KINDERRUBRIEK. De rubriek van Oom Karei L v HET WONDER VOGELLIED VAN ALLES WAT De vorig'c week schreef ik jeliri, dal ik vroeger heel dikwijls ben gaan kampecren en dat ik je daar wel eens wat van zou "vertel len. Nu, luister dan, dan zal ik je eens ver tellen van een mooie tocht die ik eens met cenige schoolkameraden heb gemaakt. Ik herinner het mc nog* heel goed, alsof het gis teren pas gebeurd is. Het was in de zomer- vacantie, op een prachtige zomerscho dag in begin Augustus. Een van de Onderwijzers had de leiding. Reeds dagen van te voren waren op school de plannen al gemaakt. De repètitietijd was achter den rug en ook had den we de rapporten al gekregen, dus e> kon toen we] een paar uurtjes af om de tocht fin elkaar te zetten. Toen gevraagd werd, wie zin ihad om mee te gaan staken bijna alle maal de vinger op. Dat waren or ruim der tig. Maar toen ze de volgende d«tg weer op school kwamen vertelde zoo wat de helft, dat ze van thuis niet mee mochten. Een twaalf of dertiental, misschien waren het cr ook wel veertien of vijftien, hadden thuis net zoo Hang gezeurd tot ze mee mochten en daaronder was ook jelui ikinderkrant-Oom Want ik was vroeger heusch niets beter dan jelui nu, hoor. De dag* en uur van vertrek werd afgesproken, zoodat alles voor elkaar was. 't Was wel erg vroeg want om 7 uur zouden we al vertrekken. Maar ondanks dat vroege uur waven uilen tijdig present. Met de fiets. Want we zouden de tocht met de fiets maken. Het doel was een dorpje in de provincie Gelderland in dc buurt van ^age- ningen, waar een van onze tochtgenooten woonde op een groot buiten, een mooie villa midden in een groot bosch. En in dat boschj mochten we kampecren cn pick-nïkken zooveel we wilden. Dat hadden de oudeTS van onze vriend goedgevonden. Zoo stapten we dus om even over zevenen op de fiets, bepakt en bezakt want er ging heel wat mee. De stemming zot er al gauw in en vroolijk fluitende en zingend ging het voorwaarts cn allen genoten van het prach tige weer in den vroegen morgen. Manr nauwelijks hadden wc een half uurtje gere den, ofpang, daar ging een band. Ge lukkig hadden wc op derg'elijke pech gere kend want er was spoedig rcpcratie mate riaal bij de hand. En hel duurde niet lang of het leed was alweer geleden, do band kon weer opgepompt worden en verder ging het weer. Gelukkig hadden we verder geen pech meer. We hadden de tocht zoo uitgezocht, dat we zoo min mogelijk do g*roote straat wegen Üehoefden .'te volgen 'maaT zooveel mogelijk fietspaden, waar wc natuurlijk twee aan twee en soms achter elkaar moesten rij den. Het was een heerlijke rit. Zoo nu cn dan stapten we eens af cn werd een reep choco la opgepeuzeld, want die ontbraken natuur lijk ook niet. En don hadden we tegelijk even gelegenheid om eens to loopen want, zoo vertelde dc meester, die met ons mee ging, als je een uur gefietst had, moest je min stens vijf minuten loopen. En dat was ge loof ik wel geod gezien van lvcm. Zonder bijzondere voorvallen kwanten we dan aan bij het huis van onze vriend en had den wc dus ons doel bereikt. De ontvangst was aller hartelijkst, de fietsen werden in een groote loods opgeborgen maar nu moesten we gauw beginnen met het in orde maken van onze kampeerplaats. Want, zoools ik al zeide, we zouden in het bosch kampcèren en ook den nacht doorbrengen. Niet -onder den blooten hemel, maar in vier tenten. Daarvoor had de vader van onze vriend al van te vo- ïen gezorgd, zoodat alles daarvoor al aan wezig was. Hoe we nu die kompcerplaats inrichtten, zal ik jelui een volgende keer eens vertellen. RAADSELS. Oplossingen vön de vorige week. De oplossingen jvan de orige raadsels varen; T. „Koekoek" met K, vol, Weesp, Koe koek, viool, met, K. II. „Beter een half ei dan een leege dop", met ei, Dongc, dreef, bar, laag, laf, peer, eert, heet neen. De prijs is deze week gewonnen door Blondje en kan Maandag aan ons bureau worden afgehaald. NIEUWE RAADSEELS WIE BEN IK 2 In 't midden van Amerika Op 't eind van Sappermcer. In Hoogezand vindt men mij niet. Li Groningen ben ik weer. V. f Het geheel is ec-n spreekwoord van 6 woor den en 27 letters. 13, 18, 24 is een v rucht. 19, 8, 27 1 is ccn leidsman voor vreemde lingen. 4, 22, 5 is een boom. 16, 17, 14. 27, 20, 7 is een deel var: Skan- dinavië. 3, 6, 5, 14. 7, 20, 21 leert men op school 9, 2, 20, 12, 6, 21 doen kinderen. 10, 14, 6 is een getal. 25, 26, 27 is niet jong. 11, 15, 8, 23 is een bloenv HET SPOOK. Johan Kareis was een aardige jongen. Maar hii was bang voor spoken. Eens op een kouden Decemberavond, was hij, toen hij thuiskwam van t sneeuwballen gooien, een boek over spoken cn heksen gaan lezen. Om 8 uur ging hit naar bed. Toen hij ongeveer 10 minuten in zijn bed lag, hoorden Vader cn Moeder boven plotseling gillèn. Moeder schrok zoo, dat zo bijna flauw viel van schrik. Vader sneléer gauw naai bo en om i& zien wat er was. Toen hij boven kwam zag hij Johan op den grond liggen. ,Wa* zijn dat voor kunsten?" vroeg vader, „je jaagt Moeder en mij de doodschrik op 't lijf I" „E-e-en Ee-e-en sp-póok" kreunde Johan. „Waar?" \roeg Vader ontsteld. „Opd en z-o-l-d-e-r" antwoordde Johan fluisterend. „Ik zag het heen cn veei loopen, kijk daar heb ge 't weer. En ja daar zag jo een witte gedaante -op zolder heen en Veer loopen. „Haal 't keuken lampje even van beneden" sprak JohrinV vader. Johan haalde het. Maar hij nam ook eerv stok mee en gaf die aan Vader. „Daar kan u het mee slaan" zei hij. Vader ging toen recht op V spook af. Sloeg enbarstte toen in lachen uit. „Wearom lacht u zoo vroeg Johan. Kom maar eens kijken" antwoordde vader. Schoorvoetend kwam Johan naderbij. Tóen hij dicht bij was moest hij zelf ook lachen, want wat hij voor een spook had aangezien was niets anders dan een hemd, wat daar te drogen hing cn door den tocht heen en weer bewoog*. Van af dien tijd geloofde hij niet meer aan spoken en was er ook niet bang meer voor. Moeder zal je zelf lekker instoppen, schat," zei juffrouw Roelofs. .„'t Is zoo koud buiten en dan is 't lekker om vroeg in je bed, te liggen.'* Dat vond Henk ook. Hij wou best naar bed, als moeder hem zelf bracht, maar 't kwam zeidén voor. Moeder Roelofs had een winkel, waar zeep, parfum en allerlei aanverwante arti kelen verkocht werden. Indien winkel hielp moeder zelf. Vader had een betfèkking op een kantoor en hij Henk was alleen. Dat alleen-zijn had hem vaak veel verdriet gedaan. Geen speelkameraadje, geen pretje kon hem 't gemis van broertjes en zusjes vergoeden. Moeder vond het wel vaak ver drietig, maar zij kon er niets nan doen. Als zij tijd had, zorgde zij heel lief voor Henk, maar juist, als 't zijn bedtijd was en in 't uurtje vóór bedtijd, waarop Henk zich altijd verheugde, als vader zijn krantje zat te lezen en moeder rustig naaide of breide, dan ging de bel en nioest moedér weer op staan. „Dag juffrouw," zei moeder dan, „wat wenscht u „Een half dozijn veters, juffrouw." Moeder haalde.de veters te voorschijn en babbelde intusschen met de klant. Henk dacht dan: „Schiet toch op F Ik heb Moe nog haast niet gehad en over veters hoef je toch niet. zoo te smoezen." Eindelijk zijn ze ingepakt. Henk Hij. Maar mis, hoor! Moeder wil net naar de deur gaan om haar klant uit te laten, of daar bedenkt deze, dat ze nog wat verge ten heeft en zegt: ,0, dat is waar ook f Heeft u hiervan nog een half el?" Moeder neemt nu een staaltje satinet en gaat vergelijken. Vader kijkt op de klok en zegt: „Henk, 't wordt tijd, vent." Henk zucht en staat op. Tegenspreken geeft niets; dat weet hij vooruit en hij gaat alleen naar zijn kleine kamertje en naar bed. Vader stopt hem ook wel eens onder, maar niet zoo als Moeder, o nee I Maar vanavond bofte hij. Vanavond was er geen klant. Nu kou hij moe veel vragen, van die dingen vragen, waarover je met moe alleen sprak. Geen klanten in den winkel vanavond; 't was toch iets heerlijks, vond Henk. Moeder knipte het eléctrische licht aan in Henks kamertje en ging op één der twee stoelen in 't aardige vertrekje zitten. Ze keek eens rond. Gezellig was 't hier met die mooie platen aan den muur, echt leuk; zoo'n jongen had toch van alles: planken met boeken, speelgoed en allerlei knutselgeschiedenissen. „Zeg Mams, heb je wel eens een wonder beleefd vroeg Henk op eens. „De jon gens op school zeggen, er zijn geen won deren meer. Alles kan bedacht en gemaakt worden." Moeder dacht even na en antwoordde toen: „Ja zeker, vent, heb ik wel eens een won der beleefd." „Hoe zoo dan vroeg Henk. „Alles is er toch: radio en film en veel, wat wij nog niet begrijpen en zelfs voor groote rnen- schen moeilijk is." „Ja, mannetje, maar kleed ie nu vlug uit, dan vertel ik je een verhaaltje." „Alstublief, mevrouwtje," zei Henk', maakte een buiging en schoof zijn roest kleurige trui over zijn hoofd. Moeder ging nu voort: „Vanavond zal ik je een verhaal vertel len uit mijn eigen jeugd." „Alstublieft, schattige niémmél." „Nu, luister dan maar. Je weet, w e woon den in een groot dorp. Daar was een school, waar arm en rijk op ging. Vader was boer en vond, dat ik boerenwerk moest doen en ik leerde dat dan ook als jong meisje. Maar waarvan ik vertellen wilde, gebeur de nog, toen ik op school was. Moeder liet n\e 's morgens alleen gaan en 's avonds kwam ik ook weer alleen thuis. We aten eri dronken ons brood en onze melk op school tusschen den middag, want hef dorp was erg lang en de weg naar school heel ver. Op een avond, da' weer naar huis wou gaan en al bijna thuis was, hoorde ik een hond janken. Ik ging natuurlijk kijken en vond een hond met een bezeerden poot bij een pak kleeren zitten janken. Vader waser spoedig bij gehaald. Hij waschte den poot met een beetje water af, verbond héni en zei: „Zoek dan, brave hond De hond rende nu weg en vader liep zoo hard mogelijk achter hem aan met de kleeren onder zijn arm. Een heel eind ver der lag hetgene, dat de hond wou aanwij zen: een groote tasch, die zwaar wa$ en rammelde. Vader nam nu ook de tasch mee en zei tegen Harms, onzen knecht, dat hij moest uitkijken, of er niet iemand aankwam. Harms was sterk en durfde iedereen aan. Maar vader vond het een naar geval en wou maar, dat we er niets mee te maken hadden. Maar hij wilde er toch meer van weten. Hij keek eens in de tasch om te zien of deze ook een aanwijzing bevatte en vond op den achterkant een klein plaatje, waarop stond: Abel Nieuwslijn, banklooper. Abel Nieuwstijn, banklooper f Vader schrok geweldig, want Abel Nieuwstijn was moeders broer. Hij was in de stad in dienst bij een groote lirma. Nu bekeek Vader den hond dan ook eens goed, maar dien kende hij toch niet. Zoodra vader thuis kwam, ver telde hij alles aan moeder en zij zei: „Weet je wat Ga naar den meester toe en laat hem telefoneeren." Toen vader bij den meester kwam en de zaak vertelde, telefoneerde deze dadelijk voor hem naar de stad. Daar was een groote opschudding. Moeders broer was vermist niet een bedrag van 90.000 gulden en ze dachten, dat hij dit had ontvreemd. Maar zoo was het gelukkig niet. En nu ..omt het wonder, w aarvan ik Vertellen wilde: Som mige menschen noèrftdën het een toeval, maar ik vind het een wonder. Die hond was de hónd van het kantoor en erg gehecht aan moeders broer, die heni 's Zondags vaak meenam. Deze was met het geld, dat hij in de buurt geïnd had en een nieuw pak kleeren voor vader naar ons toe willen komen om vader te vragen hem even terug te rijden naar de stad, Niet ver van ons huis was hij echter onlekker géworden. Hij was eerst wat gaan zitten, daarna gaan liggen en in slaap gevallen. Hij wist, dat de hond toch op zijn tasch met geld en het pak kleeren paste. Deze is met alles gaan sleepen, waar door de man, toen hij eindelijk wakker, werd, tasch èn kleeren èn hond miste. Radeloos is hij daarop naar de stad terug- geloopen. Juist ,was zijn vermissing-aangegeven. Je kunt begrijpen, hoe blij allen waren, want wie weet, hoe alles afgeloopen /nu zijn, als de hond zich niet bezeerd had Zulke dingen noemt men een wonder, baasje, en een wonder onthoudt nien heel lang. Alle menschen in het dorp hebben het nog steeds over dit vreemde geval. En nu vlug onder de wol Moeder knuffelt haar kereltje nog eens extra en stopt heni onder. In het nu donkere kamertje ligt ons baasje blij, dat moeder gelijk heeft: dat er wonderen zijn, waaraan je nog kunt ge- loovén, ook al ben je een groot mensch. Een Neet in een Papieren Zakje. Tegen den muur van een broeikas hing een papieren zakje met zaad aan een spij ker. Op een morgen, toen de broeikas even open stond, vlogen er twee zwaluwtjes naar binnen. Zij ontdekten het zakje en bouwden er hun nestje in. Eenigen tijd later lagen er zes kleine eitjes in het nest en op zekeren dag ver schenen er zes kleine zwaluwtjes. Eén van het halve dozijntje stierf spoedig, maar de andere vijf groeiden zóó goed en werden zóó flink, dat het papieren zakje al was het dan ook nog zoo sterk 'dreigde te bezw'ijken. Het zakje niet zijn grappigén inhoud trok echter algemeen de aandacht en ware dierenvrienden besloten het te beschermen. Zij deden dit door het met proppen papier goed te ondersteunen. Natuurlijk brak eindelijk de dag aan, waarop de vogeltjes voorgoed uitvlogen, maar het zakje was zóó „uitgewoond", dat het niet meer als nestje dienst kon doen. Het zwaluwen-paar nioest dus op een an der rustig plekje een nieuw nestje bouwen. Tusschen 't groen der boomen Zingt een vogel klein. Wacht! denkt Ans op éénmaal, Daar moet Miek bij zijn I 't Popje houdt van zingen, Dol is 't op muziek. Weg loopt haastig t meiske. Komt terug met Miek. Ans met Pop in d' armen Luistert naar het lied Van den kleinen vogel. Wie het meest geniet? 'k Kan het heusch niet zeggen. Al houdt Ansje vol: I k weet vast en zeker, M i e k e v i n d t het dol STRIKVRAAG. Op de tafel liggen drie dubbeltjes naast elkaar. Hoe kun je nu het middelste van die dubbeltjes (No. 2 dus) uit het midden ver wijderen, zonder het aan te raken •uaS5;[ udp -p|ui ui Jdaui )aiu sjaujuj; 'O^ jjfi^q jaiueui otp dQ *(ua85af a; i o^j jsrou ua uauiau at do *o^ jo) ua3Sa( at ua uautau at do *o«sj Sipno.vuaa jooq De Beer en de Olifant. Jifi] f „Wat zijn de menschen toch dwaas!" zei de beer eens tegen den olifant. „Wat eischen zij veel van ons f Op de maat der muziek moet ik dansen, ik, de ernstige beer! En zij weten toch maar al te goed, mijn deftigheid. Waarom zouden zij anders zoo schateren van het lochen, wanneer ze mij zien dansen?" „Ik dans ook op de mant der m^n'ek/1 zei de geleerde olifant, „en toch geloof ik, dat ik even ernstig eerwaardig ben als gij. Maar nog nooit hebben de toeschouwers mij uitgelachen; integendeel: blijde verras sing en diepe bewondering stonden steeds op hun gelaat te lezen. Geloof mij, vriend beer f de menschen lachen niet, omdat gij danst, niaar omdat gij er u zoo gek bij aanstelt." t CORRESPONDENTIE. C1 y v i a. Dat is een prachtig werk van jc. Woon je dicht bij hen in de buurt? M i e r. -»■ Neen, dot niet, niaar weinig* lijd. Dat zal nog wel een paar maanden duren. Spin. Jo, heel veel hoor. Je weet, da,t vind ik altijd erg prettig, 't Is nu heel moo! builen. Ik kan me begrijpen, doi ie er heel veel van van genoten hebt. Cupido. Dut is oen heel leuk raadsel* Heb jc dat zelf bedacht Kampioen. 't Is uitstekend hoor. 1L hoop, dot je er zoo nog meer maakt. Zie je wel, dat het wel mee-, alt. Klein Duimpje. Zitten er nog" meer nichtjes bij jc in de klas Je bent nu zeker we! veel buiten, 't Is er ook heerlijk weer voor. Natuurlijk, heel graag hoor. Bobbie. Nec-n, ik heb het nog* niet gezien. Was het aardig. Welke vereeniging was dat Dat was zeker wel een prachtige optocht. Jammer, dat we zooiets in Amers foort nooit hebben Goudenregen. Je had nog verder met de tram kunnen gaan. Huis ter Heide is dichter bij <le Pon dan Huis ten Halve. Hebf je nog'.geen fiets Was het cloer niet heerlijk* Je trol' mooi weer. Dat begrijp ik; zoojets zou je iedere week wel willen, hc F r i s i a a n't j e. Dat is dus een heel© gezelligheid. Jo, wie zou dat niet willen. Manr het lot is nu eenmaal niet te dwingen. Jo moet dus maar al wachten. Sparappel Op het oogcnbÜk nog niet voorradig. Zoodra er meer zijn, zal ik het' in de krant schrijven. Nu geloof ik dat jb je toch vergist. Ol' het moet al heel lang ge/* leden.zijn. Maar dat is niet zoo heel erg! D ui n v i o o 11 j e. Dank jc wel hoor, die kan ik best gebruiken. Jo, je vos vroeg' deze keer. Zoo'n oogenblik moet je dan maar. gauw gebruiken, anders komt er mogelijk niets meer van Doornroosje. Dat is leuk bedacht. En zijn ci al veel vogeltjes in geweest Kwik. Best hoor. En met jou Heerlijk hè die zonneschijn. Nachtegaaltje. Wat zal dot prach- t'g zijn, als al die knoppeii bloemen zullen: zijn geworden. Lenteklokje. Zeg* maar, dat ze je* niet meer zoo mag* haasten hoor. Anders is het onmogelijk een brief tc schrijven. Narcis. Zoo, dus je schrijft er toor' twee. Ben jij don ook zoo gehaast, .evenals zij Duizend -schoont je. Nccnv hee- lemael niet te oud hoor. Hartelijk welkom. Schrijf je me iedere weck een brief B a 1 s e m i n t j e. c— Wat een pracht-' naam. Die komt niet dikwijls voor. Neen, daar herinner ik mij niets meer van. Neen, jj> Was niet te laat. Als je niaar zorgt, dar ik het altijd voor Woensdagochtend 9 uur heb, is het goed. V i o 1 i e r t j e. Prachtcijfers- zeg. Dat vonden ze thuis zeker ook wel, is T niet, Teekenen was niet zoo erg*; maar ifcnk oefe nen. Cos m ca. -Dan zal je het wei heel erg druk hebben. Goéd doe dot eens. Neen, dat begrijp ik. De school gaat voor. Blondje. Ja, 'dat moet een mooie rei# zijn. Daar heb ik al veel over hoorerr vertel-* len. Zou je ook niet. eens zoo'n groote reis willen maken Leesgraag. Hoe kwam dat zoo? Dat is je, geloof ik, nog r.ooit gebéurd, Probeer het maar eens. Als ik me goed her inner, heb je dat wel eens meer gedaan cn dat Was altijd heel goed Dot is een pradhti# werk. Daar heb je nog iets aan. Neen, dan deden Ze het in Harderwijk beter. Dat is tus# schen twee haakjes een mooi onderwerp voor een «opstel. Misschien kan j-.- daarmee berei-i ken, dat ze het hier ook zoo gaan doen als in Harderwijk. Dat krijgen ze thuis don ook zeker niet genoeg lk geloof best. dat heb j<? toevertrouwd is om over die Havderwijksché methode eens wat te schrijven Daaruit kun nen dc. Amersfoortsche lotgenooten dan v/el wat Jeeren. Denk er.maar eens oVcr» ïk wil je, als dat rioodig is, natuurlijk- met alle plezier inlichtingen geven, hoe jc het moe^ doen. Maar dat zal wel niet nodig* zijn denk ik. P o s t d \r i f j e. Heerlijk. Zoo moet het maar een heelc tijd blijven. Zou het gebetw ren 1 'DOM KAREC.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1928 | | pagina 7