KINDERRUBRIEK.
De rubriek van Oom Karei
Wat een akelig weer hebben we toch de
loatste dagen. Het lijkt wel of de zomer niet
komen wil En nu juist met Hemelvaartsdag.
Heel veel van jelui hadden natuurlijk al een
plannetje gemaakt om te gaan wandelen of
fietsen. Maar daar is nu niets van terecht ge
komen. Het heeft vrijwel den geheelen dag
geregend. Anders is het gewoonlijk zoo'n dag
erg druk langs den weg, maar daarvan was
nu Donderdag weinig te merken, 't Was wel
iets drukker met auto's en motorfietsen maor
toch niet veel.
't Is maar te hopen dat het met Pinksteren
beter is, want anders zouden alle Pinkster
tochtjes ook in het water vallen. En dat zou
heel erg jammer zijn.
Deze week stond er een plaatje in de krant
om te kleuren. Dat was zoo maar eens ter
afwisseling. Enkele neefjes en nichtjes hebben
gedacht, dat het een wedstrijd was maar dat
was toch niet het geval. Als er een wedstrijd
is, vertel ik dat altijd wel eerst van te voren.
Dan kunnen jelui er op rekenen. Misschien
krijgen we over enkele weken wel weer eens
een wedstrijd. Wat voor één weet ik natuur
lijk nog niet. Daarover moet ik eerst nog eens
heel erg goed denken. Maar als het zoover is
hooren jelui er wel weer meer van.
Deze week ke.n ik geen lang graatje met
jelui m.kcn want er moet neg heel veel
deze krant mee. De volgende week misschien
weer e -ps w» t meer.
RAADSELS
Oplos-ingen v'fln de vorige wek.
I. „Een zwaluw maakt nog- geen zomer",
met de woorden negen, twee, raam, zee, meer,
tante, oom, zuur en wagen.
II. „H a r cLe r w ij k" met het, aap, nar, Ede,
een, arm, auw, dijk, kat.
De prijs is gewonnen door Vosje en kan
Maandag aan ons bureau worden afgehaald.
NIEUWE RAADSELS.
I.
M'n eerste deel komt bij 't toilet,
M'n tweede een bloem, nu opgelet I
Het geheel vindt men in Onze krant
Bij neven en nichten aanbeland I
Het geheel is de naam van één vnn onze
jvicbips of neefjes.
KRUJSRAADSEL.
Op de eerste rij een medekBnkc r.
Op de 2de rij een lichaamsdeel.
Oy> de 3do rij een vrucht.
Op de 4de rij deelcn van een jaar.
Op de 5de rij een verzameling boomon.
Op de 6de rij het gevraagde woord.
Op de 7de rij een bak voor centen.
Op de 8ste rij een specerij.
Op de 9de rij vindt men op de ma: kt.
Op de TOe rij een verkorte meisjesnaam.
Op de Ude Tij een medeklinker.
Op kruisjeslijncn komt de naam van een
dier, dat in Art's altijd veel belangstelling
heeft.
X
x
X
X
X X X 'X X
X
X
X
X
X
VERSCHIL VAN OPVATTING
door
C. E. DE L1LLE HOGER WAART
XXX
Van een Jongen, die graag wilde
dat er eens wat gebeurde.
„Lieve helpWat is ons leven toch saai
en vervelendNooit gebeurt er ook eens
wat opwindends of belangrijks. Alles ver
veelt me riep Leo de Wilde uit, terwijl
hij zijn boek over de tafel slingerde. De
uitdrukking van zijn gezicht was al heel
ontevreden.
Zijn zusje Elly, die zes jaar ouder was
dan hij, keek hem zacht verwijtend aan.
„Maar Leo!" zei zij, „dat kun je toch niet
meenen, als je een oogenblik ernstig na
denkt. Ons leven mag dan heel rustig rijn,
het is toch gelukkig en we hebben heel
wat om dankbaar voor te zijn."
„Dankbaar?!" herhaalde Leo boos. „Ik
zie niet in, dat we veel reden tot dankbaar
heid hebben. Vergelijk ons leven eens met
dat van anderenDaar heb je bijvoor
beeld Jaap Peters. Die gaat elke vacantie
uit de stad of op reis en hij hoeft iets
maar te wenschen om het te krijgen."
„En toch kunnen alle wenschen van de
heele wereld hem niet dat brengen, wat
wij oezitten, Leo.
„Wat bedoel je klonk het ongedul-
dig.
„Zijn ouders," zei Elly nu. „De voogd
van Jaap Peters is wel een heel rijke en
vriendelijke man, maar kan hem zijn ouders
toch niet vergoeden. Ik. heb Jaap Peters
eens hooren zeggen, Leo, dat hij jou be
nijdde."
Leo kreeg een kleur en mompelde:
„Dat bedoel ik natuurlijk niet. En Jaap is
niet de eenige jongen, aan wien ik denk.
Kijk maar eens naar Bob Wolters en Daan
de West; die hebben toch ook heel wat
meer pretjes dan wij."
„Maar daar zullen ook een massa jongens
zijn, die jou en ook mij benijden,
antwoordde Elly kalm. „Vader en Moeder
ontzeggen zich allerlei dine en om ons van
alles te laten leeren, v.e zijn goed gezond
Het regent heel den morgen,
De lucht is grauw en grijs,
Zoo sprak een muisje. Vaaltje,
Och, Snater, wees toch wijs
En kom in huis vlug schuilen
Daar buiten wordt je nat
Maar Snater zei manhaftig:
Nu, zeg eens, wat geeft dat?
O
Den boer hoord' ik juist zeggen:
't Blijft reegn'en, hoor, vandaag! -
Begon weer Vaal. Wie wordt er
Zoo klets- en kletsnat graag?
Och, Vaaltje, domme Vaaltje,
Ik hou van dat geplas
Jij zou dat zelf ook zeggen,
Als je een eendje wasl
Wat zeg je Dom Jij, Snater,
Bent dom, verschrikk'lijk dom:
Voor regen niet te vluchten!
Wie geeft daar nu niet om?
Het tweetal blijft steeds kibb'len
En geen van bei' geeft toe.
Ze zeggen hunne meening
En worden 't niet gauw moe.
Geen wil zich eens verplaatsen
ïn d'andet zijn geval.
Dat is van Vaal en Snater
Toch wel een beetje mal
en jij, Leo, weet zelfs niet eens, wat kies
pijn is."
„Je praat als een echt meisje, Elly.
Maar een jongen wil iets beleven en hier
gebeurt natuurlijk nooit iets l"
„De levens, waarin het minste gebeurt,
zijn soms het gelukkigst. Kijk alleen maar
naar het goede en prettige, dat je hebt,
Leo, in plaats van te verlangen naar dingen,
die je niet hebt."
„OnzinEn hou nou maar op met je
gepreekzei Leo. „Dat is alles goed voor
meisjes, maar een jongen wil iets beleven
Ik zou zelfs willen, dat we den één of ande
ren tegenslag hadden. Dat zou ten minste
de eentonigheid verbreken. In boeken rijn
de tijden van tegenspoed altijd veel mooier
om te lezen, dan wanneer alles van een
leien dakje gaat!"
Toen Elly begreep, dat zij haar broertje
niet tot andere gedachten brengen kon, gaf
zij het maar od.
Twee maanden later werd Leo's ondoor
dacht geuite wensch echter vervuld: zij
werden door tegenspoed getroffen en deze
verbrak den eentonigen gang van zaken.
Zijn leven zou heel anders worden.
De zaak, waarin zijn vader compagnon
was, ging failliet en de spaarpenningen
verdwenen daarbij. Meneer de Wilde was
echter nog zoo gelukkig, een betrekking
op een ander kantoor te krijgen, maar zijn
salaris was aanzienlijk geringer en de
grootste zuinigheid moest worden betracht.
Zij trokken in een kleiner huis en konden
geen dienstbode meer houden. Elly, die
nu zeventien jaar was, werd van school ge
nomen om haar moeder te helpen en Leo
ging naar een andere school.
Eerst nu begon de laatste het verleden
te waardeeren en hij zou heel wal gegeven
hebben, als hij dit had kunnen terugroe
pen, ook al gebeurde er toen niets. Soms
had hij een gevoel, alsof zijn ondoordachte
woorden gedeeltelijk schuld hadden aan
hun tegenspoed. Tegen Elly derfde hij
hierover echter niet spreken en zijn zusje
zei er ook niets van. Zij dacht:
„De arme jongen zal al genoeg het land
hebben, zonder er nog eens aan te worden
herinnerd."
De maat was echter nog niet vol.
Ongeveer een jaar na de verandering in
hun omstandigheden, werd meneer de Wil
de geheel onverwachts een mooie betrek
king in de naburige stad aangeboden. Hij
ging er onmiddellijk op af om met het
hoofd der firma te spreken.
Het was een mistige dag in November
en Leo, die zijn lessen zat te leeren, mop
perde. dat hij er zijn vrijen Woensdagmid
dag voor opofferen moest. Plotseling kwam
Elly snikkende de kamer binnen.
„O, Leo!" riep zij uit. „Heb je gehoord,
wat de krantenjongens roepen Er is een
spoorwegongeluk gebeurd op de lijn naar
A. in den mist Vaders trein. Moeder
is naar het staion gehold. O, Leo, a I s
Vader verongelukt is, zal Moeder hem niel
overleven."
Broer en zuster keken elkaar recht in de
oogen en ieder hunner wist, wat de ander
dacht. Leo sloeg zijn armen om Elly's hals
en snikte berouwvol:
„O, Elly El! Ik heb een gevoel, alsof
ik hen vermoord hebO, wat ben ik toch
slecht geweest! En al den tijd van onzen
tegenspoed was ik in opstand. Maar nu
nu zou ik alles kunnen verdragen, als Vsrder
en Moeder maar gespaard mogen blijven!"
„Elly," zei Leo dienzelfden -wond ernstig,
„toen Vader cn Moeder vanmiddag gezond
er» ongedeerd samen binnenkwamen en ons
vertelden, dat de berichten overdreven
waren: er gelukkig geen menschenlevens te
betreuren vielen,' was ik op eens zoo onuit
sprekelijk dankbaar en had ik een gevoel,
alsof ik noo't, nooit meer ontevreden zou
kunnen zijn. En nu wij het bovendien weer
veel beter zullen krijgen en ik later naar
het gymnasium zal kunnen gaan, kan ik
niet dankbaar genoeg zijn."
Nooit verlangde Leo er meer naar, dat
er „etr.s iets in zijn leven gebeuren zou."
DE NACHT IS OM TE SLAPEN
Pop Pierrot is vrees'lijk stout,
Zit vol dwaze kuren.
Altijd doet hij kattekwaad.
Op de gekste uren
Gister juist om middernacht,
In zijn wit hansopje
Stond hij vijf minuutjes lang
Doodstil op rijn kopje
Daarna sprong hij in het vat.
Voetjes recht naar boven.
Moes was boos en liet Pierrot
Beterschap beloven.
VOOR DE KLEINTJES
De Koningin der Waterlelies.
Het was een warme zomermiddag. Elsje,
die met haar Moeder wandelde, begon moe
te worden en Moeder en zij gingen nu oan
den kant van een boschvijver zitten. O, wat
waren daar prachtige, rose waterlelies in
het waterElsje wilde er één aan den kant
plukken, maar Moeder zei:
„Je zou in het water vallen, Elsje, en de
waternimfjes lnten schrikken."
„Zijn er dan waternimfjes in den vijver?"
vroeg Elsje.
Zij was echter te slaperig om naar het
antwoord te luisteren. Het leek wel, of de
heele vijver bevolkt was met allemaal
kleine nimfjes, die het erg druk schenen te
hebben. Van alle kanten kwamen er
nimfjes aan de oppervlakte van het water.
Sommigen zochten een plaatsje op de
breede, groene bladeren der lelies en an
deren klommen in den boom, die over het
water hing.
Plotseling keek Elsje naar de waterlelie,
die zij had willen plukken en nee maar
daar zat het allerliefste nimfje, dat zij zich
denken kon, op. Met hield een bloemtokje
als tooverstaf in de hand, terwijl een heel
klein wezentje het een kroontje op het
hoofd zette. De liefelijkste muziek weer
klonk en daar bovenuit verstond Elsje dui
delijk:
„Wat een geluk, dat haar Moeder het
niet hebben wilde. Stel je voor: onzen
mooien hoon weg te nemen, dien onze
Koningin niet missen kan
Plotseling sprak er iemand, de nimfjes
verdwenen en toen Elsje naast haar Moeder
wakker werd, zei zij:
„Wat ben ik blij, Moeder, dat ik de water
lelie niet geplukt heb
HOEFIJZERS
Een oud bijgeloof zegt, dat een hoefijzer,
hetwelk langs den weg gevonden wordt,
geluk aanbrengt.
De gewoonte: de paarden te beslaan,
dagteekent reeds uit zeer oude tijden.
Bij de Romeinen gebruikten do rijken
gouden of zilveren hoefijzers. Het was dus
een aangename verrassing voor degenen,
die in het stof van den weg zoo'n min of
meer kostbaar hoefijzer vonden. Ja, het
wérd zelfs een gewoonte bij de lieden, die
hun paarden met een edel metaal lieten
beslaan, hel hoefijzer, dat het paard ver
loren had of hetwelk losgeraakt was, op
den weg te laten liggen. Dit was een tact
volle wijze om minder gefortuneerden een
aalmoes ie geven. Hun bracht het dus ge
luk aan en zoo ontstond het bijgeloof, dot
heden ten dage oog zegt: een gevonden
hoefijzer brengt geluk aan.
Zoo ziet men alweer, dat dergelijke ge
zegden maar niet zoo uit de lucht gegrepen
worden, doch wel degelijk reden van be
staan hebben. Het is wel eens aardig na te
gaan, hoe ze in de wereld gekomen zijn.
EEN ONTMOETING
Verhaaltje op Rijm
Koosje Blauw ging op een morgen
Voor haar moeder naar de stad.
Menig boodschap stond op 't lijstje,
Dat Moes meegegeven hed.
Moeder zelf had erge hoofdpijn,
Bleef dus maar het liefst in huis.
Koosje zette fluks haar hoed op,
Zei: Ik breng 't u netjes thuis.
In drie winkels kocht ons Koosje
Alles wat stond op de lijst:
Visch, komkommer, groote boonen,
Bloemkool, kolfie, thee en rijst.
Vlug gaat Koosje nu naar huis toe
Met haar net in d' ééne hand,
Aan haar and'ren arm hangt vroolijk
Moeders nieuwe boodschapmand.
Bij het beekje met de steenen
Loopt ze heel voorzichtig, want
Koosje wil geen pootje-baden.
Maar o wee f wat s dat voor
klant?!
Koosje Blauw met groote oogen
Kijkt verbaasd naar gindschen steen
Kikker Groen, ook wat verlegen,
Denkt: Waar gaat dat meisje heen
Beiden schrikken zii geweldig
En zijn heusch een beetje bang,
Durven geen van tweeën verder;
O, wat duurt dat vrees lijk lang
Steeds maar staren zij elkander
Met verschrikte oogen aan.
Koosje, als jij daar niet langs durft,
Zul j' er morgen ook nog staan.
Kikker Groen hij is 'l verstandigst
Springt dan eind'lijk, eind'lijk weg,
Koosje Blauw durft nu ook verder,
Is al bij haar eigen heg.
Alles ging heel best. hoor Moeder
Zegt ze, maar die Kikker Groen
Zou me haast den weg versperren,
Waarom zou hij dat toch doen?
- Och, klein Koosje, antwoordt
Moeder,
Kikker Groen was vast ook uit
- Om wat eetwaar te gaan halen,
Vond je tasch een mooien buit.
- Maar hij heeft toch wel begre
pen,
Dat mijn Koos voor hem niets
kocht,
- En heeft na een poos bedenken
Zelf zijn voedsel toen gezocht.
GRAPJES
Klein meisje, dat nog nooit in zee ge
baad en alleen maar in een badkuip gespar
teld heeft:
„O, Moeder, Moeder, neem mij er toch
uitHet is hier veel te vol
'T HAD NIET GEHOLPEN.
Tom is niet heel knap in rekenen, om
niet te zeggen: bepaald dom I
„Tom,' zegt Vader nu op zekeren dag
om hem aan te moedige.i, „van de week
zal ik je eiken dag acht cent geven, op
voorwaarde echter, dat je mij aanstaanden
Zondag vertelt, hoeveel dat in die heele
week is."
De Zondag breekt aan.
„En Tom," vraagt Vader, „hoeveel cen
ten heb je nu vandaag
„Geen enkelen. Vader. Ik heb ze alle*
maal uitgegeven."
Pietje kwam voor de zoovcclste maal te
laat op school.
„Hoe komt dnt nu weer vroeg- de juf
frouw streng.
„Er moet toch een oorzaak voor zijn"
„Ja, juffrouw;" stamelde Piet. „Maar ik kan
cr niet zoo gouw een bedenken."
CORRESPONDENTIE.
Bobbie. Je mug toch wel een brief
schrijven, nl heb je de oplossingen niet gei
vonden. Een brief is altijd welkom. Dank je
wel Ja, maai anderen zijn niet zoo geluk
kig En het is de vraag maar, wat lut beste
is. Maar daarover zullen we maar niet ver
der spreken. Zoodra die er zijn. znl ik het in
het ruilhnndelhockje aankondigen.
Cl y via Toch waren ze heusch niet
moeilijk. Gelukkig heb je ze nu wel weer,
Leesgraag Wat heb je weer kranig
gedicht! Knop hoor En zelfs ook nog1 een
nieuw raadsel Dat is nog eens een flinke
hulp. Ga maar zoo voort.
Goudenregen. Ja, dat is zeker. Hoe
kwam dat zoo. Waarom stel je het dan ook
uit. Jez iet het, dan komt er niets meer van
Niet meer doen hoor Ik vind het veel te
aardig, al die briefjes. Dat van jou even. goed
nis van ieder onder Wat een feest was dot.
Heb je braaf pret gemaakt. Dot zal wel.
Goud kievit. Dank je wel hoor. Die
kon ik zelfs heel goed gebruiken. Nu is de
voorraad weer minder. Als cr meer is zal ik
je waarschuwen. Of heb je nu niet meer noo-
dig.
Sparappel. Dat is mooi. Ik hoop, dot
je dot nooit meer zal gebeuren. Ja. die moest
je cr maar bij denken. Dat ging ook gemak
kelijk, zooals jc gezien hebt.
Mol. Op het oogertblik is liet nog niet
erg mooi, rnaar het wordt wel beter. Ga j«
daar een uitvoering geven of zoo maar voor
plezier Veel genoegen Ivoor T
Mier. Dat was een zwaluw. Heb je dat
spreekwoord nog nooit gehoord 't Is toch
wel bekend.
Spin. Dan de volgende week zeker een
dubbele. Daar reken ik op hoor!
Postduifje. Dat bcgnip ik volkomen,
maar het is toch heel knop gedaan hoor.
Blondje. Neen, niet vergeten maar het
was juist de kunst om die zelf uit te vinden
Wnorom doet hij nu niet meer mee Wel ge
feliciteerd hoor
Klein Duimpje. Dat was een prach
tig idee van hnnr. Juist, dat was de bedoe
ling ook precies.
Cosmea, Je hadt toch best een briefje
mogen schrijven hoor. Dat hindert niets.
V i o 1 i e r t j e. Ja, ik heb je gemist. Hoe
kwam dat 200. Ik hoop dat zoo iets niet
meer gebeurt.
Narcis. Treurig. Hcelemaul niets om
uit te gaan. Het is nu goed weer om thuis te
zitten en spelletjes te doen.Dat is ook wel ge*
zellig
Edel w eis z. Dit keer geen brief? Had
jc het zóó druk
Kampioen. Ja, dat is nu heerlijk.
Houdt je veel van lezen. Daar zijn zeker wel
veel mooie boeken. Dol ging ook best want
hot was heel gemakkelijk.
Cupido Dat vondt je zeker wel heer
lijk Vindt je het daar niet mooi Ja, zoo'n
uitstap je is fijn Maar als je geen mooi weer
hebt is er niet veel aan.
Kwik. Dat was wel gemakkelijk. Töch
in de buitenlucht maar droog. Hoe gaat het
nu met je. Ben je weer hp-rieinnol beter
Vosje. Wat heb jc dat keurig gedaan.
Hoe kwam dat 200 Hadt je jc verslapen
Neen dat wist ik nog niet eens. Maar n»
zul ik het niet meer vergeten*.
Poppenmoeder. Dat was niet pret
tig. Gelukkig dat ze nu weer hcelemaal beter
is. Dat denk ik ook wel. Veel plezier hoor!
OOM KAREL. I