KINDERRUBRIEK.
De rubriek van Oom Karei
Wat hebban we een heerlijke Paaschdagen
gehad. Je kon het weer niet mooier wenschen.
Uit dc briefjes, die ik deze weck ven jelui
kreeg, kon ik wel duidelijk zien, dot jelui erg
genoten hebben van do vacantie. Ik geloof niet
dot er veel mcnschen thuis gebleven zullen
zijn. Hot was langs de wegen geweldig druk.
Hoeveel auto's zouden er wel geweest° zijn?
En dan al die fietsers. Eigenlijk is het heele-
maol niet leuk om te fietsen, als het zoo druk
is. Je kunt in het geheel niet rustig rijden en
moet steeds oppassen, dot er geen ongelukken
gebeuren. Tenminste langs de grootc wegen.
Op dfc rijwielpaden is het dan veel prettiger
rijden. Ook wel druk, maar je behoeft dan niet
bang te zijn voor auto's en motorfietsen. Moor
dat is altijd zoo met zulke dogen. En vooral
als het zulk mooi weer is. Want don wil ieder
een graag genieten.
Do vorige keer heb ik jelui beloofd, dut ik
nog wat nnders zou vertellen van de Verkade's
plaatjes en bonnen. Nu, 51; kan jelui dan mee
deden, dat ik er weer eenige gekregen heb,
zoowel van dc Texel album nis van vorige.
Het zijn cr nog niet veel, maar als jelui met
vragen niet al te begcering bent, kan ik jelui
misschien wel weer helpen.
Maar geef don even dc nummers op van de
plaatjes, düe je graag zou willen hebben. Dan
kon ik eens uitzoeken, wat ik voor je heb.
Ook heb ik nog enkele andere bonnen cn
plaatjes om te ruilen en ook omslagen van cha-
colodc-reepen. Maar vergeet bij het vragen
vooral niet de nummers op te geven I
RAADSELS.
Oplossingen van de vorige weck
De oplossingen van dc vorige raadsels waren
L Beter hard geblazen, dun den mond ge
brand" met dc woorden DcTa, bed, zalm, bad,
degen, tand, regent, zon en haard.
O. „Zooals de ouden zongen, piepen de jon
gen" met dc woorden oog, zien, poes, aap, zee,
zoon. nul, dans goed, Deen.
De prijs kan a.s. Maandag aan ons bureau
door don winnaar Cosmea worden afge
haald.
NIEUWE RAADSELS.
I
WIE BEN IK
Eens was ik jong en schoon
En droeg een blauwe kroon
Toen werd ik oud en stijf
En l.r :r oen band om 't lijf.
Daarna werd ik gestoten en geslagen
En eindelijk door koningen cn bedclaurs
gedragen
(Ingoz. door Dwerg.)
1, Het geheel beslaat uit 21 letters en is
een bekend gvdenkteeken, dicht bij Amersfoort
en genoemd naar een bekende veldslag.
2, 7, 4 cn 5, 6, 11, 10 zijn meisjesnamen,
I, 8, 14, 20 is een gevreesde ziekte.
18, 13, 19 15 is een oud muziekinstrument.
3, 13, 14 is een bewoner van een groot land
in Oost-Europa.
21 is een mede-klinker
(Ingcz. door Kreekel.)
EEN DWERGNIJLPAARD
ARTIS.
IN
Een paard is algemeen bekend. Een nijl-
I paard hebben de bezoekers van de een of
I andere diergaarde ook wel eens gezien.
I Maar een dwergnijlpaard is iets heel bij-
I bonders.
Misschien zult ge mij een beetje ver-
I vaand vinden, omdat ik dit zoo maar van
I mijzelf zeg, maar gelijk heb ik, want ik ben
I bet eerste dwergnijlpaard, dat ooit in Ne-
I derland is te zien geweest.
Ge begrijpt, dat ik in dit land maar slecht
I den weg weet, en dus kan ik niet bij u aan
B huis komen, cm mij te laten bekijken. Wie
I mij zien wil, zal dus bij mij moeten komen;
I ik woon in Artis, in den Olifanlenstol, in
I 't benedenhuis.
Veel menschen hier in Amsterdam moe-
I ten drie of vier trappen op klimmen, om in
I hun woning te komen, maar ik behoef dat
I gelukkig niet te doen; mijn naaste buren,
I de olifanten, trouwens ook niet, wat maar
I goed is, want als zij benedenburen hadden,
I zouden dezen waarschijnlijk nog al eens
I klagen over gestommel boven hun hoofd,
I het breken van electrische lampjes en nn-
I dere ongemakken.
Ik heb trouwens altijd beneden gewoond.
I Wilt ge weten, wéar In Liberia, de neger-
I republiek aan de bocht van Guinea in
I West-Afrika.
Ge hebt waarschijnlijk wel gehoord van
I Liberia-koffie Die groeit daar in het wild,
I «n mijn familie leeft daar ook in het wild.
Groote rivieren zijn daar niet en zoo
I komt het, dat in Liberia geen enkel exem-
I plaar wordt aangetroffen van mijn reuzen-
I familie, de echte nijlpaarden. Die groote
I heeren brengen het liefst hun tijd door m
I het water en door hun geweldigen omvang
I kunnen zij zich niet met een derde-rangs-
I riviertje behelpen; de Zambezi, de Congo,
I de Oranjerivier die zijn van hun gading.
I Wij, dwergnijlpaarden, houden ons het
I liefst op in dichte bosschen. Water vinden
I we heel geschikt om te drinken en ook gaan
I we wel eens een bad nemen. Reken er op,
I dat we kunnen zwemmen, maar we zijn er
I niet aan verslaafd, zooals die gTOOte
I oome's.
Tk ben van nature een nachtdier. In mijn
I vaderland sliep ik den beelen dag en
DE KONIJNTJES
Een houten doos vol blokjes -
daarmee was Keesje rijk
hij kon er uren spelen
in 't huisje aan den dijk.
Die blokjes, groote, kleine,
die blokjes, verveloos,
dat waren zijn „konijntjes"
hun „hokje" was de doos.
Hij gaf ze allen namen
en wist van alle wat
de een hield veel van snoepen,
de onder van een bad.
Kees praatte alle dagen,
en vader hoorde 't aan
hoe heerlijk het zou wezen,
als er een hok zou staan
Een echt hok in hun tuintje,
met echte beestjes, hoor
dan pas zou Keesje spelen
va knoopte 't in zijn oor.
En op een goeden morgen
bracht hij konijntjes mee;
een grijsje en een witje,
zoo snoep'rig alle tweel
's nachts ging ik op voedsel uit, det bestond
uit gras, jonge takken en -vruchten. Hier in
Artis heb ik de gewoonte van de menschen
aangenomen; ik slaap 's nachts en overdag
ben ik wakker. Dat komt voornamelijk,
doordien ik bij dag eenige malen eten krijg
en 's nachts is er niets te halen. Toen ik
nog in de bosschen leefde, ging ik af en
toe eens drinken in een nabijzijnd riviertje.
Daarbij liep ik altijd hetzelfde pad en dat
was mijn ongeluk. Eenige jagers groeven
op dien weg een kuil. Daarover legden ze
takken; daaroverheen wat graszoden en
toen was de valkuil gereed.
In een donkeren nacht ging ik mijn ge
wone gangetje en bons ik lag er in en
ik kon er niet uitkomen. Gelukkig had ik
mij niet bezeerd. Als ik een poot gebroken
had, zou ik u dit alles niet hebben kunnen
vertellen, want dan was ik vast en zeker op
gegeten. De menschen in Liberia vinden
mijn vleesch lekker en dat is voor een nijl
paard met een gebroken poot hoogst ge
vaarlijk.
Ge begrijpt wel, dat ik in dien put een
heel onaangenamen nacht heb doorge
bracht. Wel twintig keer, neen, veel meei
nog, probeerde ik tegen de gladde, steile
kanten op te klauteren, maar telkens rolde
ik naar beneden. Op het laatst dacht ik: we
zullen den dag maar afwachten.
Zoodra het licht werd, kwamen de jagers.
De voorste zag mij dadelijk. „Er zit er eer»
in I" riep hij. Wat hadden ze een pret
„Ik geloof, dat hij onbeschadigd is", werd
er gezegd.
„Dan gaot hij naar Parijs,' zei de aan
voerder.
Maar ik dacht: „Ik ben er ook nogf Ik
moet niets hebben van je Parijs en ik zal er
wel voor zorgen, dat ik morgen weder hiei
in de bosschen loop."
Maar jawel I Wat is me dat tegengeval
len I Ik wist tot op dien dag al heel weinig
van de menschen af. Ik wist alleen, dat ze
altijd op hun achterpooten loopen en zoo
heel sterk zagen ze er niet uit.
Maar wat zijn die wezens slim
Hun nagels en tanden zijn niet veel
waard, maar als ze het daarmee niet klaar
kunnen spelen, gebruiken ze allerlei vreem
de dingen, zooals een touw, een mes, een
hamer, een geweer, een bijl, een knuppel
en weet ik, wat nog meer en dan moeten
zelfs de sterkste dieren zich aan hen onder
werpen.
Toen ik gevangen was, kon ik zeggen,
dat ik mijn wil kwijt was en mijn kracht
diende mij tot niets.
Ze hebben mij doodgewoon geboeid er»
op een platte kar gelegd. Zoo werd ik naar
de kust vervoerd. Daar lag een Fronsche
stoomboot. Ik werd aan boord gebracht en
na een zeereis van tien dagen bevond ik
me te Marseille. Daar kreeg ik een plaats
in een spoorwagen en de trein bracht me
te Parijs.
Dat moet een mooie stad zijn. Veel men
schen reizen er voor hun plezier heen,
maar ik heb er niet veel van gezien. In der»
nacht werd ik in een ijzeren kooi naar de
diergaarde gebracht. Daar kreeg ik een
tamelijk goed hok en de verzorging was
ook in orde. Van de bezoekers mocht ik
veel belangstelling ondervinden, maar wat
had ik daaraan? Ik zit niet graag in .zoo'n
kijkspelletje.
Ze kwamen in een hokje
aan 't paadje bij de heg
en vader zette 't doosje
met blokjes nu maar weg.
Maar o, die dikke tranen
van kleinen Keesje-vent I
hij snikte, kon niet kijken
naar vaders mooi present.
Hij wou zijn blokjes hebben,
zijn eigen lieve doos,
zijn beestjes, die hij kende
va werd een beetje boos
Maar moesje kon 't begrijpen;
zij kende Keesje wel
en wist, hoe 't kind gehecht was
aan "t eigen oude spel I
Pas toen hij al zijn blokjes
en ook de doos weer had,
wou Kees met vader kijken
naar 't hokje bij het pad.
En ja, die twee konijntjes,
ze waren mooi en lief,
maar toch zoo'n heel oud blokje
bleef nog zijn hartedieff
Daar werd ik op een morgen uitgenoo»
digd, in dezelfde ijzeren kooi te stappen,
waarmede ik naar Parijs vervoerd was.
„Ahadacht ik „Ze hebben hier
van alle konten bekeken en nu word ik be
dankt. Ik zal weer teruggebracht worden
naar Marseille en vandaar naar Liberia.
Ik werd inderdaad op den trein gezet en
ik spoorde uren en uren lang, maar het
eindstation was AmsterdamHier" in
Artis is het spelletje opnieuw begonnen. Ik
heb een goed hok, ik krijg goed eten en ik
heb veel bekijk. Dat laatste komt voorna
melijk door mijn groote zeldzaamheid. In
Parijs zijn er nu nog twee exemplaren var»
mijn soort en in Londen en eBrlijn hebber»
ze er ook twee, maar ik ben de zevende en
laatste in heel Europa.
Hier in Artis zijn ook een paar gróóte
nijlpaarden, die e'k wel 3000 Kilo wegen.
Wie die reuzen gezien heeft, wil ook den
dwerg bekijken. Zoo mag ik mijzelf noe
men, want ik ben niet grooter dan een flink
varken en ik weeg ongeveer 350 jx>nd.
Donker is mijn huidkleur en tanker zijn
mijn soort en in Londen en Berlijn hebben
aan mij te verdienen, want ik heb geen
haartje op mijn lijf.
Een dame noemde onlangs mijn oogen
veel „fatsoenlijker" dan die van het groote
nijlpaard, omdat de mijne niet zoo gew eldig
uitpuilen, maar mijn mond vond ze weer
echt „nijlpaarderig", omdat die zoo breed
is.
Zou ik over eenigen tijd weer moeten
verhuizen, of zou ik hier blijven?
Ik hoop het laatste, want dezen zomer
worden hier in Amsterdam de Olympische
spelen gehouden en dan komen er bezoe
kers uit alle deelen der wereld, dus waar
schijnlijk ook wel uit Liberia.
Komt er dan zoo'n kleurling voor mijn
hok, wie weet, of hij mij dan niet het een en
ander kan vertellen van mijn vrienden en
kennissen in mijn vaderland. Mocht hij dat
niet doen, dan zal ik hem toch de com
plimenten in zijn oor brullen voor mijn
familie. Ik twijfel er niet aan, of die zal hij
wel willen overbrengen
MADELIEFJE
Het eerste bloempje, dat ik pluk
in Iente-zonneschijn,
het eerste madeliefje blank,
voor wie zou dot wel zijn?
Voor Juf op school voor Rietje-buur l
voor Jenny, mijn vriendin?
mis, mis, neen, neen, en nog eens neen -
't komt mij niet in den zin.
Het eerste bloempje, dat ik pluk
op dezen lente-dag,
is voor mijn lieve Moesje-mijn,
die 't aanneemt met een lach.
Mijn Moesje ligt al lang te bed;
't wou maar niet beter gaan
wie weet, of zij, nu 't lente is,
niet gauw eens op mag staan 1
Zij kijkt zoo blii als vroeger weer
en strijkt mij over 't haar;
dat doet het madeliefje blonk
het eerste van dit.jaar!
Overschotje
Nu.moet ik jullie eens een geschiedenis
vertellen, die je misschien niet zult geloo-
ven, maar ze is toch waar gebeurd.
De vader en moeder van Kees Mulder
hadden elf kinderen, van wie Kees de jong-
ste was, die alles droeg, wat er overschoot.
Hij kreeg dus de kleeren, die de anderen al
afgedragen hadden. Voor nieuwe was geen
geld en geen gelegenheid.
Kees had vaak verdriet, omdat hij nooit
eens iets nieuws kreeg, zooals de anderen.
Maar erger, veel erger was het nog, dat de
broers en zusters hem overschotje" noem
den. Vroeg hij wat, dan was hel: „daar is
overschotje weer.' Wilde hij eens lezen,
clan zeiden ze: „daarmee heb jij niet te
maken, overschotje."
Zij keken allemaal op hem/neer; niemand
geloofde ooit, dat hij tot iets heel (links en
goeds in staat was en van zijn redeneeren
nam geen mensch eenige notitie.
Een vriend had -hij echter, een waai
vriend; Barry, de politiehond, die zóó goed
door hem afgericht werd, dat hij niemand
zoo gehoorzaam was als overschotje.
Lij had dezen hond eens op zijn verjaar
dag gekregen, omdat hij over zijn liefde
voor dieren tegen ieder, die er naar luiste
ren wilde, sprak. Barry kende prachtige
kunsten en alle huisgenooten hielden van
den hond.
Overschotje hield niet alleen van dieren,
maar ook van de natuur. Hij speelde nooit
op straat zooals de onderen, maar lag soms
uren in het gTas en schreef dan allerlei din
gen op, die hij later weer verscheurde.
Op zekeren dag moesten zij op school
opstellen maken over een vrij onderwerp
en ons Keesje had ook zijn onderwerp ge
kozen.
De meester had gezegd:
Jullie moet je opstellen keurig schrij
ven en je zult zien, wat ik doe met het
beste opstel."
Ze begonnen allen ijverig te pennen en
nadat het werk opgehaald was en de mees
ter de opstellen gelezen had, las hij dot van
Keesje voor, omdat het zoo heel mooi was.
Het heette
Allemaal 't zelfde.
Als we eens allemaal hetzelfde waven,
heb ik gedacht, clan zou meester ons niet
meer uit elkaar kennen en dan zou je best
kunnen zeggen, dat je een ander was.
Als ik een ander kon worden, zou Ik wel
blij zijn. Don had ik misschien geen groote
broers, die altijd om mij lachten en geen
moeder, die snauwde. Don zouden ze mij
eens een nieuwe jas geven, dan zou ik mis
schien in een groot huis wonen en veel
vogeltjes in de boomen van onzen min heb
ben.
Nu ben ik Kees Mulder en zie er heel
anders uit dan Jan Gorter. Ik zou wel willen,
dat ik eens even Jan Gorter kon zijn en
kijken, of dat prettiger was.
Eén ding is fijn en dat is: Voor Eén zijn
we allemaal gelijk; Die gelooft me, als ik
eerlijk ben en 't echt goed bedoel. Als jullie
verdriet hebt, omdat je thuis niet allemaal
'fzelfde bent en op school ook niet, denk
clan maar net als ik daaraan.
Kees Mulder.
De meester zei er op school niets meer
van, maar hij had erg medelijden met den
zich zoo eenzaam voelenden jongen. Hij
had een vriend, die een boerderij bezat, en
aan hem schreef hij, of hij een jongen te
logeeren wilde hebben in de vacantie.
Nadat hij hierop een toestemmend ant
woord gekregen had, ging hij de ouders
van Kees opzoeken.
Deze waren zeer verwonderd, dat ze hem
zagen. Ze dachten eigenlijk nooit aan de
rapporten van Kees en geloofden maar half,
dat de jongen zoo goed leerde. „Hij is na
tuurlijk een brave Henrik," zeiden ze tegen
elkaar.
Wie had tijd voor dien stillen, eenzel-
vigen jongen, die er altijd alleen op uit trok
met zijn hond Nu, hij mocht best met de
vacantie, dat Tuimde op zooveel kin
deren I
„De hond mag ook mee," zei meester.
„Waarom is Kees daar gevraagd vroeg
Moeder.
„Omdat ik hem aardig vind," luidcle het
antwoord.
Moeder keek meester aan. „Aardig
Is hij op school aardig?"
„Zeker," antwoordde meester, „heel aar
dig. Hier dan niet
„Och ja, hoort u eens, met elf kinderen
heb je daarop zoo geen oog," zei moeder
eerlijk.
„Ik heb er vier en dertig in mijn klas,"
zei meester.
„Gunst meneer, hoe houdt u die uit
elkaar I"
En meester nam afscheid met het idee,
dat Moeder dat toch ook wel zou kunnen.
Toen Kees na de vacantie zou thuis
komen en de heele familie erg nieuwsgie
rig was naar alles, wat Kees beleefd had
ze waren ook wel een beetje jaloersch
kwam de meester op een avond onver
wacht binnen. En hij vroeg, of hij allen
een brief van Kees mocht voorlezen.
,,'t Zal me een mooie brief zijn zei één
der groote broers smalend.
Kees had maar twee keer naar huis ge
schreven en don nog korte briefjes.
Meester zei kalm:
„Luisteren jullie dan maar, clan kunnen
jullie er zelf over oordeelen."
Hij ging tusschen de familie in zitten en
begon:
„Lieve Meester Klaassen,
11 wordt erg hartelijk bedankt voor Uw
brief en voor de boeken over koeien. Ik heb
ze allemaal uit en ik help nu m den stol en
vind het fijn.
Bester Meester, ik wil eigenlijk liever
niet naar huis, want daar ben ik toch te
veel
Meester keek op recht in moeders
oogen, die heel vreemd stonden
want," ging hij voort, „ik ben maar
'n overschotje thuis. Ik krijg nooit met iets
een beurt, nooit!!! Hier hoef ik niet stil
te zitten en overal af te blijven. Ik ben den
heelen dag bezig en doe van alles, ook
aardappelen vschillen, omdat vrouw Dirksen
zoo'n zwei enden duim heeft. Ik zou het
moeder nier durven aanbieden.
Nou Meester, ik kom Maandag weer
thuis, maar prettig vind ik het niet, hoor
Ik zal op school mijn best doen. Misschien
verdien ik dan weer zoo'n reisje Dag
Moester
Uwe U zeer genegen
Keesje Mulder."
's Maandags kwam Keesje tluiis, maar
voor niemand was hij meer t overschotje"
een aanval van diphterie had hem
weggenomen van alle vrienden en ook van
alle vijanden.
En meester, die aan zijn grafje stond
naast vader en moeder en allen, voor wie
dit zoo heel onverwachts kwam, streelde
den jankenden hond en bedacht, hoeveel
moois Kees nog had kunnen beleven.
Vader en moeder hadden nog genoeg
kinderen over om liefde te geven en wat
„overschotje" te kort was gekomen, zouden
ze ruimschoots aan de anderen vergoeden,
maar ongedaan maken konden ze dit niet.
Vaak is dat zoo voor ons allemaal. Geef
jullie dus ook alles, wat je geven kunt,
lieve kinderen, want je weet nooit, wonneer
je het voor het laatst doet.
CORRESPONDENT!!:
Horst do oud»
Kees \V. J» mag jjolf oei» schuilnaam
uitkiezen. Natuurlijk ben je hartelijk welkom,
j Robbedoes. Goed, dat je cr nog aan
I dacht, Muar toch kon je briefje vorige weck
niet meer beantwoord worden.
Postduifje Dot heb je ook gehad
Fijn hè Dat begrijp ik volkomen
B r i n o o ff. Ja. muar dut is altijd» niet
noodig. Die voorspelling kwam dus niet uit.
Dat is niets aardig van hom. Maar dat moei
hij zelf moor weten. Hoe heet hij
Sperwer. Leuk hc. z.oo'n tuintje. Je
hebt er zeker nog nl liefhebberij in.
Cupido. En sta j< or goed op 't Is te
hopen dat je mag.
Kampioen. Vondt je dat niet erg mooi.
Wat oen verre reizen kon je daar muken hè?
Ik heb er ook het een cn ander van gezien.
Roodborstje. Neen, maar het Is toch
wel prettig, zoo'n weekje vacantie Dat is heel
aardig. Go maar zoo voort
Zonnestraaltje. Goed, we zullen
zien.
Nu de nieuwe correspondentie.
Tros rozijn. Waarom heb jij er geen?
Wat een aardig mopje was dat. Ik zal het be
waren.
Boschfet. Ja, dat is heel long- geleder».
Hoe kwam je zoo te vallen. Heb je je niet
bezeerd. Waar gn je don naar toe, zoo alleen.
Heb je don geen vriendinnetjes om mee te
gaan wandelen
Cosmea.'Ja, 't was heerlijk. Heb jeeen
lange fietstocht gemaakt Houdt je niet erg
van geschiedenis Daar moet je dan maar
flink je best mee doen. Want dut moet toch
beter worden.
Violicrt je. Ja, lveel graag. Stuur het
me maar. Je moogt er ook wel meerdere ge-
en hoor
En nu stuur je me vol een brief,
maar vergeet je naam er onder to* zetten.
E d c 1 'w e i s z. Wat stout dat vreemd,,
zoo'n heele brief met rooden inkt. Ik wist niet
dot je zoo bloedig was. Jo, die zijn cr weer.
Kwatt. Dat begrijp ik. Wat is dat
voor een boom
Cl y vin. Dat is erg aardig voor je, Nu
ga je zc zeker veel opzoeken.
Frisiaantje. Daar is het nut ook juist
goed weer voor
Dc Kluit. Wat oen mooi papier heb je
toch. Dat zou ik maar gauw doen. Nog wel
gefeliciteerd hoor
Lccsgraojf. Ik dacht dat je m<- verge
len was. En ben je nu weer hcelemoal beter
Anders nog' maar voorzichtig zijn. Dat is altijd
veel beter. Heel graag, want die kan ik best
gebruiken.
Kampioen. Natuurlijk. En nu staat het
er ook in. Zelfs tweemaal. Wat een mooie cij
fers. Heb je er veel gevonden
Cupido. Dan was je zeker erg wild ge
weest. Dot trof Jo niet met de puaschdagen.
M a d e 1 i f j e. Hoe kornt dat zoo. Had
je me heelemaol vergeten? Wat een leuk ge
zicht vindt je niet. Zou je niet eens mee wil
len, dc lucht in?
Dc boschbesjes. Dat is ock zoo.
Maar als je maar lang zoekt, vindt je het toch
wel. En dat is juist het aardigste.
Poppcnmoedcr. Zoo, dat is al heel
weinig. Maar daarom mag je toch wel schrij
ven
Blondje, Dot vindt je zeker wel erft
gezellig. Nu, dot is het ook. De volgende keer
vertel je ine daar don wel eens wat meer van.
Goudenregen. Waar heb je dio ge
zocht? Liggen die dan zoo maar voor het op
rapen? Je hèbt dus wel erg veel genoten!
Lelietje van Dalen. Uitstekend
hoor. Hartelijk welkom I En schrijf me moor
iedcic week een lang»- brief.
Sparappel Ja, geef de nummers
dan c-ens op
Postduifje. - Des je moest thuis blij
ven. Dat v/ns niet erg prettig. Maar het is toch
ook niet aardig om in die omstandigheden uit
te gaan.
Roodborstje. - Wat een zieken tegen
woordig. Allemaal griep. Dan moet je ook niet
hard loopen. En hrt zal in den zotr.e» nog wol
erffer worden.
oom karei;.