KINDERRUBRIEK.
De rubriek van Oom Karei
Verschillende neefjes en nichtjes vroegen me
ijeze week in hun briefjes hoe het staat met
ons ruilhandelhoekje. Er waren er zcUs enke
len, die zich ongerust maakten, dat de ruil
handel niet meer bestond. Nu, daarvoor be
hoef je niets bang te zijn hoor. Onze ruilhan
del is nog springlevend. Het is waar, zoo nu
eet dnti staat cr geen ruilhandelhoekje in de
krant. Maar als er geen aanvragen of aanbie
dingen zijn is er natuurlijk weinig of niets van
te vei tellen. Eenige weken geleden heb ik eens
een opsomming gegeven van alles, wat ik nog
in voorraad had, maar daarop heb ik niets ge
hoord. Als jelui dat willen, wil ik met alle
plezier dat nog eens in de krant zetten. Er
komt ook heel weinig binnen om te ruilen. Ik
denk dat de meeste neefjes cn nichtjes nog
druk bezig zijn met zelf hun albums te vullen
en dan kunnen ze natuurlijk alle bonnen cn
plaatjes zelf best gebruiken. Eerst later qIs er
veel dubbele plaatjes komen b.v. van de Texel
album van Verkade, ja, dan krijg ik wel weer
iets. Maar van deze album b v. heb ik op het
oogenblik niets meer. Wat ik. nog hnd en
det was al heel weinig in langzaam maar
zeker aan verschillende vragers en vraagsters
weggegaan. Maar ik beloof jo,. ilc zal weer eens
gauw een lijstje maken van hetgeen ik op het
oogenblik nog in voorraad heb Misschien is
daar nog iets bij, dat jelui kunnen gebruiken.
Nu nog iets over die wedstrijd, waarover
enkelen van jelui me schreven. Een wedstrijd,
ja dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan.
Weet je waar ik zoo bang voor ben Jelui
hebben het dezen tijd natuurlijk allemaal druk
voor school. Dat is altijd zoo in dezen tijd
van het jaar. En nis ik nu met een wedstrijd
kwam, dan zou het wel eens kunnen gebeuren,
dot enkelo nichtjes of neefjes, die zoo erg
graag een prijs willen hebben hun schoolwerk
in den steek zouden laten om aan den wed
strijd te werken. En dat mag natuurlijk vol
strekt niet. Eerst schoolwerk; dan pleziertjes.
En als je zoo druk in het werk zit, kan er van
een wedstrijd niets komen want charaan moe
ten we toch zonder uitzondering allemaal mee
doen, wat voor wedstrijd het ook is. Daarom
vind ik hot eigenlijk maar beter hiermee nog
even te wachten. Maar je kunt er in ieder ge
val verzekerd van zijn dtft hij komt. En als je
lui een aardig idee weet voor een wedstrijd,
natuurlijk liefst iets nieuws en origineels, dan
schrijf je het me maar. Ik wcnsch jelui nu om
te eindigen oen paar prettige Pinksterdagen cn
zal nu eerst laten volgen de
RAADSELS
Oplossingen van de vorige keer.
De oplossingen van de vorige raadsels wa
len
1. „K a m p i o c n" met do woorden Kam cn
Pioen
II „Orongoetang" met o, arm; braam,
maanden, boomgaard, órarigoet.-.ng, centenbak
mosterd, kraam, Ans, g.
De prijswinnaar Edel w eis z kan Dinsdag
zijn prijs non ons bureau in ontvangst nemen
K
NIEUWE RAADSELS
I
Wie ben ik
Ik bon 'een statige langs man.
En heb een mooi wit jas an.
Maar ols men mij gaat aanstoken
Den is mijn leven gauw verstreken
II
X
'v X
X
X
X
x
x
X
V
X
Op de kruisjes]ijn van boven naar beneden
gr Wen komt don naam van een struik, die nu
gaat bloeien.
Op de Tsto rij iets waarmee men kan binden
Op de 2de rij groeit in weilanden.
Op de 3de rij een lichaamsdeel.
Op do 4de rij groeit in het bosch.
Op dc 5de rij maken de vogels.
Op de 6de rij is een jammerlijk gebick.
Op de 7de rij gebruikt men in de keuken.
Op c\e 8ste rij woont naast ons.
Op de 9de rij vindt men achter bijna iedei
huis
Op de TOdc rij kan men op zitten
(Ingcz. door Erisiaantjc).
VOOR ZIJN KLEINE MEISJE
OORSPRONKELIJKE PINKSTER
VERTELLING.
Vóórdat ik met zijn vertelling begin, wil
ik jullie even uitleggen, wat een „Pinkster
man is:
In sommige Duitsche, dicht bij de grens
van den Elzas gelegen dorpen, bestaat het
heel onaardige Pinkstergebruik, d8t op
Pinkster-Maandag door de opgeschoten
dorpsjongens, allen te paard, den „Pinkster-
man" wordt gezocht en natuurlijk óók ge
vonden, want reeds lang van te voren is
door "hen een „Pinksterman" gekozen.
Aangekleed als een nar. in een rood, met
slakkenhuisjes versierd pak, en staande op
een boerenkar, die wordt voortgetrokken
door een paar ezeltjes, wordt op Pinkster.
Maandag, de „Pinksterman" het dorp rond
gevoerd, om, bespot door gtoot en klein,
ten slotte naar een troebel beekje te wor
den gedragen en daarin eenige malen on
dergedompeld te worden. Bemodderd en
nat, als hij is, zet men hem daarna weer
pp de kar en zoo gaal de tocht weer door
het dorp, naar een door het lot aangewezen
boerderij, waar dan „de Pinksterman", be
halve een droog pak en geld, ook een goed,
stevig maal krijgt. Vaak bieden zich daar
om mannen, die reeds eerder „Pinkster
man" geweest zijn, telkens weer aan. 't Zijn
zij, die de vernedering van net baantje niet
voelen. Doch zij, die door bittere armoede
ftr toe worden gedreven, gaan onder de
vernedering van „Pinksterman" te moeten
zijn, bepaald gebukt. En van zulk een man
vertelt dit verhaaltje.
Met gebogen hoofd en den rug gekromd,
alsof hij een oude man was, liep dag aan
dag Hans Stork, de schaapherder van boer
Claus, met de kudde over de heuvels en de
heide. Doch nooit waren zijn gedachten bij
de schapen, altijd waren die bi! zijn vrouw,
die kort geleden gestorven was, of bij
Trude, zijn dochtertje, dat hii aan de zor
gen van een buurvrouw, even arm als hij
zelf, had toevertrouwd. Trude, het aardige,
zes-jarige meisje, geleek op haar gestorven
moeder, en zelfs al was ze heel armoedig
gekleed, dan was ze toch het liefste kind
uit het dorp. Telkens als Trude haar vader
zag, vertelde zij hem, dat de vriendinnetjes,
die altijd beter gekleed waren dan zij, haar
uitlachten, omdat ze een versleten jurk
droeg, en zelfs als 't Zondag was, op
klompjes liep. En toen het bijna Pinksteren
was en zij weer huilende klaagde, dat zij,
als ze geen nieuw jurkje en leeren
schoentjes kreeg, niet met de andere kin
deren naar de Pinksterweide durfde gaan,
had vader gezegd: „Niet huilen, liefje;
vader zal een mooi jurkje en witte kousjes
en leeren schoentjes voor je koopen, hoor!
Je zult een echt Pinksterbloempje worden,
en prettig met de anderen spelen op de
PinksterweideZoo had Hans Stork een
paar weken vóór Pinksteren tot Trude ge
sproken, en om alles t© kunnen koopen,
v/at hij haar had beloofd, wilde hij aan boer
Claus wat voorschot op zijn loon vragen.
Natuurlijk zou de boer hem dit wel geven,
dacht hij.
Doch juist op dit oogenblik dacht ook de
boer aan hem. „Hans, de scheper, is lui cn
onverschillig geworden," sprak hij tot zijn
oudsten zoon, die hem kwam vertellen, dat
twee schapen kreupel liepen: „hii let niet
meer op de dieren, 't Is alsof hij suf is
Neen, we zullen een anderen scheper moe
ten nemen, jongen
Drie dagen na dit gesprek was 't Zater
dag; Hans, de scheper, kreeg zijn week
loon, en nog vóórdat hij om wat voorschot
kon vragen, werd hem de dienst opgezegd.
Met Hemelvaartsdag kon hij heengaan
,,'t Is best, boer," sprak toen Hans, die
niet liet blijken, hoe bedroefd hij was. En
zijn grootste droefheid voelde hij pas bij
zijn thuiskomst, toen hij Trude zag, die
was gekomen om hem te vertellen, dat zij
zoo heel graag een wit jurkje met roode
bloempjes wilde hebben. „Liesje van den
smid krijgt er ook zoo een," zei ze.
De scheper zei hierop niets, telde alleen
het weekloon na en rekende uit, wat hij
daarvan moest betalen. „Als de bakker en
't kostgeld aan buurvrouw is betaald, schiet
er niet zoo heel veel meer over.mom
pelde hij. Even keek hij naar Trude en. toen
kwamen zijn oogen vol tranen.
Trude keek vader aan en nauwelijks zag
ze het droeve in zijn oogen, of ze sloeg
haar armpjes om zijn hals en sprak: „U
huilt zeker weer, omdat moedertje nu niet
meer bij ons is Maar die is toch in den
Hemel en speelt met de Engeltjes En
toen, als om vader weer vroolijk te maken,
si\apte zij voort: „O, en ik heb zulke mooie
schoentjes gezien bij den schoenmaker
Met zijn oogen vol tranen keek de sche
per naar Trude's versleten kleeren. „Neen,
zoo mocht zij met Pinksteren niet loopen,'
dacht hij. ,,'t Kind moet een heerlijke Pink
steren hebben?"
Den volgenden morgen, reeds heel vroeg
ging de scheper op weg, om werk te zoe
ken. 't Was Zondag en hij trof dus alle
boeren thuis. Hij liep alie dorpen in den
omtrek af, doch 't was overal, waar hij
kwam: „We hebben vóór den hooitijd geen
hulp noodig. Kom tegen dien tijd nog maai
eens terug, hoor
Deze telkens herhaalde woorden maakten
Hans radeloos van droefheid. Hooitijd was
't nog lang niet, en Pinksteren was zoo r.a
hij! En wat zal Trude bedroefd zijn! Nog
radeloozer maakte hem de gedachte, dot hij
de beloften, aan 't kind gedaan, niet zou
kunnen houden. Deze gedachten dreven
hem nog dienzelfden dag, en wel dien
avond, terug naar boer Claus. Hij, Hans
Stork, wilde den boer smeeken, hem terug
te nemen, ter wille van zijn lief. klein
meisje. Als met looden schoenen liep hij
naar de boerderij en toen hij vóór de
groote deur stond en had aangeklopt, trilde
hij op zijn beenen, want van achter de ge
sloten deur vroeg een barsche stem: „Wie
is daar nog zoo laat in den avond
„Ik, Hans, de scheper," antwoordde hij
met bevende stem.
„Wat heb jij hier nog te zoeken werd
nu nog barscher gevraagd. ..Je werk is hiei
toch afgeloopen, nietwaar
„Ach, baas, neemt u mij toch weer
terug," smeekte Hans. „Ik kan nergens
werk vinden
„Daar kan ik toch niels aan doen
bromde weer de stem van den boer. „Kom,
go naar huis en zoek morgen maar weck
in den omtrek; 't is bijna nacht
Hans vroeg niets meer. Nog radeloozer
dan hij gekomen was ging hij heen. En toer»
hij thuis kwam, werd hij nog ellendiger.
Rusteloos liep hij toen het armoedige ver
trek op en neer, al maar peinzende over
Trude, die hij nu met Pinksteren geen
nieuw jurkje en geen schoentjes zou kun
nen geven. En zoo weer aan Pinksteren
denkende, kwam hem op eens „de Pinkster
man" in de gedachte. Zou hij zich déérvoor
aanbRóden? Voor dit zoo vernederende
narrcnspel, waarvoor men altijd bedelaars
en gekken nam Natuurlijk zou men hom
óók bespotten, als hij daar stond in een
rood narrenpakEn als daarna eens het
lot hem naar de hoeve van boer Claus
voerde? Als hij. Hans Stork, cioar bemod
derd en druipnat zou aankomen Dit zou
toch wel de allergrootste vernedering voor
hem zijn Neen, geen „Pinkslerman" wil
de hij worden
Maar Trude kon toch niet in haar ver
sleten jurkje en op gebarsten klompjes loe
pen, en dat op PinksterenEn zoo héél
veel geld krijgt een „Pinksteiman"Zou
hij zich toch maaraanbieden En
als hij zich dan bij de jongens van Grupe
ging aanmelden, zeggen, dat hij „Pink
sterman" wilde zijn, en dan vroeg om
eenig voorscholZou hij zich zóó diep
vernederen Maar 't was toch voor rijn
lief kind, voor Trude
Zoo- docht Hans Stork nog, toen de
nieuwe dag was aangebroken. Toen was
zijn besluit genomen, en nog vóórdat dc
zon opkwam, was hij reeds op weg naar de
jongens van Grupe. die altijd voor ee;.
„Pinksterman" zorgden, cn voor t rqode
pak en de kar. Bevende van schaamte kwam
hij bij hot huis; bevende van smart ver
liet hij di( weer. Doch in zijn zak rammelde
het geld, waarvoor hij het jurkje en 'de
schoentjes voor Trude kon koopen. Zijn
kind zou op Pinksteren gelukkig zijn
't Was Pinkster-Zondag. Hans Siork keek
naar zijn kleine meisje, dat'er nog lievei
dan anders uitzag in haar wit jurkje 'net
roode bloempjes. En hoewel hij dacht aan
de groote vernedering, die hem den vol
genden dag wachtte, genoot hij toch van
de vreugde, die uit Trude's blauwe oogjes
hem tegenstraalde. Wat gel het, dot hii
morgen bespot zou worden cloor iedereen,
nu hij zijn kind zoo gelukkig had gemaakt
Rustig, zooals gewoonlijk in 't stille dorp.
ging dc eerste Pinksterdag voorbij. Doch
niet vóór Hans Stork, die heel dien dag
met .schaamte docht aan de ontzettende
vernedering, die hem den volgenden dag
wachtte. En wat zou Trude wel zeggen, als
zij haar vader in het roode narrenkleed
zag en bespot door groot en klein
Diezelfde gedachten had Hans ook op
Pinkster-Maandag, toen het kleine meisje
al heel vroeg bij hem kwam, om te :rtel-
len, dat zij straks met de andere dorpskin
deren zou gaan spelen en bloemen plukken
op de Pinksterwei. „Komt u ook eens kij
ken, vader?" vroeg ze. „En gaan we clan
vanmiddag samen kijken, els die gekke
„Pinksterman" voorbij komt
Hans Stork rilde bij deze woorden. Hij
zou toch zelf die „gekke Pinksterman" zijn.
Ach, alle bespotting en vernedering wilde
hij vandaag ondergaan, als zijn eigen lief
kind hem toch maar niet zag, als hij, ge
kleed als een nar, op de kar door het dorp
trokDan zou immers zijn leed nóg veel
grooter zijn
Vervuld van deze sombere gedachte, zat
ook dien namiddag Hans Stork op den stij
len landweg aan den slootkant, vlak hij het
roggeveld van boer Grupe. Deze plek was
hem door Johan Grupe aangewezen. Dóór,
op die plek, moest dit jaar de „Pinkster-
man" gevonden, gekleed en pp de kor gezet
worden door de daarvoor uitgekomen dorps
jongens. Aan de overzijde van het rogge
veld lag het groote bouwland, dat vroeger
zijn ouders toebehoorde, doch dat sinds
lang in vreemde handen was overgegaan.
Lechner heette de boer, wiens eigendom
het nu was.
„Wel vreemd, dat ik hier juist over dit
bouwland moet zitten,jnompekle droef c'e
arme Hans. „Ach, als vader dit toch eens
wist
Op eens schrikt hij op uit zijn gepeins,
doordat een zware hand zich op zijn schou
der legt, en een bekende stem, die hem
nog meer doet schrikken, vraagt„Waar
om zit jij hier zoo in gedachten, Hans
Stork
Nu eerst kiikt Hans op en ziet den
ouden boer Lechner, die hem \ol medelij
den aankijkt en daarna weer zegt: „Ze ver
tellen in 't dorp, dat jij vandaag „Pinkster
man" zult zijn Maar dat kan toch niet
waar zijn, Hans
„Ja, hoer, 't is maar al te waar I" roept
de arme man als wanhopend uit. „Maar
ach, denk niet te slecht over mij, boer
Lechner Hij begint nu te vertellen, dat
boer Claus hem wegzond, en hoe arm hij
is. En als hij alles naar waarheid heeft ver
teld, zegt hij met een zucht: „En t duurt
nog zoo lang, vóórdat het hooitijd is. want
vóór dien tijd kan niemand mij gebrui
ken
„Maar ik wel. Hans Stork," zegt vriende
lijk de oude boer. „Ik ben juist aan 't zoe
ken naar een nieuwen schaapherder. Want
Eric, mijn oude scheper, kon bijna niet
meer voort op zijn oude voeten. En als jij
zijn plaats wilt innemen, mag cle oude stak
kerd voor het pluimvee zorgen. Maor kom
dan liefst zoo gauw mogelijk Ofe
heb je er wat op tegen, .om op het oude
gedoe van je vader
„Zou ik er iets op tegen hebben, om
op uw boerderij eerlijk werk te verrichten,
boer Lechner vraagt Hans. „Ik, die straks
het narrenpak moet aantrekken Ik, die
straks ols „Pinksterman" op de kar zal
staan, om door groot en klein bespot te
worden En reeds ontving ik geld, als
voorschot, op het vernederende, waartoe flt
mij helaas moest lecnen Maar morgen,
heel vroeg, ben ik op uw hoeve, en ge zult
zien, hoe ik voor uw kudde zal zorgen, boer
Lechner
„Dat hoop ik, Hans Stork," zegt de oude
boer en daarna loopt tij verder, den weg
op naar het dorp.
In dien tijd clacht Hans aan het onver
wachte geluk, dat zoo op eens gekomen
was. „Als hot gisteren.was gekomen, zou ik
Vandaag hier niet zitten," mompelde hij.
„Dan zóu ik geen „Pinksterman" zijn, die
straksAch, door komen ze al met dc
kar
Maar ziet, zoodra de kar dicht bii was,
zag hij iets, dat hii erg vreemd vondBo
ven op de kar stond, reeds gekleed in het
roode narrenpak. een half-^ekke bedelaar,
die „gekke Guus"' werd ^enocrfid. ..Hi. hi,
hi„" lachte juist de onwibe man. zoodra hii
Hans zag, „jij krijgt nvjn mooie pak niet,
hoor't Is mijn eigen mooie pak; en verle
den jaar, hi, hi, hi, werd het vol modder en
druipnatDat kwam dooi de sloot, hi, hi,
hi,
„Ja, Hans," begon nu Johan Grupe,
„vader vond, dat het niets voor jou was,
om „Pinksterman" te zijn. Daarom namen
we Guus er maar weer voor. Hem staat Met
narrenpak best. Maar jou staot de schepers
mantel beter, zegt vader
„En hoe moet 't dan met het geld, dat je
mij als voorschol gaf, Johan vroeg Hans.
„Dit kan ik nil. nog niet teruggeven. Tk
kocht daarvoor kleeren voor mijn kind.
't Was alles voor kleine Trude 1"
„Dat weten we. Hans," sprak Johan, „en
ie behoeft ons dit kleine bedrag niet terug
te geven. Vader zei, je moest het maar
hóuden, als een vergoeding voor het wach
ten hier aan den slootkant."
„Dit wachten heeft me het geluk ge
bracht," zei Hans. „Morgen word ik scheper
bii boer Lechner, Johan
„Daar ben ik blij om!" riepen daarop,
met Johan, alle jongens, die om de ka1"
stonden.
„Jo, ja, ze zijn blij met den „Pinkster
man", hi, hi, hi I" riep Guus. O, laten we
toch gauw naar het dorp gaan; ik heb hon
ger!"
Even later trokken de ezeltjes de kar met
den „Pinksterman" voortJuichende en
schreeuwende volgden de jongmens. En ter
wijl Hans Stork den joelenden troep na
keek, dacht hii aan zijn Trude, en mom
pelde „Mijn klein, lief meisje, zal mij nu
niet als „Pinksterman" zienZe zal zich nu
niet behoeven te schamen voor haar vader,
den scheper van boer Lechner
Zoo kwam Hans Stork als schaapherder
op de boerderij, die eens zijn ouders 1
toebehoord. Doch dit hinderde hem niet; hij
was nu pok niet meer lui of lnksch, en hij
toonde de boer zijn groote dankbaarheid,
door zijn liefde en zorgzaamheid voor de
kudde. En nooit van zijn leven vergat hij,
dat het boer Lechner was. die hem voor be
spotting en vernedering had gespaard. Dit
hoorde Hans pas veel later van Johan
Grupe.
,,'t Was Lechner, die ons deed inzien,
hce schandelijk het was," sprak Johan, „om
een eerlijk man uit ons dorp, die reeds
zóóveel verdriet had geleden door allerlei
tegenspoed en daarna door den dood van
zijn vrouw, zulk een vernedering aan te
doen. En daarom kwamen wij met „gekker»
Guus".
Sinds dien tijd heeft Hans Stork nooit
meer een „Pinksterman" willen zien, en
ook niet meer kunnen zien, omdat een jaar
later, door den nieuw-benoemden Burge
meester, dit onteerend gebruik voorgoed
werd afgeschaft
PINKSTERBLOEM
door V V.
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
't Wordt Pinksterfeest f 't Wordt Pink
sterfeest 1
Komt allen nu naar buiten
Ziet, hoe de bloemen groeien reeds
En hoort de vogels fluiten
v
De Pinksterbloemen in de '.vei,
Die plukken wij bij hoopen. n
Ze sieren Moeders huisje op
En zijn niet duur te koopen.
Want Moederlief betaalt ze niet1
Je kunt het vost wel raden
Een zoen. Wij keeren huiswaarts dus
Met armen rijk beladen.
Een Pinksterbloem zou 'k willen zijn
Om Moeders huis te tooien.
Een echte kan niet, maar 'k weet raad:
'k Vraag Moes een jurk met plooien.
Een jurk van heel fijn, snoezig goed,
Zoodat 'k een bloem zal 1 ij k e n,
Een Pinksterbloem Wat zal ik don
Toch met mijn jurkje prijken!
Maar Moeder zegt: Neen, lieve kind,
Ik houd alleen van bloemen,
Die need'rig bloeien en die niet
Op hare schoonheid roemen.
Het jurkje maakt van jou geen bloem;
Het ligt niet aan de kleeren.
Of dacht je soms: d i e vogel zingt
Het mooist, met schoone veeren
Van binnen moet het komen, kind,
Dus i n jou moet iets groeien --
Het hart moet rein zijn, vriend'lijk, .lief,
Dan kun je heel mooi bloeien.
Zoo'n Pinksterbloem wil 'k worden dus,
Niet een in fraaie kleeren.
'k Zal vragen, of mijn Moeder mij
Zoo'n bloem te zijn, wil leeren.
UIT ONZE MOPPENTROMMEL.
Een fatterig heer van een deftig buitenver
blijf maakt vergezeld van zijn hond een voet
reis cn komt op een klein boe rcngchuchtjé
Blijkbaar was hij vermond van het loopen
want op ecnigszins onvriendejijken toon vroeg
hij nan de dorpswinkclierstei
„IT bt U ook honden-cakes
Jn zeker, meneer bedoel! u van die rou-
cV vroeg het meisje.
„Ja", luidde het stuursche antwoord, „gepf
me er maai drie."
Waarop de juffrouw schalks vroeg: „Wil
ik /.e in een Zakje dóen, of eet u ze hier op?"
CORRESPONDENTIE
Kwik. Zoo, dut is al weer een prettige
vooruitgang Het gaat dus alweer den goeden
kunt op. Grnng, stuur die maai. Op hel
oogenblik niet meer. Manr later zal ik zc wel
weer krijger.
E d e 1 w e i s z Neen, dat is lang geleden
Toch niet ziek geweest? Dat begrijp ik, maai
dat moet je maar afwachten.
Zonnestraaltje. Ik hoop het ook
vooi je Zoo is er niet veel oan. hebt het
toch gevonden. Vond je dot geen mooie film?
D u i n v fo o 11 j e. Prachtig hoor Harte
lijk welkom. Schrijf me maar een heelt lang^
brief. Dat vir.d ik erg prettig.
Bi ui n oog Dat vind ik ook. Waar heb
je al dien lijd gezeten Ik hoop dut je woord
houdt. Leuk he, die muziek steeds. Alleen kan.
je riet alles krijgen wat je wilt. En je hebt
2olijk, met een eigen toestel kun dat we.
Beng tri. - Natuurlijk. Hoe kw am dot zoo,
dat ik je moest missen. Nu'niet meer wegioo-
pen hoor. Waarom zou je ook niet overgaan
Erisiaantjc. Ik heb nog ^ens nage
keken, maar vorige week heb ik noch een
brief, noch ïaadsels von je gekregen. Zou jf
die i radsels dan nog eens willen sturen. Het
is natuurlijk mogelijk, dat dae brief niet bij
mij is terecht gekomen.
Kampioen. Nog steeds staan cr on
der de oplossing van jc raadsels twee noinen.
Hoe is nu de bedoeling. Wie heeft de raad
sels opgelost? Wat een feesten allemaal. En
heb je die allemaal meegemaakt
Cupido. Je hebt dus wel plezier gehnd.
Zoo'n uitstapje is ook wel aardig. Wat zal z*>
blij geweest zijn met die bloemen
P o s t d u i f j e. Jn, heel jammer. Maar,
het werdt wel weer beter. Met zoo'n regen is
het in een groote stad niets aardig. Misschien
bof je veel is het prachtig weer.
'Spin. Daar ben ik al e ns geweest. Het
is er prachtig mooi
M i e r. Daarmee moet je maar flink je
best doen Dan zal dot best gaan
Leesgraag. Jo, maar dot zal nog wel
ren tijdje duren. Ma ik jc moor niet te gauw
blij. Dat zal best Augustus of September wor
den Neen, ik ben er heinas niet geweest.' Was
het naidi0"?
C 1 y v i a. Ze varen d» ze keer nog b'.
moeilijk. De volgende keei heb je misschien
meer succes.
G o it d c n 1 e g e n. Ju, «e kunt met dit
weer geen enkel plannetje maken. Knn je het
ook alleen Dat zol neg wej meevallen denk
ik
Blondje. Dot begrijp ik Donk je wel
hoor.
OOM KAR EL.