KINDERRUBRIEK.
De rubriek van Oom Karei
n.
POESENPLEZIER
ZOO'N STOUTE BOEF!
DOMMER DAN DOM
ZEEMANS KIND
Voor dc Kleintjes.
In de correspondentierubrick in deze krant
zullen jelui zien, dot er eerst nog een.'ge brief
jes van de vorige weck beantwoord moesten
worden. Dat kwam zoo Zooals ie weet. moeten
de Nnefies. om dezelfde week nog beantwoord
te worden iriterliik om 9 uur 's WocnsdagsocV
tends in mijn bezit hebben. Nu waren enkele
neefjes en n'chtjes te laat. Ik kreeg zelfs nog
een biicf Donderdag namiddag. Die briefjrs
waren dus het eerst aan de beurt om beant
woord te worden. Maar zooals jo bpgrijpen
kunt, kunnen die laatkomers niet meedingen
naar een prijs, tenminste niet in dezelfde week
Daarom doen jelui er werkelijk goed aan, om
te zorgen, dat ik de brieven alle maal op tijd
heb.
Nu nog iets over de Texelplaotjes en bon
nen. Iedere weck krijg ik massa's aanvragen
om plaatjes of bonnen voor dezer Verkade's
album. En steeds weer moet ik de vragers te
leurstellen omdatik ze zelf niet heb. Ik
denk dat dit de oorzaak is. De Texel-album
bestaat neg moor korten tijd. En de neefjes
en nichtjes, die voor deze album opsparen,
kunnen dus de bonnen en plaatjes best zelf ge
bruiken. Want eer je d«t album vol hebt, moet
je heel wat plaatjes en groote platen hebben.
Ze hebben dus zelf niets over om met an
deren te ruilen. Als het nu wat later is en ze
zelf de bonnen en plaatjes niet meer noodig
hebben, dan krijg ik er natuurlijk ook wel weer
toegestuurd. Maar cp het oogenblik is dat neg
niet het geval Ik zou jelui allemaal natuurlijk
heel graag willen helpen, maar als ik ze zelf
ook riet heb. gaat dat ntet. Je moet dus nog
maar wat geduld hebben. En mochten er neef
jes en n'chtjes zijn, die de plantjes en bonnen
van de Texel-album zelf niet bewaren, dan zal
ik die heel graag ontvangen om weer anderen
te kuhren helpen.
Hier volgen nu de
RAADSELS.
Oplossingen van de vorige week.
De oplossingen van de vorige raadsels wa
ren
I „Koekoek" met de woorden ky vol, Wcesp,
koekoek, riool, met, k.
H. Beter een goede huur, dan een verre
vriend" met de woorden goud, tien, beer, Ber
nard, duur, venten, veeren, een.
De prijswinnaar Sparappel kan de prijs
Maandag aan ons bureau afhalen.
NIEUWE RAADSELS.
J. Ladder raadsel.
X
X
X
X
X
X
X I
X
Op de eerste sport een verzameling vee.
Cp de 2:1e sport een klein mensch.
Cp de 3de sport een Bijbclsche jongensnaam
Op de 4d<» rij iets uit de naaidoos.
Op de 5de rij een rivier in de Betuwe.
Op de Ode rij een lengtemaat.
Op de~~7cp rij een bouwmateriaal.
Op de 8ste rij een dorp in het Gooi.
Op dc kru'sjeslijn komt dan de naam van
een'stad in Overijsel
A
Ge vindt mij in de bergen
Ge maakt mij met de voet
Ik ben voor u een vrijbrief
Als ge in de vreemde mort
Ik hoor ook bij de menschen
Die aan het darsen gaan
Jk duid ook „'t Is in orde I"
En soms een tijdstip aan.
Wat ik ben dnt weet ik niet
Nu eens ben Tc van hout gebouwd
Dan alweer ben ik een man
Wien een schip is toe vertruwd.
Wie is er, cie nu weet
Hoe ik toch altijd heet.
Zoudt ge mogelijk oo weten
Hoe toch we! de buren hceten
Die, 't is toch n'ct vreemd of rear.
Nimmer wonen naast elkaar
LIES JE cN HAAR POPJE.
Ll"sje heeft een mooie pop.
M*t bruine oogen en krullend haan.
Ze heeft ook een beertje dat heet Bob
Er* h-et popje noemt ze Saor
Ou een mooier» Lentedag,
Gingen Liesje, Snar en Bob
Om de mond een blijde lach
Near het buis van Oom je Bob.
En wat gingen zij daar doen
Ze g'ngen bij Oom op de thee
Ze kregen appels en meloen.
En een peer kregen ze nog nice.
Hèwat smaakte dat hen goed
't Gebeurde lang niet eiken dag.
En zij speelden verder zoet
Luide klonk hun blij gelach.
EEN TOOVERKUNSTJE.
Je vraagt aan je moeder een paar
Dl. leg- ie op tafel. Zooveel koeltjes >c hebt.
zooveel hcc-len moet je ook hebben. De hoe
den leg ie boven op de kookles. Pus op e
koekje een hoed. Don beur jc één hoed op en
eet het koekje op. Dan beur je de andere hoed
op en eet het koekje ook op. En als je nog
meer koekjes hebt dan eet jc die ook alle
maal cp. Dan zeg je tegen de toeschouwen»
die zitten te kijken „Nu heb je gezien dat ik
de koekjes hebt opgegeten. Maar nu kan ik
al dc koekjes die ik heb opgegeten onder één
hoed tooveren". Dan kan je nog vragen on
der welke hoed dc koekjes moeten. Dan tik
je met je liniaal op de aangewezen hoed en
zegt: „hokus pokus pas" en zet de hoed op.
Ziezoo, zeg je: nu heb ik al de koekjes onder
een hoed getooverd.
Poes zit met haar grijzen kop
En haar oogjes dicht
Lekker naast haar kattekind
In het zonnelicht.
Hoor eens, hoe het kleintje vleit,
Of ze spelen gaat.
Maar de oude, grijze kat.
Die 't heel goed verstaat.
Zegt, al wuivend met haar stnart.
Kind, hoe kom f erbij
'k Zit zoo lekker in de zon.
Dat 's genoeg voor mij 1
Boef wos een jonge foxterrlei. Toen R»to
hem kreeg, was hij pas een maand oud.
Hij was heelemaal wit met een pear zwaite
vlekken en één zwart oor.
Rita was dolblij met hem en noemde
hem Boef, omdat hij zoo'n rakker was.
Aliijd volgde hij z;jn jeugdig meesteresje.
Wöar Rita was, kon men Boef ook vinden
en waar Boef vertoefde, was Rita niet ver
weg.
Rita leerde hem allerlei kunstjes, als op
ritten, een pootje geven en nog veel meei.
Maar het allerliefst zat Boef toch op,
want als hij opzat, kreeg hii wat! En daar
voor heb je natuurlijk wel iets over, als je
een jonge hond bent, die altijd honger
heeft.
Het meest blij was hii, wanneer hij een
bot kreeg. Dit was echt spekje voor zijn
bekje. Hij kreeg er soms zóóveel, rat hii
het leuk vond ze te verstoppen, om ze dan
later weer te voorschijn te halen en er
op zijn gemak van te genieten.
Waar Boef zijn botten verstopte? Op de
gekste en onmogelijkste plaatsen.
Op zekeren dag vond Rito een bot onder
haar hoofdkussen. Op een anderen keer
wilde Tante Jenny, die b!i Moeder thee ge
dronken had, haar hoed, dien zij op een
stoel geleed had, oozetten. En wat denk je,
dat zij er in vond
Een bot, dat Boef er in verstopt had. Het
was Tènte's nieuwe hoed en Rita vond. dat
Tan'e Jenny nu niet zoo heel vriendelijk
keek. Geen wonder!
Maar er gebeurde nog iets ergers.
Op zekeren dag, toen Moeder in <le
slaaokamer kwam, zag zij tot haar onuit
sprekelijke verbazing overal kleine, witte
dingetjes. Ze dacht, dat het sneeuwvlokken
waren. Plotseling zag zij echter twee on
deugend schitterende oogen midden in den
sneeuwstorm.
Het waren de oogen van Boef, die op
Moeders bed zat. En wat denk je, dat hij
daar deed
Hij had een groot gat gemaakt in Moe*
Jers donsbed en probeerde er een been in
weg te stoppen. Natuurlijk vlogen de dons-
vlokken in het rond. Dot was werkelijk te
erg! Voor straf werd hij ongesloten en hij
heeft het nooit meer gedaan.
Hii is nu volwassen eo heeft1 de streken
uit zijn jeugd verleerd. Hij en Rita zijn nog
steeds enpfccheid^Ulc. R-'H ^enkt nog wel
eens aan den tijd, toen hij overal botten
verstopte en zij gelooft vast. dat als zij
Boef hielp herinneren, wat hij in het
eerste half jaar van ziin leven allemaal vooi
stouts uitvoerde, hij het nvsschien niet eens
gelooven zou. Zeker zou hij rijn verstandi-
gen kop nu schudden over zooveel onver
stand vroeger.
Een <iom meisje wandelde eens in hel
bosch met haar twee kleine zusjes, tweetin-
gen, in den kinderwagen. Een vriendelijke,
oude dame, die voorbij kwam en zag, dat de
kleintjes sprekend op elkander geleken,
vroeg het meisje: „Dit zijn zeker tweelin
gen, hè f"
„ja, mevrouw," was het antwoord; t zijn
mijn jongste zusjes."
„Wel, 't zijn aardige, gezonde kleuters,'
begon weer de dame.
„En hoe houdt jullie ze wei uit elkoar 7"
„O, de ééne heet Annie, en de andere
Greetje-" antwoordt), het meisje.
„Maar ze zijn toch nog te klein om te
verstaan, als je ze roept," hernam de dame.
„Ja, dat zijn ze ook, mevrouw, en daarom
zeggen we: „Dit is de ééne en dat de an
dere. En soms zetten wij de ééne in de
ééne kamer en de andere in de andere
kamer."
„En weet je dan, wie Annie of Greetje
is?" gf-.g de dame voort.
„O zeker, mevrouw, want Annie is in de
ééne kamer en Greetie in de andere."
„Maar hebben zij dan geen gekleurd
lintje of een ander herkenningsteeken,
waardoor jullie de ééne van de andere kunt
onderscheiden?" vroeg weer de dame.
„Weineen, dat is heelemaal niet noodig,"
zei het meisje.
„De eene is Annie en de andere Greetje,
en de eene is de eene en de andere de an
dere."
Neen. uit zulke antwoorden kon de dame
't Zet alles klaar: de taart in 't midden,
de vruchtenschoaltjes aan den kant;
't is feest I de groote boot van Vader
kwam gisteravond in het land.
Hij stuurde al twee telegrammen:
aan Moeder èn aan Oma één
we zijn zoo blu I want liever Vader
bestaat er op heel d'aarde geen!
En is hij thuis, don zijn we ellen
zoo lief en goed als het maar fc«n
zelfs Willem, die zoo stout kan wezen,
staakt 't kibbelen met broertje Jan.
Voor Vader is hel allerbeste
in ieders oog nooit goed genoeg,
h:i blijft mear kort 't uur vyn vertrekken
slaat voor ons allen veel te vroeg
Nog maar drie jaar en don blijft Vader
voorgoed aan wal; o, denk eens aan,
wat zal dat heerlijk voor ons wezen,
als Vader nooit meer weg zal gaan!
Kom, nu de bloemen nog op tafel
en dan ben 'k klaar; hè, was 't r.l tijd
de klok goat stellig weer eens achter,
dat heeft Moes straks ook al gezeid I
niet wijs worden en daarom ging ze dus
lachende verder.
Ditzelfde domme meisje werd eens op de
Zondagsschool door de juffrouw gevraagd:
„Vertel jij me eens, Marie, wie was de
vader van Noach's zonen. Sem, Cham en
Japhet?"
Marietje zweeg, begon te huilen, omdat
ze het niet wist en dus peen antwociö kon
geven, en vooral omdat de andere kinderen
om haar domheid lachten.
Huilende kwam ze thuis en begon tot
haar moeder:
„Verbeeld u eens, wst een moeilijke vraag
de juffrouw vandaag deedZe vroeg me:
„Wie was de vader ven Noach's zonen.
Sem. Chet en Japhet?'' En toen ik na
tuurlijk niet wist, zei ze, dat ik nog dommer
was don dom
„Wel, Marie'je, dal ben ie ook," zei de
moeder. „En als je goed hadt geluisterd en
nagedacht, hodt jij best die gemakkelijke
vraag kunnen beantwoorden, kind Luis
ter nu eens goed: Onze Dakker Vlasvink
heeft drie zonen; de ééne heet J. ao. de
tweede Kees en de derde Willem Wie is
nu de vader van de zonen van hakker Vlas
vink; dus van Jaap, Kees en Wim
Nog harder begon toen Marietja te hul
len en ze vroeg snikkende: „Hoe kan ik dat
nu toch weten, moeder?"
„Jou domme meid!" riep lachende de
moeder. „De veder van Jaap, Kees en Wim
is toch immers bakker Vlasvink I"
„O, nu begrijp ik het pas," zei Marietje
„Dat zal ik nu toch eens goed onthouden I"
Weer was het Zondag en weer was
Marietje op Zondagsschool. En-nauwelijks
zag ze de juffrouw, of ze riep opgetogen:
„O juffrouw, nu weet ik best, wie de vadei
was van Noach's zonen, Sem, Cham en
Japhet I"
„Zoo, Marietje. en wie was dan wel de
vader van Noach's zonen, Sem, Cham en
Japhet?" vroeg de juffrouw.
„De vader van Noach's zonen, Sem.
Chem en Japhet isbakker Vlasvink,
juffrouwwas het antwoord.
„Marietje, als er prijzen voor domheid
worden gegeven, krijg iii beslist den eersten
prijs, hoor 1" zei de juffrouw lachend.
„O. heerlijkriep Marietje.
DE JONGE GANSJES EN DF
LUCIFERS.
„Nu hoop ik één ding," zei Moeder
Breedsnavel, „en dat is, dot als ik weg ben,
jullie geen kattekwaad zult uitvoeren."
„Nee Moeder, dat zullen we niet doen,"
antwoordden de vier gansjes.
„Vuur is heel gevaarlijk f Denk daar goed
aan I" ging mevrouw Breedsnavel voort.
„Jn, vuur is gevaarlijkherhaalden haar
lievelingen.
Nauwelijks was Moeder echter uit het
gezicht verdwenen, of Donsje, het oudste
der vier gansjes, zei:
„Kijk, daar ligt een doosje lucifers. Moe
der merkt er niets van, als we met één en
kel lucifertje spelen. En ik weet heel goed,
hoe ik het moe: afstrijken. Nu moeten jul
lie eens kijken, wat er gebeurt, als ik het
gele puntje langs den kant van het dootje
strijk."
„Ja, ja, ja I" juichte het ongehoorzame
drietal.
In het volgend oogenblik stak Donsje een
lucifer af.
Petsss I FloeD f KsssVonken I Vuur I
„Oh, oh, oh!" kermden de gansjes. „Het
brandt f Het brandt I Oh, oh, oh I"
En terwijl zij huilden en schreeuwden van
de pijn, kwam Moeder Breedsnavel thuis.
„Wat is hier te doen vroeg zij op
strengen toon. „O, ik zie het al f Jullie hebt
je mooie, gele jasjes verbrandNergens
pp de heele wereld zien de gansjes er zóó
leelijk uit als jullie nu doen."
Moor de vier ongehoorzame ganyjes kon
den niets anders dan huilen en met hun
verbrande vleugeltjes klappen. Nog heel,
heel lang daarna hadden zij erge spijt, dat
ze niet gedaan hadden, wat Moeder gezegd
had en van de lucifers-afgebleven waren.
GRAPJES
OM UIT TE RUSTEN
Nicht Nelly: „Goeden morgen Oompje.
Hebt u goed geslapen 't Bed is wel wat hard,
maar
O o m O, 't ging best. Van tijd tot tijd ben
ik van nacht opgestaan om wat uit te rusten.
UIT ONZE MOPPENTROMMEL.
Uit dc school.
Onderwijzer„Wat is een amphibie. Mul
ler
Muller zwijgt.
Onderwijzer„Kom nu, een dier, dat deels
op het land
Muller„En deels in de stad leeft."
Gierig.
A „Wat gaat die Jansen toch eiken Zon
dag op 't postkantoor doen
B „Zijn vulpenhouder vullen".
Het slachtoffer.
Dominee (tot bedelaar): „Het frk n '.leeft
neg nooit iemand vermoord".
Bedelaar,,'k Zou toch niet greag liet eerste
slachtoffer zijn".
DE KORTSTE WEG.
Oude Heer: „Kun je mij den koristen
weg naar de pastorie wijzen, beste jon
gen X'
J o h a n: „Jawel meneer. Een eindje
verder is aan den rechterkant ven den
weg een gat in de heg. Als u daar door
kruipt, komt u aan een omgeploegden ak
ker. Dien steekt u dwars over, u springt
over een sloot, kruipt door het eikenhak
hout, vlak langs broamstuiken, komt dan bij
een diepen kuil
Maar de oude heer luisterde ol niet
meer.
CORRESPONDENTIE
Eerst nog eenige briefjes van de vorige weck
die moesten blijven liggen.
Wilde Eend. Ja, maar nu is het weer
veel kouder, 't Lijkt wel winter
Eetgraog. Het zal wel weer gauw beter
worden. Het kan niet in eens mooi worden.
Edelwcis. Wat een geweldige wande
ling. 't Wordt nu wel mooi buiten Alleen is
het nog geen zomevtemperntuur. Op het
oogenblik is dc voorraad Texelplaotjes en
-bonnen nie: erg groot, zoodet jo nc£ ever»
geduld moet hebben.
Bengel. Dit keer was je briefje al heel
erg kort. Hoor ik volgende keer eens wat
meer van je
Zonnestraaltje. Het lijkt nog niet
veel op zomer Maar je versje komt in de krant
hoor I
Bruin oog. Zeg maar, dat ik det hee
lemaal niet aardig van hem vind cn dat hij
niet zoo lui mag zijn. Anders kan hij nooit een
prijs winnen. Dnt is een slecht tecken. Hij kan
beter vooruitgeen. Ja, dat is daar erg leuk en
ook een mooie wandeling. Jc was zeker wel een
beetje moe toen je thuis kwam.
W ij s n e u s j e. Jo, die moet ie komen
halen. Ik heb er nog net drie. Die mag je
hebben.
Sneeuwpop. Er liggen er cenige voor
je klaar. Kom do volgende week maar even
holen.
Dwerg. Wel gefeliciteerd hoor. Doet hij
ook mee aan onze kinderkrant? Ja. dnt is de
mode tegenwoordig. Heb jij hot ook o! zoovet
gebracht
Nu de nieuwe correspondentie.
Pummel. Neen, daar heb je niet vee!
nnn gehad Dan komt het n| heel goed uit.
Narcis. Het is wel van korten duur
geweest, maar zoo'n oogenblikje is toch wc!
weer aardig. Die tijd komt nu weer gouw. Je
houdt zeker wel heel veel van tuinieren Hoe
kwam dat zoo
Frisioantje. Dank je wel voor Je
raadsels. Wil je er aan denken om het papier
maar nan één zijde te beschrijven, nis er iets
op slaat, dot in de krant moet
A k k a. Wat een inooie tec keningen l
W i 1 d z n n g. Ja, die groeit steeds. Ge
lukkig mnnr dat het nog zoo goed afliep. Zoo-
iets is altijd erg gevaarlijk.
Sparappel Ik heb op het oogenblik
niets van Texel. Nog cvrh geduld dus. Neen,
die wilde net als jij, is me later gebleken, dus
dot helpt me niet veel. Er is op bet oogenblik
niet veel te ruilen.
Roodborstje. Dat denk ik ook wet
niet. Die tijd zal wel voor goed voorbij zijn.
Kikvorsch. Uitstekend hoor. Hartelijk
welkom.
Postduifje. Ook hartelijk welkom
hoor. Schrijf maar zooveel jc 'wilt.
Klein Duimpje. Neen, maar wie hnd
dat ook gedacht na die 2omersche dagen. Zoo
zie je alweer, dat jc mnnr nergens tc vast op
moet rekenen.
Voetballer. Vindt je het niet aar
dig Die wedstrijd vond ik erg leuk om to
hoeren. Heb je die ook gehoord, of ben je naar
Amsterdam geweest.
Koekoek. Ja, dut was erg toevallig. Je
bent nog al bekend, want vrijwel alles hebben
die naam gevonden, 't Is te hopen dot hot nu
maar weer gouw wat zachter wordt.
Blondje. Dat is een aardig kunstje. Ja
zeker, dat kan hoer
M i e r. Zen, dal is aardig. Doe maar goed
jc best hoor.
Spin. Dat is ook zoo. Als jc laat naar
bed gaat, kan jc op school niet goed lecTen.
En dot moet toch I
M i e k e M. Neen, die krijg je niet van
mij. Die mag je zelf kiezen. Natuurlijk vindt ik
het uitstekend, dat je meedoet. Dnt is erg
mooi. Maor dan heb je nog wel even dc tijd.
Sperwer. - Jn, dat wist ik nl. Heb je et
al in gelezen. Als je door zooveel van houdt»
zul je er wel van genieten.
Anneke N. T. Misschien wil je een an->
dere schuilnaam kiezen, want zoo jo ziet heb
ben we al een kikvorsch in onze groote familie.
Zoodrn ik weer Texelbonnen heb, zal ik nar»
jc denken. Zie mnar eens wat ik in het begin
van deze krant hierover schrijf.
Vosje. Jo, daar heb je gelijk in. Maar
gelukkig is het toch niet zoo. Het zal wel gauw
anders worden.
Poppcnmoeder. Hartelijk gclukge-
wenscht hoor I En wat spoel je nu al zoo. Hef
komt in orde, dnt zie je wel.
Fl e n s j e. Jn, het zijn ook erg leuke dier*
tjes. Wat een flauwe nardighc-id was dct. Ken
je goed zwemmen
Zonneroosje. Dut vermoed ik ook
Anders zou ik riict weten hoe dnt mogelijk te
Nu heb ik het ontvangen hoorDus jc kunt'
gerust zijn. Heel graag. Ik reken er op.
Cupido. Het gent dus nl weer goed
vooruit. Zoo moet het ook- Ja, heel anders dan
die andere gebouwen hé. Veel prettiger om te
lecren.
Kampioen. Wut ~n succes. En hoe
is de ontvangst geweest Dnt "s dus een ear-
d;g begin geweest.
Kwik. Zoo, don zal jc wel gauw heele-
maal gelijk zijn.
Bobbie. En of. Maar het was ook al te
mooi, die eerste degen. Ja, anders is het nfets
leuk.
C1 y v i a. Krijg ik van jou ook weer eens
een brief
Koekoek. Je had het zeker erg druk.
Ik kreeg deze keer alleen maar de oplossingen
van je.
Goudenregen. Maar dot is nu al
weer voorbij, 't Wos maar van korten duur
dit keer.
V i o li e r t j e. Ja, dat vind ik ook. Dóot-
aan hebben we nut niet veel meer.
C o s m e o. Neen, jc mag het wel doen,
maar noodig voor een prijs is het niet. Deze
weck natuurlijk weer wel.
Wilde Eecnd en Eetgraog. Jullut
maken de raadsels toch ofzorvderlijk Of help
je elkaar een beetje.
Dc Boschbosjes. Heel graog Het pa
pier aan één zijde beschrijven, denk c vooral
daaraan
Mol. Dat is heelemaal geen bezwaar
hoor Er zijn er wel meer zoo. Ik zou het maar
niet doen, zooals ie dacht
Spring in 't Veld. Daarom mag
toch gerust wel ten briefje schrijven hoer,-
Wijsneusje. „Geduld is zulk —zr»
schoone zaak", dot weet je toch wel. Zoodro
je aan dc beurt bent I Omdot je de vorige
keer te laot was. Ook al r: geduld maar!
Keitje. - Wat eer. mooie cademn: en vrat
een heerlijke dag. Je hebt dus volop genoten
't Is ook om von to watertanden, al dat moois.
Robbedoes. Dat vind ik heelemaal
niet mooi van je. Je moest je eigenlijk wel een
beetie schamen om zoo lui te zijn, vindt je zelf
ok niet. Nooit meer doen hoor
OOM KAREU