'AMEPSFOODTSCH DAGDiAB" willem groenhuizen; Gouden- en Zilvi Glas en V Gouden- en Zilveren Vulpotlooden Glas en Verfwaren. BINNENLAND. TWEEDE BLAD Zaterdag 31 Maart 1928 N.V. COMPAGNIE LYONNAISE Mantetcostumes en Blouses Goedkoopst A. v. d. WEG. bittere afscheidswoorden Wil I FM RRnFNHIII7FN langestraat 43 - telefoon 852 vviLLcivi unucnnuilxro juweliergedipl.horlogemaker Goedkoopste adres voor A. v. d. WEG. LANGESTRAAT 23. FEUILLETON. Martin's Verjongingskuur. wat er te zien is vergadering der ned, vereen. te gouda 26c JAARGANG ..DE EEMLANDEET No. 234 en kwek ons op onze gevoeligste plekken. Maar tot ons besliwilf Er zijn menschen, die niet tegen scherts kunnen. Zij kunnen ailles verdragen, be halve dat men hen voor den mal houdt Bedrieg hen, scheld hen uit, doe hen op de grofste wijze te kort, zij zullen het eerder vergeven dan wanneer ge hen in het ootje neemt- Dat is hun een onverzoenlijke beleediging. Het is geen te eken van kracht, wanneer men aldus aan zijn waardigheid hangt. Wie zijn waardigheid onmiddellijk bedreigd ziet, openbaart hierdoor wantrouwen in zijn eigen prestige. Hij grêlot.ft niet in het zedelijk overwicht, waarmee hij pronkt als een kal- koensche haan met djn veeren. In zijn hart echt hij zichzelf minderwaardig en hij beeldt zich in, dat zijn omgeving hem ook als minderwaardig beschouwt. Uit gebrek aan innerlijk geloof omhult hij zich met over daad van uiterlijke gezagteekenen. Zijn ge waad is steeds deftig; zijn blik één en al ernst; zijn lichaamshouding correct; zijn wijze van spreken nadrukkelijk en zwaar. Deze indrukwekkende waardigheid is een kolos op leemen voeten. Zijn gewicht is niet op een degelijken innerlijk en grondslag gevestigd en voortdurend beseft hij, dat het eerste het beste stootje hem ter aarde zal werpen. Vandaar zijn angst voor alles vat een aanval op zijn gewichtigheid lijkt. Een Aprilgrap ten zijnen koste beschouwt hij als een vergrijp tegen de goede zeden. En toch heeft niemand heviger behoefte aan een April-grap dan hij. De innerlijk sterke kan tegen een stootje. Hij weet, dat de scherts hem niet deert. Zijn zedelijk evenwicht is niet afhankelijk van een onschuldige fopperij. Hij weet het 'belangrijke en het onbelangrijke uit elkan der te houden en blaakt niet elke mug tot een olifant op. Hij gelooft in zichzelf er. dwingt hierdoor ook anderen eerbied af. Geloof in zichzelf gaat niet met zelfover schatting gepaard. Zelfoverschatting is de tegenpool van zeifondersdhatting en in het onevenwichtig gemoed slaat de schaal van het één op het andere over. De lijder aan minderwaardigheidsbesef maakt zich groot in eigen oogen, gelijk een angstig kind in het donker krijgshaftig aan 't schreeuwen gaat. De benepen ziel ziet zichzelf in het mid delpunt der dingen en overdrijft eigen be- teekenis. De ziel, die de ruimte kent, is daarentegen van eigen betrekkelijkheid overtuigd. In het oneindig verband der verschijnselen is het eigen ik slechts een nietigheid. Louter om rijn betrekking tot het geheel der dingen is het nietig ik groot. Wie zichzelf in zijn betrekkelijkheid kent, kan zichzelf ook kritisch bekijken. Hij kan om eig^en tekortkomingen lachen, hij kan zichzelf voor den mal houden om zijn ge breken, Door zelfspot en zelfironie corri- eert hij zijn fouten, welke hij om beur betrekkelijkheid niet opneemt als wereld rampen. Waarom zou hij beter, volmaak ter, heiliger zijn dan de rest van het menschdom? Wie is zoo verwaten, zich iets dergelijks in te beelden? Hoe veelzijdiger onze levenservaring, hoe rijker onze menschenkennis, des te milder wij staan tegenover ons zelf en de naasten. Wat ons overkomt, gebeurt ook anderen. Onze strijd is hun strijd; onze wijsheid en dwaasheid ook die van hen. Wij zijn in geen enkel opzicht een uitzondering. Wie met een vrijmoedig oordeel tegen over zichzelf staat, kan ook het oordeel van anderen verdragen. Wie zichzelf met een Ulrechlscheweg 10 -> Tel 179 Amersfoort REC Van T—4 regels 4 GEVEST tikje ironie bekijkt, neemt geen aanstoot zoo anderen hem ironisch bekijken. Geen fopperij van buiten kan zoo gewaagd zijn als wat innerlijke zelfspot reeds lang heeft verzonnen. Wie zichzelf ingeënt heeft, staat onvatbaar voor smetstof uit de omgeving. En zoo wordt de 1ste April ons allen een toetssteen, waaraan wij kunnen ontwaren, hoever we gevorderd zijn in kennis van onszelf en van ancieren. Op den lsten April verloor Alva zijn bril; laten wij onzen bril niet verliezen, den bril van de goedmoedige menschelijkheid, waardoor we de dingen in hun ware proporties bekijken. H. G. CANNEGIETER. JHR. G. A. VAN NISPEN AFSCHEID ALS BURGEMEESTER VAN WINTERSWIJK Donderdagavond nam jhr. G. A. van Nispen, die tegen I April a.s. als burgemeester der ge> meente Winterswijk ontslag heeft genomen, afscheid van den Raad. Hij dankte voor de aangename samenwerking gedurende 22 jaren Hem is critiek ook niet gespaard gebleven maar dat ging langs hem heen, daar het van een rijde kwam, die daarvan leven moest. Sinds de wetgever de alleronmogelijkste bepalingen heeft gemaakt, dot ook de gemeentebesturen moeten waren samengesteld volgens de even redige vertegenwoordiging, heeft dit tengevol ge gehad, dat in Amsterdam, Rotterdam en an dere plaatsen vertegenwoordigers van de ra- paillepartij gekozen zijn. Het is dus geen won der dat tegenwoordig minderwaardige critiek in de gemeenten wordt gevoerd. Spr. waardeert het, dat hij van hoogere auto riteiten woorden van erkentelijkheid bij zijl. ontslag mocht ontvangen. Hij hoopte dot zijn opvolger moge zijn ean flink en doortastend persoon, iemand die een zuinig beheer zal weten te voeren. Spr. eindigde met de beste wenschen voor den verderen bloei der gemeen te Winterswijk. De heer M. Poppers, oudste wethouder, be dankte den burgemeester voor het vele goede, dat hij in het belang der gemeente gedaan heeft en noemt tol van zaken op, onder zijn beheer tot stand gebracht. Namens de raadsleden (behalve de S. D A P.'ers waren allen tegenwoordig) bood hij den burgemeester een schilderij aan, geschilderd door den heer M. J. van Dugtcren, met oor konde bewerkt door den gemeente-secretaris, den heer M Wierengo. De burgemeester dankte voor deze hulde. NEDERLAND EN ENGELAND. De grensregeling op Borneo. Op 26 Maart 1928 heeft op het Ministerie van Buitenlandsche Zaken de onderteekening plaats gehad van een verdrag tusschen Ne derland en Groot-Brittannië tot nadere vast stelling van een gedeelte der grens op het eiland Borneo. Gistermiddag is onder groote belangstelling van de zijde van autoriteiten (Minister Kan had telegrafisch bericht niet aanwezig te kun nen zijn) alsmede van het publiek de Drentsche Opbouw Tentoonstelling Amsterdam door den Commissaris der Koningin in Drente, mr. J. T. Linthorst Homan, officieel geopend. De groote tentoonstelingszaal van het Paleis van Volksvlijt geeft ons een imitatie van de pro vincie Drente, wier economische situatie zoo zeer verbetering behoeft. Toch zal de bezoeker bij aandachtige be schouwing van het geëxposeerde allerminst den indruk krijgen, dat Drente technisch erg ach terop is. Integendeel het geheel geeft den belangstel lenden een inzicht van de geweldige ontwik keling van de ontginningen, den handel en de industrie en het verkeer, welke de desniettemin aan armoede lydende provincie in de laatste jaren heeft doorgemaakt. Wat er op het gebied van de bebossching is gedaan, toont ons de bezienswaardige stand van het Staatsboschbeheer in Drente, welks werkzaamheden aldaar dateeren van 1904, toen in de gemeente Dwingeloo een complex zand verstuiving en heide ter grootte van van on geveer 500 H.A. door den staat werd aange kocht. Thans beslaat het domeinbezit een op pervlakte van ongeveer 8000 H.A.; dit alles is geleidelijk van particulieren gekocht. De heflt hiervan is intusschen beboscht met houtsoorten, waarvan men een en ander op de tentoonstelling kan zien. Zoowel naaldhout als loofhout worden gebruikt. Het voor den aanplant benoodigd materiaal, waarvan eenige -xemplaren thans op den „Paleis"-grond gedijen, wordt bijna geheel in eigen kweekerijen gekweekt. Bij de bebos sching wordt er rekening mee gehouden, dat de uit een oogpunt van wetenschap en natuur schoon belangrijke terreinen, in hun oorspron kelyken toestand zooveel mogelyk ongerept bewaard blyven. De historische afdeeling is in driëen ver* deeld 1. een groep van voorwerpen, modellen enz., vertolkend het voor- en vroeghistorisch ge beuren op Drentschen bodem; 2. een oude Drentsche boerderij met inhoud; 3. een collectie prenten, teekeningen en schilderijen. Er zijn verder afdeelingen, die een beeld geven van de ontwikkeling van den landbouw, de ontginning en het veenbedryf in Drente. i\aast de afdeelingen Landbouwhuishoudonder- wjjs en Hygiëne is de uitgebreide stand om trent het veelteelt-zuivelbedrijf, dat nog steeds een der belangrijkste bronnen van bestaan voor het grootste deel der Drentsche bevol king is buitengewoon interessant. Het oude en nieuwe Drente worden voor gesteld door twee diorama's vervaardigd door den kunstschilder Joh. Elsinga te Leeuwarden In een middenvak en de zaal is een ruimte gereserveerd, waar gelegenheid wordt gege ven verschillende melk-producten te gebrui ken. Bij de opening der Tentoonstelling sprak al lereerst Mr. J. Kalff 'Jr. als voorzitter van het Amsterdamsch Comité voor de Drentsche RECLAMES. Van T—4 regels 4 05, elke regel meer T.—i GEVESTIGD 1885 FOPPERIJ (Nadruk verboden). Op -dén lsten April plegen wij elkaar voor den mal te houden en het is goed dat de kalender een vasten dag voor deze bezig heid heeft bestemd. Ook ail zou Alva op ■dezen voor hem noodlottigen datum zijn bril niet hebben verloren, zou het voorge slacht toch naar een andere aanleiding tot elgemeene fopperij hebben gezocht. En het jou schadelijk zijn voor den volksgeest en 't volkskarakter, zoo het nageslacht de eeuwenoude gewoonte verwaarloozen ging. Want wij heibben allen wel eens n co dig, voor den mal te worden gehouden en ande ren te foppen. We behandelen ons zelf en onze omgeving doorgaans zoo ernstig, dat we op onzen tijd eenig tegenwicht tegen deze zwaarwichtigheid behoeven. Wie is eerbiedwaardiger dan de koning? En juist de koning had, oudtijds althans, een afzonderlijken ambtenaar aangesteld, om zijn gebreken en misslagen belachelijk te maken. De hofnar had vrij spel en kon zijn oolijken geest ongestraft laten gaan ten koste van het hoogste personage in den staat. De koning had met dien hofnar zijn doel- Deze functionnaris stond op één lijn -Tiet den arts. Zooals de arts noodig was voor de lichamelijke gezondheid, had de hofnar ten taak, het geestelijk welzijn van rijn slachtoffer op peil te houden. Spot en scherts is medicijn voor den geest. Zouden wij niet dezelfde behoeften heb ben als zulk een koning? Ongaarne beken nen wij het ons. We schamen ons niet naai den dokter te loopen, maar den nar weren we uit onze woning. Op den lsten April kunnen we hem e oh ter niet weren. Hij heeft ons te pakken, voordat we er op zijn verdacht. En hij ver leidt ons, uit weerwraak hetzelfde te doen. Zijn wij er in geloopen, dan moet een an der er ook inloopen. We wagen ons te ge- reeder aan spotternij, omdat spotternij op dezen dag algemeen is en straffeloos kan geschieden- Inmiddels ervaren wij, dat het ambt van nar nog niet zoo gemakkelijk is te vervul len. De nar was geestig, niet grof, en wan neer hij lachende de waarheid zei of door een snaaksoh bedrijf den vorst een figuur liet slaan, ontwapende hij zijn slachtoffer door de bewondering, welke hij afdwong door zijn vernuft. Een goede April-grap is niet aJIeman's werk. Hoeveel vindingrijkheid moeten wij er vaak niet aan besteden! Maar bovendien vereisoht en April-grap gelijk de kwinkslag van den nar inzicht in het karakter en de levensomstandigheden van onze slachtoffers. Narren dwaasheid is narrenwijsheid. We moeten door onze fopperij een wonde plek bloot leggen, welke de aandacht van ons slachtoffer was ont snapt- Op die wonde plek drukken wij een genezende pleister, die de gevoeligheid even prikkelt, maar daarna juist door haar scherpte heelt Meestal kennen wij de eigenaardigheden van onze genooten beter dan zij die zelf kennen. En zij kennen op hun beurt de onze gewoonlijk weer beter dan wij. Zelf kennis is immers de moeilijkste weten schap. Moeten wij dan niet erkentelijk zijn, dat anderen ons op een eigenaardigheid wijzen en dat ze dit doen op een sohalksche manier? 1 April is een aanslag op ome deftigheid, op onze lichtgeloovigheid, op onzen argwaan. En op honderden ondeug den meer. Het duiveltje van den spot prikt Niets is van alle zijden gelukkig. Door RAFAEL. SABATINI Uit het Engelsch dooi G M. G. W. „Wees bedaard mijnheerl" riep hij uit en ■hief de hand kaimeerend omhoog. ,Jk heb u op het een of ander punt gekwetst, dat is dui delijk. Er is iets in dit geval, dot ik niet volko men begtijp. U zegt dat Valérie ongelukkig is tengevolge van een belofte aan mij gedaan Wat meent u daarmee? „Zij houden hanr gevangen, mijnheer, omdat zij een huwelijk wenschen tusschen haar en Ma- rius", antwoordde Garnache met moeite zijn toorn bedwingend. „Parfaitement I Dat had ik begTcpen „Welnu mijnheer, is de rest dan^niet duide lijk? Omdat zij met u verloofd is Hij zweeg Hij zat. eindelijk in. dat hij iets niet geheel ze kers beweerde. Maar de andere ging achter over in zijn stoel liggen en barstte uit in eer. lach. Het bloed vloog Garnache naar het hoofd hij kneep zijn lippen vast op elkaar en keek den mijnheer aan die weder toegaf aan zijn on verklaarbare vroolijkheid. Er was zeker ui geheel Frankrijk geen man met meer aanleg tot humor dan mijnheer de Condfllac. Hij lach te uitbundig en Garnache zond een vurig ge bed op ten hemel dat hij mocht stikken m dien lach. Die lach weergalmde in het hccle hotel letje. „Mijnheer™, zei Garnache met een steeds toenemende bitterheid, ,men zegt hoe meer geladh, hoe minder verstand". Is dat misschien bij u het geval?" De ander keek hem een oogenblik bedaard aan. „Mijnheer, mijnheer!" zei hij hijgend, „j zult mij nog dood maken. In 's hemels naam, kijk toch zoo boos niet. Is het mijn schuld, dut ik moet lachen? Het is alles zoo kolossaal grap pig Drie jaar van huis, en toch is er nog steeds een vrouw die je trouw is en zich houd* aan een belofte. Ach kom, mijnheer, u die weet wat er in de wereld geschiedt, u moet toch toestemmen, dat daar iets buitengewoons, iets vreeselijk amusants in is. Mijn arme, kleine Va lérie!" zei hij door zijn half onderdrukte lach bui heen, „wacht zij nog op mij? Beschouwt zij mij nog als haar verloofde? En zegt ze daarom „Neen" tot mijn broeder Marius? Mijn hemel I Ik zal het nog bestcrvenl" „Dat begrijp ik mijnheer," knarste de stem van Garnarche en tevens kraakte zijn stoel Hij was opgestaan en zag zijn vroolijken gast heer aan met woesten blik, doodsbleek en mei schitterende oogen. In zijn houding, in zijn woorden kon men zich niet vergissen. „Wat zei de andere met groote verba zing, terwijl hij zijn bedaardheid terugkreeg en eindelijk inzag dat deze zaak ernstig dreigde te worden. „Mijnheer," zeide Garnache met zeer koele stem, „begrijp ik het goed, dat u niet meet van plan zijt uw belofte te houden en met mademoiselle de la Vauvrage te trouwen Een donkerroode blos verspreidde zich ovei het gelaat van den markies. Hij stond ook op en zag zijn gast van de overzijde der tafel aan, met trotsch gelaat en gebiedenden blik. ,Jk dacht mijnheer,," zei hij met groote waardigheid, „ik dacht toen ik u uitnoodigde plaats te nemen aan mijn tafel, dat het uw plan was mij van dienst te zijn, hoewel ik mij niet bewust was die eer te verdienen. Maar het schijnt dat u hier is gekomen om mij te beleedigen. U is mijn gast mijnheer. Laat mij u verzoeken heen te gaan, voordot ik mij be- lecd'gd toon övcr een vraag omtrent een quaestie, die alleen mij aangaat." De man had gelijk en Garnache had onge lijk. Hij had het recht niet zich met do zaken van mudemoiselle de la Vauvrage te bemoeien. Maar hij was op het oogenblik niet geheel toerekenbaar en hij was niet de man om een aanmatigenden toon te verdragen, hoe beleefd de woorden ook mochten wezen. Hij zag den markies in zijn gloeiend gelaat en trok de lip op. „Mijnheer," zei hij, „ik begrijp uw bedoeling ten volle. Een goed verstaander heeft maar een half woord noodig. U hebt mij in beleefde woorden een ongepaste kerel genoemd. Dat ben ik niet, cn ik voel mij beleedigd door die beschuldiging." „Ostaan de zaken zoo I™ zei de markies schouderophalend, met een lachje. „Als u u beleedigd voelt Zijn glimlach en zijn ge baar maakten de zaak duidelijk. „Juist mijnheer," was het antwoord van Garnache, „maar ik wil niet vechten met zieke menschen." Florimond fronste de wenkbrauwen, hij keek verbaasd. „Zieke menschen J" herhaalde hij. „Zooeven betwijfelde u of ik wel goed bij mijn verstand was. Weet u wel dat een dronkaard b.v. denkt, dat iedereen dronken is, behalve hij zelf Garnache keek hem ople'tir.d aan. De twijf-4 die een oogenblik bij hem was opgekomen, werd nu bijna zekerheid. pik weet niet of het de koorts is die u zulke DE OPBOUW VAN DRENTE OPENING DER DRENTSCHE TENTOONSTELLING TE AMSTERDAM dingen doet zeggen zei hij, maar de ander viel hem in de rede, er kwam een straal van begrijpen in zijn oogen. „Ge vergist u," riep hij uit. „Ik heb geen koorts." „En uw brief naar Condillac dan V* vroeg Garnache uiterst verbaasd. „Een brief Ik wil er een eed op doen, dat ik nooit gezegd heb dat ik de koorts heb." „En ik wil er een eed op doen van wel." „Dus u zegt dus dat ik lieg Maar Garnache hief de handen op, alsof hi] vriendelijk verzocht nu niet weer met beleedi- gingen heen en weer te beginnen. Er moest misverstand zijn, dat begreep hij en groote verbazing had zijn toorn bekoeld. Zijn eenige begeerte was opheldering te ontvangen in deze duistere zaak. „Neen, neen," riep hij. „Ik zoek een ophel dering." Florimond glimlachte. „Ik heb misschien gezegd, dat wij dooi koorts werden opgehouden, maar nooit dat ik zelf de patiënt was." „Maar wie dan Wie anders riep Gar nache. „O, nu begrijp ik het mijnheer, 't Is mijn vrouw, die de koorts heeft." „Uw Garnache durfde zich zelf niet te vertrouwen om dat woord uit te spreken. „Mijn vrouw, mijnheer," herhaalde de mar kies. „De reis bleek te inspannend voor haar te zijn, zoo haastig reizende als zij deed." Nu volgde er stilzwijgen. De lange kin van Garnache zakte op zijn borst, en daar stond hij, met de oogen op het tafellaken gevestigd en de gedachten vervuld met het arme, on schuldige kind, dat zat te wachten te Condil lac zoo vol trouw, en geloof en oprechtheid Nadat spr. nog aan velen dank had gebracht gaf hy het woord aan den Coiionissaris der Koningin in Drente, rar. Linthors*. Homan. Deze zette daarna uileen, waarom en hoo de Centrale Verecniging voor Drenthe in het leven werd geroepen en wat rtf beoogt. In deze Centrale Verecniging is het punt gevonden, waar, met medewerking ook van ambtenaren der Ryksregecring, uit verschil lende gezichthoeken het geheele terrein kan worden overzien waar, zoo noodig, leiding to geven of het initiatief genomen, en is het or gaan geschapen, dat naar boven en naar be neden adviseerend kan optreden. Door de Departementen van Binnenland- sche Zaken en Landbouw en van Arbeid wordt deze Centrale Vereeniging krachtig moreel en financieel gesteund. Dat ik hier een woord van grooten dank breng aan al wat Minister Kan voor Drente reeds deed, zal u niet verwon deren, en evenmin, dat ik met dankbaarheid getuig van den steun van minister Slotemaker de Bruine. Het demonsteeren van het werk der Cen trale Vereeniging op een tentoonstelling als deze is niet wel doenlyk en dat z(j dan ook slechts enkele deelen van haar arbeid in con- creten vorm naar voren kan brengen. Het is dus niet het product harer werk zaamheid, dat thans te aanschouwen wordt ge boden, maar het is een beeld van wat Drente was, wat het is, en wat het als bereikbaar in zyn schoot bergt. Nadat spr. een overzicht van de tentoon stelling had gegeven beval hy deze in de aan dacht van het publiek aan en verklaarde haar geopend.. KAASHANDELAREN Donderdag heeft de Ned. Vereen, van Kaas handelaren te Gouda haar 85ste algemeen© vergadering gohouden Aan het jaarverslag is ontleend, dat 1927 over het algemeen reden tot tevredenheid gaf. niet minder dan 97.326 millioen K.G. kaas werden uitgevoerd, wat een record beteekent. De verhoogde uitvoer wordt voor een deel toegeschreven aan de prijzen, die zich op lager peil bewogen dan in 1926. Eisch is, dat het den handel binnen de grenzen zoo gemakke lijk mogelijk worde gemaakt, wat de Regeermg niet schijnt in te rien, en allerlei belemmerend© bepalingen handhaaft. De voorzitter, de heer A. J. Schilt, deeldo mede, dat de commissie tot onderzoek van do kaasgebreken nog steeds doende is; zij is er niet voor, om de nieuwe methode van kaas maken toe te passen, indien volgens de oude methode een goed product kan worden ge maakt. Besloten werd, dat de Vereeniging de oud© bereidingswijze zal voorstaan en het geen aan beveling verdient, zich toe te leggen op steeds verdere verhooging van het vetgehalte, indien' de qualiteit van de kaas hieronder lijdt. Hierna kwam het Kaasbesluit in bespreking. De heer Schil* ontvouwde de bezwaren van den kaashandel tegen het besluit. Een zware kaas, die een omt^k heeft van ongeveer 1 60 meter, zal niet minder dan 12 maal op den rand gemerkt moeten worden. Kenteekenen voor magazijn-administratie mogen niet wor den aangebracht. Ook gepa raffineerde kans. moet van een onuitwischbaar merk worden voorzien, wat volgens spr. niet mogelijk is. Do tegenstand van de belanghebbenden tegen dit roakelooze ingrijpen is zeer begrijpelijk, en op voorstel van spr. werd besloten aan den mi nister van Arbeid, H. en N. een protest to richten, waarbij ook de bezwaren van de wet telijke voorschriften t.o.v. de boeren-Leidsche en de boeren-Delftsche kaas zullen worden aangetoond Besloten werd de mogelijkheid te overwegen, om in samenwerking met andere organisaties een congres te beleggen tegen ondoelmatig© overheidsbemoeiing. Als bestuursleden werden herkozen de hee- ren Bn. Batelann te Bodegraven en M. Poppel- houwer Jr., te Amsterdam. In de plaats van den heer J. van dei Giesen, die zioh niet weer herkiesbaar had gesteld, werd gekozen de heer C. Broere te Lekkerkeik. tegenover haor verloofde, die uit Italië terug gekomen was met een vrouw. „En toen, terwijl hij daar nog stond en ter wijl Florimond hem nieuwsgierig aanzag, werd de deur opengedaan en de waard trad binnen. „Mijnheer de markies," zei hij, „daar zijn twee heeren beneden, die u te spreken vragen. De eene is mijnheer Marius var» Condillac." „Marius riep de markies en hij keek op met gefronst gelaat. „Marius hijgde Garnache En toen begrij pende dot de moordenaars hem zoo spoedig? volgden, zette hij alle andere gedachten uit zijn hoofd en docht alleen aan hetgeen onmiddellijk gedaan moest worden. Hij had zelf een appel tje met hem te schillen De tijd daarvoor was gekomen. Hij draaide rond op zijn hiel en voor dat hij wist wat hij gezegd had, waren do woorden er uit „Laat hen boven mijnheer de waard" Florimond keek hem verbaasd aan. „O zeker, als mijnheer dat verlangt," zei hi| op ironischen toon. Garnache zag eerst hem en toen den waard aan, die nog aarzelde. „U hebt het gehoord," zei hij kalm. „Laat dn heeren boven." „Goed mijnheer," antwoordde de waard en hij vertrok en deed de deur achter zich dicht. „Het wordt werkelijk al te gek zooals u zich zich met mijn zaken bemoeit," zei de markies uitdagend. „Wanneer u weet met welk doel ik dat do©, zult u het misschien niet zoo gek vinden, was het antwoord, niet minder bits. „Wij hebben maar een oogenblik tijd mijnheer Luister ter* wijl ik u vertel wat het doel is van hun be zoek (Wordt vervolgd)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1928 | | pagina 5