KINDERRUBRIEK
De Rubriek van Oom Karei.
Van een van onze neefjes of nichtjes kreeg
ik een aardig verhaaltje om 5n onze krant een
plaatsje te geven. Ik heb jelui altijd gezegd dat
het zoo leuk is, als er veel in de krant staat
dat jelui zelf gemaakt hebben. Dus nu ver
tel ik jelui verder niets meer en laat ik het
verhaal volgen, in de hoop, dat jelui het wel
aardigzult inden.
't Was zomervacantie. Jan en Mientje van
Werden zouden in Oosterbeek bij hun Tante
gaan logeeren. Of ze dat fijn vonden. Jan was
een vroolijke aardige jongen van elf jaar. Zijn
zusje Mientje was een oolijke krullebol van ne
gen jaar. Zooeven had de post een brief ge
bracht, met de uitnoodiging, om te komen lo
geeren. „Wanneer gaan we Moe?" vroeg
Mientjc. „Vader zal jullie morgen op den trein
zetten" antwoordde Moe. „O" wat vonden ze
dat toch heerlijk. Doch 't was al half acht en
ze moesten naar bed. Den volgenden morgen
omstreeks zeven uur kusten zc moeder harte
lijk en een uur later waren ze in Oosterbeek.
Frits, Hein en Doortje stonden hen op te
wachten. Na elkaar begroet te hebben gingen
ze naar huis. 't Was nog pas kwart over acht.
Ze kwamen onderweg (dicht bij huis) bij een
roeiboot. „Van wie is die boot vroeg Jan.
„Van Voder," antwoordde Hein
„Zeg," zei Flits tegen Dora en Mientje. „Wij
gaan eventjes roeien." „Gaan jullie maar vast
naar huis, maar zeg niets tegen Vader en
Moeder." De meisjes gingen weg. 't Was al
12 uur, etenstijd, en nog waren de jongens
niet terug. (De meisjes hadden het toch ver
klapt). Oom ging eens kijken. En wat zag hij?
Jan had in 't water gelegen en dorst niet naar
huis en stond daar nu druipend nat. om een
kou op te doen. Oom droeg hem naar huis,
terwijl hij Hein en Frits ernstig berispten. Jan
werd verkleed. Doch hij werd gevaarlijk ziek.
Toen hij beter was bracht Oom hem zelf naar
huis. Mientje mocht nog- blijven. Jan moest
voor straf naar huis. Hij zal wel nooit zoo
ongehoorzaam meer geweest zijn, want 't was
voor hem een vrceselijkc straf.
RAADSELS.
Opl°ssingen van de vorige week.
De oplossingen van de vorige raadsels wa
ren
I. Koppelpoort, met de woorden kaas,
odol, Piet park, ezel, Lena, pond. Opoe, open,
ruit, teen.
II. Zonnebloem met de woorden roos,
ziek, Anna, Maan, thee, ebbe, laat. noot, pier,
room.
De prijs is doze week gewonnen door Goud-
visch cn kan a.s. Maandag aan ons bureau
worden afgehaald
NIEUWE RAADSELS
I. Mijn geheel bestaat uit 17 letters en Is
iets waar dezer- dagen veel menschep naar toe
plegen tc gaan. Het is ecnalgcmeenc bekend'
heid van Nederland.
5, 7, 8, 9, 10, 11 zijn dieren, die in den
grond leven.
15, 3, 4, 2 houdt de schutter steeds vooi
o ogen.
0, 13, 12, 16 14 is gelijk aan „opdracht".
1, 4, 10, 17, 13, 11 gebruiken we om voor
uit te komen
II.
WIE BEN IK?
Mijn eerste deel is 'n héél klein niensclv.
Mijn tweede een rivier; 'n groote wensch
die in 't verre land te gaan bekijken.
Het derde 'n dier, dot mij zou lijken!
'i Geheel *n soort paard, héél onbekend,
In Artis echter al gewend.
HET NICHTJE UIT INDIE
„Ik heb je al vooruit gezegd, dat ze ver
velend zou zijn I" zei Han en er klonk iets
als triomf in zijn stem, terwijl hij zijn beide
beenen buiten de hangmat bungelen liet.
Elsje, zijn tweelingzusje, dat voorover
op het grasveld lag met de beide handen
onder het hoofd, keek even op van het
boek, waarin ze verdiept was en zei:
„Ja, 't is natuurlijk erg vervelend, de
heele vacantie opgescheept le zitten met
een nichtje, dat we niet kennen en dat
altijd in Indië gewoond heeft, maar als ze
nou leuk en aardig was en niet zoo ver
velend I"
,,'t Is de meest onuitstaanbare nuf, die je
maar denken kunt," zei haar broertje
weer. „Ze is bang voor alles: voor Kikkers,
spinnen, zelfs voor muizen 1
„Och, dat kan me nou eigenlijk niet zoo
veel schelen," zei Elsje weer. „Als ze
maar niet zoo'n saai kind en altijd zoo
braaf was! Gisteravond heb ik één van die
leuke vaasjes, die op Jufs kastje staan, ge
broken. Ik heb er Wiesje met opzet niets
van gezegd, omdat ze niet ophouden zou
met zeuren, dat ik een nieuw van m>jn zak
geld koopen moest. En ik heb nog maar
één dubbeltjeIk heb t vaasje daarom
maar onder in mijn kast verstopt om het
vandaag te lijmen, 'k Was wat blij, dat Juf
het nog niet gemist had. Juist toen U er
mee bezig was, kwam Wiesje binnen. Ze
had een heele drukte, dat ik 't niet ver
zwijgen mocht en ik ben doodsbenauwd,
dat ze 't Juf zeggen zal, want dan heb je
natuurlijk de poppen aan het dansen!
„Laat ze 't eens wagen riep Han nu
strijdlustig uit. „Als ze 't doet, dan
„Weet Juf het; de rest komt er niet op
aan!" zei Elsje somber.
„Daar moeten we dus voor waken, g>r»g
Han deftig voort. „Maar hoe
En hij bleef peinzend vóór zich uit sta
ren.
SCHRIJFLES
Drie kleuters op een rijtje,
die schrijven op een leitje
heel gjoote, ronde nullen,
die over 't leitje sullen.
En kromme, rare streepjes;
ze dragen kleine keepjes
en ronde, mooie hoedjes,
sandalen aan hun voetjes.
De griffeltjes, die krassen
Juf, die op hen moet passen,
houdt d'ooren dicht voor 't leven,
wil wel een dropsje geven
Als ze dat krassen staken;
maar o, die stoute snaken
ze willen wel graag snoepen,
maar laten Juf maar roepen.
Drie kleuters op een rijtje
die schrijven v o 1 hun leitje,
van boven, naar beneden
en zijn dan pas tevreden
HERMANNA.
,Ik weet hetIk weet hetjuichte hij
plotseling. „Eerst was ik woedend, omdat
ze gevraagd had met Moeder mee naar de
stad te rijden, in plaats van er eerlijk met
ons drieën om te raden, maar nu hebben we
een mooie gelegenheid om
Elsje was één en al belangstelling. De
beide kinderen lagen nu zóó zacht samen
in het gras te fluisteren, alsof ze bang
waren, dat de kikvorschen, de mieren en de
torren hun geheim verklappen zouden.
Ze keken eens om zich heen en het
duurde niet lang, of ze hadden een dikken
kikker gevangen. Han hield de vier punten
van zijn zakdoek, waarin het dier zat, stijf
vast en Elsje liep er vlak naast om den
kikker dadelijk te pakken, zoodra hij een
poging tot ontsnappen zou aanwenden.
Zoo vlug als zij dit met hun gevangene
durfden doen, liepen zij nu naar huis. Ge
lukkig kwamen zij niemand tegen in de
gangen en op de trap. Wiesje's kamertje
was op de eerste verdieping. Behoedzaam
deed Elsje de balkondeur dicht, sloeg de
dekens opdaar zette Han den kik
ker in het bed van hun nichtje.
Haastig liepen zij nu weer naar builen.
Ze hadden echter niet vergeten, de gang
deur van Wiesje's kamertje goed achter
zich te sluiten. Zoo kon de kikker niet
ontsnappen en waren zij er zeker van, dat
hun nichtje bij haar thuiskomst zij zou
zich vóór tafel natuurlijk wat opknappen
een onaangename verrassing wachtte.
De tweelingen popelden van ongeduld.
O, wat duurde het lang, vóór Moeder en
Wiesje terugkwamen, maar eindelijk, daar
hoorden zij den auto toch, die even later
óór de villa stopte.
Het verwonderde Moeder wel even, dat
Elsje en Han haar niet dadelijk kwamen
verwelkomen, doch zij kon daar niet lang
over nadenken, daar zij uit de stad een
klein meisje meegebracht had, dat zij bij
het uistappen hielp.
Moeders vriendin. Tante Jonny, was
plotseling ongesteld geworden en nu had
Moeder aangeboden haar dochtertje, An
neke, met zich mee te nemen. Ze kon dan
blijven, tot haar moeder weer heelemaal
beter was.
Op bet zien van Anneke kwamen Han
en Elsje naderbij. Moeder, die eenige or
ders aan Rika, het dienstmeisje gaf, zag
hun schuldige gezichten niet, maar zei al
leen:
„Dus dan kun jij zoolang bij Elsje sla
pen, Wiesje, en Anneke jouw kamer krij
gen naast die van Oom en mij."
„Ja, Tante," zei Wiesje. „Ik zal maar
dadelijk even verhuizen."
Verschrikt hadden de tweelingen naar
dit gesprek geluisterd. Anneke zou dus op
Wiesje's kamertje slapen, maarde kik
ker
Wiesje was echter al naar boven. Ze
konden den kikker dus niet ongemerkt weer
weghalen.
Een kwartiertje later kwam Wiesje bij de
anderen terug. Zij zag wat bleek en haar
mondhoeken trilden.
Han en Elsje verwachtten niet anders, ol
ze zou van den kikker vertellen en hen
daarbij leelijk verraden. Ze zou natuurlijk
best begrijpen, dat die kikker niet vanzelf
boven kwam en was net een kind om te
klikken, meenden zij. Moeder zou wel heel
boos zijn en verdiend was het, maar
Wiesje ging rustig in de breede venster
bank zitten en zei niets.
Toen Moeder even later met Anneke naar
boven was gegaan, kon Elsje toch niet lan
ger zwijgen. Zij begon al spijt te krijgen
van haar onvriendelijke daad. Eigenlijk was
ze niets lief den laatsten tijd. Dat met Jufs
vaasje was natuurlijk ook heel onaardig,
nee oneerlijk was 't om het te verzwijgen.
[Verbeeld je, dat een ander b.v. Rika nu
eens de schuld kreegAan die mogelijk
heid had ze eigenlijk heelemaal nog niet
gedocht. Ze werd vuurrood en zei eindelijk:
„Zeg, Wiesje, heb je op je kamertje
De woorden kwamen haar echter niet
verder over de lippen.
Han, die ook al onrustig geworden was
en spijt begon te krijgen, wilde zijn twee
lingzusje niet in den steek laten en maakte
den zin voor haar af door te zeggen:
Soms een kikker gezien
Ontsteld keek Wiesje de beide anderen
aan. Hoe wisten zij dat Zouden ze 't
misschien met opzet gedaan hebben
Maar nee, dat was onaardig gedacht. Tot
zoo iets leelijks achtte zij Han noch Elsje
in staat, al waren zij dan ook dikwijls heel
omnendelijk tegen haar.
„Ja," zei ze nu. „Toen ik mijn nachtzak
van mijn bed nam, 2ag ik iets bewegen,
't Was een kikker. Ik vond het wel wat grie
zelig, maar ik heb 'm toch in mijn htnd-
doek naar beneden gebracht en in den tuin
gezet. Ik begrijp oigënllijk niet goed, hoe
hij in mijn slaapkamertje gekomen is
de balcondeur was zelfs dicht. Snappen
jullie het?"
„Wij wij hebben het gedaan," beken
de Han nu eerlijk. „Maar je moet het niet
aan Moeder vertellen, hoor
„Natuurlijk niet I" zei Wiesje en haar
stem klonk zóó verontwaardigd, dat de
tweelingen haar verwonderd aankeken.
„Dat is lief van je," zei Elsje plotseling.
„Ik heb er nu zoo n spijt van, maar ik was
eigenlijk boos op je om dat vaasje. Ik ik
voelde wel, dat je gelijk hadt, maar wilde
het niet toegeven."
„En ik was boos, omdat je gevraagd
hadt met Moeder mee naar de stad te rij
den en wé er niet om geraden hadden,"
legde Han uit.
„O," zei Wiesje, „ik had het gevraagd,
omdat ik een week geleden bii Polman pre
cies dezelfde vaasjes, als die Juf heeft, had
zien staar* Ik heb er eentje voor je ge
kocht, Els, om aan Juf te geven. Aan Tante
heb ik gezegd, dat het een geheimpje was
en Tante heeft er gelukkig niet verder naar
gevraagd. Ik heb het op je kamer gezet."
„O Wiesjewas alles wat Elsje zeggen
kon, terwijl zij snikkend haar arm om den
hals van haar nichtje sloeg, ,,'t Spijt me
toch zoo vreeselijk
„Je bent een lief nichtje, hoor!" zei ITan
en hij voegde er welgemeend aan toe:
„Ik hoop, dat je nog heel lang bii ons
blijft."
„Ik ook I" zei Elsje uit den grond van
haar hartje.
En Wiesje, het nichtje uit Indië, dat eerst
zulke moeilijke dagen in haar nieuwe om
geving gehad had, zonder daarvan ook
maar iets te laten merken, mocht zich vanaf
dit oogenblik in de oprechte vriendschap
der tweelingen verheugen.
Elsje, die graag wilde, dat „nu alles
heelemaal goed was," vertelde Juf eerlijk
van het vaasje. Toen Juf het heele verhaal
gehoord had en haar een „llinke meid"
noemde, vond zij eigenlijk, dat zij dien
naam niet verdiende, doch deze geheel aan
Wiesje toekwam.
Wie voortaan niet heel lief tegen
Wiesje was, kreeg met de tweelingen te
doen.
Vriendelijkheid tegenover
een Dief
Meneer X. was een vermogend man.
Maar hij was ook algemeen bekend om zijn
goed hart, want hij was de edelmoedigheid
in persoon.
Zooals het in die dagen de gewoonte was,
werden zijn kelders elk najaar van groote
hoeveelheden proviand voorzien.
Op een nacht midden in den winter hoor
de meneer X. een eigenaardig geluid, dat
uit den kelder scheen te komen. Heel be
hoedzaam kleedde hij zich aan en ging
met een kaars en lucifers gewapend, zoo
dat hij elk oogenblik licht kon maken
naar beneden.
Nauwelijk had hii den kelder bereikt, of
hij zag licht en ontdekte een man, die bezig
was groote sneden van een ham af te snij
den om ze daarna in een zak te laten ver
dwijnen.
Meneer X. trad nu den kelder binnen. De
dief zag hem onmiddellijk en hield hevig
ontsteld op met zijn bezigheid.
„Ga door beval meneer X. „Vul dien
zak heelemaal en ga dan heen. Je moest "je
schamen, dat ie 's nachts de menschen wak
ker maakt en riet overdag komt
Verschrikt kroop de dief in een donkeren
hoek.
„Maak voort!" zei meneer X. nu. „Vul je
zak. Het is veel te koud om mij hier zoo
lang te laten wachten."
Over zjh geheel* lichaam bevend, ge
hoorzaamde de dief.
„Ga nu heen," zei merleer X., toen hij
klaar was. „En wanneer je weer gebrek
aan voedsel hebt, kom dan bij me en ik zul
je geven, wat je noodig hebt. Maar plunder
mijn kelder niet weer midden in den nacht.
Als ik je ooit weer daarop betrap, zal ik je
aan de politie overleveren."
De man sloop beschaamd heen, doch
meneer X. was den volgenden dag aange
naam verrast, toen de dief, dien hij onmid
dellijk herkende, zich hij hem aanmeldde
om werk te vragen, opdat hij zou kunnen
betalen voor hetgeen hij weggenomen had.
Meneer X. hielp hem gaarne voort, zocht
en vond werk voor den dief, die vanaf dit
oogenblik een eerlijk man werd.
OPA
Opa, onze haan, kent ons
allen op zijn duimpje,
bij een ieder bedelt hij
om een graantj' of kruimpje.
Zie toch eens, hoe trots bij stapt
naar ons kleine zusje,
die maar strooit en aldoor roept:
„Opa's zoet; een kusje
Dan stapt hij weer deftig weg
naar zijn vrouw en kind'ren
en kijkt toe ja, streng is hij
of z' elkaar ook hind'ren.
Ja, hij is verstandig, hoor I
Heb je wel geweten,
dat zoo'n lieve, trouwe haan
and'ren eerst laat eten?
Opa is een beste haan;
hij kraait ons vaak wakker,
maar hij is toch onze vriend,
onze trouwe makker.
Wie hem van ons koopen wil
om hem dan te slachten
Dacht je, dat we 't deden, zeg7
„Nee, die kan lang wachten
RAADSELRIJMPJE.
Wie gaan er heel de wereld rond,
cn. loopen toch nooit op den grond
Wie nemen geen passen of stopjes
De grapjes
Wie zijn in hoeken neergezet,
of komen zitten aan je bed
En eischen jg oor, de brutaaltjes
Verhaaltjes
Wat komt er in je huis te gast,
cn.gaat kalm wonen in je kast
Wat houdt er de kinderen héél zoet
Het speelgoed
Maar wat mag niet vergeten zijn,
al is het spelen nog zoo fijn
Al ben je in 't raadsels-vinden sterk
Het huiswerk I
BLADVULLING.
Karei had voor het eerst van zijn leven een
egel gezien Den volgenden dog vindt hij een
kastanje die nog in de bost zit en roept ver
rukt „Vader ik heb een egelei gevonden
Jantje moet een opstel maken over de koe
cn begint a'dus
„Dc koe geeft ons^ in den winter melk, bo-
ter, kaas en eieren".
Kleine Jan komt uit school met zijn schrift
vol inktvlekken*.
„Vader", roept hij, „ik kon er echt niets
aan doen. Het negerjongetje naast me heeft
uit zijn neus gebloed".
OnderwijzerHans vertel eens, wanneer
het de beste tijd is om appelen van den boom
te halen
Hans Als de hond aan de ketting ligt.
Een uur lang heeft de onderwijzeres in de
klas allerlei verteld over vloeistoffen tot zij
ten slotte eenige vragen stelde over het be
handelde onderwerp Een daarvan luidde
„Kon één var, fa!lie me nu ook zeggen wat
water is
De heele klas blijft zwijgen totdat plotseling
een van de jongens achter in de klas z'n vin-
gei opsteekt.
„Wel Henk. zeg het dan cervj" zegt nu dc
juffrouw
„Water juffrouw, dot is dat goed, dat
zwart wordt nis je er je handen insteekt'
Pietje komt te laat op school Zijn onder
wijzer vraagt hem
„Waarom kom je zoo laat op school, Piet-
je
Pietje„Om te leeren. meester
Willy Jansen geeft haar onderwijzeres een'
heele boel last Aan het begin van h'et laatste
uur zegt deze
„Nu hebben wij natuurlijke historie en nu
mogen jullie om de beurt een van de logero
diersoorten opnoemen, te beginnen bij Willy
Jansen
OnderwijzeresKlaas heb je weer gevoch
ten en ik heb je zoo geleerd, dot, als iemand
je op je rechterwang slaat, je hem ook den
lirker toe moet koeren
Klaas Ja, maar Jan heeft me op mijn neus
geslagen en ik heb er maar écn
In de les in natuurlijke historie was do
rhinoceros behandeld cn de onderwijzeres wil
de eens zien, of de kinderen onthouden had
den, wat zij hun cr van verteld hadden.
„Piel', wendde ze zich tot een kleinen jon
gen, „noem jij me nu eens iets dat gevaarlijk
is om er dicht bij le komen en dm een hoorn
heeft".
„Een auto juffrouw", antwoordde Piet.
CORRESPONDENTIE.
Goudenregen. Dat is een aardig
cadeautje hè. Wel gefeliciteerd ormeei". Waar
ben ie naar toe geweest? Natuurlijk dol \eel
plezier gehad
B r u i n o o g. Ja, dat kunnen soms roro
dingen zijn. Dat liof je, dat die er ook was,
Loten wc hoopen dut zoo iets niet gebeurd
Wildzang'. Gefelec'tccrd hooi Mis
schien guar hij we! weer gauw open. En don
is alle leed alweei geleden.
F r i s i a o n t j c Nu heb je dus wel een
prettige vacantie verdiend.
Fijn hoor. Je zult wel veel plezier hebber»
denk ik
W i t b o Krijg ik ook van jou eens een
lange brief?
Bobbie. Prachtige cijfers hoor! Dat is
heel moei. Ga jij later ook naar zee. Dat lijkt
me net iels voor jou
C 1 y v i a. Neen, dat had jc blijkbaar ver
geten Wat leuk, zoo'n tochtie nênr buiten,
Zijn er veel meegegaan
Duinviooltje. Natuurlijk gaat jd
schoolwerk voor, dat begrijp ik wel. Maar als
het vacantie is heb je weer meer tijd. Of go
je uit de stad
Doornroosje. Wat zul je nu eer»
heerlijke taartjes bakken. Mag ik cr eens wat
bij je komen eten Blaas maar niet zoo hard,
dat hij uit elkaar springt
Narcis. Heel graag. Dat krijg ik don
zeker wel van je als hot klaar is. Ja. mar.r zoo
iets kan niet altijd gebeuren
Lenteklokje. Als het weer inaar nieti
verandert Daar kan je vooruit weinig van zeg
gen. De lucht doet soms erg raai. Maar het
zal nog we! meevallen. Dat is ook erg gevaar
lijk. Pas maar op,\vont anders kon je je wel
eens leelijk pijn doen
Spin. Dat zei ook wel gebeuren, denk
ik. Ik hoor dat zeker nog wel, is 't niet
Mier. Dank jq wel voor de aardige raad
sels. Die komen uitstekend venpas, hooi I
Klei n-D u i m p j e Wat een leuks ver
haaltjes heb je gemaakt. Die komen natuurlijk'
in de krant. Als er meerdere goede oplossin
gen mogelijk zijn, reken ik iedere oplossing
voor goed.
Knopje Goed, laat ze dat maar doen4
Hoe meer hoe liever en des te boter.
Goudvis c h. Ik hoop dat je woord
houdt en dat ik je iedere week kan beantwoor
den.
B r u i n o o g. Wat vervelend is dat nu
met het water hè Maar misschien gaat het
zwembad wel weer gauw open.
R. M. Uw vraag betreffende de Friesland
plaatjes kwam jn mijn bezit. Zelf heb ik nog
enkele daarvan. Mochten dc verlangde num
mers daar niet bij zijn, dan zal ik aan Uw
verzoek voldoen.
Duizendschoontje. Misschien wel.
Kijk maar goed uit of je het niet eens in do
krant ziet. Die kans heb je altijd Dat begrijp
ik 1
Cos in en. Gelukkig. Gefeliciteerd hoor.
En wat een mooie cijfers. Ga zoo maar voort.
Maar nu eerst fijn genieten van de vacantie.
Donderpadje Bewaar hem nu in het
vervolg maar goed
Vio liertje. Heb je prettig gefietst?
t Was heerlijk weer, dus je hebt kunnen ge
nieten. Ja, dat is een prachtige kerk.
Blondje. Je wensch is zoo je ziet al
vervuld.
B a lse mientje. Dat ti of jc. Zoo zfc
je alweer dat je er vooruit niets van kon
zeggen.
Cupido. - Wat jammer Je hebt toch
wel steeds vcrsch water gegeven? Die zijn nog
wel te krijgen, 't Is ook een leuk gezicht, al
die beestjes.
Kampioen. Zoo, dat zal don wel een
mooie inzending geweest zijn. Ja, en het is
ook een groote waarheid. Heb je dat zelf ook
al eens ondervonden
0©M KARBLL