'AMEPSFOODTSCH DAGDiAB"
willem groenhuizen;
Gouden- en Zilvi
Glas en V
Gouden- en Zilveren Vulpotlooden
Glas en Verfwaren.
BINNENLAND.
TWEEDE BLAD
Zaterdag 31 Maart 1928
N.V. COMPAGNIE LYONNAISE
Mantetcostumes en Blouses
Goedkoopst
A. v. d. WEG.
bittere afscheidswoorden
Wil I FM RRnFNHIII7FN langestraat 43 - telefoon 852
vviLLcivi unucnnuilxro juweliergedipl.horlogemaker
Goedkoopste adres voor
A. v. d. WEG. LANGESTRAAT 23.
FEUILLETON.
Martin's Verjongingskuur.
wat er te zien is
vergadering der ned,
vereen. te gouda
26c JAARGANG ..DE EEMLANDEET No. 234
en kwek ons op onze gevoeligste plekken.
Maar tot ons besliwilf
Er zijn menschen, die niet tegen scherts
kunnen. Zij kunnen ailles verdragen, be
halve dat men hen voor den mal houdt
Bedrieg hen, scheld hen uit, doe hen op de
grofste wijze te kort, zij zullen het
eerder vergeven dan wanneer ge hen in het
ootje neemt- Dat is hun een onverzoenlijke
beleediging.
Het is geen te eken van kracht, wanneer
men aldus aan zijn waardigheid hangt. Wie
zijn waardigheid onmiddellijk bedreigd ziet,
openbaart hierdoor wantrouwen in zijn eigen
prestige. Hij grêlot.ft niet in het zedelijk
overwicht, waarmee hij pronkt als een kal-
koensche haan met djn veeren. In zijn hart
echt hij zichzelf minderwaardig en hij beeldt
zich in, dat zijn omgeving hem ook als
minderwaardig beschouwt. Uit gebrek aan
innerlijk geloof omhult hij zich met over
daad van uiterlijke gezagteekenen. Zijn ge
waad is steeds deftig; zijn blik één en al
ernst; zijn lichaamshouding correct; zijn
wijze van spreken nadrukkelijk en zwaar.
Deze indrukwekkende waardigheid is een
kolos op leemen voeten. Zijn gewicht is
niet op een degelijken innerlijk en grondslag
gevestigd en voortdurend beseft hij, dat het
eerste het beste stootje hem ter aarde zal
werpen. Vandaar zijn angst voor alles vat
een aanval op zijn gewichtigheid lijkt. Een
Aprilgrap ten zijnen koste beschouwt hij als
een vergrijp tegen de goede zeden. En toch
heeft niemand heviger behoefte aan een
April-grap dan hij.
De innerlijk sterke kan tegen een stootje.
Hij weet, dat de scherts hem niet deert.
Zijn zedelijk evenwicht is niet afhankelijk
van een onschuldige fopperij. Hij weet het
'belangrijke en het onbelangrijke uit elkan
der te houden en blaakt niet elke mug tot
een olifant op. Hij gelooft in zichzelf er.
dwingt hierdoor ook anderen eerbied af.
Geloof in zichzelf gaat niet met zelfover
schatting gepaard. Zelfoverschatting is de
tegenpool van zeifondersdhatting en in het
onevenwichtig gemoed slaat de schaal van
het één op het andere over. De lijder aan
minderwaardigheidsbesef maakt zich groot
in eigen oogen, gelijk een angstig kind in
het donker krijgshaftig aan 't schreeuwen
gaat.
De benepen ziel ziet zichzelf in het mid
delpunt der dingen en overdrijft eigen be-
teekenis. De ziel, die de ruimte kent, is
daarentegen van eigen betrekkelijkheid
overtuigd. In het oneindig verband der
verschijnselen is het eigen ik slechts een
nietigheid. Louter om rijn betrekking tot
het geheel der dingen is het nietig ik
groot.
Wie zichzelf in zijn betrekkelijkheid kent,
kan zichzelf ook kritisch bekijken. Hij kan
om eig^en tekortkomingen lachen, hij kan
zichzelf voor den mal houden om zijn ge
breken, Door zelfspot en zelfironie corri-
eert hij zijn fouten, welke hij om beur
betrekkelijkheid niet opneemt als wereld
rampen. Waarom zou hij beter, volmaak
ter, heiliger zijn dan de rest van het
menschdom? Wie is zoo verwaten, zich iets
dergelijks in te beelden?
Hoe veelzijdiger onze levenservaring, hoe
rijker onze menschenkennis, des te milder
wij staan tegenover ons zelf en de naasten.
Wat ons overkomt, gebeurt ook anderen.
Onze strijd is hun strijd; onze wijsheid en
dwaasheid ook die van hen. Wij zijn in
geen enkel opzicht een uitzondering.
Wie met een vrijmoedig oordeel tegen
over zichzelf staat, kan ook het oordeel van
anderen verdragen. Wie zichzelf met een
Ulrechlscheweg 10 -> Tel 179 Amersfoort
REC
Van T—4 regels 4
GEVEST
tikje ironie bekijkt, neemt geen aanstoot
zoo anderen hem ironisch bekijken. Geen
fopperij van buiten kan zoo gewaagd zijn
als wat innerlijke zelfspot reeds lang heeft
verzonnen. Wie zichzelf ingeënt heeft, staat
onvatbaar voor smetstof uit de omgeving.
En zoo wordt de 1ste April ons allen een
toetssteen, waaraan wij kunnen ontwaren,
hoever we gevorderd zijn in kennis van
onszelf en van ancieren. Op den lsten April
verloor Alva zijn bril; laten wij onzen bril
niet verliezen, den bril van de goedmoedige
menschelijkheid, waardoor we de dingen in
hun ware proporties bekijken.
H. G. CANNEGIETER.
JHR. G. A. VAN NISPEN
AFSCHEID ALS BURGEMEESTER
VAN WINTERSWIJK
Donderdagavond nam jhr. G. A. van Nispen,
die tegen I April a.s. als burgemeester der ge>
meente Winterswijk ontslag heeft genomen,
afscheid van den Raad. Hij dankte voor de
aangename samenwerking gedurende 22 jaren
Hem is critiek ook niet gespaard gebleven maar
dat ging langs hem heen, daar het van een
rijde kwam, die daarvan leven moest. Sinds de
wetgever de alleronmogelijkste bepalingen
heeft gemaakt, dot ook de gemeentebesturen
moeten waren samengesteld volgens de even
redige vertegenwoordiging, heeft dit tengevol
ge gehad, dat in Amsterdam, Rotterdam en an
dere plaatsen vertegenwoordigers van de ra-
paillepartij gekozen zijn. Het is dus geen won
der dat tegenwoordig minderwaardige critiek
in de gemeenten wordt gevoerd.
Spr. waardeert het, dat hij van hoogere auto
riteiten woorden van erkentelijkheid bij zijl.
ontslag mocht ontvangen. Hij hoopte dot zijn
opvolger moge zijn ean flink en doortastend
persoon, iemand die een zuinig beheer zal
weten te voeren. Spr. eindigde met de beste
wenschen voor den verderen bloei der gemeen
te Winterswijk.
De heer M. Poppers, oudste wethouder, be
dankte den burgemeester voor het vele goede,
dat hij in het belang der gemeente gedaan
heeft en noemt tol van zaken op, onder zijn
beheer tot stand gebracht.
Namens de raadsleden (behalve de S. D A
P.'ers waren allen tegenwoordig) bood hij den
burgemeester een schilderij aan, geschilderd
door den heer M. J. van Dugtcren, met oor
konde bewerkt door den gemeente-secretaris,
den heer M Wierengo.
De burgemeester dankte voor deze hulde.
NEDERLAND EN ENGELAND.
De grensregeling op Borneo.
Op 26 Maart 1928 heeft op het Ministerie
van Buitenlandsche Zaken de onderteekening
plaats gehad van een verdrag tusschen Ne
derland en Groot-Brittannië tot nadere vast
stelling van een gedeelte der grens op het
eiland Borneo.
Gistermiddag is onder groote belangstelling
van de zijde van autoriteiten (Minister Kan
had telegrafisch bericht niet aanwezig te kun
nen zijn) alsmede van het publiek de Drentsche
Opbouw Tentoonstelling Amsterdam door den
Commissaris der Koningin in Drente, mr. J.
T. Linthorst Homan, officieel geopend. De
groote tentoonstelingszaal van het Paleis van
Volksvlijt geeft ons een imitatie van de pro
vincie Drente, wier economische situatie zoo
zeer verbetering behoeft.
Toch zal de bezoeker bij aandachtige be
schouwing van het geëxposeerde allerminst den
indruk krijgen, dat Drente technisch erg ach
terop is.
Integendeel het geheel geeft den belangstel
lenden een inzicht van de geweldige ontwik
keling van de ontginningen, den handel en de
industrie en het verkeer, welke de desniettemin
aan armoede lydende provincie in de laatste
jaren heeft doorgemaakt.
Wat er op het gebied van de bebossching
is gedaan, toont ons de bezienswaardige stand
van het Staatsboschbeheer in Drente, welks
werkzaamheden aldaar dateeren van 1904, toen
in de gemeente Dwingeloo een complex zand
verstuiving en heide ter grootte van van on
geveer 500 H.A. door den staat werd aange
kocht. Thans beslaat het domeinbezit een op
pervlakte van ongeveer 8000 H.A.; dit alles
is geleidelijk van particulieren gekocht.
De heflt hiervan is intusschen beboscht met
houtsoorten, waarvan men een en ander op de
tentoonstelling kan zien. Zoowel naaldhout als
loofhout worden gebruikt.
Het voor den aanplant benoodigd materiaal,
waarvan eenige -xemplaren thans op den
„Paleis"-grond gedijen, wordt bijna geheel
in eigen kweekerijen gekweekt. Bij de bebos
sching wordt er rekening mee gehouden, dat
de uit een oogpunt van wetenschap en natuur
schoon belangrijke terreinen, in hun oorspron
kelyken toestand zooveel mogelyk ongerept
bewaard blyven.
De historische afdeeling is in driëen ver*
deeld
1. een groep van voorwerpen, modellen enz.,
vertolkend het voor- en vroeghistorisch ge
beuren op Drentschen bodem;
2. een oude Drentsche boerderij met inhoud;
3. een collectie prenten, teekeningen en
schilderijen.
Er zijn verder afdeelingen, die een beeld
geven van de ontwikkeling van den landbouw,
de ontginning en het veenbedryf in Drente.
i\aast de afdeelingen Landbouwhuishoudonder-
wjjs en Hygiëne is de uitgebreide stand om
trent het veelteelt-zuivelbedrijf, dat nog steeds
een der belangrijkste bronnen van bestaan
voor het grootste deel der Drentsche bevol
king is buitengewoon interessant.
Het oude en nieuwe Drente worden voor
gesteld door twee diorama's vervaardigd door
den kunstschilder Joh. Elsinga te Leeuwarden
In een middenvak en de zaal is een ruimte
gereserveerd, waar gelegenheid wordt gege
ven verschillende melk-producten te gebrui
ken.
Bij de opening der Tentoonstelling sprak al
lereerst Mr. J. Kalff 'Jr. als voorzitter van
het Amsterdamsch Comité voor de Drentsche
RECLAMES.
Van T—4 regels 4 05, elke regel meer T.—i
GEVESTIGD 1885
FOPPERIJ
(Nadruk verboden).
Op -dén lsten April plegen wij elkaar voor
den mal te houden en het is goed dat de
kalender een vasten dag voor deze bezig
heid heeft bestemd. Ook ail zou Alva op
■dezen voor hem noodlottigen datum zijn
bril niet hebben verloren, zou het voorge
slacht toch naar een andere aanleiding tot
elgemeene fopperij hebben gezocht. En het
jou schadelijk zijn voor den volksgeest en
't volkskarakter, zoo het nageslacht de
eeuwenoude gewoonte verwaarloozen ging.
Want wij heibben allen wel eens n co dig,
voor den mal te worden gehouden en ande
ren te foppen. We behandelen ons zelf en
onze omgeving doorgaans zoo ernstig, dat
we op onzen tijd eenig tegenwicht tegen
deze zwaarwichtigheid behoeven.
Wie is eerbiedwaardiger dan de koning?
En juist de koning had, oudtijds althans,
een afzonderlijken ambtenaar aangesteld,
om zijn gebreken en misslagen belachelijk
te maken. De hofnar had vrij spel en kon
zijn oolijken geest ongestraft laten gaan ten
koste van het hoogste personage in den
staat.
De koning had met dien hofnar zijn doel-
Deze functionnaris stond op één lijn -Tiet
den arts. Zooals de arts noodig was voor
de lichamelijke gezondheid, had de hofnar
ten taak, het geestelijk welzijn van rijn
slachtoffer op peil te houden. Spot en
scherts is medicijn voor den geest.
Zouden wij niet dezelfde behoeften heb
ben als zulk een koning? Ongaarne beken
nen wij het ons. We schamen ons niet naai
den dokter te loopen, maar den nar weren
we uit onze woning.
Op den lsten April kunnen we hem
e oh ter niet weren. Hij heeft ons te pakken,
voordat we er op zijn verdacht. En hij ver
leidt ons, uit weerwraak hetzelfde te doen.
Zijn wij er in geloopen, dan moet een an
der er ook inloopen. We wagen ons te ge-
reeder aan spotternij, omdat spotternij op
dezen dag algemeen is en straffeloos kan
geschieden-
Inmiddels ervaren wij, dat het ambt van
nar nog niet zoo gemakkelijk is te vervul
len. De nar was geestig, niet grof, en wan
neer hij lachende de waarheid zei of door
een snaaksoh bedrijf den vorst een figuur
liet slaan, ontwapende hij zijn slachtoffer
door de bewondering, welke hij afdwong
door zijn vernuft. Een goede April-grap is
niet aJIeman's werk. Hoeveel vindingrijkheid
moeten wij er vaak niet aan besteden!
Maar bovendien vereisoht en April-grap
gelijk de kwinkslag van den nar inzicht in
het karakter en de levensomstandigheden
van onze slachtoffers. Narren dwaasheid is
narrenwijsheid. We moeten door onze
fopperij een wonde plek bloot leggen, welke
de aandacht van ons slachtoffer was ont
snapt- Op die wonde plek drukken wij een
genezende pleister, die de gevoeligheid
even prikkelt, maar daarna juist door haar
scherpte heelt
Meestal kennen wij de eigenaardigheden
van onze genooten beter dan zij die zelf
kennen. En zij kennen op hun beurt de
onze gewoonlijk weer beter dan wij. Zelf
kennis is immers de moeilijkste weten
schap.
Moeten wij dan niet erkentelijk zijn, dat
anderen ons op een eigenaardigheid wijzen
en dat ze dit doen op een sohalksche
manier? 1 April is een aanslag op ome
deftigheid, op onze lichtgeloovigheid, op
onzen argwaan. En op honderden ondeug
den meer. Het duiveltje van den spot prikt
Niets is van alle zijden gelukkig.
Door RAFAEL. SABATINI
Uit het Engelsch dooi G M. G. W.
„Wees bedaard mijnheerl" riep hij uit en
■hief de hand kaimeerend omhoog. ,Jk heb u
op het een of ander punt gekwetst, dat is dui
delijk. Er is iets in dit geval, dot ik niet volko
men begtijp. U zegt dat Valérie ongelukkig
is tengevolge van een belofte aan mij gedaan
Wat meent u daarmee?
„Zij houden hanr gevangen, mijnheer, omdat
zij een huwelijk wenschen tusschen haar en Ma-
rius", antwoordde Garnache met moeite zijn
toorn bedwingend.
„Parfaitement I Dat had ik begTcpen
„Welnu mijnheer, is de rest dan^niet duide
lijk? Omdat zij met u verloofd is Hij zweeg
Hij zat. eindelijk in. dat hij iets niet geheel ze
kers beweerde. Maar de andere ging achter
over in zijn stoel liggen en barstte uit in eer.
lach.
Het bloed vloog Garnache naar het hoofd
hij kneep zijn lippen vast op elkaar en keek
den mijnheer aan die weder toegaf aan zijn on
verklaarbare vroolijkheid. Er was zeker ui
geheel Frankrijk geen man met meer aanleg
tot humor dan mijnheer de Condfllac. Hij lach
te uitbundig en Garnache zond een vurig ge
bed op ten hemel dat hij mocht stikken m dien
lach. Die lach weergalmde in het hccle hotel
letje.
„Mijnheer™, zei Garnache met een steeds
toenemende bitterheid, ,men zegt hoe meer
geladh, hoe minder verstand". Is dat misschien
bij u het geval?"
De ander keek hem een oogenblik bedaard
aan. „Mijnheer, mijnheer!" zei hij hijgend, „j
zult mij nog dood maken. In 's hemels naam,
kijk toch zoo boos niet. Is het mijn schuld, dut
ik moet lachen? Het is alles zoo kolossaal grap
pig Drie jaar van huis, en toch is er nog
steeds een vrouw die je trouw is en zich houd*
aan een belofte. Ach kom, mijnheer, u die weet
wat er in de wereld geschiedt, u moet toch
toestemmen, dat daar iets buitengewoons, iets
vreeselijk amusants in is. Mijn arme, kleine Va
lérie!" zei hij door zijn half onderdrukte lach
bui heen, „wacht zij nog op mij? Beschouwt
zij mij nog als haar verloofde? En zegt ze
daarom „Neen" tot mijn broeder Marius? Mijn
hemel I Ik zal het nog bestcrvenl"
„Dat begrijp ik mijnheer," knarste de stem
van Garnarche en tevens kraakte zijn stoel
Hij was opgestaan en zag zijn vroolijken gast
heer aan met woesten blik, doodsbleek en mei
schitterende oogen. In zijn houding, in zijn
woorden kon men zich niet vergissen.
„Wat zei de andere met groote verba
zing, terwijl hij zijn bedaardheid terugkreeg en
eindelijk inzag dat deze zaak ernstig dreigde te
worden.
„Mijnheer," zeide Garnache met zeer koele
stem, „begrijp ik het goed, dat u niet meet
van plan zijt uw belofte te houden en met
mademoiselle de la Vauvrage te trouwen
Een donkerroode blos verspreidde zich ovei
het gelaat van den markies. Hij stond ook op
en zag zijn gast van de overzijde der tafel aan,
met trotsch gelaat en gebiedenden blik.
,Jk dacht mijnheer,," zei hij met groote
waardigheid, „ik dacht toen ik u uitnoodigde
plaats te nemen aan mijn tafel, dat het uw
plan was mij van dienst te zijn, hoewel ik mij
niet bewust was die eer te verdienen. Maar
het schijnt dat u hier is gekomen om mij te
beleedigen. U is mijn gast mijnheer. Laat mij
u verzoeken heen te gaan, voordot ik mij be-
lecd'gd toon övcr een vraag omtrent een
quaestie, die alleen mij aangaat."
De man had gelijk en Garnache had onge
lijk. Hij had het recht niet zich met do zaken
van mudemoiselle de la Vauvrage te bemoeien.
Maar hij was op het oogenblik niet geheel
toerekenbaar en hij was niet de man om een
aanmatigenden toon te verdragen, hoe beleefd
de woorden ook mochten wezen. Hij zag den
markies in zijn gloeiend gelaat en trok de lip
op.
„Mijnheer," zei hij, „ik begrijp uw bedoeling
ten volle. Een goed verstaander heeft maar
een half woord noodig. U hebt mij in beleefde
woorden een ongepaste kerel genoemd. Dat
ben ik niet, cn ik voel mij beleedigd door die
beschuldiging."
„Ostaan de zaken zoo I™ zei de markies
schouderophalend, met een lachje. „Als u u
beleedigd voelt Zijn glimlach en zijn ge
baar maakten de zaak duidelijk.
„Juist mijnheer," was het antwoord van
Garnache, „maar ik wil niet vechten met zieke
menschen."
Florimond fronste de wenkbrauwen, hij keek
verbaasd.
„Zieke menschen J" herhaalde hij. „Zooeven
betwijfelde u of ik wel goed bij mijn verstand
was. Weet u wel dat een dronkaard b.v. denkt,
dat iedereen dronken is, behalve hij zelf
Garnache keek hem ople'tir.d aan. De twijf-4
die een oogenblik bij hem was opgekomen,
werd nu bijna zekerheid.
pik weet niet of het de koorts is die u zulke
DE OPBOUW VAN DRENTE
OPENING DER DRENTSCHE
TENTOONSTELLING TE AMSTERDAM
dingen doet zeggen zei hij, maar de ander
viel hem in de rede, er kwam een straal van
begrijpen in zijn oogen.
„Ge vergist u," riep hij uit. „Ik heb geen
koorts."
„En uw brief naar Condillac dan V* vroeg
Garnache uiterst verbaasd.
„Een brief Ik wil er een eed op doen,
dat ik nooit gezegd heb dat ik de koorts
heb."
„En ik wil er een eed op doen van wel."
„Dus u zegt dus dat ik lieg
Maar Garnache hief de handen op, alsof hi]
vriendelijk verzocht nu niet weer met beleedi-
gingen heen en weer te beginnen. Er moest
misverstand zijn, dat begreep hij en groote
verbazing had zijn toorn bekoeld. Zijn eenige
begeerte was opheldering te ontvangen in deze
duistere zaak.
„Neen, neen," riep hij. „Ik zoek een ophel
dering."
Florimond glimlachte.
„Ik heb misschien gezegd, dat wij dooi
koorts werden opgehouden, maar nooit dat ik
zelf de patiënt was."
„Maar wie dan Wie anders riep Gar
nache.
„O, nu begrijp ik het mijnheer, 't Is mijn
vrouw, die de koorts heeft."
„Uw Garnache durfde zich zelf niet te
vertrouwen om dat woord uit te spreken.
„Mijn vrouw, mijnheer," herhaalde de mar
kies. „De reis bleek te inspannend voor haar
te zijn, zoo haastig reizende als zij deed."
Nu volgde er stilzwijgen. De lange kin van
Garnache zakte op zijn borst, en daar stond
hij, met de oogen op het tafellaken gevestigd
en de gedachten vervuld met het arme, on
schuldige kind, dat zat te wachten te Condil
lac zoo vol trouw, en geloof en oprechtheid
Nadat spr. nog aan velen dank had gebracht
gaf hy het woord aan den Coiionissaris der
Koningin in Drente, rar. Linthors*. Homan.
Deze zette daarna uileen, waarom en hoo
de Centrale Verecniging voor Drenthe in het
leven werd geroepen en wat rtf beoogt.
In deze Centrale Verecniging is het punt
gevonden, waar, met medewerking ook van
ambtenaren der Ryksregecring, uit verschil
lende gezichthoeken het geheele terrein kan
worden overzien waar, zoo noodig, leiding to
geven of het initiatief genomen, en is het or
gaan geschapen, dat naar boven en naar be
neden adviseerend kan optreden.
Door de Departementen van Binnenland-
sche Zaken en Landbouw en van Arbeid wordt
deze Centrale Vereeniging krachtig moreel en
financieel gesteund. Dat ik hier een woord van
grooten dank breng aan al wat Minister Kan
voor Drente reeds deed, zal u niet verwon
deren, en evenmin, dat ik met dankbaarheid
getuig van den steun van minister Slotemaker
de Bruine.
Het demonsteeren van het werk der Cen
trale Vereeniging op een tentoonstelling als
deze is niet wel doenlyk en dat z(j dan ook
slechts enkele deelen van haar arbeid in con-
creten vorm naar voren kan brengen.
Het is dus niet het product harer werk
zaamheid, dat thans te aanschouwen wordt ge
boden, maar het is een beeld van wat Drente
was, wat het is, en wat het als bereikbaar in
zyn schoot bergt.
Nadat spr. een overzicht van de tentoon
stelling had gegeven beval hy deze in de aan
dacht van het publiek aan en verklaarde haar
geopend..
KAASHANDELAREN
Donderdag heeft de Ned. Vereen, van Kaas
handelaren te Gouda haar 85ste algemeen©
vergadering gohouden
Aan het jaarverslag is ontleend, dat 1927
over het algemeen reden tot tevredenheid gaf.
niet minder dan 97.326 millioen K.G. kaas
werden uitgevoerd, wat een record beteekent.
De verhoogde uitvoer wordt voor een deel
toegeschreven aan de prijzen, die zich op lager
peil bewogen dan in 1926. Eisch is, dat het
den handel binnen de grenzen zoo gemakke
lijk mogelijk worde gemaakt, wat de Regeermg
niet schijnt in te rien, en allerlei belemmerend©
bepalingen handhaaft.
De voorzitter, de heer A. J. Schilt, deeldo
mede, dat de commissie tot onderzoek van do
kaasgebreken nog steeds doende is; zij is er
niet voor, om de nieuwe methode van kaas
maken toe te passen, indien volgens de oude
methode een goed product kan worden ge
maakt.
Besloten werd, dat de Vereeniging de oud©
bereidingswijze zal voorstaan en het geen aan
beveling verdient, zich toe te leggen op steeds
verdere verhooging van het vetgehalte, indien'
de qualiteit van de kaas hieronder lijdt.
Hierna kwam het Kaasbesluit in bespreking.
De heer Schil* ontvouwde de bezwaren van
den kaashandel tegen het besluit. Een zware
kaas, die een omt^k heeft van ongeveer 1 60
meter, zal niet minder dan 12 maal op den
rand gemerkt moeten worden. Kenteekenen
voor magazijn-administratie mogen niet wor
den aangebracht. Ook gepa raffineerde kans.
moet van een onuitwischbaar merk worden
voorzien, wat volgens spr. niet mogelijk is. Do
tegenstand van de belanghebbenden tegen dit
roakelooze ingrijpen is zeer begrijpelijk, en op
voorstel van spr. werd besloten aan den mi
nister van Arbeid, H. en N. een protest to
richten, waarbij ook de bezwaren van de wet
telijke voorschriften t.o.v. de boeren-Leidsche
en de boeren-Delftsche kaas zullen worden
aangetoond
Besloten werd de mogelijkheid te overwegen,
om in samenwerking met andere organisaties
een congres te beleggen tegen ondoelmatig©
overheidsbemoeiing.
Als bestuursleden werden herkozen de hee-
ren Bn. Batelann te Bodegraven en M. Poppel-
houwer Jr., te Amsterdam. In de plaats van
den heer J. van dei Giesen, die zioh niet weer
herkiesbaar had gesteld, werd gekozen de heer
C. Broere te Lekkerkeik.
tegenover haor verloofde, die uit Italië terug
gekomen was met een vrouw.
„En toen, terwijl hij daar nog stond en ter
wijl Florimond hem nieuwsgierig aanzag, werd
de deur opengedaan en de waard trad binnen.
„Mijnheer de markies," zei hij, „daar zijn
twee heeren beneden, die u te spreken vragen.
De eene is mijnheer Marius var» Condillac."
„Marius riep de markies en hij keek op
met gefronst gelaat.
„Marius hijgde Garnache En toen begrij
pende dot de moordenaars hem zoo spoedig?
volgden, zette hij alle andere gedachten uit zijn
hoofd en docht alleen aan hetgeen onmiddellijk
gedaan moest worden. Hij had zelf een appel
tje met hem te schillen De tijd daarvoor was
gekomen. Hij draaide rond op zijn hiel en voor
dat hij wist wat hij gezegd had, waren do
woorden er uit
„Laat hen boven mijnheer de waard"
Florimond keek hem verbaasd aan.
„O zeker, als mijnheer dat verlangt," zei hi|
op ironischen toon.
Garnache zag eerst hem en toen den waard
aan, die nog aarzelde.
„U hebt het gehoord," zei hij kalm. „Laat dn
heeren boven."
„Goed mijnheer," antwoordde de waard en
hij vertrok en deed de deur achter zich dicht.
„Het wordt werkelijk al te gek zooals u zich
zich met mijn zaken bemoeit," zei de markies
uitdagend.
„Wanneer u weet met welk doel ik dat do©,
zult u het misschien niet zoo gek vinden, was
het antwoord, niet minder bits. „Wij hebben
maar een oogenblik tijd mijnheer Luister ter*
wijl ik u vertel wat het doel is van hun be
zoek
(Wordt vervolgd)