KINDERRUBRIEK.
De rubriek van Oom Karei
DE ARME SCHILDPAD
INA'S TUINTJE
Wat kon ik jelui de vorige week heel anders
schrijven don nu! Toen konden we het hebben
over die heerlijke zomersche Panschdagcn,
over de heerlijke warme zonneschijn en over
wandelen en uitgaan. En nu? Het lijkt wel o!
we weer achteruit gaan naar den wintei. Je
kunt de kachel en je dikke winterjas heusch
nog wel gebruiken hoor. Men zegt wel eens
j^April doet wat hij wil", maar dat kunnen we
nu weer eens duidelijk ondervinden. Do ééne
dog mooi, warm weer, dat je in verleiding zou
komen om je zomerkleeren aan to goon trek
ken, en don ineens weer regen, windy hagel
en sneeuw. Woensdagavond sneeuwde het
zelfs zoo hord, dat olies binnen korten tijd
heelemaal wit zog. Ik docht, dat wordt mor
gen, als het vonnacht zoo door gaat een flink
pak en dan kunnen de neefjes en nichtjes hun
priksleden weer te voorschijn halen. En in
mijn verbeelding zog ik jelui al weer glierenen
glijden op de Huygcnslaon en bij het Belgisch
monument. Maor enkele uren later was er
van al de sneeuw, die gevallen was, niets meer
te bekennen dan een dun laogje viese modder
op den weg. En daarin kun je slecht prikslee-
den I
We zullen nu maar hopen, dat de zomet
niet ol te long meer op zich laat wachten.
Want zooveel afwisseling in het weer is toch
niet prettig I Maar het kon wel 2ijn, dot we
nog eens een regenachtige Zondag krijgen en
dan is het wel leuk ols je een paar spelletjes
kent. De vorige weken vertelde ik ot jelui ook
al eenige en deze week vond ik er toevallig
weer een in een boekje. Ik vind het wel aar
dig om het jelui ook to vertellen. Het is een
vragen en antwoorden speL Voor dit spel gaat
één uit het gezelschop buiten do kamer. Hij
moet nu iemand, die in de kamer is en de
hand houdt óp het sleutelgat der deur, ant
woorden op allerlei vragen. Het vreemde hier
bij is, dat hoewel hij niet kon zien wat er in
de kamer gebeurt, hij hiervan toch geheel op
de hoogte blijkt te zijn.
Het gesprek luidt b.v. als volgt i
„Weet je precies, hoe de kamer, waarin wc
zitten, er uitziet?"
^Herinner je je de kleur van het behang?"
„Weet je wat er op den schoorsteenmantel
Staat?"
„En op het kïeine tafeltje?"
J* r
„Hoeveel vazen er op do antieke kast
Staan?"
„Welke schilderijen «r aan den murr han
gen
„Jo."
„Denk je, dat er iets in de kamer ?s, dat
aan je aandacht ontsnapt is
„Nee, niets."
„Zeg mij den nu eens, welk voorwerp ik op
het oogenblik aanraak."
„Hel kleine tafeltje."
Dit is inderdaad het gevel.
Het kléine tafeltjè is het voorwerp, dat
voorafgegaan werd door het woordje en en
degene, die buiten de kamer staat, weet, dat
dit het aangeraakte voorwerp moet zijn.
Het aardige van ditspelletjc is, dat niemand
uit het gezelschop het geheim kennen mag.
Alleen degene die vraagt en degene, die ant
woordt, mogen er van op de hoogte zijn,
Nu komen eerst weer de
RAADSELS.
Oplossingen v«n de vorige week.
De oplossingen von de vorige raadsels wa-
V'
Een arme, kleine schildpad
Leg hulp'loos op zijn rug?
Het arme dier wou gaarne
Weer op zijn buik terug!
Een hondje zat te kijken,
Maar hij begreep het niet
Ook beide gansjes snapten
Geen zier van Zijn verdriet
Maar 't slimme, zwarte katje.
Dat was nog niet zoo dom 5
Dat keerde met zijn pootje
De arme schildpad om.
HETT/ BORBL.
I. Vlas
n. JPyramMe van AusterHtz" met de woor-
Hen Ida, Mies, Mina, Pest, Luit, Rus, Z.
De prijs is deze weck gewonnen dooi Rob
bedoes en ken Maandag aan ons bureau
worden afgehaald.
NIEUWE RAADSELS.
Mijn geheel bestaat uit 17 letters en 5s
Iets waar dezer dagen veel menschen naar too
plegen te gaan. Het is een elgemeene bekend
heid van Nederland.
5, 7, 8, 9, 10, 11 zijn dieren, die in den
grond leven.
15, 5, 4, 2 houdt da schutter steeds voor
oogen.
6, 13, 12, 10, 14 is gelijk aan „opdracht
1, 4, 10, 17, 13, II gebruiken we om voor
uit to komen.
(Ingezonden door „KrcKel
1L
WIE BEN IK?
Mijn eettto deel is 'n héél klein mcnsch,
Mijn tweede een rivier; n groote wensch
die in 't verre land te gaan bekijken.
Het derde 'n dier, dat mij zou lijken!
't Geheel 'n soort paard, Héél onbekend,
In Artis echter al gewend.
(Ingez. door Leesgraag).
In Februari waren Vader, Moeder, Tom
en Ina uit de groote stad naar buiten ver
huisd. Dat was me een vreugde I Stel je
ook eens even voor: van een bovenhuis in
een saaie straat met niets don huizen en
nog eens huizen om je heen, plotseling^ te
komen wonen in een aardige, zonnige villa
met een grooten tuinEn dot juist, nu het
er uitzag, dat de winter weldra ol'Scheid
zou nemen.
Ina vond het bijna te heerlijk om waar
te kunnen zijn. Dien eersten nacht in het
riiemve huis droomde zij, dat ze nog op hun
bovenhuis zaten en daar vooreerst wel zou-
den blijven, maar toen zij wakker werd en
zich de oogen eens flink uitwreef, zog ze
dadelijk, dat ze in haar nieuwe kamertje
l8g, het kamertje met het bloemetjes-be
hang en het balkon Gelukkig, 't was maai
een droom geweest!
Ina en Tom gingen naar de dorpsschool.
Ze hadden weldra vriendschap gesloten met
de kinderen van den burgemeester, den
predikant,-den notaris, den dokter en nog
een paar villabewoners evenals zij. Die kin
deren konden echter maar niet begrijpen,
dat zij 't zoo heerlijk vonden buiten.
,X>e stad is veel fijner I" vond Jan van
Soest, het zoontje van den burgemeester
en zijn zes-jarige zusje, Noortje, voegde er
aan toe:
„Als ik later trouw, ga ik lekker in de stad
wonen, in de stad met de meeste trams en
taartjeswinkels."
Allen lachten om Noortje s gezegde,
maar de kinderen, die altijd buiten gewoond
hadden, vonden het uitgezonderd Jaap
Wolters, het zoontje van den notaris in
de stad veel „echter".
„Maar je kunt hier toch veel prettiger
loopen en spelen don tusschen ol die hui
zen," zei Ina.
„En wo krijgen hier eik een eigen
tuintje," voegde haar broertje er aan toe.
„Fijnf" zei Jaap Wolters. „Ik heb ook
een eigen tuintje en verleden zomer heb ik
er zóóveel bloemen in gehad!"
„Wat voor bloemen vroeg Ina, die één-
en-al belangstelling was.
„O, afrikaanljes en dubbele madeliefjes
en viooltjes en Oost-Indische kers en en
o, nog veel meerl"
Sinds dien dag lieten Tom en Ina Vader
niet met rust, of hij zou hun de plek aan
wijzen, waar hun eigen tuintje zou komen
en het duurde dan ook niet lang, of Vader
wees hun een heerlijk zonnig stuk grond
aan, dat hij door den tuinman in twee ge
lijke helften liet verdeelen en omspitten.
In de Paaschvacantie gingen Tom en Ina
met Moeder naar het dorp om allerlei zaad
te koopen. Nu, als de bloemen zóó mooi
zouden worden als hun portret, dat op het
zakje stond, dan ja, don konden ze
wel naar een tentoonstelling, vond Tom.
Dien nacht viel er een zacht regentje en
den volgenden morgen werd het zaad ondei
Moeders leiding in de beide tuintjes ge
zaaid.
Ina had er wel bij willen staan om te zien
of het opkwam, maor toen het opnieuw be
gon te regenen en het bovendien koffietijd
was, besloot zij maar aan Moeders roepstem
gehoor te geven en naar binnen te gaan.
1 Viel haar eigenlijk wel een beetje
tegen, dat er in de heele Paaschvacantie en
zelfs daarna nog niets te zien was in hun
•tuintjes.
,,'t Zal toch wel opkomen vroeg ze aan
Jaap Wolters, die op een vrijen Woensdag
middag bij hen in den tuin speelde.
„Zeker, maor je moet geduld hebben
Met dit vruchtbare weertje zal 't wel goed
groeien," antwoordde Jaap als een echte
buitenman en daar hij 't weten kon, legde
Ina zich bij zijn uitspraak neer.
Eiken morgen vóór schooltijd ging ze
naar haar tuintje kijken, totop een
goeden dag overal kleine groene puntjes
uit den grond te voorschijn kwamen.
Juichend stormde zij nu naar binnen en
Vader, Moeder en Tom, die nog bezig was
een les na te kijken, volgden haar naar bui
ten.
„O, kijk, bij mij begint het ook aljuich
te Tom.
Vanaf dien dog gingen beide kinderen
niet één, maar wel tien keer per dag naar
hun tuintjes kijken, 't Groeizame weertje
hield aan en de kleine plantjes ontwikkel
den zich snel.
Dat was een blijdschap en het werd een
spannende wedstrijd, in wiens tuintje zich
de eersle bloem vertoonen zou.
„Vast bij mij!" zei Tom.
„Nee, natuurlijk bij mijbeweerde Ine.
Ieder meende stellig de gelukkige te zijn,
ol wist Tom noch Ina. waarom zij dit eigen
lijk dachten.
Aan Jaap, uls vakman, werd gevraagd,
wat hij er van dacht.
Jaap zette een geleerd gezicht, keek ge
heimzinnig en antwoordde:
„Dat weet ik nog niet, maar morgen zal
ik het jullie zeggen."
Ina dacht, dat er zich den volgenden dog
in één der beide tuintjes misschien een
knop zou vertoonen en Jaap het daaraan
weten kon. Ze stond daarom heel vroeg op,
ging naar den tuin en lag met haar neus op
de plantjes, die al aardig groot veerden,
maar toch nog geen spoor van een bloem
knop vertoonden. Verbaasd vroeg ze zich
af, wat Jaap toch bedoelde.
Jaap keek dien morgen op school nog
geheimzinniger dan den vorigen dag, maar
zei niets.
Ina vroeg hein eindelijk op den man af:
„Nou, in welk tuintje is het. Jaap? Zeker
in dat van Tom, hè Daarom wil je het mij
niet zeggen."
Jaap gaf geen antwoord. Dat maakte Ina
woest.
Dien middag onderwierp zij de beide
tuintjes weer aan een nauwkeurig onder
zoek. Ze haaide er Vaders vergrootglas
zelfs bij, maar hoe zij ook zocht, oen bloem
knop kon zij nergens ontdekken. Wat zou
Jaap toch bedoelen En waarom zou hij
het niet willen zeggen? Wacht, daar kwam
hij juist aanNu zou zij 't hem vragen fin
al? hij het dan nog niet zeggen wou ja,
wat dan?
Lachend kwam Jaap naderbij.
Ina vroeg nu weer:
„In welk tuintje komt do eerste bloem?
Je zou het vandaag zeggen."
„In jouw tuintje," luidde het antwoord
„Maar hoe weet je dat ik zie niets," zei
Ina nog ongeloovig.
„Ik beloof je, dat er morgen een bloem
in jouw tuintje zal prijken," zei Jaap weer
en er schitterde iets ondeugends in zijn
oogen.
Maar Ina lette daar niet op, evenmin als
op zijn deftige woorden. Jubelend holde zij
naar huis om het Moeder te vertellen. Moe
der docht, dat het nog onmogelijk kon,
maar toen zij daar iets von zei, werd Ina
zóó boos, dat ze maar zweeg.
„U gelooft het natuurlijk weer nietl"
barstte Ine los. „Tom is altijd uw lieveling
en nu denkt vt weer, dat in zijn tuintje de
eerste bloem bloeien zal. Maor nou zult u
toch zelf zien, dat Jaap gelijk heeft."
Moeder zei maar niets meer tegen haar
opgewonden dochtertje. Zij had haar een
teleurstelling willen besparen, maar als Ina
dadelijk zoo boos werd, moest zij zelve het
onredelijke ervan maar leeren inzien en
door schade en schande wijs worden.
Dien avond kon Ina van opwinding niet
VOOR DE KLEINTJES
Klaas Bolkestein, de melkboér,
Die is mijn beste vrind,
'k Mag rijden op zijn wagen,
Of ik dat heerliik vind
We gaan don langs de klanten
En ik bel bij ze aan.
Niet één, die als 'k roep: Melk
boer!
Mij aan de deur laat staan.
C E. d. L'. H.
inslapen. Zeker wd tWlnrig keer was rij nog
naar haar tuintje gaan kijken, maar nog
steeds begreep ze niet, hoe Jaap met zoo'n
zekerheid haar voor den volgen-en dag
een bloem in haar tuintje had kunnen be
loven. Als hij sich maar niet vergisteI
Toen Ina den volgenden morgen wakker
werd, kleedde zij zich vlug aan en liep
zoodra rij klaar was onmiddellijk den
tuin in om te zien, of er werkelijk een
bloem in haar tuintje was.
Nauwelijks was rij buiten, oï rij sag iets
roods in haar tuintje schemeren. Dus toch
Die Jaap scheen een soort voorspeller of
toovenaar te zijn. In een wip was Ina bij
haar tuintje en daarnee maar, daar
bloeide een mooie, roode roos 1 Maar
hoe kon dat nu Rozen had 2e toch niet
gezaaid! „Die kunnen niet gezaaid wor
den," had de zaadhandelaor gezegd. Maar
hoe kwam die roos dan in haar tuintje Zou
ze haar afplukken om hoor aan Moeder en
de anderen te laten zien?
Reeds strékte Ina haar hand naar de roos
uit. Maar wat zij toen zag, deed haar op
eens tranen van boosheid in de oogen krij
gen en op den grond stampen.
De roos zot met een draadje aan een
stokje gebonden en dot stokje was in den
grond gestokenDat kon niemand anders
clan Jaap gedaan hebben. O, wat had hij
haar leelijk gefopt!
Plotseling kwam Jaap van echter de strui
ken te voorschijn en riep:
„Gefeliciteerd, Ina, met je eerste bloem.
Had ik het je niet gezegd
„Och, watl" mompelde Ina. ,/t Is geen
echte en dus heb je 't heelemaal mis, hoor I
Je hebt me een poets willen bakken
„Ik heb toch niet gezegd, dat het een
echte bloem zou zijn," begon Jaap weer.
„Ik zei, dat er vandaag een bloem in jouw
tuintje zou prijken. Waar of niet?"
„Ja, hm I 't Is zoo I" gaf Ina nu toe.
Zoodra zij het lachende gezicht van Jaap
sag, Verdween haar boosheid als sneeuw
voor de zon. Zij hield veel van een grap en
dit moest zij zichzelve bekennen, of «ij
wilde of niet Jaap had er alle-eer van.
„Ben je boos op me?" vroeg Jaap be
rouwvol. Hij vond nu toch, dot hij Ina wel
wat heel erg teleurgesteld had.
,/t Is al weer over. Ik kan nooit leng
boos blijven," antwoordde Ina lachend, die
al stond zij, zooals haar broertje Tom het
noemde, „altijd heel gauw op het kook
punt," ook weer spoedig afgekoeld was.
Zij vergaf het Jaap dan ook maar, al zon
zij op een middel om hem op zijn beurt
eens te foppen.
Die gelegenheid deed zich echter pas tn
de zornervacantie voor.
Maar eerst moet !k jullie nog vertellen,
dot Ina op haar verjaardag een snoezig
hondje gekregen hod. Dit'was reeds lang
een wensch van haar geweest, die nu zij
buiten woonden vervuld kon worden.
Dien zomer kreeg haar hondje twee
kleintjes; één mochten Tom en zij houden
en het andere was voorJoop.
Jaap had in de vacantie bij den timmer
man een hondenhok getimmerd en zijn
liefste wensch was nu: er een hond in te
2ien.
Ina wist dit en toen de hondjes groot ge
noeg waren, ging zij op een morgen met
een oud speelgoedhondje, waar ze natuur
lijk ol lang niet meer naar omkeek, naar
Joap's hondenhok. Zij zette het er in en
ging weer naar huis.
Jaap was een week uit logeeren geweest,
maar zou dien middag thuiskomen.
Mevrouw Wolters, die in het complot
was, ging 's middags haar zoontje van den
trein halen en toen zij op den terugweg sa
men voorbij de villa kwamen, waar Tom en
Ina woonden, liep de laatste naar Jaap toe
en zei
„Er zit een hondje in je hok. Jaap."
Jaap holde bij zijn thuiskomst dadelijk
naar zijn hondenhok en vond er een
speelgoedhondjeDat had Ina hem natuur
lijk geleverdZij was dat met die bjoem
dus nog niet vergeten. Na de opwinding
over een echten hond, wos dit speelgoed
mormel, zooals hij het in zijn verontwaar
diging noemde, natuurlijk een gTOOte te
leurstelling. Hij beet zich op de lippen om
zich goed te houden.
Daar kwam Ina aan. Stil, nu niets laten
merkenZe zou er geen eer von hebben.
Hij deed net, alsof hij haar niet zag en
merkte dus ook niet, dat zij wat in haar ar
men droeg
„Kijk eensriep zij op eens triomfante
lijk, terwijl ze vlak achter hem stond. „Dit
is voor jou. 't Is echt."
Jaap moest nu wel omkijken, of hij wilde
of niet, en zageen snoezig zwart
hondje.
Js 't geen schatje vroeg Ina.
,Nou I" klonk het bewonderend van
Jaap's lippen.
Ina legde het voorzichtig in zijn armen
en Jaap bleef als bediemmeld staan. Hij
kon het bijnu niet gelooven. dat dit hond
je nu werkelijk van hem was. Langzamer
hand drong het echter toch tot hem door.
Wat was hij er blij mee en wet had Ina
een schik, dat zij hem zijn fopperij op dezé
manier vergolden had
UIT ONZE MOPPENTROMMEL
Luistervinkje
Flip: Tante, steek Uw netis nu eens in
den inktpot
T n n 11 Moor jongen, waarom
Flip: Vader zei, dat U Overnl Uw nelts
insteekt.
Wat heb je vandaag op school geleerd,
Wim vroeg Wim's moeder.
Dat de aarde rond is, moeder, antwoord
de Wim. Waarop zijn moeder weer glimla*
chcnd zei:
Nu ja, maar, jongen, dat is niets bijzon
ders, dat wist zelfs Columbus al.
Heel goed mogelijk, zei, Wim. toen be-
leedigt, maar ik wist het nietI
CORRESPONDENTIE.
Duif. Je raadsel is hefci aardig bedacht.
Ik zal het bewaren want het komt zekér wei
eens te pos.
Do Kluut. Dat was wel 1» l toevallig.
Je luidt het dus nogal gauw gevonden. Op
school is het toch ook wel prettig I
Frisiaantje. Jn, die zijn er zekér.
Of ik je oan ol die nummers kon helpen weet
ik niet. Maar don zijn er nog wel bonnen.
Kom MoOndog maar eens hooron ol or vrot is.
Het lijkt wel winter I
A t a 1 a it t i o. Hartelijk welkom. Je verf
je is heel uardig hepr. Het kon best in de
kront. Moor ols jots in dc krnnt moet gedrukt
worden, mug het popier moor non één zijde
worden beschreven. En dat heb Je nu met dit
versje niét gedaan. Misschien wist je tint ook
nog niet. Mnor zou jo het dnn nog even wil-»
len over schrijven?
Mier. Neon, natuurlijk niet. Ik begreep
het o! zoo huif. Mnor in het vervolg niet meer
vergeten hoor
Spin. ~- Daar moot jo niet om goon hui
len. Want els je dat doet, komen er niet meer
zulke mooie verholen hoor 1 Ik hoop het voor
je. Maor ols je zelf er nl /oo zeker van bent
zal het ook wel zoo zijn.
Wildzang. Hudt j«- <*r nog nooit een
gewonnen. Jo, dot kan zoo gebeuren Maor je
ziet ol weer, ols je moor volhoudt, dan wordt
een ieder wel eens prijswinnaar.
Koekoek. Jo, dot lijkt niet vectl dp
Amersfoort. Dot wordt hot ook wol. moor het
kan ineens geen Zomer worden. Heb maar ge
duld.
Dwerg. Wooroin? Zou ie het niet leuk
vindon orn ook evns do lucht in te gonn? Het
is housch iuèt zoo erg hoor!
S p r i n g-i n-'t-V «ld. Dot is wel wot ol
te gemakkelijk tc vinden. Dié woorden staan
vink naast elkaar. Ju, on dun is het te loat.
Misschien heb je wel eens een onder rnodsal,
dot wht moeilijker is. Ik zou mftOr nooit uit
stellen, als ik jou wos. Van uitstel komt heel
gemakkelijk afstel.
Kreek cl. Die raadsels zijn heel goed
Hartelijk donk er voor. Als je of zoo intrer
weet, stuur 2c dan manr.
Cupido. Vindt jo dut «een erg leuk
Spel. Jo kunt er hoele dagen mee bezig zijn,
2ond.cr dat hot je gaat vervelen. Oefen je er
maar flink in
Kampioen. En K het goed gelukt
Het lijkt me wel één óurdig wevkjo. Alléén
moet je er heel veel geduld voor hebben. Dank
je wel voor je raadsel, 't Is heel aardig.
Kwik. --- Ze blijven wel op j<* wachten
hoor. Mank je daarover manr niet ongerust.
Neen, vcor dc tuinen is dit weer niet erg be
vorderlijk. En olies zag er nl zoo aardig uit,
Beterschap hoor!
Robbedoes. Dan is het des te aardi
ger als je ze gevonden hebt Doarom is het
maar beter, wat vroeger te schrijven. Don kan
je bet niet meer vergeten.
Sparappel. Die heb ik op het oogen
blik niet noodig. Ik zal een pakje klnor leg
gen voor jc. Kom dot Maandag don maar ovorr
holen.
Mol. Heb je veel opgchoold. 't Wos
geen lekker weer voor zoo'n werkje. Maat
voor het góede doel moet jo wat over hebben.
Roof. Hartelijk welkom. Schrijf jé n\o
volgende week eens een longe brief
Blondje. - Jo, dat was leuk voor je.
Was dot die ndvertentic-kleurwedstrijd Dio
was heel aardig.
R# o o d b o r s t j e. D< volgende weck
krijg ik zeker wel wat meer van je. is 't niet?
Mn ra boo. Leuk dat ook meedoet. Ik
hoop iedere week een brief von je te krijgen.
Narcis. Ja, heerlijk; jij zeker ook wel
hè? Nu is het lang zoo mooi niet meer. Maar
het moet moor weer gotrw beter worden.
Cos men. Dot was Iwel mooi. Mis
schien heb fc me Zelf ook wel zoo'n bloempje
verkocht. Waar heb je geloopen? Dat begrijp
ik. 't Was dus wel een verrassing voor jc. Dol
was jammer I
Viol i er t je. 'Wat scheelt ur aan.
Neen, dot is niet bepaald een prettige tijd voor
zoo iets. Dat zal wel niet. Beterschap hoor!
Leesgroog. Donk jo wel hoor. Zulke
raadsels komen mc juist von pos. Want e»
moet zoo nu en dan eens wat afwisseling zijn.
Heel graag. Stuur die me moor. Dat ben ik
roerend met jo oons.
Goudenregen. Dot is het ook. Maar
doorvoor moet het Wat betèr weer zijn, don
nu. 't Wordt wel beter 1
Zonnestraaltje. in zoo'n gavel is
er bij ons altijd nog wol een nummer tc krij
gen hoor!
Poppen moed er. - Jr hebt het dus
wel druk gehad. Flink lioor. Help maor goed l
De Boschbesjes. Wat waren jelu?
deze weck laat met jc brieft Oppassen hoor.
Want ols hij oen uurtje later gekomen was,
had ik je niet meer nu kunnen beantwoorden
De uitkomst is niet hoclemaol in orde; kijk
maar bij de oplossingen. Dat kwam zeker dooi
de groote haast.
V o r j cs - Hoe kon dot. Die zijp toch den
hceicn dag jarig geweest Hoe kunnen éi
's morgens drie en 's middags jarig zijn?
M n d e 1 i e f j e Daarin heeft zc mis
schien vel gelijk. Wie weet of je ér later nog
niet eens in komt te zitten. Jo, dat gnat niet
Ann olies komt tens een eind Het is op
schóo! toch ook wol weer leuk
OOM KARBL.
RU1LHANDF.LHORKJE
Er liggen pakjes klaur voor Parkiet* Blauwe
Distel, Pijl, Dikkio Blgnuvns. Boterbloem,
Kwik, Frsinr.r tj en Sparappel. Verschil lende
dezer nokjes liggen al weken achtereen te
wachten om afgehaald te worden.