KINDERRUBRIEK.
De rubriek van Oom Karei
Deze week vroegen verschillende neefjes en
luchtjes me weer, hoe het staat met ons ruil
handelhoekje Sommigen waren al bang dot ex
nooit meer zoo'n ruilhandelhoekje zou komen.
Nu, daar behoef je heelemaal niet bang voor
te zijn, want onze ruilhandel is nog spring
levend hoor. Een vorige keer schreef ik jelui
al terloops, hoe het komt, dnt jelui de laatste
weken geen ruilhandelhoekje in de krant gezien
hebben. Om de eenvoudige reden dat er niets
te verruilen was. Dat wil zeggen er was wel
vraag maar geen aanbod. Èr. je weet als je
wat ruilen wilt wil je ook wel wat voor het
aangebodene terug krijgen. M&nr als ik dan
niets heb om terug te geven komt er van een
ruilhandel weinig terecht. Zoo is het dan ook
enkele weken geweest. Heel veel vraag was
er naar Texelplaatjes en bonnen, maar ik kon
niemand helpen omdat ik niets had. Toen heb
ben wc een paar maal een oproep in onzo
krant gezet om bonnetjes en plantjes en siga
renbandjes en ziedie oproep heeft gehol
pen. Van verschillende kanten, van neefjes en
nichtjes ma?.r ook van anderen, die belang
stellen in onze krant, (die we daarvoor tus-
ichen haakjes gezegd heel erg dankbaar zijn)
creeg ik wat voor ons ruilhandelhoekje. Maar
lelaas had ik deze week nog geen gelegenheid
>m alles netjes te sorteeren. Dat zal ik nu
:omende weck doen en dan vinden jelui de
•olgende week Zaterdag het ruilhandelhoekje
veer terug met een opgave van olies, wat er in
-oorraad is. Nn moeten jelui niet denken, dat
edereen ineens stapels bonnen en plaatjes kan
rijgen, want don zou ik wel een heel pakhuis
'ol mogen hebben. Maar toch zal ik voor dc
meesten, die graag wat willen ruilen, wel iets
rebben. Wachten jelui dus met vragen nog
pven de volgende kindei krant af waar dan in
;taet wat er in voorraad is.
We zullen nu eerst maar overgaan tot dc
aadsels
RAADSELS.
Oplossingen van dc vorige week.
Dc oplossingen van de vorige raadsels wa
ren
I. Dobbelsteen met de woorden Deen,
Bob, Soest, lente, bloem.
II. K r ak e 1 i n g met k, arm, graaf, koekoek,
krakeling, potlood, China, Ans, g.
De prijs is gewonnen door Cl y v i a en kan
Maandag aan ons bureau worden afgehaald.
NIEUWE RAADSELS.
I. Het geheel is iets waar jelui allen mot ver
langen naar Jitzien. Hot bestaat uit 14 letters,
4, 5, 6, 2, 8, 1 is een wollig dier.
7, 13, 14, 1 is niet schoon.
3, 11, II, 13. 14 is een meisjesnaam.
t'2, 10, 11, 12, 14 is een familielid.
Op de kruisjeslijn komt de naam van een
zangvogol
II.
op do Iste rij is niet „vast".
x 2de rij een afscheiding.
3d.3 rij een vlug dier.
klo rij is niet „gierig".
X 5de rij is ccn kleur.
6de rij ziet men in de
wei.
x 7de rij is een voertuig.
x 8ste rij heeft een visch.
9de rij geefl ons eieren.
Een Gesch iedenis van en Room
taart, een Poes .en een
Snoepstertje
Nelly's vader was jarig, en vanavond
zouden de ooms en tantes komen. Dit ge-
iheurde altijd, als vader of moeder jarig was,
en natuurlijk zorgde moeder dan altijd voor
wat lekkers.
„Wat zou 't nu weer zijn dacht Nelly,
en ze gluurde even door de portière, die
ioor de schuifdeuren hing. r,Hè, wat jam
mer, dat de deur dicht is".
Nieuwsgierige Nelly, die op dit oogen
blik alleen in de huiskamer was, schoof
even de schuifdeur op een kier, en toen
ze Mies, de poes, die boven op de tafel
zat naast iets, dat op een groote taart ge
leek. Ja, 't was een taart, en poes zat er zoo
deftig naast, alsof ze wilde zeggen: „Ik moet
hier de wacht houden Ik moet er voor
morgen, dat niemand aan de taart komt I"
Neen, daar begreep Nelly niets van Ze
wilde wel eens de taart van dichtbij zien.
Misschien was 't ér een met slagroom!
Zoo denkende schoof ze de deur wat ver
der open en sloop naar binnen, hoewel
ze wist, dat ze vandaag in de voorkamer
biet mocht komen. Heel zachtjes schoof ze
daarom de deur weer dicht, liep op haar
teenen naar de tafel *n zageen groote,
met schuim versierde roomtaartNu, van
roomtaart hield Kelly wel h°t allermeeste.
„Miauw, miauwzei Mies, die zat te
hnipoogen, alsof ze wilde zeggen: „Je
•boogt niet aan de taart komenWant
Mi esje was een eerlijke poes, die nooit
snoepte.
„Fijn, hè Mies," begon Nelly „En wat zal
ze lekker zijn
„Miauw, miauw," was Miesje's antwoord.
„Niet aankomen, hoor!"
Nelly, stout snoepstertje, stak toch
heel even een vingertje, onder de schuim
korst, in den gelen room, hield daarna het
met room bedekte vingertje poes voor en
?e>: „Hè ruik eencf Mies, wat fijn. Willen
wc heel eventjes proeven?"
Dit zeggende likte Nelly haar vingertje
af. „Nu jij eens proeven. Mies," zei ze, ter
wijl ze weer wat room, nu -een heelen vin
ger vol, van onder de schuimkorst haalde
en dien poes voorhield. Poes proefde eens,
likte haar baardje, en knipoogt omdat zij
het zoo héél lekker vond. En telkens weer
verdween Nelly's vingertje onder de
schuimkorst en kwam weer daaruit, totat er
geen room meer aanzat, en terwijl haar nu
met schuim bedekt vingertje de korst raak
te, zakte die op eens in.
Nelly wist geen raad van angst. „Ach, die
prachtige taart tochroept ze verschrikt,
en even stil als ze was binnengekomen
sluipt ze de kamer uit en naar boven. Daar,
op haar kamertje, denkt ze er over na, wat
ze heeft gedaan. Natuurlijk zal moeder het
bemerken! Daar komt de gedachte aan
poes in haar op. „Misschien denkt moeder,
dat Mies het heeft gedaanmompelt ze.
„En wat dan?" Heel onrustig klopt Nelly's
hartje op dit oogenblik, Heel stil zit ze daar
en wacht af. „Zou poes de schuld krijgen
vraagt ze zich af. Ook poes zit nog stil op
de tafel, nog likkende haar baardje en haar
voorpootjes. Ru^ig zit ze daar nog, als
Nelly's moeder binnenkomt en lachend tot
haar zegt: „Wel, Mies, pas jij op de taart?
Dat is braaf, hoor!"
„Miauw, miauw," is weer Miesje's ant
woord, alsof ze wil vertellen van Nelly, die
zoo stout was, en daarna strijkt ze vleiend
haar kopje tegen vrouwtje's hand. bede
lend om nog wat van dien heerlijken room.
Doch 't vrouwtje begrijpt haar niet. En ze
begrijot er nog minder van, als ze op eens
bemerkt, hoe, in 't midden der taart, het
schuim geheel is ingezakt. „Neen, er moet
iemand aan 't gebak geweest zijn f denkt
ie. „En 't is Miesje niet, die het deed I"
mompelt ze, als ze een stukje der schuim
korst opneemt en ziet, dat daaronder geen
likje room meer is. En de jongens zijn naar
school; 't moet dus Nelly zijn „Nel,
meisje, kom eens hier!" roept ze.
„Ja, moeder," klinkt, van af het kamertje,
Nelly's wat angstig stemmetje, en toen
duurde het niet lang, of de kleine snoepster
staat met een hoogrood gezichtje voor
haar.
„Vertel me eens, kindje, ben jij aan de
(aart geweest," vraagt moeder.
Nelly knikt en begint dan te huilen. „Ik
kon het niet helpen, moesje," snikte zij. „Ik
likte even en toen was het zoo erg lekker,
en toen liet ik Mies óók proeven, en die
vond het ook zoo lekker, en toen ging die
korst naar beneden, en toen
„Je bent heel stout geweest, Nelly," sprak
moeder boos. „Foei, ik schaam me over je
Wat moet ik nu met die door jou bedorven
taart beginnen? Die kan ik toch vanavond
niet aan de ooms en tantes voorzetten,
wel En je begrijpt, dat jij er ook geen
stukje van krijgt. De jongens mogen de
schuimkorst opeten, als ze straks uit school
komen. En jij gaat vanavond, vóórdat de
visite komt, naar bed, want ik schaam me
vreeselijk voor zoo'n snoepachtige dochter,
als jij bent. En dat nog wel op vaders ver
jaardag I"
En, of Nelly al snikkende beloofde, nooit
meer te zullen snoepen, 't hielp haar niets.
Geen lekkers kreeg ze dien dag en na tafel
moest ze naar bed.
Snikkende lag ze daar, luisterend naar de
vroolijke stemmen beneden. Er werd piano
gespeeld en gezongen, en ze hoorde de
hooge jongensstemmen ven de broertjes
boven alles uit. Ja, die mochten opblijven,
nu vader jarig wasDie hadden ook niet
van de taart gesnoeptEn zij, die wèl had
gesnoept, lag hier alleen I
„Eigen schuld I" piepte een muisje achter
het behang.
,,'t Is je eigen schuld," tikte het klokje op
den schoorsteenmantel.
,,'t Is je eigen schuld,'klopte haar eigen
hartje.
Nelly snikte het uit. Ze snikte zóó, dat ze
niet hoorde, hoe iemand heel zacht haar
kamertje binnensloop, 't Was Mies, de
poes! Zacht miauwende sprong ze op Nel
ly's bed, alsof ze wilde zeggen: „Nelly, jij
hebt den lekkeren room, dien je uit de
taart snoepte, eerlijk met me gedeeld, en
dus wil ik ook de straf zusterlijk met je
dfeelen; ik blijf bij je! 't Was, alsof poesje
haar eigen en Nelly's zonden overdacht,
want droef en ernstig keek ze Nelly aan, en
haar vermenend „miauw, miauw" scheen te
willen zeggen
„Ach, ja, 't was heel stout, om te snoe
pen, en we zullen het nooit weer doen,
Nelly
„Neen, nooit weer," zuchtte Nelly en met
een snikje sliep ze in, met poes in haar
armen.
DE ZWARTE HOOGSPRINGER
Een nikker, die hoog springen kon,
Wou heel hoog springen: naar de Zon
Maar 't Maantje zei: Spring maar
naar mij
Dat is toch zeker dichterbij I
De nikker ging zich toen goed trainen,
Sprong over hooge planten henen,
Maar hoe hij deed en hoe hij soiong,
Hij reikte nimmer tot de €on I
Rex
Toen Bobby zijn schat mee naar hui#
bracht, lachte iedereen, behalve natuurlijk
zijn moeder. Maar al keek Moeder ook nog
zoo vriendelijk, Bobby zag toch wel aan
haar gezicht, dat ook zij den hond niet
mooi vond.
„Zijn kop is te groot," zei groote broer
Tom.
„En wat heeft hij gekke pooten," voegde
zijn oudste zusje Cor er aan toe.
„Als ik je Moeder was," zei Grootmoe
der, „zou ik er niet over denken honden
belasting voor dat mormeltje te betalen.
Alles is tegenwoordig toch al zoo duur."
„Bobby," zei Vader nu, terwijl hij zijn
jongste zoontje op den schouder klopte,
zooals twee kooplieden doen, die met
elkaar aan het praten zijn, „je bent bekocht,
mijn jongen. Dat wordt nooit een goeie
hond. 't Lijkt wel, of hij Engelsche ziekte
heeft. Zie maar, dat je weer zoo gainv
mogelijk van hem afkomt."
Het hoogste, dat hij heeft bereikt,
Is 'n klapperboomzie. hoe hij
kijkt
En lachten groettrotsch en
parmant,
Zijn speer en hoedje in de hand.
HETTY BOREL'.
Bobby kreeg een vuifrröódé' kleur.
Uitdagend stond hij vóór de heele fami
lie, terwijl hij zei:
„Ik zal de belasting en zijn eten wel be
talen. En jullie hebt allemaal ongelijk,
't Wordt een prachthondDat zul je eens
zien, als de hondententoonstelling komt."
Een algemeen gelach was het antwoord
op dit laatste gezegde.
„Een hond eet wel voor een gulden in
de week op," zei Tom. „En Bobby krijgt
maar een kwartje weekgeld, dus
„Stil!" zei Moeder nu, terwijl Bobby met
samengeperste lippen en den hond in zijn
armen naar boven holde, waar hij zich pas
veilig voelde voor den spotlust der ande
ren, toen hij de speelkamer bereikt had.
Zouden zouden ze'misschien gelijk heb
ben Bij den hondenkoopman had alles zoo
mooi geleken: te denken, dat hij hei hondje
voor de groote hondententoonslelling zou
opfokken. En nu nu was het net, alsof
alle aardigheid er op eens of was!
De tranen liepen den armen Bobby over
de wangen. Natuurlijk had hij gedacht, dai
Moeder voor het hondenbrood en het an
dere eten zou zorgen, maar na de woorden
van Grootmoeder en het algemeene gebrek
aan belangstelling in den hond moest
hij zelf voor alles zorgen, voor de belasting
natuurlijk ook. En het zou bovendien ook
geld kosten hem op de hondententoonstel
ling naar een prijs te laten dingen.
Hij ging bij het raam zitten, nam zijn lei
en rekende dit alles uit. Juist was hij hier
mee klaar en erg geschrokken van al het
geld, dat de hond kosten zou, toen Bertha,
zijn tweelingzusje, cle kamer binnc-n storm
de.
„Ik heb een plan bedacht," zei zij en haar
oogen schitterden. „Het is zoo'n schattig
hondje. Mieke Rovers gaat na schooltijd al
tijd een draad in de naald van juffrouw
van Dorpe steken, je weet wel: die rijke
dame, die bijna blind is, maar toch nog al
tijd handwerken maakt. Mieke \indt het
heelemaal niet prettig om het te doen en
heeft mij gevraagd, of ik ook een meisje
wist, dat het wel zou willen. Ik heb het al
aan drie meisjes gevraagd, maar niemand
wil. Ik zal dus gaan. En wat ik er mee
verdien, is voor den hond."
„Je bent een bovenste beste meidriep
Bobby uit. „Maar dan is de hond ook van
jou. Hoe zullen we hem noemen
Zij besloten, dat hij Rex zou heeten.
Den volgenden dag ging Bertha na
schooltijd naar juffrouw van Dorpe, om tel
kens een draad in haar naald te steken. Het
vertrek, waar de juffrouw zet, was groot en
hol. De gordijnen waren neergelaten, om
dat de oude dame het felle daglicht niet
verdragen kon.
Nu begreep Bertha, waarom Mieke Ro
vers het niet graag deed. Juffrouw van
Dorpe was zoo mager als een geraamte.
Haar vingers waren net ivoren stokjes.
Maar Bertha had zóó'n medelijden met
haar, dat zij erg haar best deed, niet ze
nuwachtig of bang te zijn en hoe vreemd
dit misschien ook klinken moge het
blonde meisje en de nagenoeg blinde, oude
dame waren weldra vriendinnen.
„Bobby," zei Bertha op zekeren dag op-
hij juist bezig was het hondje allerlei
kunstjes te leeren, binnenstormde, „Bobby,
ik heb vandaag den huisknecht van juffrouw
van Dorpe gesproken. Hij heeft heel veel
verstand van honden en zegt, dat we de
pootjes van Rex moeten zwachtelen."
Dit was echter gemakkelijker gezegd dan
gedaan.
Toen Bobby eindelijk met dit lastige
werkje klaar was, vond hij toch niet, dat hij
tevreden over zijn werk kon zijn.
Plotseling riep hij uit:
„Ik weet wat
En hij rende de trap af en het huis uit.
Toen hij een uurtje later weer thuis kwam,
liet hij Bertha een paar leeren beenstukken
zien, met veters. Ze waren voor Rex be
stemd. De oude schoenlapper had ze voor
een kwartje gemaakt en ze moesten dienen
om de pooten van Rex recht te maken.
Toen de hond ze voor het eerst aanhad,
moest de heele familie er om lachen. Het
was niet de „Gelaarsde Kat," maar d#
„Hond met de Beenstukken aan."
Hij zag er werkelijk potsierlijk uit.
In de week daarop verdiende Bobby wat
bij hun buurman, door eiken dag na school
tijd een uurtje in den tuin te werken. O,
wat werkten de tweelingen hard om Rex
zóó op te knappen, dat hij op de tentoon
stelling toegelaten zou wordenEn wat
maakte de hond langzaam vorderingen!
Maar eindelijk, eindelijk toch moest zelfs
Tom toegeven, dat er een verandering ten
goede in Rex plaats vond en dat de hond
een mooien, verstandigen kop kreeg.
Een onverwacht meevallertje voor de
tweelingen: een postwisseltje bij gelegen
heid van hun verjaardag, verschafte de mid
delen om den toegangsprijs voor de ten
toonstelling te kunnen betalen. Rex zou
echter niet alleen tentoongesteld worden,
maar bovendien mededingen naar een paar
prijzen, welke er voor jonge honden uitge
loofd zouden worden.
Eindelijk was het tijdstip daarvoor aan
gebroken.
Wat een massa honden werden er naar
de tentoonstelling gebrachtEr scheen
geen einde aan te zullen komen Groote
honden, kleine honden, magere honden,
dikke honden, o, er waren er van allerlei
soort. Ook hun meesters en meesteressen
waren natuurlijk verschillend, maar het aar
digste paar, dat een hond kwam brengen,
waren toch wel Bobby en Berlha, met Rex
tusschen hen in, Rex, die nu heel rechte
pooten had en een aardigen, verstandigen
kop. Heel gewichtig en wel een beetje ver
waand zag hij er uit. Hij werd natuurlijk in
de afdeeling: jonge honden geplaatst.
Het scheen den tweelingen, of er nooit
een eind zou komen aan den langen wacht
tijd, welke nu volgde. Maar eindelijk, ein
delijk toch werd de uiïslag bekena ge
maakt en kreeg Rex deneereten prijs
voor jonge honden.
Er waren heel wat menschen, dft Rex
wilden koopen, maar daaraan dachten Bob
by en Bertha natuurlijk niet
Je kunt begrijpen, dat de tweelingen heel
trots met Rex naar huis liepen.
„Ik trek mijn woorden in, Bobby," zei
Vader, zoodra hij den uitslag vernam, „je
was niet bekocht, maar hebt integendeeT
een goeden koop gedaan en je lieveling
goed verzorgd."
De tweelingen waren in de wolken van
blijdschap.
UIT ONZE MOPPENTROMMEL.
Tante Hier Dirk heb jc ccn koekje, cn wat
zog je nu
Dirk Geef u mij cr nog centje I
In dc schouwburg was Willem Teil opge
voerd.
Brums „Zeg, heb jc Willem Toll ook ge
zien
Vaiinas: „Nee, was die dan in Ho stad V
Meester „Zeg, Jon als jc v^dcr weer var
kens slacht moet hij mij niet vergeten."
Jan„Nee, meester."
Slimme Dirk Oom, weet u wat ik vannacht
gedroomd heb Ik heb gedroomd dat ik een
dubeltjo van u kreeg f
Oom, ook niet van dc domste Wel zoo, dot
is aardig f Nu, je hebt den luatsten tijd nogal
gocdi opgepast, jc mopgt hot houden, hoor I
CORRESPONDENTIE
Mol. Geen brief van. jou Dnt gebeurt
ook niet dikwijls. Je bent toch niet ziek
Goudenregen. Prachtig Wanneer
krijg je het. Ik hoor zeker wel, hoe het is ge-
woi den hè
Frisiaantje. Donk je wel voor de
raadsels, dio uitstekend te pos komen. Als j©
er nog meer hebt, mag je ze allemaal sturen,
Leuk hè, en wat voor bloomen heb ic danr
nu in.
Kwak er liggen een paar plaatjes voor
jc klaar. Kom die dan moor even halen.
Sperwer. Dat heb ik gemerkt. Ging
hot nu beter Dal mooi ook. Steeds betpr na
tuurlijk I
Zonneroosje. Hoe komt dat. Dc vo
rige keer was het zoo netjes. Hoe kom je ook
zoo dom. Nu zie je eens, wat© en last dat geeft.
Blondje. Wat je gelijk hebt. Het is nu
heerlijk buiten, 't h te hopen, dat hot een
tijdje zoo blijft.
Koekoek. Uitstekend hoor I Daar ge
niet je zeker erg veel van. Het is ook allergen
zelligst soms om te hooren.
Sparappel. Wel gefeliciteerd hoor. Ja,
dat komt eigenaardig uit. Op het oogenblik
niet maar volgende week wel. Herhaal jc vraag
dan nog maar eens. Anders denk ik er mis
schien niet meer nan. Dot begrijp ik niet want
onderen vinden het juist heel mooi.
V i o 1 i e r t j e. Neen, dat weet ik wel.
Maar doo je best maar. Dan zal het wel gaan.
Cosmea. Goed, doe dat dan maar. Niet
vergeten hoor I
Orchidee. Dat is heel lang geleden.
Wat een drukte allemaal. En moest je voor
dat alles alleen zorgen. Keurig papier hoor.
Gelukkig dot nu alles weer in orde is.
Dwerg. Jn, pas maar op dat het j© zelf
niet gebeurt. Hij zal nu wel niet gaan. denk ik.
Madeliefje. Natuurlijk niet. Waar
om zou ik dat. Neen hoor, je werk mag je
daarvoor nooit laten liggon.
Keeper. Je hebt het nu zeker erg druk
met schoolwerk.
Postduifjc. Zoo, heb je zelf een toe-^
stel of ben jc op do distributie aangesloten.
Keitje. Ja, die is toch heel bekend,
Moor die naam van jou was toch in ieder gtj-
val ook goed. Zoo zie je alweer dot er soms
best twee goede oplossingen kunnen zijn.
Sp r i ng in 't veld. Ja zeker dat mag.
Dan komt het wel terecht.
Narcis. Dat dacht ik al zoo half. Ge
lukkig dat je nu weer zoover bent. 't Wordt
nu toch wat heter met het weer, Zoo nu fi>
dan een regenbuitje is niet erg.
Klein Duimpje. Neen, het is vepeti-
lietijd on dan hebben dc meesten weinig tijd
om te schrijven. Maar dat is ook heel begrij
pelijk.
Kampioen. Dot zal wel prettig wor
den. En zoo'n uitvoering is ook heel aardig.
Dat kun je toch altijd. Maar als je nu twe*
namen schrijft kom ik gemakkelijk in de war.
Cupido. Wat ren optocht zal dat geweest
zijn. Ik trilde dat ik jelui eens had kunnen
zien. Dan had ik jou er dadelijk uitgepikt
Denk je ook niet. Want jij hebt natuurlijk het
meeste lawaai gemaakt. Maar dot is juist her
fijnste hè. Hoe meer lawaai, hoe mooier.
B r u i n o o g. Ik geloof dat er heel veel
menschen ziek zijn in dezen tijd. En verschil
lende neefjes en nichtjes ook. We willen ho
pen, dat ze allen weer gauw hersteld zijn.
Bengel. Daar was nu eenmaal niets
aan te doen. Gelukkig dot je het nu weer wel
kunt. Doe nu moar goed je bestom jo achter
stand op school in te halen.
Edelweisz. Wat een eind weg. Maai
't is daar wel mooi, vindt jc niet. 't Weer wordt
nu weer beter om wandelingen te maken. Zca
is het goed. Maar ik had het anders ook wel
begrepen hoor
Cl y via. En hoe zal het worden? Na
tuurlijk goed hè. Dat kan ook niet anders als
je steeds goed gewerkt hebt.
Robbedoes. 't Is evengoed gemeend
hoor, Dnt begrijp ik wel. Het valt ook lang
niet altijd mee telkens *ts nieuws te verzin
nen.
Vosje. En wet doe je daar nu mee
Kun je al goed tellen cn schrijven? Neen, dan
moet je voor haar ook wat overlaten
Bobbie. Waarom zou dat niet goed
gaan. Een goed begin is het halve werk moet
je maar denken. Ja, dat went heel gauw. Als
je er een paar dagen bent is het niets vreemd
moer.
Poppcnmocdcr. Wat een mooie
kleuren allemaal. Daar kun jc heel wat moois
van maken Dat doe je zeker ook gauw, is het
niet.
DOM KAREL.