KINDERRUBRIEK. De rubriek van Oom Karei Uit dc verschillende brieven die ik dezo weck j kreeg, heb ik gemerkt, dat het eerste raadsel van de vorige week erg lastig was om te vin den. Nu, dat was ook wel zoo. Maar toch hebben dc moesten de oplossing wel kunnen vinden. Ja, een enkele keer loopt er wol eens een raadsel door, dat wat moeilijker is. Want als do raadsels altijd even gemakkelijk waren, zou je ze binnen een minuut hebben opgelost En hot is juist wel eons aardig om er wat lan ger over te moeten denken Maar deze keer heb ik voldaan ö«n hot verzoek van vole jonge re neefjes cn nichtjes om ons wot gemakke lijker raadsels to géven. Ik hoop dat ik doarin geslaagd ben. Deze, di«- nu Ju dv krant staan zijn heusch erg gemakkelijk Dus die zullen je lui wel gauw hebben opgelost. Ik ki. eg enkele brievCh, die niét onderteekend waren, clió kon ik dus niet beantwoorden. En dan wilde ik je lui nog oens vragen om vooral het papier aan een kant te beschrijven, als je me iets stuurt, ren verhaaltje cl' iets dergelijks, dat in do krant moet worden afgedrukt. Willen jelui daaraan denkon Tot slot voor dezo keer heb ik nog een aar dig verhaaltje voor jelui van do Boschbesjes Het heet DE MOOIE KLEUREN VAN DEN KONING Er was eens oen koning, die veel van mooi- kleercn hield. Elk uur had hij een ander pak aan. Als er menschen don konirg moesten spre ken zei men altijd „De koning is in zijn kleedkamer." Op zekeren dag kwamen twee bedriegers den koning bezoeken en zeiden dat ze beroemde wevers waren on kleeren konden weven, die de zonderlinge eigenschap bezaten, dat menschen die die kleeren niet zien konden, niet geschikt waren voor hun ambt. De koning was erg in zijn schik, omdat hij nu zien kon, wie niet go» schikt was voor zijn arnbt. Hij gaf de wevers veel geld en zijde, en nu konden ze beginnen te weven, maar zij staken het geld en do zijde in hun eigen zak en weef den met leege weefstoelen. Eiken dag zaten ze hard te weven. Na eenigen tijd zei de koning tegen zijn ouden minister „Ga nu eens kijken, hoe ver het met het pak slaat Dc oude man ging naar de bedreigers die ijverig zaten te weven. Toen de oude man bin nenkwam zeiden ze „Vindt u het patroon niet keurig, zulke mooie kleuren," cn ze wezen op de leege weefstoel. De oudo man zei maar „Het' is prachtig," want hij wilde niet weten dat hij het niet zien kon, want dan was hij ongeschikt voor zijn ambt. Hij kwam bij den koning en zei dat hij het prachtig vond. De koning stuurde neg meer voornome lieden naar •is wevers, die allen zeiden; dat ze het schitte rend vonden, ofschoon ze niets zagen. Einde lijk waren de kleeren bijna klaar. Den volgen den dag zou er een groot feest zijn cn dan zou de koning zijn nieuwe kleeren voor 't eerst aan hebben. Do bedriegers weefden den bee- J len nacht door. Den volgenden dag deden 'zi; alsof zij de kleeren van de weefstoel afhaal den, met groo'fo geboren sloegen zij de koning dé kleeren om, maar niemand zei dat ze niets zagen De koning schreed statig tusschen dc menschenmassa's door Nooit had de koning zooveel succes met zijn kleeren dan nu. Tot opeens een kind riep „hij heeft niets nieuws aan". En ook andere menschen riepen dit. Maar de koning- deed net of hij niets hoorde en ging gauw naar zijn kleedkamer, en trok oen ander pak aan. Maar de bedriegers wnrep intusschon verdwenen. DE SPIJBELAARS Op zeek'ren dag op weg naar school Zogt Anton tegen Fred: Wij geon vandaag eens spijblen. hoor! We hebben stellig pretl —Op sommen was ik nooit erg dol, Nog minder dan op taal. En ik vind schrijven toch zoo'n kruis, Steeds op en neer een haal Kom dan maar mee, de bosschen in De broertjes loopen vlug. Geen van hun beiden heeft er spijl En wil naar school terug. In het begin gaat alles goed; Zij spelen in het zand En loopen steeds maar verder door, Heel vroolijk hand aan hand. Maar eind'lijk toch wordt 't tweetal moe, De voelen doen hun pijn En Anton zuchl: Zou het nog ver Van hier naar huis toe zijn? Het rommelt in dc vert'er breekt Op eens een onweer los f Och waren wij nu maar op school Zucht Fred, en niet in 't bosch Drijfnat komt 't tweetal eind'lijk thuis, Half ziek van schrik en angst. Zij biechten Moeder alles op, Want eerlijk duurt het langst! Maar als de dag daarop de school Weer aangaat, zijn er twee. Die mogen niet naar school voor straf Och, was het dat maarNee Ze werden beiden ernstig ziek En bleven in hun bed. Zoo eindigde die spijbeldag Voor hen in lang geen pret I En toen hij eind'lijk beter was. Zei Anton tegen Fred: Het is op school toch'prett'ger, hoor! Dan heel den dag in bed! RAADSELS. Oplossingen van de vorige week. De oplossingen van de vorige raadsels wa ren I. „Men rnoet eerst den balk in eigen oog zien, voor men den splinter in ziins naasten oog bemerkt" met de ivoordon opstellen. Oom Karei, moerbeiboom, pyramid©, regenton, avondster, insponning, ezelin, kienen. Gent II. „De Olympische Spelen" met de -woorden lijm, speelden, olm, lei, schop, ei. De prijs is deze keer gewonnen door Dwerg die hem a.s Maandag aan ons bureau kan ko men afhalen. NIEUWE RAADSELS. Het geheel is een spreekwoord van 5 woorden en 25 letters. I, 7, 14, 10, 11 is een boschplant. 25, 24, 25 is niet mager. 4, 5. 25, 17, 11 is een getal. 15, 14, 8, 12, 25 eet men wel op de boter ham. 6, 20, 3, 12 is niet schoon. 0, 15, 7. 18, 22 lezen we dagelijks. 16, 21, 10 is een boom. Op de kruisjeslijn komt de naam van een vogel, die mooi kan zingen X o o Op de 1ste rij is niet vast X 2de een afscheiding X 3de een vlug dier. X 4de niet gierig X o 5de een kleur. X j# fm 6do ziet men 'n de X. wei. X e n 5> 7de. een voertuig. X 8ste heeft een visch. Ode geeft ons eieren EEN RUMOERIGE FAMILIE. „Kukeleku" zegt vader haan „Kuikenskippen opgestaan." „Het is meer dan zeven uur" „Je ontbijt staat in de schuur" „Ja papa ik haast me al" „Zeg Puck je stoot me om doe niet zoo mal" ..Ik heb zoo'n -honger jij dan niet' „Ja zekeil dat je niet ziet „Hèwat heerlijk" zei kippelien" wHc! wat heerlijk" zei kippelien" Van spijblen heb 'k al lang genoeg, Dat doe ik vast nooit weer! Ik ook niet I zegt zijn broertje nu Niet éénen enk'Ien keer! „Witschelp klaagt te kort misschien!" „Hou je mond zei vader Haan Anders moet je hier vandaan. (Ingezonden door Zonnestraaltje.) HET SNEEUWKLOKJE (Een Sprookje). Vele- eeuwen geleden, toen de zeeroo- vers nog de zeeën onveilig maakten en ook vooral de schrik der visschers waren, over vielen die booze lieden op zekeren nacht een groot, welvarend visschersdorp aan de Fransche kust, plunderden dit geheel uit, namen zelfs de nelten der visschers mee, en, alsof dit nog niet genoeg was, voerden zij vele visschers, als hun slaven, mee. Ze bekommerden zich er zelfs niet om, of die arme mannen vrouw en kinderen hadden; ze keken alleen naar jonge en sterke lie den, en'die namen zij allen mee. Nu bevond zich onder al die ongelukki- gen ook een visscher, die kort geleden zijn vrouw en twee kinderen door dc-n dood verloren had. Eén kind was hem nog over gebleven, een lief tienjarig meisje, dat Yvonne heette. Op dien vreeselijken dag, toen de zee- roovers haar vader wilden wegvoeren, had yvonne zich, als radeloos van droefheid, aan hem vastgeklemd en ze had schreiend uitgeroepen: „Ach, neem mij toch ook mee, vader!" Doch de woeste zeeroovers rukten haar uit haar vaders armen, en de aller wreedste sleurde haar mee en sloot haar op in een hut. Dienzelfden avond, toen de zeeroovers reeds lang met hun buit het dorp hadden verlaten, vluchtte Yvonne door één der vensters, en zoodra zij buiten de hut was, liep zij naar het strand, den kende ddar haar vader nog te zullen vin den. Toen ze daar echter een ouden vis scher ontmoette, die haar vertelde, dat haar vader als slaaf was meegevoerd en wel nooit meer 20u terugkecren, verliet het arme, bedroefde kind nog dienzelfden nacht het dorp. Ze liep al maar verder, totdat zij uitgeput door verdriet en vermoeidheid op een landweg neerviel. Daar vond haar den volgenden dag één der boeren uit de streek. „Wie ben je, en waar kom je van daan \Toeg hij. Yvonne vertelde hem daarop schreiende van het groote leed, dat haar overkomen was, en ze vond het een uitkomst, toen de boer haar meenam en zeide, dat zij in zijn huis kon blijven en de ganzen hoeden. Ze wist echter nog niet, hoe gierig de boer was, en hoe inhalig de boerin. Dit bemerk te Yvonne pas, nadat zij een maand de gan zen had gehoed. In die maand had ze niets anders te eten gekregen dan droog, grof brood en aardappelen, en zelfs geen stiriver had zij als loon voor haar diensten ontvan gen. Doch ondanks dit alles bleef Yvonne haar plicht doen. Op een dag, toen zij, onder het hoeden der ganzen, aan haar Vader dacht, en daar door erg bedroefd werd,, zag ze op het veld een klein, groen plantje op een plek, vaar zelfs geen gras groeide, en omdat ze veel van bloemen en planten hield, kreeg Yvon ne medelijden met het eenzame plantje. „Lief, klein sprietje," zei ze, ,,je staat hier zoo eenzaam. Je bent zeker even een zaam als ik. Daarom zal ik je meenemen en dicht bij de schuur, waarin ik den nacht doorbreng, in de aarde planten. Dan zullen wij beiden niet meer eenzaam zijn. En als de sneeuw valt, dan zal ik je met slroo dek ken Dien avond, zoodra zij met de ganzen thuiskwam, plantte Yvonne het kleine plantje in een hoekje dicht bij do schuur. En zoodra de nachtvorsten kwamen, dekte zij hel met stroo. Zoo brak de Kerstnacht öan. In dien nacht, terwijl Yvonne, rillende van koude, in de schuur onder een versle ten paardendeken log, hoorde zij klokken luiden. „Wat vieemd, dat nu reeds de klok ken luiden," dacht ze. Met die gedachte sliep ze ook even later in en toén droom de zij, dat het kleine, groene plantje hij haar stond en tot haar sprak: „Yvonne, 't zijn niet de klokken van een kerk, die ge zooeven hebt hooren luiden; 't zijn m ij n kleine klokjes, die nu nog onder de aarde zijn verborgen. En weldra zullen die klok jes, mijn kleine, witte bloempjes, bloeien, voor u alleen, Yvonne..." Yvonne dacht niet verder na over dien aroom. Doch ziet, in 't begin van Februari, toen een dik sneeuwkleed de velden dekte, zag Yvonne, dat het plantje frisch en groen uit het stroo omhoog stak, en dat aan de teere groene sprietjes kleine, witte bloempjes hingen, juist alsof het witte klok jes waren. Zoodra ze zich over het plantje heenboog, om de klokjes nauwkeurig te bekijken, hoorde zij weer bijna dezelfde woorden als in haar droom: „Yvonne, 't zijn m ij n kleine klokjes Weldra zullen die klokjes, mijne kleine, witte bloempjes, bloeien, voor u alleen, Yvonne..." Ja, voor haar alleen bloeiden de kleine, witte klokjesDit begTeep Yvonne nog beter, toen ze voortaan verstond, wat de klokjes, die zij den naam van „Sneeuw klokjes" had gegeven, haar vertelden. Zoo vertelden dan ook .veer. de klokjes, toen ze voor de vierde maal uit de sneeuw varen gekomen, dus na vier jaren, aan Yvonne, dat zij naar het visschersdorp moest terug- keeren. „Daar zult ge iets terugvinden en weer onuitsprekelijk gelukkig worden," luidden de klokjes. En Yvonne deed, zooals de klokjes hadden geluid voor haar al leen. Maar eerst groef ze het plantje op "it de aarde en ze nam het mee naar haai dorp, vaar ze werkelijk weer héél gelukkig werd. Want ze vond er haar vader en nog andere visschers terug, die door de zeeroo vers waren weggevoerd, en die hun vrijheid hadden teruggekregen, toen op een dag de zeeroovers door soldaten werden gevangen genomen. Yvonne had het plantje in de aarde ge zet, dicht bij haar hut, en daar bloeiden en groeiden toen iedere lente de sneeuwklok jes. Ze bloeiden daar nóg schooner dan in het hoekje bij de schuur van den boer, en ook vermenigvuldigden zij zich. en zoo kwa men zij overal uit fle aarde op. „En dit is nu nog altijd zoo, zegt het sprookje. HET MIDDAGMAAL VAN DEN KEIZER Keiier .Napoleon vermomde zich graag, ten einde zich ongemerkt tusschen zijn volk te begeven en Ie weten te komen, hoe men over hem dacht. Op een middag, toen hij met Duroc, zijn adjudant, in een klein café gegeion ha.l, kwamen zij plotseling tot de ontdekking, dat zij geen van beiden geld bij zich bed den. Wat nu te doen Duroc ging naar de juffrouw achter de toonbank, die de eige nares van het café was en deelde haar hun verlegenheid mee. De café-houdster, een oude, norschc vrouw, nam deze mededeeling echter heel slecht op. Zij deed, alsof de beide vreem delingen een paar oplichters waren en dreigde hen met dc politie. Napoleon en zijn trouwe Duroc waren wanhopend. .Moesten zij nu hun incognito prijsgeven voor een rekening van veertien francs Want dit was het bedrag, dat zij de vrouw schuldig waren. Op dit oogenblik kwam de kolnei echter tusschenbeide. Hij zei: „Maar die heeren zullen toch geen op lichters zijn 1 Het lijken me zelfs heel brave lieden. Ik zal die veertien francs zoolang voor hen betalen en twijfel er geen oogen blik aan, dat Ik ze terugkrijg." En hij voldeed de nota. Ben uur later kwam Duroc terug en vroeg aan de café-houdster tot groote verbazing van haar cn haar gasten, die den kelner niet alleen uitgelachen, maar hem zelfa voorspeld hadden, dat hij er voor zijn veer tien francs zou invliegen. „Is uw café te koop?" „Dat hangt af van den prijs, dien men er voor geven wil," antwoordde de vrouw, maar ik kan u wel zeggen, dat het meer dan veertien francs is!" „Hoeveel is het Gij hebt dc som slechla te noemen." „Dertig duizend francs. Geen cent min der." „Hier zijn ze," zei Duroc, terwijl hij zijn portefeuille te voorschijn haalde en het geld uittelde. „Uit naam van mijn metge zel geef ik het café aan tiw kelner, om hem te beloonen voor het vertrouwen, dat hij in ons gesteld heeft." ,.En uw metgezel is ,.De Keizer." Mare Twan Deze beroemde Arnerikaansche schrijver had, naar het schijnt, een groot aantal dub belgangers. Telkens weer kreeg hij brieven en portretten met ongeveer het volgende onderschrift: „Waarde meester, U 2iet, dat ik sprekend op u gelijk." Dit begon hem te vervelen. Op zekeren dag nu schreeF een onbe kende uit Florida hem: „Hierbij zend ik U mijn portret. U ziet, dat ik mij gemakkelijk voor U zou kunnen uitgeven." De geestige schrijver antwoordde hier op: „U heeft gelijk en ik verzoek U vriende lijk, mij een dienst te willen bewijzen. Deze is: kom bij mij inwonen en als ilc mij dan wil scheren, heb ik niets anders te doen dan U aan te krjken. Dit za) mij een spie gel uitsparen." VAN ALLES WAT KUNSTJE DE WONDERDRAAD. Neem twee even lange draden van de zelfde kleur; rol één dezer draden in' elkaar en verberg hem tusschen den duim en den wijsvinger van je linkerhand. Daarna vertoon fe den anderen draad aan het gezelschap en houd hem in cle volle lengte met beide handen vast. Je vraagt nu iemand uit het gezelschap, of hij den draad wil doorknippen, vouwt de beide stukken samen, laat ze nogmaals doorknippen en ten slotte in de vlam der kaars tot asch ver teren. Deze asch verzamel je zorgvuldig in een papiertje, dat je nu goed dicht vouwt. Zonder dot iemand het ziet, doe je dan den heelen draad, die nog altijd in je hand verborgen was, in het papiertje. Daarna geef je het aan één uit het gezelschap om het te openen. Hij, die dit doet, kijkt dan I hoogst verbaasd, "want hij is in de vaste veronderstelling, dat de verbrande draad in een heeicn is veranderd. Om geen achterdocht te wekken, \crzoek jc iemand uit het gezelschap om een stukje papier. CORRESPONDENTIE V octballvr. -- Ja. zeker, zeedra het nan de beurt is. Mnnr ik heb nog een paar raad sels die eerder ingezonden waren cn <'-ie gaan dus voor. 't Wms nu niet bepaald prettig weer daarvoor, Mnnr nis je het graag wil zien moot je er wat voor over hebben. Zelfs een nut pok. Pummel. Je bent geloof ik een nieuwe ling in onze familie, is 't niet? Je mug bij de oplossingen ook wel een brief schrijven. D«n doen de anderen ook. Otter. -- Aan jou zou ik hetzelfde kunnen zoggen, wat ik luerbövan u:m Pummel schreef. Want nis ik mij 'niet vergis, is het vnn jou ook do (rotste keer dut je meedoet met onze ktAnt. Natuurlijk zijn allo nieuwe neefjes en nichtje* hartelijk welkom. M o 1. - - Ik zal zien of ik jc knn helpen aan het gevraagde. Kom de volgende weck maar eens he oren. Parkiet. Neon, dal begint g»iü\V to ver velen. Hoc is hot nvt met je. Je hebt nu zeker wel een erg dik gezicht, of is dat ol non het minderen Die komen nog wel. Maak je daar maar niet ongerust over. Je zult ze wel gauw in de krant zien, denk ik. Beterschap hoor l De Kluut. Dc ccnc keer zijn zij weer eens moeilijker dnh de andere. Dat wisselt zoo of. Maar het is wel eens aardig als er een niet Ic gemakkelijk raadsel is. Anders is er niet veel kunst aan om dc oplossing te vinden. Wilde Eend. Wat ben jij een tijd weg geweest. Jc was ul dóen tijd toch niet ziek hoop ik Door kan ik vooruit niets vnn ztggen. Dot moet je maar afwachten of hot lot je als prijswinnaar aanwijst. Eetgraog. Uitstekend hoor. Zoo, zijn jelui broertjes. Ik roken er op dat je me iedere week een briefje schrijft. Je kimt dat zoo mooi doen op dc machine. Doc je het Nor cis. zeker, als het nari do beurt is, komt het erin, hoor. Dank jo we). Als je er meer hebt mag je zo gerust sturen, want raad sels heb ik nooit te veel. Scholekster. Dot is goed. maar dnn ook werkelijk doen hoor. Picrot. Zooveel heb ik er op het oogenblik niet le missen, want er 2ijn nog' meer liefhebbers. Maar toch liggen er- ecnlge voor jc klaar. Die kan jc komen halen. Goudenregen. -8 Dat hlndw:rt niéts hoor. Wat scheelt er uon. Goed. stuur die tühn dc volgende keer maar. Junior. Jc mno* bij je raadsels ook Wc1 r-en briefje schrijven. Wist jc dat nog niet? Edel wc is. Dat versje is heel oardig Heb jc het 2elf gemaakt Dot denk ik wel niet. Kioin Duimpje. Daar móet jc vóór zorgen dat het nooit gebeurt. Schoolblijven is alleen voor ondeugende kin deren. Flensje. Vond je het nier mooi Flink oefenen, dan 2«1 het best gaan. Moet je er vée) voor kennen. En wot doe je don öls je het 200- vc-r gebracht hebt Koekoek; Neen, maar nu zal ja er mis schien wel eens meer aan denken. Afwachtéh, dat gaat zoo gauw niet. Mier. Dot doet me genoegen. Natinrriijk Andere gaat het heelemaol niet. Zoo moeilijk was het toch niet! Orchidee. Alles is weer in orde hoor Ik wilde 2e juist aan jelui vragen, want ik heb er geen enkclo meer. Waarom vraag jo dat zoo? Uitstekend onthouden. Ik zal het doen! Bengel. Wnt laat was het toen gewor den. Hadt jo geen slaag gekregen Zeker de volgonde dag flink uitgeslapen hè Blondje. Dat is de hoofdzaak. Heb je veel plezier gehad in Utrecht S p e r w c r. In het vervolg liever Wat vroeger komen, 't Was nu nog net op tijd, maar als je wat later gekomen was don had ik je niet meer kunnen beantwoorden DeBosch besjes. Jo verhaaltje is heel leuk cn ik kan het ook best gebruiken. Maai als je weer eens een verhaaltje maakt, wil je er dan oan denken het papier maar aan een kant te beschrijven Leesgraag. - Ik zal'het vragen voor je» Br zijn nog wel enkele sluitregels in voorraad. Die zol ik vcor je klaar leggen. Je kunt zc dan komen halen. Keeper. - Wat egn prachtig papier heb jij! Zonnestraa/ltje. -- Prachtig. Knap Ivoor. Natuurlijk zal jo het in. de krant zien Zonneroosjc. Jo, er komen er steeds meer bij. Vindt jo dat niet leuk Dat raag ook PI eens voor een keer, vooral voor de klein tjes. Knor. Helaas schreef je me dezo week geen brief. Hoe komt dat zoo W ij s n e u s j e. Dat zul nu we! voorbij zijn. Het weer wordt al veel beter gelukkig, dus je leunt nu al weer meer fietsen. Zc kun nen niet altijd even gemakkelijk zijn. Deze- week tref je het dan. V i o 1 i e r t j e. Uitstekend Hoe meer hoe liever. Doe maar steeds mee en los de raadsels maar goed op Waarom zou jij dan ook niet eens de gelukkige prijswinnaar worden! Cosmea. Doe dat vooral. Deze keet niet zoo erg, vind ja wel Cupido. Dat heb ik al gezien, 't ïs een mooi gebouwtje. Heb je er veel pret? Kampioen. Wat een heerlijk feest Dnar zou ik nu nog best eens bij willen zijn. Heb je ook meegedaan Dat begrijp ik. Zoo'n toorerlnntanrn is altijd erg leuk. vooral ols er mooie plaatjes bij zijn. Goudk i e vi.et» Kon j* ze gebruiken. Veel zijn er nu niet meer. OOM KAREI' RUILHANDEL! 10EKJE. Verschillende neefjes en nichtjes vroegen rna naar bonnen oh plaatjes voor de Texel-album van Verkade. Wie kon me daaraan helpen? Een van onze nichtjes heeft Lcnsvelt knip- platen te ruilen voor sluitzegcK Wie wil met haar ruilen. Er liggen nog pakjes met gevraagde plant jes, bonnen, enz. klaar voor Leesgraag. Pieroi (2 stuks), Mol, Boterbloem, Pijl en Dikkie Big- mans.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1928 | | pagina 7