KINDERRUBRIEK.
De rubriek van Oom Karei
Uit dc verschillende brieven die ik dezo weck j
kreeg, heb ik gemerkt, dat het eerste raadsel
van de vorige week erg lastig was om te vin
den. Nu, dat was ook wel zoo. Maar toch
hebben dc moesten de oplossing wel kunnen
vinden. Ja, een enkele keer loopt er wol eens
een raadsel door, dat wat moeilijker is. Want
als do raadsels altijd even gemakkelijk waren,
zou je ze binnen een minuut hebben opgelost
En hot is juist wel eons aardig om er wat lan
ger over te moeten denken Maar deze keer
heb ik voldaan ö«n hot verzoek van vole jonge
re neefjes cn nichtjes om ons wot gemakke
lijker raadsels to géven. Ik hoop dat ik doarin
geslaagd ben. Deze, di«- nu Ju dv krant staan
zijn heusch erg gemakkelijk Dus die zullen je
lui wel gauw hebben opgelost. Ik ki. eg enkele
brievCh, die niét onderteekend waren, clió kon
ik dus niet beantwoorden. En dan wilde ik je
lui nog oens vragen om vooral het papier aan
een kant te beschrijven, als je me iets stuurt,
ren verhaaltje cl' iets dergelijks, dat in do
krant moet worden afgedrukt. Willen jelui
daaraan denkon
Tot slot voor dezo keer heb ik nog een aar
dig verhaaltje voor jelui van do Boschbesjes
Het heet
DE MOOIE KLEUREN VAN DEN KONING
Er was eens oen koning, die veel van mooi-
kleercn hield. Elk uur had hij een ander pak
aan. Als er menschen don konirg moesten spre
ken zei men altijd „De koning is in zijn
kleedkamer."
Op zekeren dag kwamen twee bedriegers den
koning bezoeken en zeiden dat ze beroemde
wevers waren on kleeren konden weven, die de
zonderlinge eigenschap bezaten, dat menschen
die die kleeren niet zien konden, niet geschikt
waren voor hun ambt. De koning was erg in
zijn schik, omdat hij nu zien kon, wie niet go»
schikt was voor zijn arnbt.
Hij gaf de wevers veel geld en zijde, en nu
konden ze beginnen te weven, maar zij staken
het geld en do zijde in hun eigen zak en weef
den met leege weefstoelen. Eiken dag zaten ze
hard te weven. Na eenigen tijd zei de koning
tegen zijn ouden minister „Ga nu eens kijken,
hoe ver het met het pak slaat
Dc oude man ging naar de bedreigers die
ijverig zaten te weven. Toen de oude man bin
nenkwam zeiden ze „Vindt u het patroon niet
keurig, zulke mooie kleuren," cn ze wezen op
de leege weefstoel. De oudo man zei maar
„Het' is prachtig," want hij wilde niet weten
dat hij het niet zien kon, want dan was hij
ongeschikt voor zijn ambt. Hij kwam bij den
koning en zei dat hij het prachtig vond. De
koning stuurde neg meer voornome lieden naar
•is wevers, die allen zeiden; dat ze het schitte
rend vonden, ofschoon ze niets zagen. Einde
lijk waren de kleeren bijna klaar. Den volgen
den dag zou er een groot feest zijn cn dan zou
de koning zijn nieuwe kleeren voor 't eerst
aan hebben. Do bedriegers weefden den bee- J
len nacht door. Den volgenden dag deden 'zi;
alsof zij de kleeren van de weefstoel afhaal
den, met groo'fo geboren sloegen zij de koning
dé kleeren om, maar niemand zei dat ze niets
zagen De koning schreed statig tusschen dc
menschenmassa's door Nooit had de koning
zooveel succes met zijn kleeren dan nu.
Tot opeens een kind riep „hij heeft niets
nieuws aan". En ook andere menschen riepen
dit. Maar de koning- deed net of hij niets
hoorde en ging gauw naar zijn kleedkamer, en
trok oen ander pak aan. Maar de bedriegers
wnrep intusschon verdwenen.
DE SPIJBELAARS
Op zeek'ren dag op weg naar school
Zogt Anton tegen Fred:
Wij geon vandaag eens spijblen. hoor!
We hebben stellig pretl
—Op sommen was ik nooit erg dol,
Nog minder dan op taal.
En ik vind schrijven toch zoo'n kruis,
Steeds op en neer een haal
Kom dan maar mee, de bosschen in
De broertjes loopen vlug.
Geen van hun beiden heeft er spijl
En wil naar school terug.
In het begin gaat alles goed;
Zij spelen in het zand
En loopen steeds maar verder door,
Heel vroolijk hand aan hand.
Maar eind'lijk toch wordt 't tweetal moe,
De voelen doen hun pijn
En Anton zuchl: Zou het nog ver
Van hier naar huis toe zijn?
Het rommelt in dc vert'er breekt
Op eens een onweer los f
Och waren wij nu maar op school
Zucht Fred, en niet in 't bosch
Drijfnat komt 't tweetal eind'lijk thuis,
Half ziek van schrik en angst.
Zij biechten Moeder alles op,
Want eerlijk duurt het langst!
Maar als de dag daarop de school
Weer aangaat, zijn er twee.
Die mogen niet naar school voor straf
Och, was het dat maarNee
Ze werden beiden ernstig ziek
En bleven in hun bed.
Zoo eindigde die spijbeldag
Voor hen in lang geen pret I
En toen hij eind'lijk beter was.
Zei Anton tegen Fred:
Het is op school toch'prett'ger, hoor!
Dan heel den dag in bed!
RAADSELS.
Oplossingen van de vorige week.
De oplossingen van de vorige raadsels wa
ren
I. „Men rnoet eerst den balk in eigen oog
zien, voor men den splinter in ziins naasten
oog bemerkt" met de ivoordon opstellen. Oom
Karei, moerbeiboom, pyramid©, regenton,
avondster, insponning, ezelin, kienen. Gent
II. „De Olympische Spelen" met de -woorden
lijm, speelden, olm, lei, schop, ei.
De prijs is deze keer gewonnen door Dwerg
die hem a.s Maandag aan ons bureau kan ko
men afhalen.
NIEUWE RAADSELS.
Het geheel is een spreekwoord van 5
woorden en 25 letters.
I, 7, 14, 10, 11 is een boschplant.
25, 24, 25 is niet mager.
4, 5. 25, 17, 11 is een getal.
15, 14, 8, 12, 25 eet men wel op de boter
ham.
6, 20, 3, 12 is niet schoon.
0, 15, 7. 18, 22 lezen we dagelijks.
16, 21, 10 is een boom.
Op de kruisjeslijn komt de naam van een
vogel, die mooi kan zingen
X o o Op de 1ste rij is niet vast
X 2de een afscheiding
X 3de een vlug dier.
X 4de niet gierig
X o 5de een kleur.
X j# fm 6do ziet men 'n de
X. wei.
X e n 5> 7de. een voertuig.
X 8ste heeft een visch.
Ode geeft ons eieren
EEN RUMOERIGE FAMILIE.
„Kukeleku" zegt vader haan
„Kuikenskippen opgestaan."
„Het is meer dan zeven uur"
„Je ontbijt staat in de schuur"
„Ja papa ik haast me al"
„Zeg Puck je stoot me om doe niet
zoo mal"
..Ik heb zoo'n -honger jij dan niet'
„Ja zekeil dat je niet ziet
„Hèwat heerlijk" zei kippelien"
wHc! wat heerlijk" zei kippelien"
Van spijblen heb 'k al lang genoeg,
Dat doe ik vast nooit weer!
Ik ook niet I zegt zijn broertje nu
Niet éénen enk'Ien keer!
„Witschelp klaagt te kort misschien!"
„Hou je mond zei vader Haan
Anders moet je hier vandaan.
(Ingezonden door Zonnestraaltje.)
HET SNEEUWKLOKJE
(Een Sprookje).
Vele- eeuwen geleden, toen de zeeroo-
vers nog de zeeën onveilig maakten en ook
vooral de schrik der visschers waren, over
vielen die booze lieden op zekeren nacht
een groot, welvarend visschersdorp aan de
Fransche kust, plunderden dit geheel uit,
namen zelfs de nelten der visschers mee,
en, alsof dit nog niet genoeg was, voerden
zij vele visschers, als hun slaven, mee. Ze
bekommerden zich er zelfs niet om, of die
arme mannen vrouw en kinderen hadden;
ze keken alleen naar jonge en sterke lie
den, en'die namen zij allen mee.
Nu bevond zich onder al die ongelukki-
gen ook een visscher, die kort geleden
zijn vrouw en twee kinderen door dc-n dood
verloren had. Eén kind was hem nog over
gebleven, een lief tienjarig meisje, dat
Yvonne heette.
Op dien vreeselijken dag, toen de zee-
roovers haar vader wilden wegvoeren, had
yvonne zich, als radeloos van droefheid,
aan hem vastgeklemd en ze had schreiend
uitgeroepen: „Ach, neem mij toch ook mee,
vader!" Doch de woeste zeeroovers rukten
haar uit haar vaders armen, en de aller
wreedste sleurde haar mee en sloot haar
op in een hut. Dienzelfden avond, toen de
zeeroovers reeds lang met hun buit het
dorp hadden verlaten, vluchtte Yvonne
door één der vensters, en zoodra zij buiten
de hut was, liep zij naar het strand, den
kende ddar haar vader nog te zullen vin
den. Toen ze daar echter een ouden vis
scher ontmoette, die haar vertelde, dat
haar vader als slaaf was meegevoerd en
wel nooit meer 20u terugkecren, verliet het
arme, bedroefde kind nog dienzelfden nacht
het dorp. Ze liep al maar verder, totdat zij
uitgeput door verdriet en vermoeidheid op
een landweg neerviel. Daar vond haar den
volgenden dag één der boeren uit de
streek. „Wie ben je, en waar kom je van
daan \Toeg hij.
Yvonne vertelde hem daarop schreiende
van het groote leed, dat haar overkomen
was, en ze vond het een uitkomst, toen de
boer haar meenam en zeide, dat zij in zijn
huis kon blijven en de ganzen hoeden. Ze
wist echter nog niet, hoe gierig de boer
was, en hoe inhalig de boerin. Dit bemerk
te Yvonne pas, nadat zij een maand de gan
zen had gehoed. In die maand had ze niets
anders te eten gekregen dan droog, grof
brood en aardappelen, en zelfs geen stiriver
had zij als loon voor haar diensten ontvan
gen. Doch ondanks dit alles bleef Yvonne
haar plicht doen.
Op een dag, toen zij, onder het hoeden
der ganzen, aan haar Vader dacht, en daar
door erg bedroefd werd,, zag ze op het veld
een klein, groen plantje op een plek, vaar
zelfs geen gras groeide, en omdat ze veel
van bloemen en planten hield, kreeg Yvon
ne medelijden met het eenzame plantje.
„Lief, klein sprietje," zei ze, ,,je staat
hier zoo eenzaam. Je bent zeker even een
zaam als ik. Daarom zal ik je meenemen
en dicht bij de schuur, waarin ik den nacht
doorbreng, in de aarde planten. Dan zullen
wij beiden niet meer eenzaam zijn. En als
de sneeuw valt, dan zal ik je met slroo dek
ken
Dien avond, zoodra zij met de ganzen
thuiskwam, plantte Yvonne het kleine
plantje in een hoekje dicht bij do schuur.
En zoodra de nachtvorsten kwamen, dekte
zij hel met stroo. Zoo brak de Kerstnacht
öan. In dien nacht, terwijl Yvonne, rillende
van koude, in de schuur onder een versle
ten paardendeken log, hoorde zij klokken
luiden. „Wat vieemd, dat nu reeds de klok
ken luiden," dacht ze. Met die gedachte
sliep ze ook even later in en toén droom
de zij, dat het kleine, groene plantje hij
haar stond en tot haar sprak: „Yvonne, 't
zijn niet de klokken van een kerk, die ge
zooeven hebt hooren luiden; 't zijn m ij n
kleine klokjes, die nu nog onder de aarde
zijn verborgen. En weldra zullen die klok
jes, mijn kleine, witte bloempjes, bloeien,
voor u alleen, Yvonne..."
Yvonne dacht niet verder na over dien
aroom. Doch ziet, in 't begin van Februari,
toen een dik sneeuwkleed de velden dekte,
zag Yvonne, dat het plantje frisch en groen
uit het stroo omhoog stak, en dat aan de
teere groene sprietjes kleine, witte
bloempjes hingen, juist alsof het witte klok
jes waren. Zoodra ze zich over het plantje
heenboog, om de klokjes nauwkeurig te
bekijken, hoorde zij weer bijna dezelfde
woorden als in haar droom: „Yvonne, 't zijn
m ij n kleine klokjes Weldra zullen die
klokjes, mijne kleine, witte bloempjes,
bloeien, voor u alleen, Yvonne..."
Ja, voor haar alleen bloeiden de kleine,
witte klokjesDit begTeep Yvonne nog
beter, toen ze voortaan verstond, wat de
klokjes, die zij den naam van „Sneeuw
klokjes" had gegeven, haar vertelden. Zoo
vertelden dan ook .veer. de klokjes, toen
ze voor de vierde maal uit de sneeuw varen
gekomen, dus na vier jaren, aan Yvonne,
dat zij naar het visschersdorp moest terug-
keeren. „Daar zult ge iets terugvinden en
weer onuitsprekelijk gelukkig worden,"
luidden de klokjes. En Yvonne deed, zooals
de klokjes hadden geluid voor haar al
leen. Maar eerst groef ze het plantje op "it
de aarde en ze nam het mee naar haai
dorp, vaar ze werkelijk weer héél gelukkig
werd. Want ze vond er haar vader en nog
andere visschers terug, die door de zeeroo
vers waren weggevoerd, en die hun vrijheid
hadden teruggekregen, toen op een dag de
zeeroovers door soldaten werden gevangen
genomen.
Yvonne had het plantje in de aarde ge
zet, dicht bij haar hut, en daar bloeiden en
groeiden toen iedere lente de sneeuwklok
jes. Ze bloeiden daar nóg schooner dan in
het hoekje bij de schuur van den boer, en
ook vermenigvuldigden zij zich. en zoo kwa
men zij overal uit fle aarde op.
„En dit is nu nog altijd zoo, zegt het
sprookje.
HET MIDDAGMAAL VAN
DEN KEIZER
Keiier .Napoleon vermomde zich graag,
ten einde zich ongemerkt tusschen zijn volk
te begeven en Ie weten te komen, hoe men
over hem dacht.
Op een middag, toen hij met Duroc, zijn
adjudant, in een klein café gegeion ha.l,
kwamen zij plotseling tot de ontdekking,
dat zij geen van beiden geld bij zich bed
den.
Wat nu te doen Duroc ging naar de
juffrouw achter de toonbank, die de eige
nares van het café was en deelde haar hun
verlegenheid mee.
De café-houdster, een oude, norschc
vrouw, nam deze mededeeling echter heel
slecht op. Zij deed, alsof de beide vreem
delingen een paar oplichters waren en
dreigde hen met dc politie.
Napoleon en zijn trouwe Duroc waren
wanhopend. .Moesten zij nu hun incognito
prijsgeven voor een rekening van veertien
francs Want dit was het bedrag, dat zij
de vrouw schuldig waren.
Op dit oogenblik kwam de kolnei echter
tusschenbeide. Hij zei:
„Maar die heeren zullen toch geen op
lichters zijn 1 Het lijken me zelfs heel brave
lieden. Ik zal die veertien francs zoolang
voor hen betalen en twijfel er geen oogen
blik aan, dat Ik ze terugkrijg."
En hij voldeed de nota.
Ben uur later kwam Duroc terug en vroeg
aan de café-houdster tot groote verbazing
van haar cn haar gasten, die den kelner
niet alleen uitgelachen, maar hem zelfa
voorspeld hadden, dat hij er voor zijn veer
tien francs zou invliegen.
„Is uw café te koop?"
„Dat hangt af van den prijs, dien men er
voor geven wil," antwoordde de vrouw,
maar ik kan u wel zeggen, dat het meer dan
veertien francs is!"
„Hoeveel is het Gij hebt dc som slechla
te noemen."
„Dertig duizend francs. Geen cent min
der."
„Hier zijn ze," zei Duroc, terwijl hij zijn
portefeuille te voorschijn haalde en het
geld uittelde. „Uit naam van mijn metge
zel geef ik het café aan tiw kelner, om
hem te beloonen voor het vertrouwen, dat
hij in ons gesteld heeft."
,.En uw metgezel is
,.De Keizer."
Mare Twan
Deze beroemde Arnerikaansche schrijver
had, naar het schijnt, een groot aantal dub
belgangers. Telkens weer kreeg hij brieven
en portretten met ongeveer het volgende
onderschrift:
„Waarde meester, U 2iet, dat ik sprekend
op u gelijk."
Dit begon hem te vervelen.
Op zekeren dag nu schreeF een onbe
kende uit Florida hem:
„Hierbij zend ik U mijn portret. U ziet,
dat ik mij gemakkelijk voor U zou kunnen
uitgeven."
De geestige schrijver antwoordde hier
op:
„U heeft gelijk en ik verzoek U vriende
lijk, mij een dienst te willen bewijzen. Deze
is: kom bij mij inwonen en als ilc mij dan
wil scheren, heb ik niets anders te doen
dan U aan te krjken. Dit za) mij een spie
gel uitsparen."
VAN ALLES WAT
KUNSTJE
DE WONDERDRAAD.
Neem twee even lange draden van de
zelfde kleur; rol één dezer draden in' elkaar
en verberg hem tusschen den duim en den
wijsvinger van je linkerhand.
Daarna vertoon fe den anderen draad
aan het gezelschap en houd hem in cle volle
lengte met beide handen vast. Je vraagt nu
iemand uit het gezelschap, of hij den draad
wil doorknippen, vouwt de beide stukken
samen, laat ze nogmaals doorknippen en
ten slotte in de vlam der kaars tot asch ver
teren.
Deze asch verzamel je zorgvuldig in een
papiertje, dat je nu goed dicht vouwt.
Zonder dot iemand het ziet, doe je dan
den heelen draad, die nog altijd in je hand
verborgen was, in het papiertje. Daarna
geef je het aan één uit het gezelschap om
het te openen. Hij, die dit doet, kijkt dan
I
hoogst verbaasd, "want hij is in de vaste
veronderstelling, dat de verbrande draad in
een heeicn is veranderd.
Om geen achterdocht te wekken, \crzoek
jc iemand uit het gezelschap om een stukje
papier.
CORRESPONDENTIE
V octballvr. -- Ja. zeker, zeedra het nan
de beurt is. Mnnr ik heb nog een paar raad
sels die eerder ingezonden waren cn <'-ie gaan
dus voor. 't Wms nu niet bepaald prettig weer
daarvoor, Mnnr nis je het graag wil zien moot
je er wat voor over hebben. Zelfs een nut pok.
Pummel. Je bent geloof ik een nieuwe
ling in onze familie, is 't niet? Je mug bij de
oplossingen ook wel een brief schrijven. D«n
doen de anderen ook.
Otter. -- Aan jou zou ik hetzelfde kunnen
zoggen, wat ik luerbövan u:m Pummel schreef.
Want nis ik mij 'niet vergis, is het vnn jou ook
do (rotste keer dut je meedoet met onze ktAnt.
Natuurlijk zijn allo nieuwe neefjes en nichtje*
hartelijk welkom.
M o 1. - - Ik zal zien of ik jc knn helpen aan
het gevraagde. Kom de volgende weck maar
eens he oren.
Parkiet. Neon, dal begint g»iü\V to ver
velen. Hoc is hot nvt met je. Je hebt nu zeker
wel een erg dik gezicht, of is dat ol non het
minderen Die komen nog wel. Maak je daar
maar niet ongerust over. Je zult ze wel gauw
in de krant zien, denk ik. Beterschap hoor l
De Kluut. Dc ccnc keer zijn zij weer
eens moeilijker dnh de andere. Dat wisselt zoo
of. Maar het is wel eens aardig als er een niet
Ic gemakkelijk raadsel is. Anders is er niet
veel kunst aan om dc oplossing te vinden.
Wilde Eend. Wat ben jij een tijd weg
geweest. Jc was ul dóen tijd toch niet ziek
hoop ik Door kan ik vooruit niets vnn ztggen.
Dot moet je maar afwachten of hot lot je als
prijswinnaar aanwijst.
Eetgraog. Uitstekend hoor. Zoo, zijn
jelui broertjes. Ik roken er op dat je me iedere
week een briefje schrijft. Je kimt dat zoo mooi
doen op dc machine. Doc je het
Nor cis. zeker, als het nari do beurt
is, komt het erin, hoor. Dank jo we). Als je er
meer hebt mag je zo gerust sturen, want raad
sels heb ik nooit te veel.
Scholekster. Dot is goed. maar dnn
ook werkelijk doen hoor.
Picrot. Zooveel heb ik er op het
oogenblik niet le missen, want er 2ijn nog'
meer liefhebbers. Maar toch liggen er- ecnlge
voor jc klaar. Die kan jc komen halen.
Goudenregen. -8 Dat hlndw:rt niéts
hoor. Wat scheelt er uon. Goed. stuur die tühn
dc volgende keer maar.
Junior. Jc mno* bij je raadsels ook Wc1
r-en briefje schrijven. Wist jc dat nog niet?
Edel wc is. Dat versje is heel oardig
Heb jc het 2elf gemaakt Dot denk ik wel
niet.
Kioin Duimpje. Daar móet jc vóór
zorgen dat het nooit gebeurt.
Schoolblijven is alleen voor ondeugende kin
deren.
Flensje. Vond je het nier mooi Flink
oefenen, dan 2«1 het best gaan. Moet je er vée)
voor kennen. En wot doe je don öls je het 200-
vc-r gebracht hebt
Koekoek; Neen, maar nu zal ja er mis
schien wel eens meer aan denken. Afwachtéh,
dat gaat zoo gauw niet.
Mier. Dot doet me genoegen. Natinrriijk
Andere gaat het heelemaol niet. Zoo moeilijk
was het toch niet!
Orchidee. Alles is weer in orde hoor
Ik wilde 2e juist aan jelui vragen, want ik heb
er geen enkclo meer. Waarom vraag jo dat
zoo? Uitstekend onthouden. Ik zal het doen!
Bengel. Wnt laat was het toen gewor
den. Hadt jo geen slaag gekregen Zeker de
volgonde dag flink uitgeslapen hè
Blondje. Dat is de hoofdzaak. Heb je
veel plezier gehad in Utrecht
S p e r w c r. In het vervolg liever Wat
vroeger komen, 't Was nu nog net op tijd,
maar als je wat later gekomen was don had
ik je niet meer kunnen beantwoorden
DeBosch besjes. Jo verhaaltje is heel
leuk cn ik kan het ook best gebruiken. Maai
als je weer eens een verhaaltje maakt, wil je
er dan oan denken het papier maar aan een
kant te beschrijven
Leesgraag. - Ik zal'het vragen voor je»
Br zijn nog wel enkele sluitregels in voorraad.
Die zol ik vcor je klaar leggen. Je kunt zc dan
komen halen.
Keeper. - Wat egn prachtig papier heb
jij!
Zonnestraa/ltje. -- Prachtig. Knap
Ivoor. Natuurlijk zal jo het in. de krant zien
Zonneroosjc. Jo, er komen er steeds
meer bij. Vindt jo dat niet leuk Dat raag ook
PI eens voor een keer, vooral voor de klein
tjes.
Knor. Helaas schreef je me dezo week
geen brief. Hoe komt dat zoo
W ij s n e u s j e. Dat zul nu we! voorbij
zijn. Het weer wordt al veel beter gelukkig,
dus je leunt nu al weer meer fietsen. Zc kun
nen niet altijd even gemakkelijk zijn. Deze-
week tref je het dan.
V i o 1 i e r t j e. Uitstekend Hoe meer hoe
liever. Doe maar steeds mee en los de raadsels
maar goed op Waarom zou jij dan ook niet
eens de gelukkige prijswinnaar worden!
Cosmea. Doe dat vooral. Deze keet
niet zoo erg, vind ja wel
Cupido. Dat heb ik al gezien, 't ïs
een mooi gebouwtje. Heb je er veel pret?
Kampioen. Wat een heerlijk feest
Dnar zou ik nu nog best eens bij willen zijn.
Heb je ook meegedaan Dat begrijp ik. Zoo'n
toorerlnntanrn is altijd erg leuk. vooral ols
er mooie plaatjes bij zijn.
Goudk i e vi.et» Kon j* ze gebruiken.
Veel zijn er nu niet meer.
OOM KAREI'
RUILHANDEL! 10EKJE.
Verschillende neefjes en nichtjes vroegen rna
naar bonnen oh plaatjes voor de Texel-album
van Verkade. Wie kon me daaraan helpen?
Een van onze nichtjes heeft Lcnsvelt knip-
platen te ruilen voor sluitzegcK Wie wil met
haar ruilen.
Er liggen nog pakjes met gevraagde plant
jes, bonnen, enz. klaar voor Leesgraag. Pieroi
(2 stuks), Mol, Boterbloem, Pijl en Dikkie Big-
mans.