KINDERRUBRIEK. De rubriek van Oom Karei Wat hebban we een heerlijke Paaschdagen gehad. Je kon het weer niet mooier wenschen. Uit dc briefjes, die ik deze weck ven jelui kreeg, kon ik wel duidelijk zien, dot jelui erg genoten hebben van do vacantie. Ik geloof niet dot er veel mcnschen thuis gebleven zullen zijn. Hot was langs de wegen geweldig druk. Hoeveel auto's zouden er wel geweest° zijn? En dan al die fietsers. Eigenlijk is het heele- maol niet leuk om te fietsen, als het zoo druk is. Je kunt in het geheel niet rustig rijden en moet steeds oppassen, dot er geen ongelukken gebeuren. Tenminste langs de grootc wegen. Op dfc rijwielpaden is het dan veel prettiger rijden. Ook wel druk, maar je behoeft dan niet bang te zijn voor auto's en motorfietsen. Moor dat is altijd zoo met zulke dogen. En vooral als het zulk mooi weer is. Want don wil ieder een graag genieten. Do vorige keer heb ik jelui beloofd, dut ik nog wat nnders zou vertellen van de Verkade's plaatjes en bonnen. Nu, 51; kan jelui dan mee deden, dat ik er weer eenige gekregen heb, zoowel van dc Texel album nis van vorige. Het zijn cr nog niet veel, maar als jelui met vragen niet al te begcering bent, kan ik jelui misschien wel weer helpen. Maar geef don even dc nummers op van de plaatjes, düe je graag zou willen hebben. Dan kon ik eens uitzoeken, wat ik voor je heb. Ook heb ik nog enkele andere bonnen cn plaatjes om te ruilen en ook omslagen van cha- colodc-reepen. Maar vergeet bij het vragen vooral niet de nummers op te geven I RAADSELS. Oplossingen van de vorige weck De oplossingen van dc vorige raadsels waren L Beter hard geblazen, dun den mond ge brand" met dc woorden DcTa, bed, zalm, bad, degen, tand, regent, zon en haard. O. „Zooals de ouden zongen, piepen de jon gen" met dc woorden oog, zien, poes, aap, zee, zoon. nul, dans goed, Deen. De prijs kan a.s. Maandag aan ons bureau door don winnaar Cosmea worden afge haald. NIEUWE RAADSELS. I WIE BEN IK Eens was ik jong en schoon En droeg een blauwe kroon Toen werd ik oud en stijf En l.r :r oen band om 't lijf. Daarna werd ik gestoten en geslagen En eindelijk door koningen cn bedclaurs gedragen (Ingoz. door Dwerg.) 1, Het geheel beslaat uit 21 letters en is een bekend gvdenkteeken, dicht bij Amersfoort en genoemd naar een bekende veldslag. 2, 7, 4 cn 5, 6, 11, 10 zijn meisjesnamen, I, 8, 14, 20 is een gevreesde ziekte. 18, 13, 19 15 is een oud muziekinstrument. 3, 13, 14 is een bewoner van een groot land in Oost-Europa. 21 is een mede-klinker (Ingcz. door Kreekel.) EEN DWERGNIJLPAARD ARTIS. IN Een paard is algemeen bekend. Een nijl- I paard hebben de bezoekers van de een of I andere diergaarde ook wel eens gezien. I Maar een dwergnijlpaard is iets heel bij- I bonders. Misschien zult ge mij een beetje ver- I vaand vinden, omdat ik dit zoo maar van I mijzelf zeg, maar gelijk heb ik, want ik ben I bet eerste dwergnijlpaard, dat ooit in Ne- I derland is te zien geweest. Ge begrijpt, dat ik in dit land maar slecht I den weg weet, en dus kan ik niet bij u aan B huis komen, cm mij te laten bekijken. Wie I mij zien wil, zal dus bij mij moeten komen; I ik woon in Artis, in den Olifanlenstol, in I 't benedenhuis. Veel menschen hier in Amsterdam moe- I ten drie of vier trappen op klimmen, om in I hun woning te komen, maar ik behoef dat I gelukkig niet te doen; mijn naaste buren, I de olifanten, trouwens ook niet, wat maar I goed is, want als zij benedenburen hadden, I zouden dezen waarschijnlijk nog al eens I klagen over gestommel boven hun hoofd, I het breken van electrische lampjes en nn- I dere ongemakken. Ik heb trouwens altijd beneden gewoond. I Wilt ge weten, wéar In Liberia, de neger- I republiek aan de bocht van Guinea in I West-Afrika. Ge hebt waarschijnlijk wel gehoord van I Liberia-koffie Die groeit daar in het wild, I «n mijn familie leeft daar ook in het wild. Groote rivieren zijn daar niet en zoo I komt het, dat in Liberia geen enkel exem- I plaar wordt aangetroffen van mijn reuzen- I familie, de echte nijlpaarden. Die groote I heeren brengen het liefst hun tijd door m I het water en door hun geweldigen omvang I kunnen zij zich niet met een derde-rangs- I riviertje behelpen; de Zambezi, de Congo, I de Oranjerivier die zijn van hun gading. I Wij, dwergnijlpaarden, houden ons het I liefst op in dichte bosschen. Water vinden I we heel geschikt om te drinken en ook gaan I we wel eens een bad nemen. Reken er op, I dat we kunnen zwemmen, maar we zijn er I niet aan verslaafd, zooals die gTOOte I oome's. Tk ben van nature een nachtdier. In mijn I vaderland sliep ik den beelen dag en DE KONIJNTJES Een houten doos vol blokjes - daarmee was Keesje rijk hij kon er uren spelen in 't huisje aan den dijk. Die blokjes, groote, kleine, die blokjes, verveloos, dat waren zijn „konijntjes" hun „hokje" was de doos. Hij gaf ze allen namen en wist van alle wat de een hield veel van snoepen, de onder van een bad. Kees praatte alle dagen, en vader hoorde 't aan hoe heerlijk het zou wezen, als er een hok zou staan Een echt hok in hun tuintje, met echte beestjes, hoor dan pas zou Keesje spelen va knoopte 't in zijn oor. En op een goeden morgen bracht hij konijntjes mee; een grijsje en een witje, zoo snoep'rig alle tweel 's nachts ging ik op voedsel uit, det bestond uit gras, jonge takken en -vruchten. Hier in Artis heb ik de gewoonte van de menschen aangenomen; ik slaap 's nachts en overdag ben ik wakker. Dat komt voornamelijk, doordien ik bij dag eenige malen eten krijg en 's nachts is er niets te halen. Toen ik nog in de bosschen leefde, ging ik af en toe eens drinken in een nabijzijnd riviertje. Daarbij liep ik altijd hetzelfde pad en dat was mijn ongeluk. Eenige jagers groeven op dien weg een kuil. Daarover legden ze takken; daaroverheen wat graszoden en toen was de valkuil gereed. In een donkeren nacht ging ik mijn ge wone gangetje en bons ik lag er in en ik kon er niet uitkomen. Gelukkig had ik mij niet bezeerd. Als ik een poot gebroken had, zou ik u dit alles niet hebben kunnen vertellen, want dan was ik vast en zeker op gegeten. De menschen in Liberia vinden mijn vleesch lekker en dat is voor een nijl paard met een gebroken poot hoogst ge vaarlijk. Ge begrijpt wel, dat ik in dien put een heel onaangenamen nacht heb doorge bracht. Wel twintig keer, neen, veel meei nog, probeerde ik tegen de gladde, steile kanten op te klauteren, maar telkens rolde ik naar beneden. Op het laatst dacht ik: we zullen den dag maar afwachten. Zoodra het licht werd, kwamen de jagers. De voorste zag mij dadelijk. „Er zit er eer» in I" riep hij. Wat hadden ze een pret „Ik geloof, dat hij onbeschadigd is", werd er gezegd. „Dan gaot hij naar Parijs,' zei de aan voerder. Maar ik dacht: „Ik ben er ook nogf Ik moet niets hebben van je Parijs en ik zal er wel voor zorgen, dat ik morgen weder hiei in de bosschen loop." Maar jawel I Wat is me dat tegengeval len I Ik wist tot op dien dag al heel weinig van de menschen af. Ik wist alleen, dat ze altijd op hun achterpooten loopen en zoo heel sterk zagen ze er niet uit. Maar wat zijn die wezens slim Hun nagels en tanden zijn niet veel waard, maar als ze het daarmee niet klaar kunnen spelen, gebruiken ze allerlei vreem de dingen, zooals een touw, een mes, een hamer, een geweer, een bijl, een knuppel en weet ik, wat nog meer en dan moeten zelfs de sterkste dieren zich aan hen onder werpen. Toen ik gevangen was, kon ik zeggen, dat ik mijn wil kwijt was en mijn kracht diende mij tot niets. Ze hebben mij doodgewoon geboeid er» op een platte kar gelegd. Zoo werd ik naar de kust vervoerd. Daar lag een Fronsche stoomboot. Ik werd aan boord gebracht en na een zeereis van tien dagen bevond ik me te Marseille. Daar kreeg ik een plaats in een spoorwagen en de trein bracht me te Parijs. Dat moet een mooie stad zijn. Veel men schen reizen er voor hun plezier heen, maar ik heb er niet veel van gezien. In der» nacht werd ik in een ijzeren kooi naar de diergaarde gebracht. Daar kreeg ik een tamelijk goed hok en de verzorging was ook in orde. Van de bezoekers mocht ik veel belangstelling ondervinden, maar wat had ik daaraan? Ik zit niet graag in .zoo'n kijkspelletje. Ze kwamen in een hokje aan 't paadje bij de heg en vader zette 't doosje met blokjes nu maar weg. Maar o, die dikke tranen van kleinen Keesje-vent I hij snikte, kon niet kijken naar vaders mooi present. Hij wou zijn blokjes hebben, zijn eigen lieve doos, zijn beestjes, die hij kende va werd een beetje boos Maar moesje kon 't begrijpen; zij kende Keesje wel en wist, hoe 't kind gehecht was aan "t eigen oude spel I Pas toen hij al zijn blokjes en ook de doos weer had, wou Kees met vader kijken naar 't hokje bij het pad. En ja, die twee konijntjes, ze waren mooi en lief, maar toch zoo'n heel oud blokje bleef nog zijn hartedieff Daar werd ik op een morgen uitgenoo» digd, in dezelfde ijzeren kooi te stappen, waarmede ik naar Parijs vervoerd was. „Ahadacht ik „Ze hebben hier van alle konten bekeken en nu word ik be dankt. Ik zal weer teruggebracht worden naar Marseille en vandaar naar Liberia. Ik werd inderdaad op den trein gezet en ik spoorde uren en uren lang, maar het eindstation was AmsterdamHier" in Artis is het spelletje opnieuw begonnen. Ik heb een goed hok, ik krijg goed eten en ik heb veel bekijk. Dat laatste komt voorna melijk door mijn groote zeldzaamheid. In Parijs zijn er nu nog twee exemplaren var» mijn soort en in Londen en eBrlijn hebber» ze er ook twee, maar ik ben de zevende en laatste in heel Europa. Hier in Artis zijn ook een paar gróóte nijlpaarden, die e'k wel 3000 Kilo wegen. Wie die reuzen gezien heeft, wil ook den dwerg bekijken. Zoo mag ik mijzelf noe men, want ik ben niet grooter dan een flink varken en ik weeg ongeveer 350 jx>nd. Donker is mijn huidkleur en tanker zijn mijn soort en in Londen en Berlijn hebben aan mij te verdienen, want ik heb geen haartje op mijn lijf. Een dame noemde onlangs mijn oogen veel „fatsoenlijker" dan die van het groote nijlpaard, omdat de mijne niet zoo gew eldig uitpuilen, maar mijn mond vond ze weer echt „nijlpaarderig", omdat die zoo breed is. Zou ik over eenigen tijd weer moeten verhuizen, of zou ik hier blijven? Ik hoop het laatste, want dezen zomer worden hier in Amsterdam de Olympische spelen gehouden en dan komen er bezoe kers uit alle deelen der wereld, dus waar schijnlijk ook wel uit Liberia. Komt er dan zoo'n kleurling voor mijn hok, wie weet, of hij mij dan niet het een en ander kan vertellen van mijn vrienden en kennissen in mijn vaderland. Mocht hij dat niet doen, dan zal ik hem toch de com plimenten in zijn oor brullen voor mijn familie. Ik twijfel er niet aan, of die zal hij wel willen overbrengen MADELIEFJE Het eerste bloempje, dat ik pluk in Iente-zonneschijn, het eerste madeliefje blank, voor wie zou dot wel zijn? Voor Juf op school voor Rietje-buur l voor Jenny, mijn vriendin? mis, mis, neen, neen, en nog eens neen - 't komt mij niet in den zin. Het eerste bloempje, dat ik pluk op dezen lente-dag, is voor mijn lieve Moesje-mijn, die 't aanneemt met een lach. Mijn Moesje ligt al lang te bed; 't wou maar niet beter gaan wie weet, of zij, nu 't lente is, niet gauw eens op mag staan 1 Zij kijkt zoo blii als vroeger weer en strijkt mij over 't haar; dat doet het madeliefje blonk het eerste van dit.jaar! Overschotje Nu.moet ik jullie eens een geschiedenis vertellen, die je misschien niet zult geloo- ven, maar ze is toch waar gebeurd. De vader en moeder van Kees Mulder hadden elf kinderen, van wie Kees de jong- ste was, die alles droeg, wat er overschoot. Hij kreeg dus de kleeren, die de anderen al afgedragen hadden. Voor nieuwe was geen geld en geen gelegenheid. Kees had vaak verdriet, omdat hij nooit eens iets nieuws kreeg, zooals de anderen. Maar erger, veel erger was het nog, dat de broers en zusters hem overschotje" noem den. Vroeg hij wat, dan was hel: „daar is overschotje weer.' Wilde hij eens lezen, clan zeiden ze: „daarmee heb jij niet te maken, overschotje." Zij keken allemaal op hem/neer; niemand geloofde ooit, dat hij tot iets heel (links en goeds in staat was en van zijn redeneeren nam geen mensch eenige notitie. Een vriend had -hij echter, een waai vriend; Barry, de politiehond, die zóó goed door hem afgericht werd, dat hij niemand zoo gehoorzaam was als overschotje. Lij had dezen hond eens op zijn verjaar dag gekregen, omdat hij over zijn liefde voor dieren tegen ieder, die er naar luiste ren wilde, sprak. Barry kende prachtige kunsten en alle huisgenooten hielden van den hond. Overschotje hield niet alleen van dieren, maar ook van de natuur. Hij speelde nooit op straat zooals de onderen, maar lag soms uren in het gTas en schreef dan allerlei din gen op, die hij later weer verscheurde. Op zekeren dag moesten zij op school opstellen maken over een vrij onderwerp en ons Keesje had ook zijn onderwerp ge kozen. De meester had gezegd: Jullie moet je opstellen keurig schrij ven en je zult zien, wat ik doe met het beste opstel." Ze begonnen allen ijverig te pennen en nadat het werk opgehaald was en de mees ter de opstellen gelezen had, las hij dot van Keesje voor, omdat het zoo heel mooi was. Het heette Allemaal 't zelfde. Als we eens allemaal hetzelfde waven, heb ik gedacht, clan zou meester ons niet meer uit elkaar kennen en dan zou je best kunnen zeggen, dat je een ander was. Als ik een ander kon worden, zou Ik wel blij zijn. Don had ik misschien geen groote broers, die altijd om mij lachten en geen moeder, die snauwde. Don zouden ze mij eens een nieuwe jas geven, dan zou ik mis schien in een groot huis wonen en veel vogeltjes in de boomen van onzen min heb ben. Nu ben ik Kees Mulder en zie er heel anders uit dan Jan Gorter. Ik zou wel willen, dat ik eens even Jan Gorter kon zijn en kijken, of dat prettiger was. Eén ding is fijn en dat is: Voor Eén zijn we allemaal gelijk; Die gelooft me, als ik eerlijk ben en 't echt goed bedoel. Als jullie verdriet hebt, omdat je thuis niet allemaal 'fzelfde bent en op school ook niet, denk clan maar net als ik daaraan. Kees Mulder. De meester zei er op school niets meer van, maar hij had erg medelijden met den zich zoo eenzaam voelenden jongen. Hij had een vriend, die een boerderij bezat, en aan hem schreef hij, of hij een jongen te logeeren wilde hebben in de vacantie. Nadat hij hierop een toestemmend ant woord gekregen had, ging hij de ouders van Kees opzoeken. Deze waren zeer verwonderd, dat ze hem zagen. Ze dachten eigenlijk nooit aan de rapporten van Kees en geloofden maar half, dat de jongen zoo goed leerde. „Hij is na tuurlijk een brave Henrik," zeiden ze tegen elkaar. Wie had tijd voor dien stillen, eenzel- vigen jongen, die er altijd alleen op uit trok met zijn hond Nu, hij mocht best met de vacantie, dat Tuimde op zooveel kin deren I „De hond mag ook mee," zei meester. „Waarom is Kees daar gevraagd vroeg Moeder. „Omdat ik hem aardig vind," luidcle het antwoord. Moeder keek meester aan. „Aardig Is hij op school aardig?" „Zeker," antwoordde meester, „heel aar dig. Hier dan niet „Och ja, hoort u eens, met elf kinderen heb je daarop zoo geen oog," zei moeder eerlijk. „Ik heb er vier en dertig in mijn klas," zei meester. „Gunst meneer, hoe houdt u die uit elkaar I" En meester nam afscheid met het idee, dat Moeder dat toch ook wel zou kunnen. Toen Kees na de vacantie zou thuis komen en de heele familie erg nieuwsgie rig was naar alles, wat Kees beleefd had ze waren ook wel een beetje jaloersch kwam de meester op een avond onver wacht binnen. En hij vroeg, of hij allen een brief van Kees mocht voorlezen. ,,'t Zal me een mooie brief zijn zei één der groote broers smalend. Kees had maar twee keer naar huis ge schreven en don nog korte briefjes. Meester zei kalm: „Luisteren jullie dan maar, clan kunnen jullie er zelf over oordeelen." Hij ging tusschen de familie in zitten en begon: „Lieve Meester Klaassen, 11 wordt erg hartelijk bedankt voor Uw brief en voor de boeken over koeien. Ik heb ze allemaal uit en ik help nu m den stol en vind het fijn. Bester Meester, ik wil eigenlijk liever niet naar huis, want daar ben ik toch te veel Meester keek op recht in moeders oogen, die heel vreemd stonden want," ging hij voort, „ik ben maar 'n overschotje thuis. Ik krijg nooit met iets een beurt, nooit!!! Hier hoef ik niet stil te zitten en overal af te blijven. Ik ben den heelen dag bezig en doe van alles, ook aardappelen vschillen, omdat vrouw Dirksen zoo'n zwei enden duim heeft. Ik zou het moeder nier durven aanbieden. Nou Meester, ik kom Maandag weer thuis, maar prettig vind ik het niet, hoor Ik zal op school mijn best doen. Misschien verdien ik dan weer zoo'n reisje Dag Moester Uwe U zeer genegen Keesje Mulder." 's Maandags kwam Keesje tluiis, maar voor niemand was hij meer t overschotje" een aanval van diphterie had hem weggenomen van alle vrienden en ook van alle vijanden. En meester, die aan zijn grafje stond naast vader en moeder en allen, voor wie dit zoo heel onverwachts kwam, streelde den jankenden hond en bedacht, hoeveel moois Kees nog had kunnen beleven. Vader en moeder hadden nog genoeg kinderen over om liefde te geven en wat „overschotje" te kort was gekomen, zouden ze ruimschoots aan de anderen vergoeden, maar ongedaan maken konden ze dit niet. Vaak is dat zoo voor ons allemaal. Geef jullie dus ook alles, wat je geven kunt, lieve kinderen, want je weet nooit, wonneer je het voor het laatst doet. CORRESPONDENT!!: Horst do oud» Kees \V. J» mag jjolf oei» schuilnaam uitkiezen. Natuurlijk ben je hartelijk welkom, j Robbedoes. Goed, dat je cr nog aan I dacht, Muar toch kon je briefje vorige weck niet meer beantwoord worden. Postduifje Dot heb je ook gehad Fijn hè Dat begrijp ik volkomen B r i n o o ff. Ja. muar dut is altijd» niet noodig. Die voorspelling kwam dus niet uit. Dat is niets aardig van hom. Maar dat moei hij zelf moor weten. Hoe heet hij Sperwer. Leuk hc. z.oo'n tuintje. Je hebt er zeker nog nl liefhebberij in. Cupido. En sta j< or goed op 't Is te hopen dat je mag. Kampioen. Vondt je dat niet erg mooi. Wat oen verre reizen kon je daar muken hè? Ik heb er ook het een cn ander van gezien. Roodborstje. Neen, maar het Is toch wel prettig, zoo'n weekje vacantie Dat is heel aardig. Go maar zoo voort Zonnestraaltje. Goed, we zullen zien. Nu de nieuwe correspondentie. Tros rozijn. Waarom heb jij er geen? Wat een aardig mopje was dat. Ik zal het be waren. Boschfet. Ja, dat is heel long- geleder». Hoe kwam je zoo te vallen. Heb je je niet bezeerd. Waar gn je don naar toe, zoo alleen. Heb je don geen vriendinnetjes om mee te gaan wandelen Cosmea.'Ja, 't was heerlijk. Heb jeeen lange fietstocht gemaakt Houdt je niet erg van geschiedenis Daar moet je dan maar flink je best mee doen. Want dut moet toch beter worden. Violicrt je. Ja, lveel graag. Stuur het me maar. Je moogt er ook wel meerdere ge- en hoor En nu stuur je me vol een brief, maar vergeet je naam er onder to* zetten. E d c 1 'w e i s z. Wat stout dat vreemd,, zoo'n heele brief met rooden inkt. Ik wist niet dot je zoo bloedig was. Jo, die zijn cr weer. Kwatt. Dat begrijp ik. Wat is dat voor een boom Cl y vin. Dat is erg aardig voor je, Nu ga je zc zeker veel opzoeken. Frisiaantje. Daar is het nut ook juist goed weer voor Dc Kluit. Wat oen mooi papier heb je toch. Dat zou ik maar gauw doen. Nog wel gefeliciteerd hoor Lccsgraojf. Ik dacht dat je m<- verge len was. En ben je nu weer hcelemoal beter Anders nog' maar voorzichtig zijn. Dat is altijd veel beter. Heel graag, want die kan ik best gebruiken. Kampioen. Natuurlijk. En nu staat het er ook in. Zelfs tweemaal. Wat een mooie cij fers. Heb je er veel gevonden Cupido. Dan was je zeker erg wild ge weest. Dot trof Jo niet met de puaschdagen. M a d e 1 i f j e. Hoe kornt dat zoo. Had je me heelemaol vergeten? Wat een leuk ge zicht vindt je niet. Zou je niet eens mee wil len, dc lucht in? Dc boschbesjes. Dat is ock zoo. Maar als je maar lang zoekt, vindt je het toch wel. En dat is juist het aardigste. Poppcnmoedcr. Zoo, dat is al heel weinig. Maar daarom mag je toch wel schrij ven Blondje, Dot vindt je zeker wel erft gezellig. Nu, dot is het ook. De volgende keer vertel je ine daar don wel eens wat meer van. Goudenregen. Waar heb je dio ge zocht? Liggen die dan zoo maar voor het op rapen? Je hèbt dus wel erg veel genoten! Lelietje van Dalen. Uitstekend hoor. Hartelijk welkom I En schrijf me moor iedcic week een lang»- brief. Sparappel Ja, geef de nummers dan c-ens op Postduifje. - Des je moest thuis blij ven. Dat v/ns niet erg prettig. Maar het is toch ook niet aardig om in die omstandigheden uit te gaan. Roodborstje. - Wat een zieken tegen woordig. Allemaal griep. Dan moet je ook niet hard loopen. En hrt zal in den zotr.e» nog wol erffer worden. oom karei;.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1928 | | pagina 7