KINDERRUBRIEK.
De rubriek van Oom Karei
Jelui zitten alweer midden in de Paascnvacan-
tie. De tijd van repetitie en mpportcn is ten
minste ycorloopig-, weer achter den rug- cn
runnen jelui nu enkele dagen genieten van de
acnnt.'e. 't Is 's avonds nu al weer veel lun
ger licht en kunnen v.e dus weer aaidigc wan
delingetjes en fietstochtjes ondernemen. Jam
mer dat het nog niet het echte zomerweer is.
Als ik dit schrijf valt er ccn akelige druilerige
regen, die hcelemaal niet stemt tot het maken
lun plannetjes. Maar misschien valt het met
de Paaschdugcn nog mee. Wc zullen maar het
Leste ervan hopen. En als het regent, nu ja,
dan moeten we ons thuis maar umuseeren. iviet
een mooi boek of met aard ge gezelschaps
spelletjes gaat dat ook wel. Maar in ieder ge
val is het toch veel prettiger, als het mooi
weer is cn je naar buiten kunt gaan. Van spel
letjes gesproken. Dezer dagen hoorde ik iets,
waar je de hcele fnnv'iie mcc kunt vermaken
luiste).
Op een donkeren nuiuj maakt :cu een ronde
Schijf van wit papier /ds: Dc schijf moot on
geveer 2 c.M. in doorsnede zijn. Deze schijf
plaatst men op dc hoogte van het oog. Ver
volgens hangt men nog een schijf van 8'c.M.
doorsnede op twee derde meter afstand \an
<le andere aan dien rechterkant en een weinig
lager. Ga nu vlak vóór het papier staan, sluit
het linkeroog cn zie met het rechteroog dan
strak naar de kleine schijf. Ga dan langzaam
achteruit tot op een afstand van 2.3 M. of
nog iets verder en don zal de groote schijf
voor je oog verdwenen zijn.
RAADSELS.
Oplossingen van de vorige weck.
De oplossingen van c!.e vorige raadsels wa
ren
I „P a a s c h v a c a n t i c" met do woorden
schaap, vies, Annie, tante.
II. „Leeuwerik" met d? woorden los,
hek, ree, gul, wit, vee, kar, vin, kip.
De prijs is gewonnen dooi Wildzang
en kan a.s. Dinsdag aan ons bureau worden
afgehaald.
NIEUWE RAADSELS.
I. Het geheel is oen spreekwoord van 33 let
ters en 7 woorden.
9, 24, 30, 31 is een meisjesnaam;
een 1, 2, 18 is een slaapkamermcube!.
oen 15, 7, 15, 23 is een visch.
een 12, 14, 33 krijgen wij eiken Zaterdag
avond.
een 26, 11, 10, 4, 25 is een wapen,
een 3, 19, 20, 21 zit in een mond.
als het 5, 16, 27, 28, 17, 3 ziet men geen
15, 24, 32.
met een 7, 31, 8, 9 wordt een kamer ver
warmd.
II Het geheel is eenspreekwoord van 33
letters' en 7 woorden.
ecu 2, 3, 17 heeft iedereen in zijn hoofd;
Wij kunnen er mede 14, 21, 12, 19;
een 20, 9, 22, 6 is een slonk dier;
een 4, 4, 23 is een grappig beest;
dc 1, 8, 12 kan men hcc! goed op dc pier
te Scheveningen zien
een 14, 15. 29, 16 hebben veel vaders?
13, 10, 5 is niets;
een II, 4, 25, 6 wordt in Amicilin wel ge
daan;
30, 18, 8 is een ontkenning;
31, 9, 18, 7 is niet slecht;
een 26, 52, 27, 33 is een bewon» r van een
koninkrijk in het Noorden van Europa.
HART EN HAND.
Een open hart en open hand
Een flink paai epen pogen.
Die hebben zelden neg bedrogen I
Men eert ze door het gansche land.
(Ingez. dcor Koekoek.)
HET GROOTE PAASCHEI
't Was Paaschmorgen.
Reeds in de vroegte hadden Vader en
Moeder in den grooten tuin van hun villa,
Heuvelzicht, allerlei mooi gekleurde eieren
verstopt. Voor kleine Pauitje heette het na
tuurlijk, dat de P.aaschhazen, die in het
groote Paaschhazenbosch woonden, de
eieren daar voor de kinderen neergelegd
hadden. Maar Hans wist wel beter; dat
Vader en Moeder voor Paaschher.s speel
den.
Eiken Paaschmorgen was het weci een
nieuwe verrassing. Hans kende hun eigen
tuin natuurlijk op een prikje, wist de
mooiste plekjes, waar eieren verstopt kon
den zijn en toch 1 wat had hij verleden
jaar lang moeten zoeken, vóór hij het laatste
in den hollen boom gevonden bad 1
Maar dezen keer zou hij dat plekje stellig
niet overslaan
Ze zouden met hun zessen zijn om te
zoeken: Piet van den dokter, Jaap van den
notaris, Willem van den dominee, Anton
van den burg cmeester, hi j zelf en zijn
broertje Pauitje, dat voor het eerst zou mee-
zoèfeen.
Precies op het afgesproken uur ze
mochten vooral niet te vroeg komen, was er
gezegd ging het tuinhek der villa open
en stormden de vier jongens met vroolijk
lachende gezichten „het Eieriand zoo3ls
ze den tuin van Heuvelzicht op Paaschmor
gen noemden, binnen.
Meneer en mevrouw Donker kwamen
juist met Hans en Pauitje buiten en het
zoeken kon dus dadelijk beginnen.
De jongens liepen nu allen een verschil
lenden kant" uit, Pauitje aan Vaders hand.
De kleing baas voelde zich daardoor zoo
heerlijk sterk en meende stellig, dat hij alle
■eieren, die dc Paaschhaasjes dien nacht m
den tuin verstopt hadden, zou kunnen vin
den.
Zoodra één der jongens een ei vond,
moest hij dit aan mevrouw Donker bren
gen, die de eieren verzamelde om ze daar
na eerlijk onder de zes jongens te verdec-
len.
Anton van den burgemeester, een eenige
jongen, die wel wat verwend was, vond, dat
je eigenlijk houden mocht, wat je vondt,"
maar daarmede was de veel jongere Jaap
van den notaris, die nooit erg gelukkig in
zulke dingen was, het toch niet eens.
Meneer en mevrouw Donker vonden
het ook niet eerlijk tegenover de anderen,
als Hans, die natuurlijk de mooiste ver
stopplekjes kende, hield wat hij vond en
het sprak dus vanzelf, dat de opbrengst
eerlijk verdeeld zou worden. Geen der jon
gens zou er minder ijverig om zoeken,
want allen stelden er immers een eer in,
zooveel eieren als maar mogelijk was, te
vinden. Zelfs kleine Pauitje riep verheugd
uit: „Ikke heeft er al zooveel, Moeder! Ikke
met Vader
Dertig bruin-, rood-, blauw-, geel- en
paars-gekleurde eieren waren er verstopt
en na lang zoeken hadden zij zc allen te
voorschijn gehaald.
„Ze zijn er alle dertigriep mevrouw
Donker uit.
„Kom Hans, waar zit je toch? Je hoeft
niet langer te zoeken, jongen Ze zijn er I
Ha-êns
Hans lag geknield bij den hollen boom,
het mooie verstopplekje, dat hij van ver
leden jaar zoo goed onthouden had.
Wat hij daar zag, was werkelijk buitenge
woon Een ei nee maar, zóó groot
Geen kippen-, eenden- óf ganzenei, neen,
veel grooter nog't Leek wel een struis
vogelei, maar struisvogels waren hier niet.
Dat kon 't dus niet zijn.
Met beide handen vatte Hans het won-
derei beet. Voorzichtig maakte hij het witte
vloei, waarin het gewikkeld was, open en
wat hij toen zag, deed hem bijna een kreet
van vreugde slaken. Maar neen, dan zou
den de anderen hierheen komen en h e n
kon Hans op dit oogenfclik niet gebruiken.
Voorzichtig maakte hij het met vroolijke
haasjes beschilderde ei, dat uit twee kar
tonnen helften bestond, open en daar zag
hijo, hij meende: wel honderd kleine
Paascheiljes, chocolade-eitjes, witte suiker
eitjes en rose suikereitjes
Hans kon de verleiding niet weerstaan en
moest er eens ééntje proeven. Hm! Fijn!
Wat smaakte zoo'n chocola-eilje heerlijk
Zou zoo'n rose suikerei ook lekker zijn
Nou en óf! En een wit al niet minder
Hans liet de anderen maar zoeken. Wat
waren die gekleurde eieren bij z ij n vondst
vergeleken
Plotseling drong het echter tot hem door,
dat zij afgesproken hadden, alles eerlijk le
deelen. Zou Moeder weten, hoeveel eitjes
er in het gTOote ei waren Och, wel nee,
Moeder had het veel te druk gehad om ze te
tellen. Zou Moeder er eigenlijk heelemaal
wel iets van afweten
Hans herinnerde zich nu op eens, dat
Oom Hans, Moeders jongste broer en zijn
peetoom, gisteren met een geheimzinnig
lachje gezegd, had, dat Hans met het zoe
ken den hollen boom vooral niet moest
overslaan. Zou zou Oom Hans het groo
te ei daar neergelegd hebben Maar dan
wisten Vader en Moeder er misschien
niets van en zou hij het niet met de ande
ren behoeven te deelen.
Voorzichtig deed hij het ei weer dicht,
legde het secuur in de boomholte, waar stel
lig niemand het vinden zou en holde naar
Vader, Moeder en de anderen terug.
Dat gaf een heele drukte: het verdeelen
der eieren. Iedere jongen kon een rood, een
blauw, een geel, een paars en een bruin ei
krijgen, 't Kwam precies uit!
Vader en Moeder schenen niet op Hans
te letten en zagen dus niet de kleur op zijn
gezicht en den blik in zijn oogen, die niet
zoo vrij en frank was, als dit anders het
geval placht te zijn.
Dat was een vreugde: ieder vijf verschil
lend gekleurde eierenKleine Pauitje
stond te springen en te dansen van ple
zier en ook de anderen waren blij met hun
schat en gingen dankbaar naar huis.
Bij 't afscheid durfde Hans ziin vriendjes
niet goed aankijken, 't Was alsof hij zich
over iets schaamde, wat voor hen verborg,
maar de vroolijke jongens kt4en daar niet
op. Zij hadden slechts oog voor hun eieren
en hun zorgen gingen op dat oogenblik
niet verder dan deze veilig naar huis te
brengen.
Aan de koffietafel was Hans, wiens mond
gewoonlijk niet lang achter elkaar stilstond,
erg stil. Moeder keek hem eens onderzoe
kend aan, maar Hans kon haar blik niet
verdragen en bukte zich.onder de tafel om
naar iets te zoeken, dat hij eigenlijk heele
maal niet had laten vallen. Met een vuur-
rooden bol kwam hij eindelijk weer boven
de tafel uit.
„Zoo warm, Hans vroeg Vader.
Hans vond het maar bet beste, net te
doen, alsof hij deze woorden niet hoorde.
De gekleurde eieren en het krenten
brood, dat anders toch zoo lekker smaakte,
kon Hans bijna niet naar binnen krijgen.
En toch deed hij al zijn best, want als
Vader en Moeder iets merkten...
't Scheen, alsof er nooit een eind aan het
koffiemaal zou komen, maar eindelijk, ein
delijk toch mocht hij opstaan.
's Middags ging hij met Vader en Moe
der en Pauitje een wandeling door de bos-
schen maken. Hans, die dergelijke uitgan
getjes anders altijd heerlijk vond, kon er nu
niet recht van genieten. Er was iets, da
hem hinderde, hem geducht hinderde. Tel
kens gingen zijn gedachten weer naar den
hollen boom in don tuin en het groote
Paaschei, dat daar verborgen lag en dat hij
van plan was na de wandeling stilletjes
naar zijn kamer te bréngen om het daar
achter in zijn kast te stoppen.
Niet. dat hij zich ongerust maakte, dat
iemand het in den holien boom vinden zou
Och nee, dat zou zoó. erg niet zijnJa
Hans betrapte zich zelfs op de gedachte,
dat hij eigenlijk niets liever wilde dan dat
het ei maar spoorloos verdwenen was. Dan
hoefde hij er niet langer over te denken en
zich verwijten te doen, dat hij niet eerlijk
handelde door het ei voor zichzelf alleen te
houden. Hij wilde nu voor een lief ding,
dat hij het óf niet gevonden, óf eerlijk aan
Moeder gebracht had om den inhoud onder
hun zessen te verdeeien.
Maar daarvoor was het nu te laat. De jon
gens waren al lang weg en dus
„Is het werkelijk te laat dacht Hans
weer. „Of zou ik nog
„Nee, dat nooit! Ik zou den jongens
geen van allen meer onder de oogen dur
ven komen, als ze 't wisten.*'
„N u dan wel
Hè, vervelend, al die gedachtenAnders
had hij zoo iets nooit. Dan genoot hij van
een heerlijke wandeling, terwijl nu
Neen, hij wilde er niet langer aan den
ken. Als hij toch niet w o u
Met de handen in zijn zakken slenterde
Hans achter Vader, Moeder en Pauitje
aan. Hij trachtte een onverschillig gezicht
te zetten en een deuntje té fluiten. Maar
o, wat was dat een akelig gepiep! 't Klonk
heelemaal niet opgewekt en anders kon hij
fluiten „als een lijster" zei Vader wel eens.
Toen Moeder eens omkeek en het onge
lukkige gezicht van Hans zag, kreeg zij
toch medelijden met haar oudsten jongen
Moeder was door Oom Hans in het geheim
genomen en wist dus van het groote ei af.
Het was eigenlijk niet in haar opgekomen,
dat haar Hans dit voor zich alleen wilde
bewaren in plaats van het eerlijk af te dra
gen.
Bij het verdeelen der gekleurde eieren
had zij er heelemaal niet aan gedacht. Pas
later, veel later had zij zich het ei van
haar broer herinnerd en daar zij Hans zoo
weinig gewoon vond en het net was, also!
de jongen iets wilde verbergen, had zij die
twee feiten met elkaar in verband gebracht
en begrepen, wat de reden der vreemde
houding van Hans was.
„Kom, Hans I" zei Moeder, terwijl zij
even bleef stilstaan om op hem te wachten.
„Wat blijf je toch achter! Scheelt er wat
aan
Hans mompelde iets tusschen zijn tan
den, dat Moeder niet verstond. Hij had
haar nu ingehaald.
Moeder trok zijn arm vertrouwelijk door
den hare en ging voort:
„Vertel het mij maar. Hans. Ik zie best,
dat er iets is, dat je hindert. Misschien
als je er over praat lucht dat wat op."
O, Hans wilde niets liever dan dat Moe
der het wist en zij hem helpen zou dien
zweren last van hem af te wentelen, maa>
neen, hij kon het -niet vertellen. Wat zou
Moeder wel zeggen?! Enne als hij
't zei hoe moest hij dan beginnen?
Arm in arm liepen Moeder en Hans nu
achter Vader en Pauitje aan. Hans kuchte
eens; 't was net, of hij een brok in zijn keel
had. Hij zou 't Moeder dan maar vertel
len, maarde woorden kwamen hem
niet over de lippen.
•Moeder begreep, welk een strijd haar
Hans, die toch eigenlijk zoo'n eerlijke jon
gen was, in dit oogenblik streed en wilde
hem graag helpen de overwinning te be
halen. Daarom begon zij heel zacht:
„Is het iets met de Paascheieren van
vanmorgen, Hans Je hebt toch zeker
„Nee, Moeder, nee, ik heb niet alles eer
lijk afgedragenbarstte Hans nu los. „Er
was één ei een heel groot dat lag in
den hollen boom en er waren een massa
kleine eitjes in enne en ik heb er
een paar van geproefd en het stil laten
liggen om om het later al al
leen te kunnen houden en nou
„Heb je spijtmaakte Moeder den zin
af.
Hans knikte. Hij beet^ zich op de lippen
om niet in tranen uit te barsten. Wat voel
de hij zich klein, wat voelde hij zich vrec-
selijk klein op dit oogenblik
„Maar Hanswas alles, wat Moeder zei
O, wat klonk haar stem bedroefdDui
zendmaal liever had Hans gehad, dat Moe
der boos op hem geweest was, hem des
noods een straf opgelegd had, dan dien
verwijtenden blik in haar oogen te moeten
zien.
Zwijgend bleven beiden naast elkaar
voortloopen.
„Niks meer an te doenzei Hans einde
lijk om toch iets te zeggen. Hij kon dat
zwijgen niet langer verdragen.
„Dat meen je niet, Mans I" zei Moeder
nu. „Natuurlijk is er wel iets aan te doen I"
„Maar wat dan, Moeder?" klonk het
weifelend van Hans' lippen.
„Den inhoud nog eerlijk met de andere
jongens deelen."
„Maar maar dan moet ik 't hun ook
zeggen
„Natuurlijk f Je wilt het immers goed
maken
Hans knikte.
„Nu, dan is er maar één middel: als we
straks thuiskomen, ga je nog even naar
de anderen toe en vraag je hun, of ze
morgenochtend om denzelfden tijd terug
komen. Zijn allen dan bij elkaar, dan zeg je,
wat er gebeurd is en verdeelen wij den in
houd van het groote Paaschei."
„O, Moeder I" riep Hans verschrikt uit.
„Nee, dat kan ik niet doen!"
„Wou je 't dan toch liever alleen hou
den, Hans, en oneerlijk zijn
„Nee, Moeder, dat niet, maar
„Geen maren. Doen of niet doen. Een
tusschenweg is er niet."
Weer liepen beiden zwijgend naast
elkaar voort. Maar eindelijk eindelijk
toch...zei Hans:
„Moeder ik zal het doen."
„Goed, HansIk verwachtte eigenlijk
niet anders van je."
„O, hoe heerlijk klonken Hans die woor
den van Moeder in de oorenMoeder ver
trouwde hem dus weer, was hem eigenlijk
blijven vertrouwen, niettegenstaande
Nee, daar nu niet meer aan denkenHij
wilde alles goedmaken, 't Mocht dan moei
lijk, heel moeilijk zijn. Moeders vertrou
wen wilde hij niet beschamen, 't Was, als
of zijn schuld nu al van hem afgenomen
was en opgewekt stapte hij naast Moeder
voort, tot zij na een tijdje de anderen had
den ingehaald en hij vroolijk met Pauitje
ging krijgertje spelen.
Op tweeden Paaschmorgen had Hans,
toen hij tegenover zijn vrienden stond,
nog eenige moeilijke oogenblikkcn, maar
hij ging recht op zijn doel af en trachtte
ze zoo spoedig mogelijk te vergeten.
Wat hij echter niet vergat, waren de
woorden van Anton van den burgemees
ter, die zei
„Je bent een echte held, hoor Hans, dooi
ons alles eerlijk te vertellen.
„Nou en óf!" stemden Jaap en Willem
in.
„'k Weet niet, of i k er den moed wel toe
gehad zou hebben," mompelde Piet.
„Leve het groote Paaschei l" riep An
ton uit.
„Leve het gat in den hollen boom P
klonk het van de lippen van Jaap.
„En leve Hans Donkerriepen Piet en
Willem als bij afspraak tegelijk uit.
Nooit zou Hans het groote Paaschei in
den hollen boom vergeten.
FIJN GEHOOR
In een spoorweg-coupé spreken twee
reizigers op luiden toon met elkaar. De
één smukt zijn verhalen nog meer op dan
de ander. Van tijd tot tijd werpen zij blik
ken naar een reiziger, die in een hoek
zit en geen deel neemt aan het gesprek.
„Wat heel vervelend is in sommige ho
tels," zegt één der reizigers nu, „is dat de
muren tusschen de verschillende kamers
dikwijls zóó dun zijn, dat men alles, wat er
in het aangrenzend vertrek gebeurt, hoort
en het er dus verre van rustig is. Zoo had
ik onlangs een buurman, die den geheelen
nacht schreef en hel krassen van zijn pen
op het papier belette mij te slapen."
,Ja en mijn muur," zei de andere reizi
ger daarop, „was zóó dun, dat ik mijn buur
man kon hooren ademhalen."
„En mijn muur," zei nu de reiziger, die
zich tot nu toe niet in het gesprek ge
mengd had, „was zóó dun, dat ik kon
hooren, hoe mijn buurman plotseling van
gedachte veranderde."
VOOR DE KLEINTJES
WAT DICKIE AAN DEN
PAASCHHAAS VROEG.
Paaschhaas, met je lange ooren,
Jij kunt zeker heel goed hooren...
Breng j'ons eitjes, rose en bruin?
Leg je die in onzen tuin?
Twee voor Vader, twee voor Moes,
Twee voor Jaap en twee voor Loes,
Twee ook voor de arme Miek,
Went die is een beetje ziek.
't Is niet ergze kan niet eten,
Maar een ei I je kunt 't nooit
wetent
Wil- ze 't n i e t, dan weet ik raad,
Daar het dan in m ij n mond gaat
Paaschhaas, zul je er voor zorgen?
Paschen is al overmorgen.
Heb je het niet vrees'lijk druk
Gaat er nooit een eitje stuk?
Leg z' in 't gras en onder struiken,
'k Zal mijn oogen goed Tbruiken.
Maar doe 't zóó, dat waar 'k ook zoek,
Ik geen scheur krijg in mijn broek.
Paaschhaas, zul je 't niet vergeten?
'k Zal je heel gauw laten weten,
Hoeveel ei'ren ik wel vond.
Denk maai-: ei'ren zijn gezond!
UIT ONZEN MOPPENTROMMEL'.
DIPLOMATIEK.
Heer des huizes (voorzitter van do
dierenbescherming) „Voor d'n duivel 1 Wat
voer jij daar onder dat bed uit?"
Inbreker: „Och meneer, ik het 'n ver-
dwaald muissie effies naar se ouwers terug-
gebrucht."
(ïngez. door Koekoek
CORRESPONDENTIE
Voetballer. Dat begreep ik al. Ja,
nu is het weer vacantietijd. Érg jammer. Het*
ziet er op die manier niet rooskleurig uit voor
de toekomst. Goed succes hoor
C1 y v i a. Heb je het meegenomen op
reis. Wat een mooie cijfers. Prachtig hooi.
Wildzang. Neen, daar is niet veel aan
Maar het kan niet ineens mooi worden. Dat
zou toch misloopen op don duui. Ben je nu
weer beter Ja, maar daar denk ik al niet
meer nan. Dat is al zoo lang geleden. Dat is
long niet mooi I Laat ze maar voorzichtig zijn*
Koekoek. Dat begrijp ik. Maar je moet
er niet te veel van eten. Is het nog al meege
vallen Schrijf me dat eens.
Frisianntjc. Dank jó wel. Daarvoor
heb ik altijd nog wel liefhebbers. Wat een
mooie bloemen allemaal. Daar heb j© zeket
wel veel plezier in.
Kwik. Zoodra het aan dc beurt is komt
het in dc krant. Intusschcn hartelijk dank er-*
voor I
Goudenregen. Wat een feest zal dat
geweest zijn. En jij hebt nutuurlijk braaf mee*
gedaan, is 't niet? Zoo moesten cr meer zijn
Spin cn M i c r. Krijg ik van jelui ook
weer eens een brief bij de oplossingen
Klein Duimpje. Ja, dat mag, maar
dot zou wel toevallig zijn. Nu weet ik nog
niet, wie dc gelukkige zal zijn.
Narcis. Wat heb je voor verrassing
gemaakt Zeker wel iets heel moois. Of mag
ik dat niet weten. Zoo, vindt jc die mooi, dat
doet me genoegen.
Dwerg. Dus je bent er heerlijk in getip
peld. Ja, dat kan je verwachten op zoo'n dag.
Daarom moet je maar nooit vooruit zeggen,
dat het je toch niet zal overkomen.
E d e 1 w e i s z. Je hebt zekc-r de Paasch-
vacantie al te pakken.
Mol. Vindt je dat uitzicht riet prncht'g
mooi Daar kan men uren achtereen van ge
nieten en hel vervfcelt nooit.
Sparappel, Ja, ik krijg ze weer. Ik
dacht zc deze week nog te ontvangen maar
dat is helaas niet gebeurd. Dus nog één week
geduld. Dunk je wel voor do plaatjes.
Blondje. Heb jc er al veel in geschrei
ven 't Ziet er niet erg aanlokkelijk uit mei
het weer. Maar misschien valt het nog* wel
mee.
De Boschbesjes. Daar bofte je dus
bijl!
Co t m e a Woar is de brief
Violicrtje. Dot is een aardig tochtje.
Mnar toch valt de afstand niet mee. Hoelang*
heb je erover gereden Dat is het ook, maar
dan moet het goed weer zijn.
Keeper. Neen, dan moet je feest vie
ren. Heelemaal niet erg hoor, maak je maar
niets ongerust.
Trosrozijn. Dat vind ik erg prettig.
Ik hoop, dat je me geregeld iedere week zult
schrijven. Wat een vervelend werkje is dat hé.
Heb je erge pijn gehad Gelukkig duurt het
niet lang. Maar dat éénc oogcnbÜkje doet het
hem juist.
Vosje. Hoe komt dot zoo. Beterschap
hoorJa, gewoonijk is een drankje geen lek
kernij. Maar daar moet je maar doorheen.
Poppenmoedcr. Vindt jc? Zoo rec-
selijk vind ik 'het niet. Maar het is toch een
heel goed middel hoor!
Zonneroosjc. Zoo, ben jc daar zoo
vermoeid van. Waarom niet. Daar moet je
dan juist goed jc best op doen Ja, dat is ge
woonlijk zoo. Deze keer was dce er niet. Dat
was blijkbaar een vergissing in dc opgave.
Veel plezier hoor I
De beantwoording von enkele brieven moet
door omstandigheden blijven liggen tot volgen
de week-
POM KARET.