KINDERRUBRIEK.
De rubriek van Oom Karei
DE TREURWILG
xxxxxxxxx
Wiggeltje en Waggelt) e
VOOR DE KLEINTJES
Wat kan jo toch op een merkwaardige ma
nier iets te binnen schieten. Toen ik 7.00 zat
le denken wat ik jelui zou schrijven zat ik in
gedachte een stukje papier aan heele kleine
snippers te scheuren. Dat is op zichzelf niets
vreemds. Dat zie je zoo vaak mcnschen doen,
die ergens over zitten te denken. Meisjes op
school zitten dan vaak met de punt van hun
zakdoek te spelenjongens bijten dan dik
wijl op de punt van hun potlood. Ik zat dan
zoo juist een stukje popier te versnipperen.
Waarom ik dat deed, och dat weet ik eigen*
lijk zelf niet. Manr toch ben ik blij. dat ik het
gedaen heb, want dat verscheurde stukje pa
pier, dot nu voor me Üo-t, brengt me 'ineens
een aardig spelletje in de gedacht, waarmee
we op school vroeger dikwijls heel veel plezier
méc hadden. Natuurlijk niet tijdens de lessen,
maar als we tusschen de verschillende vak*
ken even een kleine pauze hadden. Dat spel
letje was dan zóó
Op het blad van een tafel worden eenige
.•snippertjes heel dun popier gestrooid. Ver
volgens neemt jo een pijp lak en wrijf één
der zijden (zijn zo allen niet even breed, dón
de breede) er ven eenige malen zuchtjes met
en wollen lapje, of tegen de mouw van een
wolen klcedingstuk.
Als het lak warm geworden is, houd je
liet vlug* op een kleinen afstand boven de pa
piersnippers, die dan allen heel snel en soms
inet alergrappigste bewegingen opspringen cn
tenslotte aan het lak blijven hangen. Wil je
ze nog vlugger laten dansen, beweeg dan het
lak snel heen en weer.
Deze aantrekkingskracht van het lak is niets
anders dun elcctriciteit. Jo zult daar later wel
rneer van leeren,
RAADSELS.
Oplossingen van dc vorige week
dc vorige raadsels
De oplossingen
waren
I. f,Deventer" met do woorden kudde,
dwerg, David, speld, Lingo, meter, steen, La
ren.
II. a. pas, b. loods, c. overburen.
De prijs kan Maandag aan ons bureau wor
den afgehaald door Kwik.
NIEUWE RAADSEL*
I. Mijn geheel is iets, dot bij sommige spe
len wordt gebruikt. Het bestuur uit elf letters
J, 5, 9, II is een onderdaan van een dor Noor
delijke Koninkrijken van Europa.
3, 2, 4 is een jongensnaam.
7. 9, 10, 7, 8 is een dorp in de provincie
Utrecht.
6, 5, TT, 8, 10 is een jaargetijde.
4. 9. TO, II is cenlichaamsdeel.
X
- X
X
X
X
X
X
X
II. Op de beide kiuisjcslijnen komt tie naam
van een koekje.
Ie rij een medcklnker.
2e rij een lichaamsdeel.
3e rij een adelijk heer.
4e rij een vogel.
5c rij 't gevraagde woord.
6c rij.iets waarmee men niet alleen schrijven
cn teekenen, maar poetsen kan.
7e rij een keizerrijk in Azië.
8e rij een verkorte meisjesnaam.
9e rij een medeklinker.
r. r
Wiggeltje en Waggeltje waren twee oude
vrouwen, die samen in een klein huisje
woonden.
Ze waren allebei knorrig en heel leelijk.
Ze hadden hun haar altijd maar laten
groeien en dit was zóó lang geworden, dat
het tot op den grond hing. Zij waschten of
borstelden het nooit. Hun ooren waren zóó
groot, dat zij heen en weer gingen, als zij
zich bewogen. Hun monden waren zóó
gTOot, dat ze een flinken appel met één hap
konden opeten, hun neuzen waren krom en
hun nagels griezelig lang.
Het zal dus wel niemand verwonderen,
dat geen enkel kind dicht bij hen durfde
komen. Zoodra een kind Wiggeltje of Wag
geltje in de verte maar zag, liep het hard
weg. Niemand hield van hen zij hielden
bok van niemand.
Eindelijk waren ze zóó oud geworden, dat
ze heel moeilijk konden loopen en het huis
werk hun zwaar viel. Ze vroegen den men-
schen, of deze hun huisje wilden schoon
maken, ipaar niemand durfde zich in de na
bijheid der beide knorrige vrouwen wagen.
Op een mooien zomeravond zaten zij
vóór de deur van hun huisje, toen zij plot
seling een vreemde, kwakende stem aan
hun voeten hoorden.
Zij keken naar den grond en daar zagen
zij, juist tusschen hen in, een heel grooten
kikvorsch.
Tegelijk riepen zij nu uit:
„Wat kom jij hier doen, leelijke kik-
yorgch Ga maar gauw naar je vijver terug.
Wij hebben jfc hier niet noodig."
De kikvorsch antwoordde echter beleefd:
„Goeién avond, Wiggeltje en Waggeltjel
Ik weet, dat ik leeliik, heel leeliik ben. Den
heelen dag ben ik in den vijver achter jul
lie huisje of in de buurt daarvan, maar
nachts -y.erapder. Jk-in^en IMnt»
- Zeg, Treurwilg, arme, oude boom,
Wat is toch wel de reden,
- Dot je zoo treurt? Je bladen, och,
Die hangen naar beneden!
- Waarom ben jij niet vroolijk, blij,
En moet je altijd treuren?
- Kun jij je takken nu eens niet
Heel even hooger beuren?
Jong baasje, 'k vind het onbeleefd,
x Mij, grijsaard, uit te vragen.
*k Zou zeggen: Kijk, ik moet mijn lot
Maar heel geduldig drogen.
En wilde i k ook net zoo graag
't Vertellen, als j ij 't veten,
"t Is mij een raadsel, of zou
't zijn,
Dat 'k Treurwilg steeds moet
heeten?
„Wat wil je eigenlijk van ons? Wij heb
ben je niet noodig I" klonk het weer.
„Ik wilde jullie huisje schoonmaken en
allerlei dingen voor je doen, waarvoor je
nu te oud geworden bent om ze zelf te
verrichten," luidde het antwoord van den
kikvorsch.
Wiggeltje en Waggeltje lachten onge-
Ioovig en zeiden:
^Wij begTijpen niet, hoe zoo'n leelijke
kikvorsch ons huisje zou kunnen schoon
maken."
„Oh l" zei de kikvorsch weer, „laat het
mij toch alsjeblieft probeeren. Doe de deur
vannacht niet op slot en je zult eens zien,
wat ik doen zal, terwijl jullie slapen. Ver
geet niet, dat ik om twaalf uur weer een
Prins ben."
De beide vrouwtjes keken elkaar eens
vragend aan. Zouden ze de deux open dur
ven laten?
Zij kregen echter medelijden met den
kikvorsch, die heel bedroefd scheen te zijn
en ze deden dien nacht de deur niet op
slot.
De kikvorsch maakte nu een beleefde
buiging en sprong weer naar zijn vijver
terug.
Wiggeltje en Waggeltje gingen om acht
uur naar bed; ze vonden het wel wat ge
waagd, maar deden hun deur toch niet op
slot.
Om twoalf uur, toen Wiggeltje en Wag
geltje vast sliepen, kwam een schoone
Prins heel behoedzaam hun huisje binnen.
Hij veegde den vloer, nam stof af, kookte
en bakte en zette het ontbijt op de tafel
klaar.
Nauwelijks had de klok echter zes slagen
doen hooren, of hij ging stilletjes heen, deed
de deur dicht eneen groote kik
vorsch sprong weer naar zijn vijver.
Toen Wiggeltje en Waggeltje beneden
kwamen, waren ze blij verrast bij het zien
van het ontbijt, dat klaar stond en het huis
werk, dat gedaan was.
Na het ontbijt gingen zij buiten in het
zonnetje zitten en natuurlijk spraken zij
over den wonder-kikvorsch. Nu en dan
hoorden zij hem kwaken.
Tegen den avond kwam hij weer naar
hen toe en n u waren zij niet knorrig tegen
hem. Ze maakten samen een praatje en
toen de kikvorsch op het punt stond, zijn
vijver weer op te zoeken, vroeg hij:
„Mag ik vannacht terugkomen?"
Beiden antwoordden hierop volmondig.
„Ja, kom alsjeblieft terug."
Dien nacht werkte de Prins al heel hard.
Hij waschte him vuile borstels en kammen
en liet voor ieder een zilveren schaar ach
ter. Na het ontbijt waschten zij nu hun haar
en kamden en borstelden het, ja, zij knipten
er zelfs een stuk af en zij knipten ook
elkanders nagels.
Dien avond kwam de kikvorsch voor den
derden keer en Wiggeltje en Waggeltje
hadden al verlangend naar hem uitgekeken.
Vóór zij met het heerlijke ontbijt begon
nen, dat de Prins weer voor hen klaarge
maakt had, gingen zij eerst naar den vijver
en riepen;
„Prins, kom toch alsjeblieft met ons ont
bijten. We zullen u onzen gemakkelijksten
stoel geven om op te zitten."
Er gingen verscheiden dagen voorbij en
Wiggeltje en Waggeltje gingen steeds meer
van hun" vriend, den kikvorsch, houden. Ze
durfden er niet aan denken, hoe het zijn
zou, als hij hen ooit verlaten zou. Zij zagen
er nu met hun schoon haar, hun schoone
gezichten en schoone nagels heel anders
uit.
Op zekeren morgen, toen zij beneden
kwamen, monden zij den. kikvorsch voor
dood op den drempel liggen. Voorzichtig
raapten zij hem op, legden hem op een
grooten stoel met een doek over hem heen
en probeerden hem wat te eten te geven.
Maar hij kon niet eten. Doodstil bleef hij
liggen.
Wat zou er met hem gebeurd zijn? Geen
der beide oude vrouwtjes kon zelve een
brok door de keel krijgen.
Plotseling herinnerden zij zich «ohter,
dat in het bosch hun neef woonde. Hij was
even leelijk als zij, maar heel vriendelijk.
Bovendien verstond hij de kunst zieke men-
schen gezond te maken.
Wiggeltje en Waggeltje spreidden nu
wat watten in een mandje uit en legden den
kikvorsch daar heel voorzichtig op. Zoo
namen zij hem mee. Ze hadden in hun ver
driet niet eens gemerkt, dat zij de deur wijd
open hadden gelaten.
Om beurten droegen zij hun ann
vriendje. Het was een heel eind, dat zij af te
leggen hadden, vóór zij bij hun neef kwa
men en ze werden erg moe, doch gunden
zich geen tijd om wat uit te rusten.
Maar eindelijk toch kwamen zij bij den
boom, waarin hun neef, de dwerg, woonde.
Hij zat in het gras en was bezig, den in^
houd van een groote, groene flesch te
schudden.
Hij was ook heel leelijk. Zijn baard en
zijn haar waren zóó lang, dat zij tot op den
grond hingen. Hij leek op Wiggeltje en
Waggeltje en heette Kwakkeltje, maar de
uitdnikking van zijn gezicht was veel en
veel vriendelijker.
Zoodra hij zijn beide nichten zag, sprong
hij op.
„Wat komen jullie hier doen vroeg hij
vriendelijk.
Wiggeltje en Waggeltje antwoordden be
droefd:
„We zijn bij je gekomen, omdat je zoo'n
knappe dokter bent."
„En wat kan ik voor jullie doen?"
„Och, lieve Neef Kwakkeltje, maak nisje-
blieft onzen armen vriend beter. We zijn
bang, dat hij dood gaat," zeiden zij nu.
En er biggelden dikke tranen over hun
wangen.
Kwakkeltje had diep medelijden met hen
en zei:
„Arme oudjes, schrei niet, maar ga zit
ten. Is die kikvorsch in het mandje dn
vriend, over wien je spreekt?"
rrJ0," antwoordden 2ij tegelijk. „Hij is
onze eenige vriend en wij houden heel, heel
veel van hem."
Kwakkeltje nam den kikvorsch nu voor
zichtig uit het mandje, legde hem op het
gras en bekeek hem aandachtig.
Plotseling riep hij verheugd uit:"
„O, kom toch eens gauw kijkenZie je
dot kroontje op zijn kop? Het is de ver
miste Prins
„Ja, natuurlijkriepen nu ook Wiggeltje
en Waggeltje uit. „Hij zei wel, dat hij een
Prins was, maar het is toch nooit in ons
opgekomen, dat het onze vermiste Prins
was I"
Kwakkeltje was vreeselijk opgewonden
en ging voort:
„Een tooverheks veranderde hem in een
kikvorsch, totdat hij geleerd zou hebben
vriendelijk te zijn. Jullie zijn de eerste
menschen, tegen wie hij vriendelijk ge
weest is en nu jullie hem, toen hij ziek was,
bij mij hebt gebracht, kan ik hem genezen."
Hij sprenkelde iets uit de groote, groene
flesch over den kikvorsch heen.
Plotseling schitterde alles vreeselijk en
stond er een schoone Prins vóór hen. Hij
wendde zich onmiddellijk tot Wiggeltje en
Waggeltje en zei:
„Lieve vriendinnen, ik zal nu nooit meer
een kikvorsch zijn, maar ook nooit zal ik
vergeten, dat ik dit aan jullie te danken
heb."
En tegen Kwakkeltje ging hij voort:
„Dokter Kwakkel, vanaf dit oogenblik
zult gij mijn lijfarts zijn."
Hij floot nu driemaal heel zacht en er
kwam een prachtige koets met vier schim
mels aangereden.
De Prins boog voor Kwakkeltje, hielp
Wiggeltje en Waggeltje in de koets, sprong
er zelf ook in en weg reden zij.
De koets hield vóór het huisje van Wig
geltje en Waggeltje stil en de Prins *ci:
„Spoedig zal ik u komen bezoeken."
Daarop reed hij weer door.
In het huisje vonden Wiggeltje en Wag
geltje twee bedienden, die hen opwachtten.
Zij droegen hot wapen vnn den Prins, een
groenen kikvorsch Beiden traden naar
voren en zeiden:
„Juffrouw Wiggeltje en juffrouw Wag
geltje, de Prins heeft gezegd, net. wij uwe
bedienden zullen zijn. We zullen eiken
morgen om zes uur komen,, ul het huiswerk
doen, voor u koken, bakken en braden en
pas vertrekken, wonneer gij naar bed gaat."
Voor Wiggeltje en Waggeltje brak er nu
een heerlijke tijd aan. vooral als do Prins
hen kwam opzoeken. Dikwijls r.am hij hen
mee om een ritje te maken.
Hun gezichten werden hoe langer hoe
vriendelijker, tot eindelijk geen enkel kind
meer bang voor hen was, niettegenstaande
hun leelijk uiterlijk.
Zij leefden samen nog heel gelukkig en
keken altijd verlangend uit naar het vol
gend bezoek van hun vriend, den Prins.
I> i
m
CORESPONDENTIE
KLEUR- EN KNIPPLAATJE.
Jimmy, de aap, en Krokko, de krokodil,
zijn trouwe vrienden.
Krokko is keurig aangekleed. Hij draagt
een hoogen boord en een zwarte das. Jim
my houdt meer van een gemakkelijk pakje,
waarin hij zich naar hartelust kan bewegen,
want klimmen en klauteren is zijn lust en
zijn leven.
En zijn vriend Krokko heeft een staart,
nee maar, zóó fijn, als je daar in klimmen
en op zitten kunt l Ja, ja, Jimmy weet het
wel: alle andere aapjes zijn jaloersch op
dat mooie zitplaatsje, dat door hem bespro
ken is.
Eens is Grijphand (zoo'n brutale aap als
dat ook is 0 er.gaan zitten, toen Jimmy er
even niet was. En weet je, wat Jimmy daar
op bedacht heeft? Wel, als hij nu uitgaat,
hangt hij er een bordje aan, waarop met
groote letters te lezen staat: Bespro
ken.
Dat helpt, want iedereen, zelfs het klein
ste aapje, weet natuurlijk, dat je op een be
sproken plaats niet mag gaan zitten.
Jimmy heeft dus het rijk alleen op zijn
grappige zitplaats en Krokko, die goeierd,
vindt het best.
De kikvorsch kwam nu uit het water cn 1 Op het plaatje zie je, dat Jimmy juist va
zij ontbeten heel genoeglijk samen, -ijilanjs^ er weer eens van e genieten enjqpJ
het voorbeeld in den rechter-benedenhoek
zie je hem fier zitten.
Kom, wij willen Jimmy eens een handje
helpen.
Eerst trekken wij de plaatjes en de drie
hoekjes secuur over. Geen enkelen tand
van Krokko vergeten, hoor I want het heer
schap is heel trotsch op zijn gebit.
Aan het voorbeeld hoef je niets te doen.
Dat dient alleen maar om te zien, hoe het
worden moet.
Nu de plaatjes op dun carton plakken.
Dan Krokko, Jimmy en hun pakjes enz.
kleuren.
Daarna de plaatjes en driehoekjes uit
knippen. Denk er goed aan, wat ik daareven
zei van Krokko's tanden.
De driehoekjes op de stippellijnen om
vouwen en de smalle reepjes met lijm ol
gluton bestrijken. Deze worden nu tegen
Krokko aangeplakt om hem een steuntje te
geven, als Jimmy zijn staart eens wat erg
wil laten zwaaien.
Zet het aapje nu op zijn geliefkoosd
plaatsje en plak Krokko's staart tus :hen
Jimmy's armen en beenen een tikje vast.
Wie zag er ooit zulke grappige vrienden?
.C. E. d. L'. H.
Eerst de oude:
Hartelijk dank voor dc toegezonden
bonnen cn plaatjes.
De Kluut. Wat scheelde eraan Dui
je was al weer gauw beter. Gelukkig manr
Anders had je dat feestje misgeloopen.
Nu de nieuwe.
Pummel. Jo, de laatste dagen was het*
weer veel beter. Dat begrijp ik* dat je genoten
hebt. Het is daar ook erg mooi Dat is nog
zoo'n slechte oplossing niet voor dio zaak.
B. H. Neem je ook een schuilnaam even*
als de anderen. Fijn hé, z.oo'n auto.
Kampret. Hoe komt ze daaraan. Wo
wonen toch in Amersfoort en niet in Utrecht I
Neen hoor, dat heeft ze glad mis.
Goudkiviet. Neen, op 't oogenblik
r«ict. Jc lubt er toch pns* nog gehad. En an*
derc neefjes cn nichtjes moeten ook een beurt
hebben. Dank je wel voor de plantjes. Zoo
gauw ik er weer heb, znl ik non ie denkon.
F r i s i a n n t j e. Heel grnng, want dio
kan ik best gebruiken. NntuurUjk, daar kun jo
op rekenen.
Dwerg. Neen, dan gaat het niet. Am»
ders mocht het best hoor.
Roodborstje. Nog wel heel hartelijk
geluk gewcnscht hoor Jo, want bij zoo'n ge
legenheid wordt het gewoonlijk wot later dan
anders.
Postduifje. Donk je wel voor de toe-
gezonden plaatjes. Dot denk ik ook weL Ik
houd me aanbevolen, hoor I
C1 y v i a. Goed, ik ben erg benieuwd hou
die zijn uitgevallen.
Bobbie. Dat zal wel. Die tijd is al wefcr
dichtbij. Doo maar goed jo best. Natuurlijk'
kom je daar wel door. Als je alles maar regel
matig afwerkt. Wees maar voorzichtig, want
's avonds is het nog erg frisch.
Hartelijk dank voor de bonnen. Ze Ico*
men best von pas
Spin. Blijf maar goed je best doen.
Voord op Ncderlandsch© taal mag je wel heel
hard studceren, want anders krijg je daar ze
ker geen gord cijfer voor. In je briefje zit
zoo hier cn dnnr nog wel een enkel foutje I
M i e r. Natuurlijk vind ik dat leuk. Dio
wil ik altijd heel graag hebben.
K u 1 k. Wat een groot pal; kreeg ik van
jon I Die lu b ik wel voor je, maar wi! je dan
eerst nog even de nummers opgeven, die jö
wilt Ihobben. 'AndeTS stuur Ik [ie misschien
dubbele.
Keitje. Jn, dnor heb je gelijk in, mauf
Do rid heeft ook oen v in het midden. Goed,
en dan weer even vroeg hè
Cupido. Dot heb ik gehoord. Leuk je.
En vindt je het er niet fijn I Natuurlijk, dal
moet ook. En dat gobeuTt ook wel, denk ik*
als je flink leert.
Kampioen. Waarom schrijf jo eigen-
lijk twee schirilnamcn onder je brief. Wie ben
je nu eigenlijk. Dat is een leuk feest geweest
hè Ja, zo'n begin moet ook feestelijk wor
den gevierd. En ik geloof wel dat dat is gei
baud. Als ik tenminste zie, wat jc mo erover
schrijft, dan lijkt me dat herl aardig geweest.
Spring in 't veld. Heb je een pret
tige avond gehad
Koekoek. Dat is wel leuk hè, de heele
dag muziek. Goed, daar reken ik op.
Zonnestraaltje. 't Mag allebei. Dat
is al veel te laat voor je.
Sparappel. Wel gotelicieerd hoor.
Vindt je dat niet heerlijk. Ik hoop het ook. Het
lijkt er wel op.
Mol. Dat is heel goed hoor Ik ben erg
blij, dat je dat besluit hebt genomen.
Zonneroosjo. Hoe komt dat. Heb jc
soms iets zwaars opgetila.
Goudcnrt' g e n. Wat een mooie tce«
kening*. Heb je dat zelf gedaan Knap hoor!
Nog met, maar wel gauw denk ik
Blondje. Dan zo! je wel een prettige»
va can tie hebben I Veel plezier hoor 1
Flensje. Welk bedoel je. Er zijn Cr te*
genwoordig zooveel.
Violier tjc. Natuurlijk niet. Wat fijn
is dat. En dan zeker allemaal tochten maken I
Cosmen. Dat geloof ik ook. Ik zou ze
nu maar opbergen tot het volgend jaar. Dat
zijn heel mooie cijfers. Dat zal dnn wel goed
Worden.
Klein Dui m p j e. Nu niet. maar de
volgende keer zal het wel weer beter gann.
Ja, er zijn heel vee! zieken, geloof ik
E d c 1 w e i s z. Dan zou ik het in het ver
volg maar wat vroeger doen, want anders
koipt..cr.,nïpts meer ..van.
OOM KAREL,