KINDERRUBRIEK.
2)eiritst
x
ér
De rubriek van Oom Karei
Kort geleden was ik iritgenoodigd om bij een
kinderfeest tegenwoordig te zijn. Het was in
Utrecht in een groote zaal, waar wel 500 kin
deren bijeen waren.
Daar werd een groote toovcrlantaorn ver
toond, zoo nu en dan ook een film, daar wer
den kinderspelen gedaan, in n woord het was
een echte middag van plezier hebben en pret
maken. Ook werden er verhaaltjes voorgelezen
en een van die verhaaltjes vond ik zoo aardig
dat ik vlug enkele aanteekeningen maakte om
het jelui nu te kunnen navertellen.
Het ging in het verhaal om een zekeren Leo.
Die Leo was er erg trotsch op, dat hij een jon
gen was. „Meisjes", zei hij, „zijn allemaal maar
„nuffen". Die denken aan niets anders dan aan
mooie kleeren en uitgaan. Tegen zijn zusje Nan
kon hij dan ook telkens zeggen: „O, jij bent
maar een meisje I" En wanneer Juffie hem over
het een of ander onderhield, zei hij achter haa:
rug „Het is een Z ij
Op een warmen zomermiddag zei Juffie, dat
zo zouden gaan picnickcn in de weilanden. Er
waren geen bosschen in de omgeving, doch wel
heel veel weilanden. Leo en Nan vonden het
een prachtig plan. Moeder gaf hun een groot
stuk enke cn andere heerlijkheden mee pn leen
de hun het anrd:ge picniomnndje, waaruit
hop]-s, schoteltjes, bordjes, messen, vorken, ja
zelfs 'n ketel als bij toovcrslog to voorschijn
kwamen.
Het was «heerlijk koel onder dc boomen in
de weilanden. Vlinders dansten vroolijk rond,
koeien joegen met hun staart de vliegen van
hun rug en in de takken der boomen zongen
de vogels hun hoogste lied.
Toen Juffie met d-e kinderen een servet op
den grond uitgespreid en alles klaargezet had,
riep Nan plotseling uit
„O, kijk eens, Leo I Mevrouw Witzwort komt
bij ons op thecbezoek."
„Hou je toch stil, Nan 1" zei Leo, terwijl hij
angstig naar de naderende koeien keek, „je zult
ze r.og kwaad maken."
„O, maar ze doen niets", ging Non voort.
„Daar weet je niets van. Jij bent maar een
meisje", zei Leo hoonend. „Ik weet van een
Jongen, die door een dollen stier op de horens
werd genomen."
„Dat was een stier", zei Juffie nu, „maar dit
zijn koeien cn koeien worden maar heel zelden
dol."
Weldra zaten alle drie om het op den grond
uitgespreide servet heen. Juffie schonk thee
er was voor ieder juist één kopje en Leo
zat met zijn rug naar de koelen toe. Zij mank
ten hem zenuwachtig en hij deed zijn best, niet
aan die dieren te denken, maar juist toen hij
op het punt was, lijn theekopje naar zijn lip
pen te brengen, hoorde hij een lang-gerekt
?.Boe-oe-oeh I" vlag achter hem. Hij keek om
en zag een groote koe in zijn onmiddellijke na
bijheid staan.
Leo begon nu luidkeels te pillen en liet zijn
kopje van schrik op den grond vallen
„Help! Help!" riep hij. „'t Is een dolle
stier f'
„Leo, houd je kalm I" zei Juffie. „Het is niets
anders don een goedige koe, die graag een stuk
cake hebben wil."
Nan lachte en keek naar de niets kwaads
vermoedende koe. Plotseling begTcep zij, dat
haar broertje allesbehalve moedig was en zei
nu op haar beurt
„Het is een Z ij P
Juffie en Nan lachten vroolijk en Leo keek
heel beschaamd naar zijn omgekeerd theekop
je, dat gelukkig niet gebroken was.
Het duurde echter niet lang, of Nan kreeg
medelijden met haar broertje en zei
„En ik ben maar oen me:sje, LeoMaar ik
zal je toch de helft van mijn thee meegeven."
Vanaf dit oogenblik heeft Leo nooit meer
durven zeggen: „'t Is maar een meisje I" of
r/Het is een Z ij P
RAADSELS.
Oplossingen van de vorige week.
De oplossingen van de vorige raadsels waren:
I. „Vieze varkens worden niet vet" met de
woorden varen, vet, zeven, worst, vies, krant,
den.
II. „Leeuwerik" met de woorden los, hek
(heg), ree, gul, wit, hen, kar, vin, kip.
De prijswinnaar „D e Kluut" kan de prijs
o.s. Maandag aan ons bureau in ontvangst
nemen.
NIEUWE RAADSELS.
X
X
X X X X
X
x
X
X X
e
't Geheel is iets nieuws wat in Amersfoort
zal komen
Eerste rij: een medeklinker.
Tweede rijwaarmee men tennist.
Derder rij dorp bij Arnhem.
Vierde rijhet gevraagde woord.
Vijfde rijeen kleur.
Zesde rijslikt men als men ziek is..
Zevende rij'n medeklinker.
n. - Mi
Mijn eerste deel is niet dichtbij
Mijn tweede zegt niet „kom".
Mijn derde hoort goed bij „de wond"
Mijn vierde is altijd rond.
't Geheel is 'n verzameling
.Van menschcn f 'n
DE ZOMER KOMT.
De zomer komt
Wees blij! Wees blijf
Zoem, zoom, zoem zoo gonst de bij
Dc bloempjes konwn weer op 't veld,
Do zon, die weer dc zomer meldt
Zij sch-jnt alweer zoo b:»j
Zoem, zcom, zoen zoo gonst de bif
Do zemer l.orr.t
Wees blijf Wees blij!
KLAAS AAN HET WOORD.
(Klaas is een oude beer, van 20 jaar, met een
guitige snuit. Hij wordt bij ons in cere gehou
den, natuurlijk
„Zeg Klaas, vertel me eens, wat jc zooal
hebt beleefd i"
„Wel ja, waarom niet 't Kon best, dat ik
morgen in stof uit elkaar val en dan kan ik 't
niet meer doen
Nu dan; Toen ik nog maar enkele weken
was, woonde ik in een speelgoedwinkel in Rot
terdam. Ik had 4 broertjes en eer. zusje, plus
natuurlijk mijn vader en moeder.. Hun namen
ben :k vergeten, dot kan ook niet anders, als
je houtwol, inplnots van hersens in je hoofd
hebt. Maar ik weet nog wel, dat m'n vader
Klaas heette, net als ik, en m'n moeder Klo-
zina. O, ja, m'n jongste broertje heette Piet;
nou weet ik 't weer.
Toen ik zoo wat een maand was, werden wij
met onze heele familie voor 't raam gezet en
er kwamen een hecleboel mcr.schen naar ons
kijken.
Nou, we stonden door al een aardig poosje,
naar mijn schatting 2 dagen en 2 nachten, toen
er een mijnheer en mevrouw langs kwamen,
die leng en aandachtig naar ons, eigenlijk al
leen naar mij keken.
Ze smoesden wat met mekaar, en daarna zag
ik de dame naar binnen gaan. Geen 5 minu
ten later werd ik uit dc etalage gehaald en in
een doos gepakt. Onee, eerst drukte de meneer
van de winkel me op m'n buik, en toon werd
ik zóó kwaad, dat ik begon te brommen, om 'm
bang te maken Maar 't hielp niets, na een
poosje zat ik in de doos. Ik voelde me hecle-
maal niet op m'n gemak, omdat de doos aldoor
heen en weer schommelde.
Nu, daaraan kwam ook een einde, en met een
schok stond de doos stil. Het deksel ging open,
en ik kon zien, wat er in de kamor was. Wat
ik toen zog, zal ik noot vergeten. Ik zog een
heel klein menschje, in de wieg. Zoo'n klein
rose wezentje had 'k nog nooit gezien I De
hand, die mij gepokt had hield mij voor hem
en ik keek zoo vriendelijk, als ik maar even
kon. Maar Wimpie, zoo hcctto hij, was toch
bang voor me en kroop weg, onder de deken
tjes van z'n wieg.
Toen werd ik maar op den grond gezet, on
der dc wieg, anders zou Wimpie gaan huilen,
en dat mocht niet I
Na een paar dagen, toen 't zonnetje scheen,
besloot de moeder van Wimpie, met hem uit
rijden te gaan. Ik mocht ook mCe; dat is te
zeggen, niet met hem, maar met z'n moeder.
Ik mocht wel bij hem in de wagen zitten,
maar op een eerbiedige afstand van hem. Doch,
naarmate Wimpie ouder werd, mocht ik dichter
bij hem komen cn eindelijk werden we dikke
vrinden.
Het duurde toen niet lang meer, of Klaas
was onontbeerlijkhij moest mee naar bed
enz. enz. Waar Wimpie was, was Klaas en om
gekeerd. Toen gebeurde er iets geheel nieuws
in Wimpie's en ook mijn leven.
Op 't onverwachts zagen we, toen we in den
tuin gespeeld hadden, dc wieg weer in de ka
mer staan en den volgenden morgen vorteldo
z'n vader aan ons, dot Wimpie een bioertje ge
kregen had.
Dot was me een gebeurtenis
Wimpie was er vol van
Toen gebeurde het, dat er nog een nieuwe
bewoner in huis kwam, en dat was wel tot mijn
groote vreugde, Piet, mijn jongste broertje I
Wat hadden wo mekaar veel te vertellen,
's avonds als Wimpie en broertje naar bed
waren.
Weldra was Ludi, of Locsje, zoo heette
broertje, gTOot genoeg, om met Wimpie tc
spelen en deze keek bijna niet meer naar ons
om. Als zij aan 't spelen waren, mochten wij
toekijken Wat was dat vroeger andeis ge
weest I
Piet maakte me op een goeie dag opmerk
zaam, wat ik ook al opgemerkt had, namelijk,
wat een verschil er tusschcn die twee broer
tjes was. Wimpie was dik.en mollig, stijf bij
opstaan en gaan zitten, Loesje daarentegen,
was tenger, bij mager of en lenig! Toen Loesje
2% jaar was, klom hij met behulp van een
stoel, op de tafel en Wimpie stond met open
niond te kijken
Toen eindelijk Wimpie en Loesje naor ons
keken, was het uit met onze rustWe werden
gesmeten en getrokken, geknepen cn gezoend;
ik raakte zelfs m'n bromaparaat kwijt. Maar
ook daar scheen een einde aan te komen, Wim
pie en Ludi kregen nJ. vriendjes, Jan en Gijs,
die tegenover hun woonden. Daar gingen ze nu
eiken dag naar toe. Toen Wimpie, (langzamer
hand Wijn) S jaar was, werd er een zusje ge
boren, cn toen deze 4 jaar was, heb ik mijn
laatste cn ergste lijdensgeschiedenis doorge
maakt, waarop een periode van rust volgde.
Dat was dezeDe jongens leerden in den zo
mer van dat jaar zwemmen en nu gebeurde 't
vaak, dat ik in 't water gegooid werd. En dit
had als onvermijdelijk gevolg, dat ik een of 2
dagen met m'n ooren aan do drooglijn hangen
moest.
Ook lekker I
Wat ik heb doorgemaakt, voor ik werd, zoo
als ik n u ben, is niet te beschrijven.
Achtereenvolgens verloor ik een een voet en
oor, die er beide weer zijn aangenaaid, verder
v*rd, vanwege slijtage een lap op en onde*
m'n neus, nieuwe houtwol !n m'n maag, ten
gevolge daarvan dubbele slijtage aan m'n huid
en een lc.p er over genaaid En dan nog 't erg
ste: m'n hoofd is er 2 maal afgeweestMaar
goed behandeld wordt ik nu wel; daarover heb
ik niet te klagen.
Hier is nu mijn geschiedenis. Ik hoop dat hij
je bevolt."
VAN EEN PRINS, EEN PRINSES
EN EEN HOFDAME.
Op zijn verjaardag had Frons van zijn
oom een sabel gekregen.
„Nu kan ik mooi voor ridder spelen en
mij met roemrijke daden overladen," zei hij
fier.
Zooals de meesten onzer wel weten, be
stonden de gewichtigste daden van dap
pere ridders uit het bevrijden van gevan
gen genomen jonkvrouwen en prinsessen.
Elsje en Anneke moesten dus niet langer
met het poppenhuis en de poppen spelen,
maar zoo vlug mogelijk in prinsessen ver
anderd worden. Een kroon van geel bord
papier maakte in een ommezientje van Elsje
Prinses Zonnestraal, doch daar er geen
kroon voor Anneke meer was. werd zij
„O dokter, wat ben ik toch blij, dat U
komt
„Hoe zoo dan, Mevrouwtje? ik schrik!"
„Ach dokter, mijn lief, aardig popje is ziek,
Haar wang is zoo akelig dik!"
„Dan heeft ze misschien wel een heel
slechte kies!"
„Neen dokter, 'k weet zeker van niet,
Haar tandjes en kiesjes zijn werk'lijk heel
gaai.
O, 'k heb toch zoo'n vrees'lijk verdriet!"
„Kom, kom nu, Mevrouwtje, zoo angstig
niet zijn
Waar is de patiënt in haar bed
„Ja dokter en straks krijgt z een heel
warme kruik,
k Heb 't water op T vuur al 'gezet.'
„Dat noem ik verstandig, m'n beste
Mevrouw,
Want "t kan ook de bof wel eens zijn f
Mijn kindertjes hebben dien ook pas gehad,
't Is lastig, maar 't doet niet veel pijn
Ze mag dan voorloopig haar bedje
.'dt,
Want bof krijg je altijd^ door kou,
Hoe beter ze onder de dekens maar blijft,
Hoe eerder ze opknapt, Mevrouw!"
„O dokter, wat donk ik U toch voor Uw
raad,
'k Ben nu niet meer angstig voor 't kind,
Zij blijft in haar bedje, 'k verzeker 't U
heusch,
Ofschoon zij 't vervelend wel vindt
„Tot ziens dan, Mevrouwtje, 'k kom spoe
dig terug,
Dag Anneke, beterschap hoor!
'k Moet ook bij de buurvrouw nog
eventjes zijn,
En 'k ga er dus vlug maar ven door!"
R. WINKEL.
jonkvrouw Guldenlok. de hofdame der
prinses.
Hun gevangenis was een zolder met een
klein dakraam. Zij lagen op een oude
matras in een hoek en spraken op fluiste
renden toon tegen elkaar, opdat de booze
reus, die hen opgesloten had, hen niet hoo
ien zou.
„Ik ben niet bang voor den reus," zei
Prinses Zonnestraal, „want mijn dappere
ridder. Prins Zondervrces, zal mij zeker,
komen bevrijden."
„Mij ook r zei kleine Anneke, die heete-
maal niet wist, wat bevrijden of een ridder
was, maar het vanzelfsprekend vond, dat zij
er'ook bij hoorde.
„StLuisterzei Prinses Zonnestraal
plotseling, terwijl zij levén op de trap hoor
de. „Daar komt de Prins aanHij zal den
boozen reus verslaan en het zal nu niet
lang meer duren, of wij zullen bevrijd wor
den."
Anneke keek i.aar zusje nu met haar
groote oogen onderzoekend aan en vroeg:
„En mogen wij dan weer met hel pop
penhuis en de poppen gaan spelen
„Nee natuurlijk niet I" antwoordde de
Prinses. „Wij zijn nu geen kinderen, die
met poppen spelen. We gaan naar een
paleis en ik zal op een gouden troon naast
Prins Zondervrees komen te zitten."
Er kwamen tranen in Anneke's oogen.
„Ik wil ook op een gouden hoon naast
Prins Zondervrees zitten," zei zij pruilend.
„Wees nu niet kinderachtig, Anneke,"
ging de prinses voort. „Natuurlijk heb je
geen troon, omdat je maar een hofdame
bent. Maar je mag vlak bij me staan."
„Mag ik dan heelëmaal niet zitten
vroeg Anneke weer.
„Nee; zeker niet I" antwoordde Prinses
Zonnestraal.
Dit was te veel voor Anneke. De tranen
biggelden haar nu over de wangen, terwijl
zij boos uitriep
„Ik wil geen hofdame zijn! Juf! O,
Juffie I"
Op dit oogenblik vloog de deur open en
trad Prins Zondervrees onder het uiten van
allerlei oorlogskreten, het kletteren van
twee pannedeksels en het zwaaien met zijn
sabel de gevangenis binnen.
„Wegweg I" gilde de arme hofdame en
zij klemde zich al snikkende aan de prinses
vast.
Prins Zondervrees, die als een ware rid
der medelijden met alle ongelukkigen en
bedroefden had, hield nu op met lawaai
maken, knielde bij zijn jongste zusje neer,
troostte haar en bracht haar naar Juffie in
de kinderkamer, waar zij weldra haar leed
vergeten ws en weer vroolijk speelde.
„Natuurlijk is Anneke nog te klein om
echt te spelen," zei Frans heel wijs tegen
Elsje, „maar het was toch wel echt, dat er
tranen vergoten werden, is het niet?"
Prinses Zonnestraal was het hierin geheel
eens met Prins Zondervrees.
ALS TANTE KOMT!
Tante komt logeeren
ha, dat is een pret!
vast gaan we vanavond
allen laat naar bed.
Tegen twaalven komt ze
Moes gaat na8r 't station
om haar af te halen,
'k wou, dat ik 't ook kon!
Maar 't is 't hand werk uurtje
en ik naai zoo slecht
Juffrouw zegt: je brengt er
nooit wat van terecht.
'k.Mag dus niet verzuimen
'k, vind het meer dan naar:
prult'len helpt geen ziertje,
dus ik schik mii maar.
Tante zal.wel vragen:
waaris 'Margreét'? --
'k ben haar liefste nichtje,
daar ik naar haar heet.
'k Mag haar stellig helpen
met d'uitpokkerij,
vind dan in den koffer,
ook wat moois voor mij.
D'allerleukste plannen
maken we dan saam
en zoo met ons beidjes
noem 'k haar bij den naam.
Tante is pas twintig,
kon mijn zuster zijn
en dat vinden w' eenig
fV— kon 'k maar naar den trein!
UIT! ONZE MOPPENTROMMEL
EEN GELUKKIG VOORUITZICHT.
Een slagersknechrje verzond dezer dogen aan
zijn vader den volgenden briefkaart„Lieve va
der, ik laat u weten, dat 't mij hier heel goed
gontde baas laat mij nu' het vel afstroopen en
met Pnschen zal hij mij loten slachten."
IN DEN DIERENTUIN.
Jaapjo loopt met zijn Vader in den die
rentuin rond en zij komen voorbij een ste
kelvarken.
„O Vader," roept Jaapje nu plotseling uit,
„kijk eens, wat een grappig dierl Het is
heelemaal bedekt met tandenstokers I"
DE WINDMOLEN.
Kleine Dora: „Moeder, is dat een wind
molen
Moeder: „Ja, lieve kind."
Kleine Dora: „O, ik heb eigenlijk nooit ge
weten, hoe de wind gemaakt werd."
VERDWAALD.
Maritje heeft op de kermis in het gedrang
haar vaders hand lós gelaten en zoek hem
nu overal. Aan ieder die ze tegenkomt
vraagt ze:
„Hebt u ook een heer zonder een
klein meisje gezien?
CORRESPONDENTIE
Orchidee. Voorloopig nog* niet hoor.
Doe dus maar gerust iedero week mee. Het
leek wel weer ineens winter.
W i 11 y v -<b M. Dot vind ik ook. dat kan
nu best. Maar wil je dan net als dc anderen een
schuilnaam nemen. Je moogt kiezen welke je
wilt.
C1 y v i a. Prachtig. Veel succes hoor en
doe maar iedere week flink jc best.
Pummel. Dat wordt vanzelf wel gemak
kelijker. Aldoendc leert men, moet jc maar
denken.
Otter. Jc brief bij dc raadsels miste ik
deze keer. Komt die dc volgende week.?
Goudkiviet. Op 't oogenblik kan ik
jc daar niet aan helpen. Maar de volgdene
week krijg ik zc denk ik wel weer. Herinner me
er dan nog- maar eens aan.
Bobbie. Waarom niet? Dut mag anders
toch wel hoor. Het ééne behoeft het andere niet
uit ie sluiten. Ik heb hem ul beantwoord. Nu,
ja alle begin is moeilijk. Maar dat wordt we!
beter
Wildzang. Dat heeft een tijdje ge
duurd. Neen, daar heb ik niets van gehoord,
't Was ook niet long. Maandag met die sneeuw
leek het anders niet veel op zomer. Heb maar
geduld. Die tijd komt hcusch wel weer
Parkiet. Gelukkig maar, dat jc nu weer
beter bent. 't Is niet aardig om met zoo'n dik
gezicht to moeten loopen. Ik zal het vragen
voor je. Dat heb jc goed geraden. Mot gaat
volgens loting.
Boekenwurm. Ik zal dat verzuim
gauw herstellen hoor. Alleen bon ik beng, dot
die oude plaatjes weinig waarde meer zullen
hebben. Misschien krijgen we die dan wel. Maar
't wordt gelukkig eerst nog eens zomer. Dat is
toch mnnr wat prettig, vindt je ook niet
Blauwe Distel. Misschien was het wat
onduidelijk geschreven Daarom is het ook zoo
beslist noodig, dat het papier moor aan een
kant wordt beschreven. Dat verhaaltje is erg
leuk. Dank je wel hoor. Als ie er zoo meer
weet, mag je ze gerust sturen.
Hartelijk dank voor de bonnen cn
plaatjes. De vraag is zoo groot, dat ik daar
nimmer genoeg van kan krijgen. Ik houd me
d\ts aanbevolen
DeKbiut. He<fl goed gedocht hoor. Dal
moet je nltijd maar doen cn nooit den moed
verliezen.
Dwerg. Hadt je de vorige week dan wel
geschreven. Of alleen maar de raadsels opge
lost. Nu sta je er dan toch wel bij. Als je altijd
een brief schrijft, krijg je ook zeker altijd ant
woord. Dat raadsel is wel wat nl te moeilijk.
Maar toch zal ik het bewaren voor later.
Voetballer. Ja, aan alles komt een
einde. Maar nu kan je zelf beginnen met zoo n
mooie bal. Veel plezier er mee. hoor. En gooi
maar geen ruiten in 1
Klein Duimpje. Dnnr l\od rk ol op ge
rekend. Je hebt prncht-g woord gehouden,
hoor! Natuurlijk mag dat, maar als je goede
oplossingen geeft van raadsels, die je zelf hebt
ingezonden kan je daorvoor geen prijs krijgen
Dat heb je zelf zeker al begrepenDaar heeft
ze gelijk aan, want dat is ook zoo.
Roodborstj e.— Dat is erg vlug hoor.
Ja, dot had ik nl voorspeld. En die voorspel-
lin gis dus ook uitgekomen. Goed, d»oe dat
maar.
Koekoek. Wil jc cr don aan denken het
papier maar aan een zijde te beschrijven. Dot
mort altijd met iets, dot in dc krant komt.
Kwik. Hindert niets hoor. Wat scheelt
er onn. Dat wos toch wel wat anders <fcm een
ijscorkur. Tic wist van die operatie niets af
Is dnt zco ineen9 gekomen
Wijsneusje. Jammer voor je, dat het
maar van korten duur was.
*<??—- Ik vind hier een verhaaltje over de
tweelingen Lous en Louk. Wie heeft dat inge
zonden? Er stond geen naam onder.
Spring in 't Veld. Heel goed hoor.
Hartelijk welkom.
Bruinoog. Ilc denk dut jc geen naam
onder jc briefje gezet had. Dan kon ik natuur
lijk niet weten van trie het komt. Doe maar
good je best.
De Boschbesjes Als jc nog eens zoo
iets hebt, stuur het don maar in.
Bengel. Ik heb ol geschreven wat de
oorzaak kan zijn. Als ik geweten had van wie
het kwam, zou ik natuurlijk wel geantwoord
hebben, maar dot wist ik toen niet.
Zonnestraaltje. Een aardig versje
hoor. Heb je dat zelf gemaakt, 't Is te hopen,
dot hij nu maar gauw komt.
Bosch fee. Nog wel gefeliciteerd hoot.
Wot een pret zullen jelui gemaokt hebben. Dat
kon ik me zoo voorstellen. Ik denk wei van
niet.
Goudenregen. Je hebt dus zeker wef
braaf feest gevierd.
Cupido. Maar zoo'n verandering is vook
heel goed. Ook voor.den grond. Vind jo het
een preitig werkje
Kampioen. Maak maar det je weef
gauw beter bent. Alleen moet je oppussen cr
niet te vroeg uit te gaan, want dan kan het
wel weer opnieuw beginnen.
Vosje cn Poppenmoeder. Be zal
jelui maar beiden tegelijk antwoorden. Datrnogf
je gerust doen hoor. Wot bedoel je met 14 cn
15 en 6?
Blondje. Wat laat geworden I Veel ple
zier hoor op je fuif.
Leesgraag. Neen, ik kon dien avond
niet. Had je den volgenden ochtend geen slaap?
Ja, zoo hier en daar gaat er al wat uitloopen.
Een goed teeken voor de naderende zomer.
Flensje. Dnt zn! nog wel niet meeval
len. Vooral dnt achteruit springen lijkt me niet
gemakkelijk. En weet jc dat allemaal heel
goed
Junior. Zou je niet eens met liem mee
willen Of houdt je niet van de zee. 't Is we!
mooi hoor. Ik kan het je best aanbevelen.
N a r c i s. Ja, maar nu is alles al weer
verdwenen. Het moet nu ook niet meer zoo
lang duren. Die tijd hebben we gehad.
E d e 1 w e i s. Dat dacht ik nl. Je moet er
ook eens een 2elf maken. Of lijkt je dat nog
te moeilijk. Dat was een klein zclfoutje.
denk ik.
Wilde Eend. Nc-en, j'e schoolwerk moei
voorgaan. Dot weet je wel. Don moet Oom
Karei maar even wachten I
Eetgraag. Geduld is een schoone zaak.
Ik kon er vooruit niets van zeggen.
Keeper. Ja, er komen er steeds meer
bij. Dot vind ik erg prettig want des te meer
kunnen wc elkaar schrijven. Ja, heel jammer.
Dat is de bedoeling ook niet. Gelukkig denken
<1- anderen er anders over.
OOM KAREL.
RUTI.HANDELHOEKJF.
Er is nog steeds vraag naar Verkadc's Tene!
plaatjes en bennen. Wie kan me daar nog aan
helpen.
Ook werd mij door een nichtje gevraagd om
sigarenbandjes. Eon onder nichtje wil Texel-
plaotjcs ruilen tegen plaatjes „Bloomen uit on
zen tuin."