KINDERRUBRIEK.
De rubriek van Oom Karei
Omdat ik jelui deze week eigenlijk heel wei
nig nieuws te schrijven heb, v/il ik jelui even
een verhaaltje vertellen, dat ik deze week in
een boekje las. Als ik het in zijn geheel zou
moeten overschrijven, zou daarmee wel een
heele krant gevuld kunnen worden, maar daar
om ik het samenvatten in een paar woor
den.
Het handelt over een drietal aardige- teddy
beertjes, mevrouw Teddybeer, mijnheer Teddy
beer en de kleine Teddybeer, die op een goe
den dag alle drie heel delVg zaten in de grootc
speelgoed auto van hun vriendje Tom. Toen
ze zoo gezellig met hun drieen allerlei plan
netjes zaten te maken werden ze opgeschrikt
door de komst var» „Jut". „Houdt je stil"
fluisterde mijnheer Teddybeer, „als ze ons
hoort, moeten we allemaal uitstappen."
De waarschuwing kwam echter te laat, want
Juf had hem el gezien
„Lieve help! Daar zit de heele familie Ted
dybeer in Tom's auto I" mompelde zij en tot
wanhoop der reizigers haalde zo er allen uit.
Ze deed d;t echter zóó haastig, dat de arme,
kle ne Teddybeer met een bons op den grond
viel. Juf hoorde niet, hoe hij schreeuwde, hoe
meneer TetVlvbcer schreeuwde en mevrouw
Teddybeer schreeuwde Het mme haasje bleef
daar alleen op den kouden grond liegen.
Hij bracht een vreeselijken nacht door, huil
de om zijn moeder en toen het eindelijk be
gon te schemeren werd dc deur opengeduwd
en kwam een proote, grijze poes binnen.
De kleine Teddybeer h'eld zich nu st'l, muis
stil. Hij deed net, als of hij dood was, toen de
dikke poes op hem afkwam en hem van alle
kanten besnuffelde.
Hij was vreeselijk borg en zün geweten sprak
ook een beetje, want hit was dien middag heel
onbeleefd tegen diezelfde poes gewest Hun
auto was tegen den neus van poes aangereden,
toen deze een dutje deed. Natuurlijk was zij
toen vnn schrik wakker geworden
Poes sloeg nu heel behoedzaam haar poot
uit naai Teddybeer, sloeg nog eens haar poot
uit, nam plotsel'ng zijn nekvel tusschen haar
tanden, liep dc kamer met hem uit, de trappen
op, tot zij op de slaapkamerverdieping kwant.
Daar liet zij hem op den grond vallen cn be
gon hem opnieuw te besnuffelen.
De kleine Teddyheer bleef dc eerste oogen-
blikken stil liggen. Toen deed hij één oog open
en even later 't tweede En wat donk je dat hij
toen zag De grijze poes, die met glinsteren
de oogen op een kleedje naar hc-m lag tc loc-
ren
Het arme, kleine ding werd warm en koud
tegelijk en vroeg zich verschrikt of, of hij zijn
lieve mammie wel oo't terug zou zien. Plot
sel'ng kwam de poes weer op hem af cn in het
volgend oogenblik werd hij dc lucht ingc-
slmgerd, om even Inter met een plof weer cp
den grond te vollen
Hij deed dc cogen dicht en dacht, dat zijn
laatste uurtje geslagen hod, maar poes greep
hem alweer bij zijn nekvel beet en schudde
hem heen cr weer.
Dnar "g ng de deur open cn verscheen Tom.
/Wat voer je loch"it,Grijs Je hebt me wak-
ker gemakt I" zei het klei he, slaperige jon
getje.
„Wat heb je daar nu Is het een muis
Een muis I Stel je voor, een muis I De kleine
Teddybeer was diep verontwaardigd, maar
keek toch met smeekende oogen naar h<"t Jon
getje. alsof hij zeggen vilde
„O, verlos me toch alsjeblieft uit de kUut-
wen en de tandnn van dat vrceselijko dier I
„O, moeder I Moeder I Kijk toch eons 1riep
Tom nu uit- „Grijs hveft den kleinen teddybeer
te pakken en denkt dat het een muis is"
Moeder kwam vlug aangeloopcn cn nam
Griis dc-n armen kleinen teddybeer af.
,,Jo»j stoute Grijs", zei Tom. „Als je mijn
lief Teddybeertje maar niet doodgebeten hebt!
Ik hou hcelemaal niet meer van je!
Tom wfS heel boos op Grijs. Hi» drukte den
armen kleinen Teddvbeor, wiens hnrtie klopte
van argst. tegen zich aan er nam hem mee
naot bed. Daar kwam hut kleine ding weer
hcelemaal tot kalmte.
Toen mevroxtw Teddvbcer alles hoord<\ was
rij nog het méfst boos, omdat men hnor zoon
voor een muis hnd aangezien.
Nu volgen eerst de raadsels.
RAADSELS.
Oplossingen van de Vorige weck
De oplossingen van de vorige raadsels wa
ren.
I Beter een half ei, dan een leegc dop" met
de woorden paal, heide, dennen, eend, bang.
laf, teer beer.
H „Autobus" met e, oud, veter, autobus,
webbc, uur, s.
De prijs is deze week gewonnen door Sper
wer d e hem o.s. Maandag aan ons bureau
kan afhalen.
NIEUWE RAADSELS.
Hel geheel is de naam van een vogel,
maar ook die van een onzer neefjes of nichtjes
Rh S& X
X
x
X x x X X X x
- X
X
y
Op de 1ste rij een medeklinker
Op de 2de lij is niet leeg.
Op de 3de rij oen plaats bij Amsterdam
Ot> de 4de rij het gevraagde woord.
Op de 5de rij een muziekinstrument
Op de 6de rij een voorzetsel.
Op de 7de rij een medeklinker.
II. Mijn geheel is een spreekwoord van 35
letters en 8 woorden.
9, 10, 15, 35 is een kostbaar metaal.
3, 32, 6, 23 is een telwoord.
1, 28,'33, 5 is een verscheurend dier.
14, 25, 26, 20, 19, 27, 18 is een jongens
naam
12, 16, 15, 31 is niet goedkoop
30, 4, 29, 3, 22, 34 doet een vischboci.
24, 2, 7, 17, 21, 8 draagt een vogel.
lTy 13, 54 is een lidweerd
ALS DE LENTE KOMT.
Alles is weer druk in de weer.
Om voor het lentewindje te zorgen.
En het zonet je komt zoo gauw mog'lijk
weer.
Voor dc bloempjes, die onder de aarde
zijn verborgen
En is het een poosje later
Dan zie je de groene blaadjes al komen
En hoor je druk gesnater
Hoog in de dichte boomen.
HET KABOUTER-KONINKJE
„Ik ben een klein kabouter-koninkje en ik
heet Ukje. Als je me niet gelooven wilt,
ga dan maar gerust naar Ukjes-lar.d en
daar zullen alle kabouters je vertellen, dat
hun koning Ukje heet en dat ik dat ben.
En wou je ook weten, waar je Ukjes-land
vinden kunt? Welnu, het ligt dicht bij de
maan en als je er komt, zul je heel goed
ontvangen worden; daar sta ik voor in.
Ik heb een langen, witten baard, die me
heel deftig staat. Ik heb een zwart pakje
aan met goud geborduurd en natuurlijk heb
ik een kroontje op, omdat ik koning ben.
Eens op een keer keek ik door mijn
verrekijker naar de aarde.
„Wel sapperloot," dacht ik zoo bij m'n
eigen; „daar sneeuwt het, zoo waar, als ik
leef."
Toen keek ik naar boven en zag een
reuze-groote sneeuwvlok aan dwarrelen.
„Zeg es, vrind, ga jij naar de aarde toe
„Ja," gaf de sneeuwvlok koud ten ant
woord.
„Mag ik met je mee?*
Zij knikte toestemmend en ik nam boven
op haar plaats. Hu, wet was dat koud
„Vaarwel, Ukjeslond I" riep ik en
daar ging ik naar beneden. Foei, ik werd ei
duizelig van.
De sneeuwvlok zweefde op de aarde neer
en spatte uit elkaar en daar stond ik nu
moederziel alleen in de natte sneeuw.
„Was ik toch maar boven gebleven,"
mopperde ik; moor er was niets meer aan te
doen.
Ik keek eens om mij heen: niets dan
sneeuw en nog eens snec-uw en boven mij
een grijze hemel. En daar héél in de verte
was het net, alsof er. iets kwam aansuizen
Toen het dichterbij kwam, bleek het enkel
maar een sleetje te zijn.
„Zeg sleetje, waar gaat dat zoo gauw
naar toe?"
„Naar den IJskoning," riep het sleetje en
het was, of er een koude wind langs mijn
wangen streek.
„Mag ik mee?"
Het sleetje vond het goed en ik nam er
op plaats. Toen warrelde alles voor mijn
oogen en ik zag niets don een witte massa,
waar wij doorheen suisden. Eindelijk hiel
den wij stil vóór het paleis - den IJs
koning.
Het was evenwel zóó hoog, dat ik het dak
niet eens zien kon. Daar ik nieuwsgierig
was, hoe het paleis er van bii>nen uit zou
zien, stopte ik moedig door de groote, open
poort.
Ik liep door talrijke gangen en kamers
en kwam eindelijk in een zaal, waar de
koning zat, omringd door sneeuw-reuzen.
die zijn gevolg uitmaakten. De koning zelf
was ook een reus. Zijn hoofd kon ik nict
zien, daar dit te ver van mij verwijderd was.
Hij scheen evenwel goede oogen te heb
ben, want hij zag mij wel en riep:
„Wie ben je?"
Toen viel ik werkelijk om van schrik.
Nee maar, je hadt die stem eens moeten
hooren. Het was net als het gerommel van
den donder
„Ik heet Ukje en ik kom uit Ukjesland."
antwoordde ik bevend.
„Kun je me geen antwoord geven?" bul
derde de koning.
Hij had me zeker niet verstaan. Ik gilde,
hetgeen ik al gezegd had, nog eens.
„Ik kan je niet verstaan, kleine krent," zet
de koning en hij nam me op zijn hand.
Daar stond ik nu op den top van zijn pink
die ijskoud was. Deze pink-top was zóó
groot, dat ik wel twee uur zou noodig ge
had hebben om van het eene eind naar het
andere te wandelen.
De iJsreus zette me nu in zijn oor en
vroeg mij, het nog eens te zeggen.
Ik was doodsbang om in zijn oorgat te
vallen, dat daar als een gapende afgrond
vóór me lang. Toch vatte ik moed en gilde*
„rk heet Ukje en ik kom uit Ukjesland."
„Zoo, zoo I ben jij uit Ukjes-landNooit
van gehoord I"
Mijn nuam is Klok, 'k sta in de gang,
Daar wijs 'k den Tijd reeds jarenlang.
Wie weten wil, hoe laat het is,
Die kijkt naar mij, daar ik nooit mis.
Nooit loop ik voo r, want haasl'ge spoed,
Zoo 't spreekwoord zegt, is zelden goed;
Ook achter loop en doe ik niet
Te laat zijn geeft meestal verdriet.
Ik tik heel ijv'rig dag en nacht
En denk wel eens: ik houd de wacht;
Als ieder slaapt, doe ik mijn plicht.
Geen spier vertrekt op mijn gc-zirht.
Maar eens ik ril.npg, als 'k 'r aan denk,
Kwam aangeloopen wilde Iïenk.
Hij heeft, o foei, 't was ongehoord I
Mijn vrede en mijn rust verstoord.
Henk wou mij telkens laten slaan.
Ik wenschte hem heusch naar de maan f
Hij draaide bei' mijn armen rond,
Zoodat 'k op eens op twalef stond.
Ik moest wel slaan, of 'k wild' of niet,
Vandoor 'k twaalf slagen hooren liet.
Moor 'k werd zoo duiz'lig van 't gedraai.
Dat 'k schrikte van al dat lawaai.
Het ergste komt nog: Henks Papa,
Zijn Moeder en zelfs Grootmama,
Die zeiden: Wat die Klok toch scheelt?
Ik denk. dat zij zich wat verveelt I
-- En nu op hol maar is gegaan,
Waarom zou anders zij zoo slaan?
'Tot Henk de jongen was oprecht
De waarheid eerlijk heeft gezegd.
Ik werd toen weer in eer hersteld.
Maar 't kostte onzen Henk veel geld
Den Koning ben ik nu te rijk,
War.t ieder zegt: Zij is gelijk I
En Henk heb ik toch iets geleerd,
Want nooit meer heeft hij geprobeerd,
Mij, oude Klok, le laten slaan.
Dat grapje kwam hem duur te staan f
Hij zette me nu weer neer en riep zijn
kinderen, wel niet zoo groot als hij, maai
toch ook nog* reuzen, hoor I
Het meisje heette prinses IJsvëld cn de
jongen heette prins Sneeuwberg.
„Ijsveld," zei de koning, „hier heb ik een
poppetje voor je."
„Een poppetje, papa," riep IJsveld, „ik zie
niets." Zij had namelijk niet zulke goede
oogen als haar vader.
Deze gaf haar nu een vergrootglas en
daardoor keek ze naar mij.
„Wat een grappig kloddertje," nep zij.
Ik was diep verontwaardigd. Verbeeldt je,
zo noemde m ij een grappig kloddertje, ik,
die zelf toch ook een koning was en een
cerbiedwaardigen, witten baard had.
„Ik kan er niet mee spelen, papa," ver
volgde zij, „want hij is veel te klein I"
„Blij toe," dacht ik tevreden.
„Pappa, pappa, pappa/' dreinsae nu prins
Sneeuwberg en het klonk als het loeien
van den storm, „ach, pappapappa
pappaik heb geen bal meerde
mijne is weer weggeraakt!"
„Zoo," bromde de koning, uie zijn liever.
Sneeuwberg moeilijk iets weigeren kon,
„als je dan maar weet, dat deze de laatste
is, dien ik je geeft
Hij plukte nu een van de sterren en prins
Sneeuwberg begon er vroolïjk mee te bal
len I
Maar hoe groot was mijn ontzetting, toen
een leger dwergjes van die ster aftuimelde,
want het was mijn dierbaar Ukjesland, waar
de reuzenjongen met:- balde.
De dwergjes herkenden mij en zij bogen
diep en eerbiedig en u e raten treurig bij
elkaar.
De IJskoning bemerkte onze droefheid
en dat werkte zóó aanstekelijk op hem, dat
hij van aangedaanheid werkelijk een beetje
begon te smelten. Er stroomden tranen-
beekjes uit zijn oo^en en water vloeide uit
zijn neus, zoodot wij heusch bang waren te
verdrinken.
De IJskoning plaatste me weer in zijn
oor en daar was hpt gelukkig nog droog.
Ik moest hem nu alles vertellen.
„Is het anders niet!" riep de koning en
hij hield dadelijk op met aangedaan te zijn
Hij pakte ons allen heet, denl ons in eer
grooten zak en schudde ons op één dei
andere sterren uit. Wij hebben deze weei
Ukjesland gedoopt.
fk ben nog altijd koning Ukje en wë le
ven daar heel gelukkig en tevreden.
DE GIRAFFE EN DE IvIUIS
Een groote giraffe en een klein muisje
ware trouwe vriendinnen. Op zekeren dag
was de muis treurig gestemd. De giraffe
keek haar vriendelijk aan vroeg:
„Scheelt er wat aan, klein ding?"
„Ik ben zoo klein en nietig," klaagde het
muisje. „Ik wou, dat ik zoo groot en mooi
was als jij; ik ben veel te klein om anderen
von eenig nut te kunnen zijn."
„Onzin!" zei de giraffe. „Niemand is te
klein om vriendelijk of nuttig te zijn. Wees
maar weer vroolijk, je beurt zal ook wel eens
komen."
Zoo troostte de giraffe hear kleine vrien
din.
Een paar weken later lag de muis in het
gras verscholen. Plotseling hoorde zij zwaar
paardengetrappel. Zij gluurde voorzichtig
tusschen de grashalmen door en zag ver
scheiden ruiters.
„De giraffe moet hier in dè buurt 2ijn'
zei er één, „en we zullen haar, eer er een
paar dagen verstreken zijn, stellig vangen
Het is een prachtexemplaar en veel geld
waard."
De kleine muis beefde yan angst, sloop
weg en liep zoo hard als zij nog nooit ge-
loopen had, totdat zij bij de groote giraffe
kwam.
Deze lag rustig te slapen.
„Word wakkerWord wakker, lieve
girafferiep zij. „De jagers zijn hier dicht
bij en je moet vluchten, als je niet in hun
handen wilt vallen."
„Hoe weet je dat?" vroeg de giraffe
hoogst verbaasd.
De muis vertelde nu, wat de jagers tegen
elkaar gezegd hadden.
„Ha f" riep de giraffe uit, „en jij hebt dat
heele eind geloopen cm het mij te komen
zeggen Dat is nog eens een goede daad,
die js verricht hebt! Ik moet natuurlijk
vluchten, maar ik wil zoo'n trouwe vriendin,
als jij getoond hebt te zijn, niet verliezen.
Ie hebt mij het leven gered. Spring vlug
op mijn rug en ik draag ie mee. waarheen ik
ook ga."
Weldra zat het kleine muisje veilig op
den rug van haar groote vriendin. De giraffe
stond nu op, zette het op een loopen en
het duurde niet lang meer, of beiden waren
ve'li? builen het bereik der jacers.
„Ben je nu tevreden, klein ding?" vroet»
de pirp.ffe. „En begrijp je nu, dat niemand
te klein of te nietig om een vriendelijke en
nuttige daad te verrichten?"
„Ja, je hadt gelijk," antwoordde hst
muisje. „Voortaan zal ik nooit meer mop
peren, omdat ik klein ben. Als ik groot er
geweest was, hadden de jagers mij stellig
gezien en gedood. Ik zou dan niet in staat
geweest zijn. jou te waarschuwen.'
„Zoo is het I" 2ei c!e giraffe en zij ging
behaaglijk liggen om von dc vermoeienis
van het harde loopen uit te rusten. Het
muisje sprong nu van haar rug en trippelde
bedrijvig rond om het nog onbekende ter
rein te verkennen.
UIT ONZE MOPPENTROMMEL.
OP SCHOOL.
De onderwijzer: „Jaap, ik snijd, een
stuk vlcesch in tweeën en elke helft op
nieuw in tweeën. Wat krijg ik nu
Jaap: „Vierde declen, meneer."
O n d e r w ij z e r: „Goed. En als ik de
stukken nu nog eens in tweeën snijd
Jaap: „Achtste deelen, meneer."
Onderwljcer: „Heel goed. En als tk
de stukken nu weer in (weeën snijd
Jaap: „Zestiende deelen, meneer."
O n d e r w ij z e r: „Uitstekend l En als
ik de stukken nu weer in tweeën snijd
Jaap: „Gehakt, meneer."
CORRESPONDENTIE
Kampret. Dot is ook de beste manier
on ook het eerlijkst. Als je geregeld moe doet.
heb je iedere week natuurlijk een kans En hef
zou wel erg toevallig rijn als hot lot jou ook
niet eens aanwees.
K o d o k. Jn, dut komt dan good bij el
kaar. Daar reken ik ook op. Arolcrs is er geen
aardigheid aan.
Sparappel. Dan ben jc klaarblijkelijk
te laat geweest. Waarschijnlijk wel. Wat wil
je hebben, bonnen „Bloemen" c»f bonnen „Te
xel". Sschrijf je me dut eerét nog even. Na
tuurlijk gnnt je wwk voor. Niots erg hoor I
Roodborstje. Nog* wel gefeliciteerd
hoor. Doet hij ook moe aan onze krant? Dot
begrijp ik. Met zoo'n feestje woidt het altijd
later dan anders.
Pummel. Wat een werk. En heb je
daar allemaal tijd voor Jn, daar moet je nu
maar gauw een nieuwe voor zien te krijgen?
Klein Duimpje. Heb je veel gewan
deld Dat is veel beter. Hoe vroeger, hoe lie
ver Je versje is heel aardig. Als het «on de
beurt is komt het in de krnnt
D c Kluit. Dnn zal je eerst nog wat
moeten wachten. Ik kan niet alles aan écn ge
ven De onderen moeten ook eens een beurt
hebben, vindt jc niet Maar zoodra er weer
wat voor jo is, znl ik het je schrijven. Dc plaat
jes zal ik zoolang bewaren.
De Boschbesjes Jelui mogch bij de
raadsels ook wel een brief schrijven; zooveel
nis je wilt.
Voetballer. Heb jc die kaart nu W?,?
Dat is wel heel erg vlug. Die zijn zeker Wel
kom. Veel plezier Zondag hooi I
Junior. Heerlijk, tenminste zoo was het
maar nu is het weer veel minder moöi.
Frisionntjc Waarom kern dat niet?
Ik zal onn je denken. Maar nu heb ik er niet.
Herinner mij cr nog maar eens aan. Want al
die nummers v. orden wel eens vergeten.
K w i k. Zoo, maar dat zou ik toch maat
niet doen. Anders zou het ei met het werk
slecht uilzien. Denk daar maar aan I
Goudkiviet. Kon je ze gebruikenDo
voorreed is nu veel verminderd
Keitje. Zoo, dus jij doet dnn in het
vervolg ook mee. Ik denk wel, det je er gauw
plezier in zult hebben. Schrijf maar iedere week
een flinke brief
A k k a. Nog wel gefeliciteerd. Zal je het
nu niet meer vergeten
Cosmea. Heel goed hoor Dank je wel.
Die nadert nl gnuw, dus je zult v/cl flink kun
nen genieten.
Violiertjc. Zoo, ga dan mrvor zoo
wort. Want het is altijd prettig goede cijfers
te krijgen.
Robbedoes. Dit keer brief er bij?
Hoe komt dat I
Clyvin Dat mug een enkele keer wel
Maar niet altijd hoor
B o b b i e Niet te veel helpen hoor I Zelf
zoeken en zelf vinden is het beste.
Blondje 't Was zeker eerst al te mooi.
Het leek wel zomer. Doe je best maar I
Cupido. Gefeliciteerd hoor. Dct is weer
fijn I Je zult nu wel hard moeten werken om
je schade in tc hnl-n. Dat zei je best geluk
ken als je je best doet.
Kampioen. Wat was dat voor con
cert. Doen jelui zooicts wel meer. Dat is heel
aardig. Vertel je me eens, hoe die is uitgeval
len
Narcis. Heb je het nog niet uit Dan
doe ie er lang over hoor. Of is het de tweede
keer al
Goudenregen. Vindt je dat geen ear-
dig plaatsje. Vooral 'sZomeis is het er org
lief. Dat hebben heel veel menschcn op het
oogenblik. Beterschap met hem.
Poppenmoeder. Jn, dat is niet ear-
d'g van hem. Maar wat kun jc er aan doen!
Niet veel, went hij zei v/cl nl weer long weg
gevlogen zijn denk ik.
Vosje. Ja, dat denk ik ook. Maar het
zal wel v/eer terug komen. Dat znl je eens
zien Als je maar wat geduld hebt!
Wildzang. Dat begrijp ik. Natuurlijk,
dit neem ik je niels kwalijk hcor, want dot is
veel te belangrijk. Zendra ze aan de beurt zijn!
Flensje Wat doc je met nl die dier*
tjes. Hoeveel heb je er nu nl bfi elkaar
S p e r w er. Heel graag. Ik heb veel He-
ver, dat zc wat vroeger komen.
Koekoek. Dat uitrusten von Oonr. z«l
wel erg prettig geweest zii^ Of 't ook eer»
goed bed was!
Boekenwu v m. - wat lammer. Ik hoop
dut je het de volgende week niet vergeet.
Kiiig ik dan dóe beloofde lange brief.
Mier. Uitstekend hoor. Die zal ik dan
volgende week beantwoorden.
Spin. Je hebt dus veel plezier gehad.
Nu, zoo'n dag kan ook erg leuk zijn. En vooral
als het mooi weer is, geniet je er dubbel ven.
OOM KAREL'.