hij van 't Kindje ir, ftethlehems stal, dat. schijnbaar niets L r rittend, tóch aan de wereld schat ten van zegen brtngt, omdat Gods liefde in Hum is geopenbaard. Keratengeien- „Loten wc nog wat hout op het vuur sta pelen, Dors. 't Is de avond vóór Kerstmi* en we zullen de blokken dus niet sparen. zeKs al zijn de tijden lang niet zoo goed meer als zij vroeger waren." De oude boer Hendriks voegde de daad bij het woord, nam terwijl de blokken vroolijk begonnen tc knetteren zijn krant op en schoof zijn gemakkelljkcn leunstoel wat dichter bij den haard. Zijn zuster rag echter dadelijk, dat hij niet las. liet duurde dan ook niet lang, of hij legde ziin krant neer en bleef zwijgend in het vuur zitten staren. „Kerstmis zal voor ons niet vroolijk zijn, is het wel, Jan waogdccjuffrouw Dora het eindelijk te zeggen. „We hebben eikoor, dat 1$ een geluk, maar we worden oud en kun nen hen, die zijn heengegaan, maar el te moeilijk missen." „Het beste is, daar maor niet over te spreken, Dora," antwoordde de oude boei en hij zuchtte diep. Zijn zusteT zei niets meer, doch nam hoor breiwerk weer op. ,/t Is net, olscf ik het tuinhekje hoor go an," liep zij een paar minuten later uit, terwijl zij aandachtig luisterde. Ook de boer spitste nu de ooren. „Er loopt iemand in den tuin," zei hij en juffrouw Dora stond juist op om eens te gaan kijken, wat cr was, toen een paar kin derstemmetjes hun Kerstlied oonhieven. „Nu moet ik niet naar buiten gaan: ik zou hen storen," hernam de oude juffrouw glim lachend. ,,\Ve krijgen tegenwoordig niet dikwijls meer Kerstzangers." „Zij zingen goed in dc maaO liet de boer goedkeurend hooren. Zelf hed hij in-zijn jeugd gezongen en nadat do kinderen een paar liedjes ten beste gegeven hadden, rjep de boer uit: „Zc zullen koud geworden zijn in dc sneeuw en een kop warme melk zal hun goeddoen. Roep hen binnen, Dora. Ik ben benieuwd, wie die zangers zijn." Juffrouw Hendriks Hep nu naar de bui tendeur, deed die open cn de sneeuw war relde neer binnen. De kleine zangers ble ken een aardig meisje van ongeveer negen Jaar'te zijn en een vTOolijke jongen, die een poor joer jonger was. Zij waren keurig gekleed en hcelomaal niet verlegen. Terwijl zij zich bij den haard s.onden te warmen cn ,dQ boer zelf melk In een pennetje schonk om voor hen te war men, zagen hij en zijn zuster met verbazing, dot do kinderen niet in deze streek thuis hoorden. „Vader. cn Moeder ^zijn bij juffrouw de Bruin. Zij hebben ons den weg hierheen gewezen," legde het meisje uit. Juffrouw de Bruin was een weduw e in de buurt, die 's zomers pension hield. Het wos echter iets heel ongewoons, als zij in den winter gasten hod. Nadat de kinderen zich aan dc lekkers warme melk met koek te goed hadden ge- dnnn, trok juffrouw Dora den jongen noa» zich toe, terwijl het meJsje tegen de knie van den ouden boer leunde. Glimlachend keek zij naar hem op, toen hij haar naam vroeg. „Johanna Maria," Antwoordde zij, „maat ik word altijd Mieke genoemd." „Hoe vreemd I" zei de oude juffrouw zacht voor zich heen. „Zij heeft dezelfde oogen els onze Mieke had, Jon." En Mieke, hun lieve dochter cn nicht, dio nu vijf jaor geledc-n langzoam weggekwijnd was, had weer sprekend geleken op haar zachte moeder, die eveneens jong gestor ven wos. Het was Lena met de donkere oogen, de eigenzinnige dochter van den boer, die zeer tegen den zin van haar vader met Veldkamp, zijn knecht, getrouwd was. Wat leek haar karakter in menig opzicht op dat van haar veder I Dit was dan ook misschien de reden, waarom zij in zoo langen tijd niets van zich hod laten hooren, nadat zij éénmaal getracht had het bij te leggen, doch op de onverzettelijkheid van haoi vader gestuit was. „En ik heet Jon," zei de jongen spontaan, niet wachtend tot de \T00g: hoe hij heette, tot hem gericht werd. Juffrouw Dora keeV haar broer beteekenisvol oan. Dit olies kon toch geen toeval zijn! „En hoe is jullie achternaam, kinderen"? Wear is j© Moeder?" vroeg de boer met heesche stem, terwijl hij uit zijn stoel op sprong. Mieke greep zijn bevende hand en Jubelde het plotseling uit: ..O, GrootvaderI Grootvader!" zei z:J. „\Vij zijn uw eigen kleinkinderenWe hee- ten Veldkomp en Moeder stoot met Vader buiten ie wachten." Lena Veldkamp bleef daar niet leng staan, want hoor Vader ging onmiddellijk naar buiten om rijn dochter iri de armen te nemen. Jaap Veldkamp had met vrouw en kinde ren in Ccnodo gewoond, waar het hem heel goed gegaan was. Hij was met zijn gezin naar Europa gekomen met de bedoeling het met de oudjes bij te leggen cn deze misschien over tc halen n\et hen mee terug fe gaan nncr Amerika. Toen dit voorstel op eersten Kerstdag order het eten te. berde gc*br.icht werd. schudde de oude Hendriks evemwl vastbe raden rijn grijze hoofd. Tante Dora en^ hij waren oude boomon, zei hij, en die moet men niet overplanten. „Don zullen wij hier moeten blijven. Jaap," zei Lena, terwijl zij haar htynd op den arm ven haar veder legde. „De boerde rij zal weer evenveel opbrengen als vroe ger, wanneer er meer geld in gestoken wordt. Ik kan Voder en Tonte Dor'#» niet weer loslaten. U wilt ons immers niet opnieuw missen, Grootvader?" Twee vroolijkc kinderstemmen, waarin echter toch angst klonk, stemden als in koor in met deze vraag. Glimlachend keek de oujc boer zijn kleinkinderen aan. „Neen, ik kon mijn kleine Kerstengelen niet meer missen." zei hij. *En ik veronder stel, dat ik de Moeder dan maar op den koop toe moet nemen." De laatste woorden werden lachend door hem uitgesproken. „En mij," zei Jaap Veldkamp ernstig. „Vader kan niet buiten Moeder," klonk het wijs van Mieke's lippen. „En ik ik kan niet buiten één van jul lie vieren!" zei de oude man stamelend, terwijl hij zijn dochter omhelsde. „Ik heb zoo vreeselijk naar je verlangd ging hij voort. „Welk een gezegend Kerst feest vieren» wij samen, lieve kinderen." UIT ONZE MOPPEN! ROMMEL. WEL MOGELIJK. Willie verraste zijn moeder plotseling mot do vraag„Mammie, is er h/mrollc in dl* fleseh „Wel r.ecn jonger, hoe kom je.daaraan, dat is gom „O", liep Willie uit, „dan kun ik daarom misschien rn'n hord niet ofzotten 1" CORRESPONDENTIE.. Keeper. Welke bonnen en plantjes be doel je. ïn je brief zaten cr geono. Dat vindt je in mijn v oorstukje vermeld. Voetba ller. - Ja, jelui hebben- kunnen genieten. Jammer dat nu ellrs weer, ineen» voorbij is. Vond je het leuk. Dat doet nv> ple zier I Alles kan niet tegelijk. Narcis. Dnt kan ik m« best begrijpen 't Is ook lang* niet prettig 200M3 het nu wos. £0 zal nu wel gauw heel *rnaol opknappen. Rekenmeester. Waar ja hu je brief gebleven - Mol. Ja, ik heb het gezien. Nu is alles ineens weer vooibij. Doe dnt maar, Wnnt als ik mc goed herinner, ben je aardig ver op dnt gebied. Zwartkop. Dat trof wel heri erg on gelukkig. Hoo kwam dat zoo. 't Ia te hqpen voor je, moar ik zou er maar niet el tc vost cp rekenen. Dot kon wel eens misloopen. Sprinkhaan. Dat mag ja doen roools ic zelf wilt. Daarover vind fe vooroan in deze krant nog enkele inlichtingen. Cupido. Je hebt dus volop genoten, dat begrijp ik. Jo hoop is intusschcn geen werke lijkheid geworden. Kampioen. Heb jo hrt nog geleerd in dien korten tijd. Misschien komt ér wel weer eens een gelegenheid daar voor. Ja, maar dat strooien is toch- juist heel goed. Mier. Natuurlijk kon dat. Zendt maai steeds de raadsels in cn schrijf maar wat je wilt en zooveel je vilt. Spin. is hartelijk welkom. Waarom heb ben jelui dan zoolang gewacht om mee t« doen. Leesgraag. - Dat, is heel goed. Allaan moet ja zelf maar 2eggen welk versjo in aan merking moet komen voor de bcoordeeUng. Natuurlijk kan dot niet met alle zes van één inzendster. Ik wensch je hetzelfde, 't Zol niet gaan! Doc dot vooral. Dan ral het best wel in orde komen. Je versje is heet aardig, al komt de werkelijkheid nu niet meer met den inhoud overeen. Koekoek. Best hoor. En jc bén meteen cl flink begonnen. Ga maar too voort. Wildzang. Je, maor dat is ook juist de kunst. Anders .wos er niet veel aan, Prachtig hoor, hoe meer hoe liever. Robbedoes. Ik krijg du» het plaatje nog wel, want In doza brief had jo het niet in gesloten. Dan dc volgende week zeker een heel» lange f Akko. Het behoeft-.niet per sc reri u zijn. Je meg het ook anders doen. Dat gaat ook heel goed. Zie mcar Wat ja doet. Britinoog. Dat moet je 'niet doen Maar gelukkig was het toch niet erg. Ik derd; dut het je nog wel zat meevallen. Gelukkig moar, dat ze weer zoover beter zijn. Bengel. t Die schuilnaam is geloof ik heel goed voor jou; ïk vind het uitstekend, dat je meedoet hoor. Jelui mogen gerust alle bei het plaatje inzenden, dat hindert niets. Goudenregen. Jc zult cr wel meer voor noodig hebben, donk ik. Twee is wel wat c'rg weinig. Maar dat laat ik verder heclemaal aan jo zelf over, hoe je het het mooiste vindt. Wat een pret hè Blondje. Je hebt er nog den tijd voor, dus je behoeft ja heelemaal niet te haasten. Maak rr maar wat moois van. Hartelijk dank voor de plaatjes. OOM KAREI,

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1927 | | pagina 7