KINDERRUBRIEK. De rubriek van Oom Karei DE ARME SCHILDPAD INA'S TUINTJE Wat kon ik jelui de vorige week heel anders schrijven don nu! Toen konden we het hebben over die heerlijke zomersche Panschdagcn, over de heerlijke warme zonneschijn en over wandelen en uitgaan. En nu? Het lijkt wel o! we weer achteruit gaan naar den wintei. Je kunt de kachel en je dikke winterjas heusch nog wel gebruiken hoor. Men zegt wel eens j^April doet wat hij wil", maar dat kunnen we nu weer eens duidelijk ondervinden. Do ééne dog mooi, warm weer, dat je in verleiding zou komen om je zomerkleeren aan to goon trek ken, en don ineens weer regen, windy hagel en sneeuw. Woensdagavond sneeuwde het zelfs zoo hord, dat olies binnen korten tijd heelemaal wit zog. Ik docht, dat wordt mor gen, als het vonnacht zoo door gaat een flink pak en dan kunnen de neefjes en nichtjes hun priksleden weer te voorschijn halen. En in mijn verbeelding zog ik jelui al weer glierenen glijden op de Huygcnslaon en bij het Belgisch monument. Maor enkele uren later was er van al de sneeuw, die gevallen was, niets meer te bekennen dan een dun laogje viese modder op den weg. En daarin kun je slecht prikslee- den I We zullen nu maar hopen, dat de zomet niet ol te long meer op zich laat wachten. Want zooveel afwisseling in het weer is toch niet prettig I Maar het kon wel 2ijn, dot we nog eens een regenachtige Zondag krijgen en dan is het wel leuk ols je een paar spelletjes kent. De vorige weken vertelde ik ot jelui ook al eenige en deze week vond ik er toevallig weer een in een boekje. Ik vind het wel aar dig om het jelui ook to vertellen. Het is een vragen en antwoorden speL Voor dit spel gaat één uit het gezelschop buiten do kamer. Hij moet nu iemand, die in de kamer is en de hand houdt óp het sleutelgat der deur, ant woorden op allerlei vragen. Het vreemde hier bij is, dat hoewel hij niet kon zien wat er in de kamer gebeurt, hij hiervan toch geheel op de hoogte blijkt te zijn. Het gesprek luidt b.v. als volgt i „Weet je precies, hoe de kamer, waarin wc zitten, er uitziet?" ^Herinner je je de kleur van het behang?" „Weet je wat er op den schoorsteenmantel Staat?" „En op het kïeine tafeltje?" J* r „Hoeveel vazen er op do antieke kast Staan?" „Welke schilderijen «r aan den murr han gen „Jo." „Denk je, dat er iets in de kamer ?s, dat aan je aandacht ontsnapt is „Nee, niets." „Zeg mij den nu eens, welk voorwerp ik op het oogenblik aanraak." „Hel kleine tafeltje." Dit is inderdaad het gevel. Het kléine tafeltjè is het voorwerp, dat voorafgegaan werd door het woordje en en degene, die buiten de kamer staat, weet, dat dit het aangeraakte voorwerp moet zijn. Het aardige van ditspelletjc is, dat niemand uit het gezelschop het geheim kennen mag. Alleen degene die vraagt en degene, die ant woordt, mogen er van op de hoogte zijn, Nu komen eerst weer de RAADSELS. Oplossingen v«n de vorige week. De oplossingen von de vorige raadsels wa- V' Een arme, kleine schildpad Leg hulp'loos op zijn rug? Het arme dier wou gaarne Weer op zijn buik terug! Een hondje zat te kijken, Maar hij begreep het niet Ook beide gansjes snapten Geen zier van Zijn verdriet Maar 't slimme, zwarte katje. Dat was nog niet zoo dom 5 Dat keerde met zijn pootje De arme schildpad om. HETT/ BORBL. I. Vlas n. JPyramMe van AusterHtz" met de woor- Hen Ida, Mies, Mina, Pest, Luit, Rus, Z. De prijs is deze weck gewonnen dooi Rob bedoes en ken Maandag aan ons bureau worden afgehaald. NIEUWE RAADSELS. Mijn geheel bestaat uit 17 letters en 5s Iets waar dezer dagen veel menschen naar too plegen te gaan. Het is een elgemeene bekend heid van Nederland. 5, 7, 8, 9, 10, 11 zijn dieren, die in den grond leven. 15, 5, 4, 2 houdt da schutter steeds voor oogen. 6, 13, 12, 10, 14 is gelijk aan „opdracht 1, 4, 10, 17, 13, II gebruiken we om voor uit to komen. (Ingezonden door „KrcKel 1L WIE BEN IK? Mijn eettto deel is 'n héél klein mcnsch, Mijn tweede een rivier; n groote wensch die in 't verre land te gaan bekijken. Het derde 'n dier, dat mij zou lijken! 't Geheel 'n soort paard, Héél onbekend, In Artis echter al gewend. (Ingez. door Leesgraag). In Februari waren Vader, Moeder, Tom en Ina uit de groote stad naar buiten ver huisd. Dat was me een vreugde I Stel je ook eens even voor: van een bovenhuis in een saaie straat met niets don huizen en nog eens huizen om je heen, plotseling^ te komen wonen in een aardige, zonnige villa met een grooten tuinEn dot juist, nu het er uitzag, dat de winter weldra ol'Scheid zou nemen. Ina vond het bijna te heerlijk om waar te kunnen zijn. Dien eersten nacht in het riiemve huis droomde zij, dat ze nog op hun bovenhuis zaten en daar vooreerst wel zou- den blijven, maar toen zij wakker werd en zich de oogen eens flink uitwreef, zog ze dadelijk, dat ze in haar nieuwe kamertje l8g, het kamertje met het bloemetjes-be hang en het balkon Gelukkig, 't was maai een droom geweest! Ina en Tom gingen naar de dorpsschool. Ze hadden weldra vriendschap gesloten met de kinderen van den burgemeester, den predikant,-den notaris, den dokter en nog een paar villabewoners evenals zij. Die kin deren konden echter maar niet begrijpen, dat zij 't zoo heerlijk vonden buiten. ,X>e stad is veel fijner I" vond Jan van Soest, het zoontje van den burgemeester en zijn zes-jarige zusje, Noortje, voegde er aan toe: „Als ik later trouw, ga ik lekker in de stad wonen, in de stad met de meeste trams en taartjeswinkels." Allen lachten om Noortje s gezegde, maar de kinderen, die altijd buiten gewoond hadden, vonden het uitgezonderd Jaap Wolters, het zoontje van den notaris in de stad veel „echter". „Maar je kunt hier toch veel prettiger loopen en spelen don tusschen ol die hui zen," zei Ina. „En wo krijgen hier eik een eigen tuintje," voegde haar broertje er aan toe. „Fijnf" zei Jaap Wolters. „Ik heb ook een eigen tuintje en verleden zomer heb ik er zóóveel bloemen in gehad!" „Wat voor bloemen vroeg Ina, die één- en-al belangstelling was. „O, afrikaanljes en dubbele madeliefjes en viooltjes en Oost-Indische kers en en o, nog veel meerl" Sinds dien dag lieten Tom en Ina Vader niet met rust, of hij zou hun de plek aan wijzen, waar hun eigen tuintje zou komen en het duurde dan ook niet lang, of Vader wees hun een heerlijk zonnig stuk grond aan, dat hij door den tuinman in twee ge lijke helften liet verdeelen en omspitten. In de Paaschvacantie gingen Tom en Ina met Moeder naar het dorp om allerlei zaad te koopen. Nu, als de bloemen zóó mooi zouden worden als hun portret, dat op het zakje stond, dan ja, don konden ze wel naar een tentoonstelling, vond Tom. Dien nacht viel er een zacht regentje en den volgenden morgen werd het zaad ondei Moeders leiding in de beide tuintjes ge zaaid. Ina had er wel bij willen staan om te zien of het opkwam, maor toen het opnieuw be gon te regenen en het bovendien koffietijd was, besloot zij maar aan Moeders roepstem gehoor te geven en naar binnen te gaan. 1 Viel haar eigenlijk wel een beetje tegen, dat er in de heele Paaschvacantie en zelfs daarna nog niets te zien was in hun •tuintjes. ,,'t Zal toch wel opkomen vroeg ze aan Jaap Wolters, die op een vrijen Woensdag middag bij hen in den tuin speelde. „Zeker, maor je moet geduld hebben Met dit vruchtbare weertje zal 't wel goed groeien," antwoordde Jaap als een echte buitenman en daar hij 't weten kon, legde Ina zich bij zijn uitspraak neer. Eiken morgen vóór schooltijd ging ze naar haar tuintje kijken, totop een goeden dag overal kleine groene puntjes uit den grond te voorschijn kwamen. Juichend stormde zij nu naar binnen en Vader, Moeder en Tom, die nog bezig was een les na te kijken, volgden haar naar bui ten. „O, kijk, bij mij begint het ook aljuich te Tom. Vanaf dien dog gingen beide kinderen niet één, maar wel tien keer per dag naar hun tuintjes kijken, 't Groeizame weertje hield aan en de kleine plantjes ontwikkel den zich snel. Dat was een blijdschap en het werd een spannende wedstrijd, in wiens tuintje zich de eersle bloem vertoonen zou. „Vast bij mij!" zei Tom. „Nee, natuurlijk bij mijbeweerde Ine. Ieder meende stellig de gelukkige te zijn, ol wist Tom noch Ina. waarom zij dit eigen lijk dachten. Aan Jaap, uls vakman, werd gevraagd, wat hij er van dacht. Jaap zette een geleerd gezicht, keek ge heimzinnig en antwoordde: „Dat weet ik nog niet, maar morgen zal ik het jullie zeggen." Ina dacht, dat er zich den volgenden dog in één der beide tuintjes misschien een knop zou vertoonen en Jaap het daaraan weten kon. Ze stond daarom heel vroeg op, ging naar den tuin en lag met haar neus op de plantjes, die al aardig groot veerden, maar toch nog geen spoor van een bloem knop vertoonden. Verbaasd vroeg ze zich af, wat Jaap toch bedoelde. Jaap keek dien morgen op school nog geheimzinniger dan den vorigen dag, maar zei niets. Ina vroeg hein eindelijk op den man af: „Nou, in welk tuintje is het. Jaap? Zeker in dat van Tom, hè Daarom wil je het mij niet zeggen." Jaap gaf geen antwoord. Dat maakte Ina woest. Dien middag onderwierp zij de beide tuintjes weer aan een nauwkeurig onder zoek. Ze haaide er Vaders vergrootglas zelfs bij, maar hoe zij ook zocht, oen bloem knop kon zij nergens ontdekken. Wat zou Jaap toch bedoelen En waarom zou hij het niet willen zeggen? Wacht, daar kwam hij juist aanNu zou zij 't hem vragen fin al? hij het dan nog niet zeggen wou ja, wat dan? Lachend kwam Jaap naderbij. Ina vroeg nu weer: „In welk tuintje komt do eerste bloem? Je zou het vandaag zeggen." „In jouw tuintje," luidde het antwoord „Maar hoe weet je dat ik zie niets," zei Ina nog ongeloovig. „Ik beloof je, dat er morgen een bloem in jouw tuintje zal prijken," zei Jaap weer en er schitterde iets ondeugends in zijn oogen. Maar Ina lette daar niet op, evenmin als op zijn deftige woorden. Jubelend holde zij naar huis om het Moeder te vertellen. Moe der docht, dat het nog onmogelijk kon, maar toen zij daar iets von zei, werd Ina zóó boos, dat ze maar zweeg. „U gelooft het natuurlijk weer nietl" barstte Ine los. „Tom is altijd uw lieveling en nu denkt vt weer, dat in zijn tuintje de eerste bloem bloeien zal. Maor nou zult u toch zelf zien, dat Jaap gelijk heeft." Moeder zei maar niets meer tegen haar opgewonden dochtertje. Zij had haar een teleurstelling willen besparen, maar als Ina dadelijk zoo boos werd, moest zij zelve het onredelijke ervan maar leeren inzien en door schade en schande wijs worden. Dien avond kon Ina van opwinding niet VOOR DE KLEINTJES Klaas Bolkestein, de melkboér, Die is mijn beste vrind, 'k Mag rijden op zijn wagen, Of ik dat heerliik vind We gaan don langs de klanten En ik bel bij ze aan. Niet één, die als 'k roep: Melk boer! Mij aan de deur laat staan. C E. d. L'. H. inslapen. Zeker wd tWlnrig keer was rij nog naar haar tuintje gaan kijken, maar nog steeds begreep ze niet, hoe Jaap met zoo'n zekerheid haar voor den volgen-en dag een bloem in haar tuintje had kunnen be loven. Als hij sich maar niet vergisteI Toen Ina den volgenden morgen wakker werd, kleedde zij zich vlug aan en liep zoodra rij klaar was onmiddellijk den tuin in om te zien, of er werkelijk een bloem in haar tuintje was. Nauwelijks was rij buiten, oï rij sag iets roods in haar tuintje schemeren. Dus toch Die Jaap scheen een soort voorspeller of toovenaar te zijn. In een wip was Ina bij haar tuintje en daarnee maar, daar bloeide een mooie, roode roos 1 Maar hoe kon dat nu Rozen had 2e toch niet gezaaid! „Die kunnen niet gezaaid wor den," had de zaadhandelaor gezegd. Maar hoe kwam die roos dan in haar tuintje Zou ze haar afplukken om hoor aan Moeder en de anderen te laten zien? Reeds strékte Ina haar hand naar de roos uit. Maar wat zij toen zag, deed haar op eens tranen van boosheid in de oogen krij gen en op den grond stampen. De roos zot met een draadje aan een stokje gebonden en dot stokje was in den grond gestokenDat kon niemand anders clan Jaap gedaan hebben. O, wat had hij haar leelijk gefopt! Plotseling kwam Jaap van echter de strui ken te voorschijn en riep: „Gefeliciteerd, Ina, met je eerste bloem. Had ik het je niet gezegd „Och, watl" mompelde Ina. ,/t Is geen echte en dus heb je 't heelemaal mis, hoor I Je hebt me een poets willen bakken „Ik heb toch niet gezegd, dat het een echte bloem zou zijn," begon Jaap weer. „Ik zei, dat er vandaag een bloem in jouw tuintje zou prijken. Waar of niet?" „Ja, hm I 't Is zoo I" gaf Ina nu toe. Zoodra zij het lachende gezicht van Jaap sag, Verdween haar boosheid als sneeuw voor de zon. Zij hield veel van een grap en dit moest zij zichzelve bekennen, of «ij wilde of niet Jaap had er alle-eer van. „Ben je boos op me?" vroeg Jaap be rouwvol. Hij vond nu toch, dot hij Ina wel wat heel erg teleurgesteld had. ,/t Is al weer over. Ik kan nooit leng boos blijven," antwoordde Ina lachend, die al stond zij, zooals haar broertje Tom het noemde, „altijd heel gauw op het kook punt," ook weer spoedig afgekoeld was. Zij vergaf het Jaap dan ook maar, al zon zij op een middel om hem op zijn beurt eens te foppen. Die gelegenheid deed zich echter pas tn de zornervacantie voor. Maar eerst moet !k jullie nog vertellen, dot Ina op haar verjaardag een snoezig hondje gekregen hod. Dit'was reeds lang een wensch van haar geweest, die nu zij buiten woonden vervuld kon worden. Dien zomer kreeg haar hondje twee kleintjes; één mochten Tom en zij houden en het andere was voorJoop. Jaap had in de vacantie bij den timmer man een hondenhok getimmerd en zijn liefste wensch was nu: er een hond in te 2ien. Ina wist dit en toen de hondjes groot ge noeg waren, ging zij op een morgen met een oud speelgoedhondje, waar ze natuur lijk ol lang niet meer naar omkeek, naar Joap's hondenhok. Zij zette het er in en ging weer naar huis. Jaap was een week uit logeeren geweest, maar zou dien middag thuiskomen. Mevrouw Wolters, die in het complot was, ging 's middags haar zoontje van den trein halen en toen zij op den terugweg sa men voorbij de villa kwamen, waar Tom en Ina woonden, liep de laatste naar Jaap toe en zei „Er zit een hondje in je hok. Jaap." Jaap holde bij zijn thuiskomst dadelijk naar zijn hondenhok en vond er een speelgoedhondjeDat had Ina hem natuur lijk geleverdZij was dat met die bjoem dus nog niet vergeten. Na de opwinding over een echten hond, wos dit speelgoed mormel, zooals hij het in zijn verontwaar diging noemde, natuurlijk een gTOOte te leurstelling. Hij beet zich op de lippen om zich goed te houden. Daar kwam Ina aan. Stil, nu niets laten merkenZe zou er geen eer von hebben. Hij deed net, alsof hij haar niet zag en merkte dus ook niet, dat zij wat in haar ar men droeg „Kijk eensriep zij op eens triomfante lijk, terwijl ze vlak achter hem stond. „Dit is voor jou. 't Is echt." Jaap moest nu wel omkijken, of hij wilde of niet, en zageen snoezig zwart hondje. Js 't geen schatje vroeg Ina. ,Nou I" klonk het bewonderend van Jaap's lippen. Ina legde het voorzichtig in zijn armen en Jaap bleef als bediemmeld staan. Hij kon het bijnu niet gelooven. dat dit hond je nu werkelijk van hem was. Langzamer hand drong het echter toch tot hem door. Wat was hij er blij mee en wet had Ina een schik, dat zij hem zijn fopperij op dezé manier vergolden had UIT ONZE MOPPENTROMMEL Luistervinkje Flip: Tante, steek Uw netis nu eens in den inktpot T n n 11 Moor jongen, waarom Flip: Vader zei, dat U Overnl Uw nelts insteekt. Wat heb je vandaag op school geleerd, Wim vroeg Wim's moeder. Dat de aarde rond is, moeder, antwoord de Wim. Waarop zijn moeder weer glimla* chcnd zei: Nu ja, maar, jongen, dat is niets bijzon ders, dat wist zelfs Columbus al. Heel goed mogelijk, zei, Wim. toen be- leedigt, maar ik wist het nietI CORRESPONDENTIE. Duif. Je raadsel is hefci aardig bedacht. Ik zal het bewaren want het komt zekér wei eens te pos. Do Kluut. Dat was wel 1» l toevallig. Je luidt het dus nogal gauw gevonden. Op school is het toch ook wel prettig I Frisiaantje. Jn, die zijn er zekér. Of ik je oan ol die nummers kon helpen weet ik niet. Maar don zijn er nog wel bonnen. Kom MoOndog maar eens hooron ol or vrot is. Het lijkt wel winter I A t a 1 a it t i o. Hartelijk welkom. Je verf je is heel uardig hepr. Het kon best in de kront. Moor ols jots in dc krnnt moet gedrukt worden, mug het popier moor non één zijde worden beschreven. En dat heb Je nu met dit versje niét gedaan. Misschien wist je tint ook nog niet. Mnor zou jo het dnn nog even wil-» len over schrijven? Mier. Neon, natuurlijk niet. Ik begreep het o! zoo huif. Mnor in het vervolg niet meer vergeten hoor Spin. ~- Daar moot jo niet om goon hui len. Want els je dat doet, komen er niet meer zulke mooie verholen hoor 1 Ik hoop het voor je. Maor ols je zelf er nl /oo zeker van bent zal het ook wel zoo zijn. Wildzang. Hudt j«- <*r nog nooit een gewonnen. Jo, dot kan zoo gebeuren Maor je ziet ol weer, ols je moor volhoudt, dan wordt een ieder wel eens prijswinnaar. Koekoek. Jo, dot lijkt niet vectl dp Amersfoort. Dot wordt hot ook wol. moor het kan ineens geen Zomer worden. Heb maar ge duld. Dwerg. Wooroin? Zou ie het niet leuk vindon orn ook evns do lucht in te gonn? Het is housch iuèt zoo erg hoor! S p r i n g-i n-'t-V «ld. Dot is wel wot ol te gemakkelijk tc vinden. Dié woorden staan vink naast elkaar. Ju, on dun is het te loat. Misschien heb je wel eens een onder rnodsal, dot wht moeilijker is. Ik zou mftOr nooit uit stellen, als ik jou wos. Van uitstel komt heel gemakkelijk afstel. Kreek cl. Die raadsels zijn heel goed Hartelijk donk er voor. Als je of zoo intrer weet, stuur 2c dan manr. Cupido. Vindt jo dut «een erg leuk Spel. Jo kunt er hoele dagen mee bezig zijn, 2ond.cr dat hot je gaat vervelen. Oefen je er maar flink in Kampioen. En K het goed gelukt Het lijkt me wel één óurdig wevkjo. Alléén moet je er heel veel geduld voor hebben. Dank je wel voor je raadsel, 't Is heel aardig. Kwik. --- Ze blijven wel op j<* wachten hoor. Mank je daarover manr niet ongerust. Neen, vcor dc tuinen is dit weer niet erg be vorderlijk. En olies zag er nl zoo aardig uit, Beterschap hoor! Robbedoes. Dan is het des te aardi ger als je ze gevonden hebt Doarom is het maar beter, wat vroeger te schrijven. Don kan je bet niet meer vergeten. Sparappel. Die heb ik op het oogen blik niet noodig. Ik zal een pakje klnor leg gen voor jc. Kom dot Maandag don maar ovorr holen. Mol. Heb je veel opgchoold. 't Wos geen lekker weer voor zoo'n werkje. Maat voor het góede doel moet jo wat over hebben. Roof. Hartelijk welkom. Schrijf jé n\o volgende week eens een longe brief Blondje. - Jo, dat was leuk voor je. Was dot die ndvertentic-kleurwedstrijd Dio was heel aardig. R# o o d b o r s t j e. D< volgende weck krijg ik zeker wel wat meer van je. is 't niet? Mn ra boo. Leuk dat ook meedoet. Ik hoop iedere week een brief von je te krijgen. Narcis. Ja, heerlijk; jij zeker ook wel hè? Nu is het lang zoo mooi niet meer. Maar het moet moor weer gotrw beter worden. Cos men. Dot was Iwel mooi. Mis schien heb fc me Zelf ook wel zoo'n bloempje verkocht. Waar heb je geloopen? Dat begrijp ik. 't Was dus wel een verrassing voor jc. Dol was jammer I Viol i er t je. 'Wat scheelt ur aan. Neen, dot is niet bepaald een prettige tijd voor zoo iets. Dat zal wel niet. Beterschap hoor! Leesgroog. Donk jo wel hoor. Zulke raadsels komen mc juist von pos. Want e» moet zoo nu en dan eens wat afwisseling zijn. Heel graag. Stuur die me moor. Dat ben ik roerend met jo oons. Goudenregen. Dot is het ook. Maar doorvoor moet het Wat betèr weer zijn, don nu. 't Wordt wel beter 1 Zonnestraaltje. in zoo'n gavel is er bij ons altijd nog wol een nummer tc krij gen hoor! Poppen moed er. - Jr hebt het dus wel druk gehad. Flink lioor. Help maor goed l De Boschbesjes. Wat waren jelu? deze weck laat met jc brieft Oppassen hoor. Want ols hij oen uurtje later gekomen was, had ik je niet meer nu kunnen beantwoorden De uitkomst is niet hoclemaol in orde; kijk maar bij de oplossingen. Dat kwam zeker dooi de groote haast. V o r j cs - Hoe kon dot. Die zijp toch den hceicn dag jarig geweest Hoe kunnen éi 's morgens drie en 's middags jarig zijn? M n d e 1 i e f j e Daarin heeft zc mis schien vel gelijk. Wie weet of je ér later nog niet eens in komt te zitten. Jo, dat gnat niet Ann olies komt tens een eind Het is op schóo! toch ook wol weer leuk OOM KARBL. RU1LHANDF.LHORKJE Er liggen pakjes klaur voor Parkiet* Blauwe Distel, Pijl, Dikkio Blgnuvns. Boterbloem, Kwik, Frsinr.r tj en Sparappel. Verschil lende dezer nokjes liggen al weken achtereen te wachten om afgehaald te worden.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1928 | | pagina 7