KINDERRUBRIEK. De rubriek van Oom Karei De Wraak van een Olifant Hoe een kieine Eskimo zijn eigen Leeftijd weet. HOE TWEE VELDMUISJES EEN TROTSCHEN EGEL FOPTEN DE VERWISSELDE HOEDEN WINKELEN ALLERLEI We hebben er in den laatsten tijd weer heel wat nieuwe neefjes en nichtjes bij gekregen. Wel zijn er enkelen afgevallen, maar dat gaat altijd zoo. Maar gelukkig is het aantal dat csr bij komt steeds grooter dan dat van drgenen die wij moeten missen. Want als je de cor respondentierubriek na ziet. zul je opmerken dat err steeds nieuwe schuilnamen bijkomen. Ik behoef je niet te vertellen dat ik het altijd erg prettig vind als zich weer nieuwe neefjes cn nichtjes aanmelden. Want hoe grooter hun aantal is. des te aardiger is dat voor onze krant. Want al die neefjes en nichtjes sturen ook wel eens raadsels en andere dingen in en dot moeten we juist hebben. Het is juist het leukste als jelui zelf het meeste schrijven in onze krant. En je weet het. als je aardige verhaaltjes, raadsels, moppen e. <L hebt. slum- het me dan maar want dat komt allemaal best te pas. Vooral verhaeltjes en raadsels wil ik altijd heel graag van jelui hebben, hoewel de bodem van onze moppentrommel ook lee- lijk zichtbaar wordt. Deze week kreeg ik een brief van ons nichtje „Leesgraag" op rijm. Leesgraag* verheugt er zich over, dat ons neefjes- en nichtjesaantal zich zoo uitbreidt, en heeft haar blijdschap daarover neergeschreven in een gedichtje. Ik loot het hier volgen. Oom Karei, wat krijgen we veel nieuwe nich ten en r.even. Atalanta, Raaf en Maraboe daarneven. Wat leuk, zoo'n groote familie bijeen T Geloof, zóó'n groote v/as er nog geen. 't Is gTappig dat we elkaar toch niet kennen. Ofschoon we allen toch Amersfoorters bennen. De vind 't leuk al die brieven te lezen En hoop nog lang Uw Nichtje te wezen Dag Oom Karei, wees hartelijk door mij gegroet Zooals „Leesgraag" dat gewoonlijk doet. RAADSELS. Oplossingen van de vorige week. De oplossingen van dc vorige raadsels waren I. „Bloembollenvelden" met de woorden mollen, doel, bevel, beenen. II. „Dwergnijlpaard" met dwerg, nijl, paard De prijs is deze week gewonnen door Zon nestraaltje cn kan a.s. Maandag' aan ons bureau worden afgehaald. NIEUWE RAADSELS I. Twee E's en twee A's Zooals in Heek en in Maas Twee G's komen er ook in voor En één R, een goed rollende hoorl Nu zou ik nog* bijna de S vergeten En de L., waar je ook mee kunt meten. Ntt heb je ze toch heusch allemaal *t Is een woord in de Hollandsche taat- 't Is een schuilnaam van neef of nicht, Maar nu houd ik vei der mijn mondje dicht II. Mijn eerste gebruikt men ïn 't sneeuw» veld veel, Mijn tweede en derde als ik steel Mijn geheel is iemand dio veel geniet, Zooals je dikwijls op plaatjes ziet Uit het volgende blijkt, hoe slim deze viervoeters kunnen zijn en welk een goed geheugen zij hebben. Eens weigerde een olifant een last op zijn rug te dragen, dien hij te zwaar vond. Hij trok er met zijn slurf zóóveel af, totdat hij vond, dat het genoeg was. Zijn oppasser werd woedend over de koppigheid van het dier en wierp hem een stuk hout naar den kop. Een paar dagen later naderde de olifant den oppasser van achter, greep hem met zijn slurf, zette hem in een hoogen boom, welks takken over den weg hingén en liet hem daar hangen. De man moest nu zelf maar zien, hoe hij weer op den beganen grond kwam. Een andere olifant was door zijn oppas ser ruw behandeld. Het dier greep den man nu plotseling met zijn slurf en liep naar de rivier, die dichtbij was. Na den man twee- of driemaal onderg-e* dompeld te hebben, zette hij hem weer op den grond, alsof hij zeggen wilde: „En gedraag je nu voortaan beter, of ik arol je opnieuw onderdompelen." In het Noorden van Groenland wonen de Eskimo's, van wie ik jullie vandaag ver tellen wil. Deze menschen hebben geen boeken. Ze kunnen lezen noch schrijven. Maar ze kun nen je dadelijk zeggen, hoe oud iedere dikke, kleine Eskimo is, die in en om de hut in de sneeuw speelt. Weet je, hoe ze dat doen? Ze kijken in een tasch en kun nen het dan dadelijk zeggen. „Wat een grappige taschhoor ik jullie ■al uitroepen. „Een tasch, waaraan je iemands leeftijd kunt 2ien." Toch is dit niet zoo vreemd. Luister maar. Iedere jonge Eskimo krijgt bij ziin ge boorte een tasch van bont. Het is de bedoe ling, dat hij die ziin heele leven bewaart. Elk jaar, wanneer de zon na den langen, langen winternacht voor het eerst weer schijnt in het koude Groenland, wordt er oen been in de tasch gedaan. Als je dus in de tasch kijkt en bij voorbeeld zeven been deren ziet, weet je onmiddellijk, dat de eigenaar van de tasch ongeveer zeven jaar Itmd is. ,Weet je het al, Grijs?" vroeg een veld muisje aan haar buurvrouw; „er is bruiloft op Egelhof! Jantje van den Egelhof gaat vandaag trouwen met Egelientje Steekpen, en alle egels uib het bosch zijn op de brui loft gevraagd. Zeg, willen wij er ook heen gaan „We zijn toch geen egels," zei Grijsje. „We zijn toch maar heel gewone veldmui zen, Knaagtandje." „Wel, wat zou dat?" hernam Knaag tandje. „Als we ons velletje mooi oppoet sen, zien we er keurig uit. En er zal wel wat lekkers zijn op zoo'n deftige bruiloft Zoo liet toen Grijsje zich door Knaag tandje overhalen, om naar de bruiloft van Jantje Egelhof en Egelientje Steekpen te gaan. Keurig opgepoetst gingen ze er heen. Doch zoodra ze op Egelhof kwamen, ver- den ze al dadelijk uitgelachen door twee brutale egels. „Zeg eens, er is hier geen muizen-brui loft snauwde daarop een derde egel. Daar kwam vader Egel van den Egelhof aan: „Wat doen jullie hier?" vroeg hij boos. „Heb ik soms jullie, armoedig mui zenvolk, op de bruiloft genoodigd? Voor uit, pak je weg!" Op zulk een ongastvrije ontvangst had den de veldmuisjes niet gerekend. Bedroefd keken zij eerst de egels en toen elkander aan cn gingen heen met treurige oogjes en hangende staartjes, ,,'t Was een akelige ontvangst!" zuchtte Grijsje. „Ja, en wat brutaal om ons „armoedig muizenvolk" te noemen I" piepte Knaag tandje. Daarna liepen zij zwijgend verder het bosch door én zoo kwamen zij voorbij een kastanjeboom, die reeds eenige van ziin groote, rijpe vruchten had laten vallen. „Kijk eens, Grijs, daar liggen kastanjes op den grond," begon toen weer Knaag tand. „Lijken ze niet juist op kleine egels O, en kijk daar eens, wat 'n groote!" Ja, 't was een reusachtige kastanje, en waarschijnlijk was, door het vallen, de bolster gespleten, en die gespleten bolster, vol stekels, bracht op eens Knaagtandje op de gedachte zich in egels te veranderen! „Weet je, wat we moesten doen, Grijs sprak ze. „We zullen die kastanje uit den bolster nemen, en dan ieder de helft van den bolster over, onzen rug leggen. Dan lijken we, met die stekels, precies op Jonge egels, weet je „Maar de bolster is groen, en egels heb ben geen groene stekels," vond Grijsje. „Ze zullen denken, dat we egels zijn, die uit een vreemd land komen," sprak Knaag tandje. „Kom, we zullen elkander eens keu rig aankleedenl Ik leg een halven bolster op j o u w rug,, en jij legt de andere helft op m ij n rug. En onze staartjes leggen we zóó op onzen rug, dat ze door den bolster geheel bedekt zijn Zoo deden toen de twee muisjes en zoo dra hun rugje door den bolster vol stekels bedekt was, keken zij elkander aan en lach ten hun muizenlach, omdat ze er nu zoo vreemd uitzagen. „Denk er nu wèl aan, dat we egels zijn uit een vreemd land, hoor!" waarschuwde Knaagtandje. „We komen rat een land, waar alle egels groen zijn, moeten we zeg gen „Ik zal er aan denken," beloofde Grijsje, en ze volgde Knaagtandje weer naar den Egelhof. Vader Egel van den Egelhof zag ze reeds van verre aankomen. „O, kijk toch eens," sprak hij tot de bruiloftsgasten, „daar ko men een paar egels aan met groene ste kels 1" „Die komen uit een ver, vreemd land I" riep, één der gasten. „O, en hebben zij daar ook al van da bruiloft gehoord?" hernam vader Egel. „Wat een eer, wat een groote eer In een wip was hij op de groene egels toegeloopen. „Wel, beste vrienden, waar komen jullie vandaan vroeg hij. „We komen van Groenland," vertelde Knaagtandje. „O, dat dacht ik al, toen ik jullie prach tige, groene stekels zag," zei vader Egel. Vriendelijk noodde hij daarop de muisjes uit hem te volgen naar de gasten. „Jullie zult' wel erg moe zijn van de verre reis." begon hij toen weer. Ja, en we hebben ook honger." zei Knaagtandje. Dadelijk werd toen voor de hongerige vreemdelingen het fijnste egel-maal opge diend, zoodat de twee muisjes zich heerlijk t» goed konden doen. Maar juist toen het laatste hapje in hun gulzige bekjes ver dwenen was, voelde Grijsje, tot haar schrik, den bolster op haar rug verschuiven, en bang, dat haar staartje nu zou te voorschijn komen, en dit zou verraden, dat zij maar een heel gewoon muisje was, [luisterde zij tot Knaagtandje: „Kom, ga vlug mee! De bolster verschuift!' „Laat maar verschuiven!" piepte Knaag tandje. „We zijn nu toch op de bruiloft ge weest Die trotsche vader Egel mag nu weten, wie we zijn „Moeten jullie nu al heen vroeg vader Egel, die zag dat de groene egels wilden heengaan. „De bruiloft is nog lang niet af- geloopen. Straks komen de krekels het bruiloftslied zingen en Hè, wat is dat nul" riep hij verschrikt, toen hij op eens "twee groene kastanje-bolsters voor zijn voeten zag liggen, en twee kleine muisjes vroolijk piepende zag wegloopen. „Hè, hoe heb ik het nu?" „Hoe jij het hebt, weten we niet!" riep Knaagtandje ren uit de verte. „Maar Grijsje en ik weten wèl, dat wij jou, leelijke, trot- sohe vader Egel, eens heerlijk voor den mal hebben gehouden. Ja, dat deden wij, ar moedig muizenvolk, \adev Egel! En we danken je nog wel voor Je vriendelijke ontvangst en voor het heerlijke maal Toen Knaagtandje dit vader Egel had toe geroepen, ging zij met Grijsje naar de plek terug, waar zij hun holletje hadden en daar vertelden de muisjes aan alle andere veld muisjes van den trotschen vader Egel en hoe zij hem voor den mol hadden gehouden. Of vader Egel nog lang boos bleef, ver telt dit verhaaltje niet, en ook niet, ol hij verstandiger werd en niet meer zoo mis achtend de kleine diergn. b"handelde, die minder waren dan hij. Tot de geregelde bezoekers van een café behoorde o. a. een geleerde professor, die daar eiken dag op hetzelfde uur zijn kopje koffie kwam drinken en zijn hoed daarbij steeds aan denzelfden haak ophing, een hoed, die al heel oud was. Op zekeren dag viel de regen bij stroo men neer. Toen de professor op het punt stond het café te verlaten, was hij hoogst verbaasd zijn hoofddeksel niet op de ge wone plaats te vinden. Er hing zelfs een andere hoed, een spiksplinternieuwe nog wel, voor in de plaats. Geen der gasten herkende dien echter als den zijne. „Neemt u dien hoed, meneer," zei nu de eigenaar van het café. „De één of andere verstrooide gast heeft waarschijnlijk den uwe opgezet. Hij zal het bij zijn thuiskomst wel merken en morgen den uwe terugbren gen." De professor volgde dezen raad en hield zijn paraplu zorgvuldig boven zijn tegen wil en dank geleende hoofddeksel, ten einde dit tegen den feilen regen te beschermen. Toen de professor den volgenden dag op hetzelfde uur weer in het café kwam, trad er een keurig gekleede heer op hem toe, die beleefd zei: Ik geloof, meneer, dat de hoed, dien u daar draagt, niet uw eigendom is. Herkent gij dezen misschien als den uwe?" En hij liet hem den ouden hoed zien. „Zeker, meneer," antwoordde de profes sor en de ruiling had plaats. „Maar zegt u mij toch eens,begon de professor nu, „hoe het mogelijk heeft kun nen zijn, dat u die twee hoeden verwisseld heeft. Ze lijken heelemaal niet op elkaar." „Dat zal ik u zeggen," antwoordde de ander. „Het was geen vergissing, ik deed het met opzet!" „Wat?! Met opzet?" riep de professor verbaasd uit. „Ja zeker, meneer; gisteren regende het, dat het goot. Ik had geen paraplu bij mij en een nieuwen hoed op. Gij hadt wel een paraplu en ik hield mijzelven voor, dat mijn mooie, nieuwe hoed beter voor den regen beschermd zou worden op uw hoofd met een paraplu dan op het mijne zonder regen scherm. Dat is allesMaar wanneer gij denkt, dat uw hóed te veel geleden heeft, verklaar ik mij gaarne bereid, u een scha- deloosstlling te geven." Glimlachend bood hij den professor zijn visitekaartje aan, waarop de naam stond van een bekend staatsman. VOOR DE KLEINTJES EEN GEHEIMPJE Tiere-liere-lijsje, Wat een vroolijk wijsje Zingen Jaapje en Zus Jet; Samen hebben ze veel pret. Het is een geheimpje, Want het aardig rijmpje Is voor 't feest van Tante Door, Dus vooral niets zeggen, hoor! Rie is morgen jarig; 'k geef haar een cadeau 'k mag het zelf gaan koopen met mijn zusje Jo. Moeder gaf twee kwartjes Jo vindt 't „reuzenveel" wil er ééntje houden, als ik 't met haar deel. Samen, met ons beursje, gaan we langs de gracht, kijken voor do winkels neen maar, wat een pracht Jo wil alles koopen, maardan voor ons s a i dit en dat en datte wijst ze voor het raam. Zeg eens, een héél kwartje is te veel voor Rie I 'k denk, dat 'k voor tien centen hier ook wel wat zie Zullen wij dan samen d e e 1 e n vraagt weer Jo 'k knik, maar vind het toch wel sneu voor het cadeau! Jo gaat nu aan 't koopen vóór de winkelruit en zoekt hoopen dingen voor ons beiden uit. Och. van de tien centen blijft geen een gespaard goed maar, dat 'k de kwartjes veilig heb bewaard En niet in de winkels koopgraag Jo'tje staat, anders wist 'k me morgen werkelijk geen raad k Kan niet naar ,'t, partijtje zonder een cadeau! neen 'k wil nooit meer wink'len met mijn zusje "Jol HERMANN A IN HET BOSCH Pi its loopt op een zomerdag met zijn vader in het bosch. Onder hooge boomen zien zij een massa paddenstoelen. Vader zegt nu „Frits, zie je die paddenstoelen Ze groeien altijd op vochtige plaatsen ,,0," roept Frits plotseling uit, „nu be grijp ik, waarom ze den vorm van een para plu hebben." DE TEGENWOORDIGE TIJD A. Stierf die jongen van Pi< torsen zijn gewone dood B. - Jn, hij werd door een autobus "over»1 reden I SARCASTISCH Gevangenbewaarder tot gevangene, die le venslang heeft „Gelukkig- nieuwjaar, van.Dobbcn." CORRESPONDENTIE Frisiauntje Dank je wol voor jo plantjes. Wot leuk zoo'n tuintje hè En wat heb je cr allemaal in Vertel me dm eens. Neen, ik was daar toen niet. Zonnestraaltje. Het is ntr geluk* kig weer veel beter. We gaan ook de zomer tegemoet, dus dat mag ook wel. Ik heb jelui niet gezien. Raaf. Dat raadsel hebben we al eens gehad, dus het kan niet voor dc tweede kee.r in dc krant. Het steat in een raadselbockje. Misschien kun jc nog wol eens een ander be denken. Narcis. Ja, daar is altijd wel iets te vertellen, dot zie je alweer. Wanneer is 'dat feest? Je hebt zeker wel een groote'verlang lijst klaar gemaakt, is 't niet Spin. Mooie cijfers Ivoor. Blijf maar flink je best doen. Popponmocdc r. D..t is dus wel een drukke tijd geweest. En heb jc zelf ook flink meegeholpen Goudkiviet. Er liggen enkele van do gevraagde plaatjes voor je klaar Kom je dio Maandag even halen Mier. Ook al zoo'n mooi rapport. Knap hoor Boschbesjes. -Dat is niet onmoge lijk. En daarom is hij juist toch mog beant woord. Nu wes het vroeg genoeg. Zoo, is het een nichtje van jelui, dat wist ik niet. Leesgraag. Ik vind jou dichterlijke brief zoo aardig, dot ik hem in de krant zet Dat vind je zeker wel goed hè Dank je wel voor je nieuwe raadsel. Kwik. Dat zal ik eens opzoeken. Ik her inner me niet dat ik het gekregen heb. Mej®r als het aan de beurt is, zie je hot wel in on2e krant staan. Natuurlijk mag je het voor djlo zekerheid nog wel eens sturen Vosje. Heb jc veel plezier gehad Jn Amsterdam. Waar ben je overal geweest? Dat schrijf je me nu zeker wel eens in gen lange brief. Kampioen. Ja, heerlijk. Zoo mag ik het wel. Dat begrijp ik, maar wees maar voorzichtig Cupido. Dat vind ik ook. Dat moet je maar nooit uitstellen. Want anders wordt het vergeten. Bobbie.Ja, de laatste ronde. Doe maar flink je best tot de eindspurt. Cl y via. Dus nu was je beter opdtfeeL Klein Duimpje. Wat heb jc alle»- maal gezaaid. Het is nu heerlijk weer om te tuinieren. Lelietje van Dalen. Dat is niet erg slim. Want dan kan je geen kans hebben voor een prijs. C os m ea. Wel fteerv, het is juist "weer heel aardig-, Jc kunt toch niet altijd vacantio hebben. Dat zou je gauw gaan vervelen. Violiertje. Natuurlijk, zoo moet je> er ook over denken. Dan krijg je er hoe lapger hoe meer pleziej- in. Goudenregen. Ken je dat goed. Ik vind het altijd, wol een aardig spel. En ,wat heb jo gewonnen. Madeliefje, Don d. volgende week maar een dubbele brief Robbedoes. Heb je het él uit? Zoo dat doet me werkelijk heel veel plezier. Wees er dan maar zuinig op. Roodborstje. Zoo, dot zou niet mooi geweest zijn. Jo, dat komt er van als je het uitstelt. Keeper. Ja, ik heb jo gemist. Niet meer vergeten, hoorEn nu maar weer gere geld iedere weck meedoen Sparappel. Wat jammer dat je deze week zoo weinig tijd hebt voor de Kindercou rant. Wanneer ik weer Texelbonnen ontvang, zal ik beslist aan je denken. Mol. - Wat heb jij flink je best gedaan bij dc Emmabloemcollecte, maar liefst ruim zestien gulden opgehaald, dat wil dus zeggen, dat 160 personen bij jou geofferd hebben o£ watcn cr heeren en dames bij, die b.v, een gulden gaven Koekoek. Ja, Koekoek, dat was fijn Zon dagmiddag door de Radio. Vooral toen Hol land na twaalf minuten het eerste doelpunt maakte. Mijnheer Hollander die voor dc1 mi crofoon sprak, deed dot echt nordig. iHoe vord je dut mijnheer Vogt niet wist welke naam hij moest geven aan de kleur van de trui van den Deensohen keepei. Ik heb ook ge luisterd. Toen het 20 werd voor Holland heeft je oude Oom haast van blijdschap de luidspreker omver gedanst. OOM KAREL RUILHANDEI! 'OEKJE Eer werd mij gevraagd om plaatjv no.- 1 N an V erkade s Bloemenalbum. Is cr soms een nichtje of nccfj<\ die mc daaraan kan helpen? Sinds ec-nige weken liggen er pakjefc voor Bcterbicem, Diklou Bigmans, Pijl. Parkiet en Blauwe Distel. Komen jelüp-dic nu eens afhalen. Ook ligt er een pakje klaar voor Goudkiviet;

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1928 | | pagina 7