KINDERRUBRIEK
x e
x
x
WAT ELSJE KOOS
De Nieuwe Onderwijzer
HET GOOCHELEN
De Rubriek van Oom Karei.
Tot mijn genoegen heb ik bemerkt, dat de
uitslag van do wedstrijd nog al in den smaak
is gevallen Do meeste neefjes en nichtjes
vinden het prettig", dat we een opstellen wed*
strijd krijgen. Natuurlijk zijn er altijd enkele,
die liever iets anders hadden willen hebben,
maar dat gaat altijd zoo.
't Is uit don aard der zaak onrnogc
lijk om het ieder naar den zin te maken. Dat
gaat nu eenmaal niet. De opstellenwedstrijd
had verreweg de overgroote meerderheid van
stemmen. Naar ik vernam zijn vele van jelui
al druk bezag met een opstel. Anderen schre
ven me, dat ze nog wel een tijdje zouden
wachten. Dat vind ik niet erg verstandig en
ik zou jelui allemaal willen aanraden, wacht
cr niet mee tot hèt laatst. Je zult zien, dan
komt er op het laatste nippertje wat tusschen
cn dan komt er van het hecle opstel niets
meer terecht. Begin er dus maar gauw aan cn
stuur het dan maar in. Ik kreeg deze week-
weer een mooi verhaal van Silene, dat ik hier
zal laten volgen. De titel van het verhaal is
deze week
LIES' WENSCH VERVULD.
„Hallo I" riep een stem door de opening
van een tent. „Zijn jullie nog niet op Ik al
eeuwen. De tafels is gedekt." Vijf meisjes in
de tent richtten zich op. „Zoo Noor. ben je
al weer op stap geweest vroeg Bep, één der
meisjes uit de tent. „Natuurlijk, 's morgens is
het 't mooiste weer van de wereld." „Nu jon
gens. laten we dan allemaal op gaan staan,
zei de oudste van hen.
Het waren ze9 meisjes die een week waren
gaan kampeeren. Miep was do oudste, twintig
jaar cn hiclcL de orde er een beetje in.
Zij waren allen vriendinnen van elkaar. Vlug
was ieder nu klaar. Buiten had Nora een laken
uitgespreid cn het ontbijt er op gezet. „Het
was zoo'n mooi weer, dat ik het jammer vond
om binnen in do tont te gaan ontbijten" zei
zij.
„Hè," zei Lies. „ik wou dat er iets bijzon
ders gebeurde."
„Ben je nu nog ontevreden", zei Els. „Ver
beeld je, we zijn hier pas drio dagen en maken
steeds pret. Schaam je." „Kom lui, niet zoo
somber!" riep Elly vroolijk. „Ga anders naari
een waarzegster", raadde Bep Lies aan. Zij
zal je dan zeggen wat er zal gebeuren en dan
kar» jc je verblijden of niet. 't Zou me een
saaie boel worden."
„Geloof jij nog aan die menschen, die je
op de kermis allerlei g'eks voorspellen?" vroeg
Nora aan Bep. Nu begonnen ze allen door el
kaar te praten. De een geloofde cr aan, de
ander niet en haast allen wisten ze te vertel
len van die cn die, bij wie het ook uitgekomen
was, of niet.
„Nu is het genoeg" zei Miep eenigszins kort
„Wat een kabaal om die cene opmerking van
Lies. Nu wat anders, wie gaan er naar het
dorp om wat etenswaren ie koopen." „Wij",
.riepen Nora en Els. „Na l.et ontbijt maakten
7.ij eerst haar tenten in orde en giKgen Nora
cn Els op do fiets naar het dorp. De anderen
gingen aardappels schillen er. groente klaar
maken. Zij zaten cr zóó gezellig dat ze met
merkten dat er een meisje voorbij ze fietste.
Dit keek turend naar het clubje dat aan 't -eten
klaar makon was
Het meisje fietste door cn dacht: ,Jk ben
nog mal dat ik naar die wichten kijk. Op
school zijn wc nog nboit bevriend met elkaar
geweest.
Toch ging zc nog een keer langs haar, maar
reed toen tegen een kei aan, die zc niet had
zien liggen. Met een smak viel ze op den
grond. De meisjes van de tent sprongen op
„'t Is geloof ik Tinc," zei Lies. „Wat moet
ze hier doen vroeg Elly. „Wat geeft dat
nu?" antwoordde Miep, „laten we haar maar
gouw helpen. Ze zal zioh wel pijn gedaan heb-
ben."
Ze hielpen 't meisje, dat werkelijk Tine/t nufje
vit haar klas blek te zijn. Zij waren nu echter
vriendelijk tegen haar cn namen, haar mee in
de tent. „We hebben nog- verband genoeg"
zei Bep, op Tine's bloedende knie wijzend.
Handig deed Miep nu het verband om haar
gewond© knie, terwijl Elly zoo edelmoedig
was, om het gat in de kous te stoppen. „Juf
lio bent veel te goed voor me" bekende Tinc'
met berouw „Ik was altijd zoo vervelend te
gen jullie en nu behandel je me als eens vrien
din". „Geen oude koeien uit de sloot holen
Tine, raadde Bep aan. „Jongens, daar heb je
Noor en Els," riep Lies. Verwonderd kwamen
deze in de tent. „Wat is er nu gebeurd?" vroe
gen zc. In 't kort vertelde Tine nu alles. „Blijf
maar eten," zei Noor. „We hebben eten ge
noeg cn hoe meer zielen hoe meer vreugd.
Toen z© met alles klaar waren mankten ze liet
eten verder af cn gingen ze gezamenlijk met
Tine eten. Deze was zoo verrukt over alles,
dat z© erg vroolijk werd en vertelde wat zij
in dc vacantia uitvoerde. Zoo ging do maal
tijd gezellig voorbij.
's Avond toen ze allen in de tent lagen, om
te gaan slapen, riep Lies plotseling „tnijn
wcnsch is toch maer fijntjes uitgekomen. Wel
te rusten!"
RAADSELS.
Oplossingen van de vorige raadseis.
De oplossingen van de raadsels van de vo
rige week waren:
I. „Men weet nooit, hoe een koe een haas
vangt" met dc woorden: noot. Maas. oog, thee,
Wccnen, eik, teen, hnven.
U. „Ijsvermaak" met de woordenvnj-
mes, aak, kömer.
De prijs is deze weck gewonnen door N e p-
tunus en kan a.s. Maandag aan onze bu
reaux worden afgehaald! aanmelden aan het
loket).
NIEUWE RAADSELS.
I. liet geheel is een vermaardheid cn be
zienswaardigheid van onze stad.
X
X
s X e i
X
XXXXXXXXXXX
j
s X m
X
X
Op do Iste rij een medekb'nker.
Op do 2de rij een plant, die ook hier te
lando voorkomt.
Op de 3de rij een bekende sigaar.
Op de 4de rij iets waarna wc op school
nieuwsgierig zijn.
Op de 5de rij een groente.
Op dc 6de tij het gevraagde woord.
Op de 7do rij een op kantoren veel ge
bruikt apparaat.
Op de 8ste rij een dorp in Noord-Hol land,
Op de 9de rij een landbouwwerktuig.
Op de 10e rij een eiland in de Zuiderzee.
Op de 11de rij een medeklinker.
D. Op de kruisjeslijn van boven naar be
ncden komt een gebeurtenis, die deze week
weer herdacht is.
X
X
X
X
X
X -
X
X
X
X
Op de Iste rij een mooie bloem.
Op de 2de rij een jongensnaam.
Op dc 3de rij ligt in vele kamers op den
grond.
Op de 4de rij is een kleur.
Op de 5de rij gebruikt men bij schoonma
ken.
Op do 6de rij: een meisjesnaam.
Op de-7de rij: een ander woord voor plaats.
Op de 8ste rij een lichaamsdeel
Op de 9de rij wordt in den grond gevonden.
Op de 10do rij is Oen gebergte in Duitsch-
land
Op de 11de rij is een vogel.
Op de 12de rij is eon vermaning in dc klas.
In de gezellige speelkamer stonden voor
één der ramen Jan en Piet Hansma. Jan
was wel een jaar ouder dan zijn broertje,
maar dêér hij veel ziek was geweest, zaten
zij nu op school toch in dezelfde klas.
,Onze laatste vacantie-dag I Morgen
moeten we weer naar school!" zei Jon
met een zucht.
En we krijgen een nieuwen meester,
Niks leuk!" vond Piet.
„Als 't maar geen strenge isging Jan
voort.
„Zoo aardig als meneer Boutens is hij
vast niet!" luidde het oordeel van Piet.
„AUe verandering is geen verbetering/
merkte Jan wijsgeerig op.
„Geen van de groote jongens kent hem,
hij is heelemaal nieuw!" zei Piet weer.
Laten we tenminste van onzen laatsten
vacantie-dög genieten en nog eens iets
leuks uitvoeren," stelde Jan voor.
Piet was er onmiddellijk voor te vinden
en de jongens besloten dfen laatsten mid-
ig belletje te trekken I
Even later ontsnapten de beide bengels
door de achterdeur. Dit vonden ze veiliger,
daar zij hierdoor kans zagen onopgemerkt
buiten te komen.
Telkens als zij aangebeld hadden, ver
stopten zij zich achter eenige struiken
De drie eerste huizen leverden niets bij
zonders op: van twee gingen de deuren
niet eens open en aan de derde deur kwam
een oude dienstbode aansloffen, die „zeker
verkeerd" mompelde. Ze werd niet eens
kwaad! Nee, daar was nu eigenlijk niets
„Laten we er maar mee ophouden; 't ver
eelt me nou al!" zei Piet. „Kijk, daar
wordt het ook al niets: er rit iemand voor
het raam."
Maar Jan, die het plan verzonnen had,
wilde het zoo heel gauw nog niet opgeven
en antwoordde:
„Dat huis met die stoep is er fijn voor!
We moeten natuurlijk zorgen, weer veilig
beneden te zijn, vóór er iemand aankomt."
't Was Piets beurt om te bellen. Zwaar
ging de bel over en do echo scheen het
geluid nog te herhalen. Vlug wilde hij nu
de stoep afloopen, toen hij echter struikel
de en onder aan de trap bleef liggen.
In hetzelfde oogenblik ging de deur open.
Piet, die zich gelukkig geen pijn gedaan
had, wilde haaslig opstaan en wegloopen,
maar het was te laat. Een boos-uitzien-
de dienstbode keek hem onderzoekend aan.
Toen Jan zag, dat zijn broertje gevallen
as, schoot hij onmiddellijk toe en zoo
kwam het, dat het edele tweetal zich ondér
aan de stoep bevond.
„Wat willen jullie?" vroeg het dienst
meisje op een toon, nlsof zij niet veel
goeds verwachtte.
Jan, die gehoor gaf aan een invallende
gedachte, haastte zich nu te vragen:
,Is meneer e meneer Jansen
thuis
Vol bewondering keek Piet, die inmiddels
opgestaan was, hem aan. Hoe bedacht Jan
't zoo gauw Dat is, wat ze ir. de geschie
denisboeken „koelbloedigheid van geest"
noemen, schoot het door zijn brein.
Natuurlijk had Jan maar zoo eên wille-
keirrigen naam genoemd, moar het was al
heel toevallig, dat meneer Jansen, nog wel
hun nieuwe onderwijzer, door sinds korten
tijd woonde. t y
Klein Elsje kwam uit 't ziekenhuis
Weer bij haar Moes terug
En mocht, omdat zij zwakjes was,
Een kussen in haar rug.
Zij zelf mocht kiezen uit de drie;
Dat was een zwaar geval!
Klein Elsje dacht toen heel lan0 na
En koos:de poes met bal
IJETTY BOREL'.
Beleefd liet de dienstbode de jongens nu
binnen. Zij vertelde later in de keuken, dat
zij eerst aan een belletje gedacht, maar
zich toch vergist had.
Maar ook de jongens waren zeer ver
baasd: dat hier werkelijk een meneer Jan
sen woonde de eerste naam de beste,
die Jan te binnen was geschoten. Zij zou
den echter nog veel verbaasder zijn ge
weest, als zij begrepen hadden, wie die
meneer Jansen was.
Vóór de jongens echter heelemaal tot
bezinning waren gekomen, stonden zij in
een gezellig ingerichte studeerkamer.
Nu had meneer Jansen juist door een
open raom 'van een ander vertrek het ge-
heele tooneeltje gadegeslagen. Hij begreep
wel, dat de jongens dat wachten in zijn stu
deerkamer niet prettig vonden, maar hij
wilde den bengels eens een lesje geven en
besloot hen eenigen tijd In onzekerheid te
laten.
.We moeten probeeren hier weg le
komen," fluisterde Jan; „maar hoe?"
Door het raam en ons naar beneden
laten zakken," antwoordde zijn broertje
even zacht.
Vóór dc jongens het raam echter bereikt
hadden, gebeurde er iets vreeselijks: een
harde slag in de richting van het raam en
een klein tafeltje, waarop een goudvis-
schenkom gestaan had, lag op den grond,
de kom aan duizend stukken, terwijl de
arme goudvischjes hulpeloos lagen te spar
telen.
In hetzelfde oogenblik ging de kamer
deur open en trad meneer Jansen, een
jonge man met een vriendelijk gezicht, bin
nen.
Onder de gegeven omstandigheden waren
uitleggingen overbodig. Piet liep hem tege
moet en riep:
-Water, gauwl De arme goudvischjes
2ullen doodgaan. Zie ze eens spartelen!''
Merveer Jansen deed, alsof hij plotseling
de gehoorzame jongen en Piet de onder
wijzer geworden was. Hij deed dus, wat Piet
zei en kwam spoedig met een jam-em-
mertje vol water in de kamer terug. Met
hun drieën vingen zij nu heel voorzichtig
de spartelende goudviSchies, die weldra in
het jam-emmertje rondzwommen, alsof zij
dit hun heele leven gedaan hadden. Onder
het opruimen der glasscherven drong liet
langzamerhand tot de jongens door, dat ze
toch wel eens een woord van verontschul
diging mochten zeggen, maar dan
moesten ze ook alles vertellen
Jan begon daarom al stamelende zijn
verhaal, bijgestapn door Piet, die het
woord nu en dan van hem overnam. Zii
ertelden alles, ook dat zij het niets leuk
onden, een nieuwen onderwijzer, die nog
niet aan de school verbonden geweest
was, te krijgen in de vierde klas. Welke
school ze bezochten, hadden ze al gezegd.
Plotseling mankte meneer Jansen echter
een einde aan hun woordenvloed en wel
door een onbedaarlijke lachbui.
Verbaasd keken Jan en Piet hem aan.
Toen hij uitgelachen had, riep hij vroo
lijk:
„Maar jongens, dan zijn jullie in het hol
an den leeuw terechtgekomen I"
Nog verbaasder keken dé beide bengels.
Daar begrepen ze nu heelemaal niets van!
Noemde meneer Jansen zijr kamer het hol
an den leeuw? Maar waarom deed hij
dat Op een angst-aanjagenden leeuw leek
die vriendelijke, vroolijke man toch aller
minst
Waarom zegt u dat, meneer?" vroeg
Jan eindelijk.
Wel, jullie waart immers bang, dat de
nieuwe onderwijzer je morgen niet zou
meevallen en besloot daarom den laatsten
vacantie-middag nog eens flink pret te
maken?"
„Ja meneer," klonk het zoowel uit den
mond van Piet als dien van Jan.
Maar dan begrijp i k niet," ging
meneer Jansen voort, terwijl hij een heel
oolijk gezicht zette, „waarom je dien nieu-
en onderwijzer juist ,öp je laatsten vacan-
tiedag met een bezoek vereert."
„Dat zullen we wel laten l" riep Jan uit
en Piet voegde er aan toe:
,We zijn bij niemand anders binnen ge-
„Ik ben de nieuwe onderwijzer!" zei
meneer Jansen nu.
De beide jongens werden doodsbleek.
Hoe hadden ze zoo onvergeeflijk dom
kunnen zijn?
„De de n nieuwe onderwijzer?"
stamelde Jan.
„Me meneer J Jansen?" stotterde
Piet,
„Dezelfde.'"
De jongens zouden op dit oogenblik
niets liever gewild hebben, dan dat de
grond zich plotseling voor hen opende en
zij er in hadden kunnen verdwijnen. Maar
zoo iets gebeurde natuurlijk niet.
„Meneer Jansen de nieuwe onderwij
zer!" zoo hamerde het in hun hoofd. Hoe
waren ze ook op dat ellendige denkbeeld
van belletje-trekken gekomen?
Jan keek naar Piet en Piet keek naar
Jan, maar iets zeggen duifden ze geen van
beiden.
Eindelijk kreeg meneer Jansen toch
medelijden met het tweetal, dat daar met
een boetvaardig gezicht vóór hem stond.
„Spijt jullie het gebeurde?" vroeg hij.
„Ja meneer," antwoordde Piet en Jan
zei:
„Nooit van mijn leven trek ik meer bel
letje."
„Jij ook niet?" vroeg meneer Jansen,
terwijl hij Piet aankeek.
„Natuurlijk niet!" luidde het antwoord.
„Goed, dan spreken wij er niet meer
over. En komen jullie nu maar eens mee,
den zal ik je mijn aquarium laten zien/'
De jongens volgden hem naar de serre
en waren weldra vergeten, dat ze meneer
Jansen nog maar zoo heel kort kenden.
Wat had hij 'n mooie \isschen in zijn aqua
rium cn wat wist hij er vee: van te vertel
lenDe middag vloog om en toen de jon
gens eindelijk naar huis gingen, nadat ze
een hartelijk afscheid von hun aanstaanden
onderwijzer genomen hadden, begon Jan
tegen Piet:
,,'t Is toch nog een *iine middag gewor
den."
„En ófluidde het veelzeggende oor
deel van Piet. „Ik ga morgen een kwartier
eerder naar school, om aan iedereen te
vertellen, dat de nieuwe onderwijzer
meneer Jansen heet en een leuke baas is.
Hoe ik dat weet, verklap ik natuurlijk niet
Maar laat er eens één uit de klas vervelend
tegen hem zijnDie krijgt met mij te
doen
„En met mij!" viel zijn brcerlje hem bij.
Reeds in heel oude tijden was het
goochelen bekend en het zou moeilijk te
zeggen zijn, op welk tijdstip men zich voor
het eerst bezighield met goochelarij, d. w.
z. allerlei behendigheidstoerers en kunst
stukjes.
De goochelkunst, waarvan eenige ge
schiedschrijvers beweren, dat zij uit Egyp
te afkomstig is, bestond vroeger in het
spelen met metalen ballen of kogels en
scherpe ijzeren werktuigen; in het in even
wicht houden van stokken op het hoofd, op
de hand of het gezicht of het aanraken van
gloeiende kolen.
In later tijden beoefenden de barden
(dichters) ook deze kunst. Zij werden over
al gezocht, niet alleen door het volk, maar
ook door de edellieden en zelfs door de
vorsten. Zij verbonden zich onderling om
zich in hun vak te oefenen, ten einde de
geheimen hunner toeren, bijgestaan door
handige medehelpers, voor oningewijden
verborgen te houden. Ten einde eenige af
wisseling in hun kunsten te weeg te bren
gen, gebruikten zij sommige dieren, waar
mee ze allerlei toeren verrichtten.
Eenigen tijd na de regeering van Willem
den Veroveraar (1066—1087) geraakten
deze barden in vergetelheid en hun
naam werd nu verwisseld met dien van
minnezangers, terwijl de kunst, waarmee
zij zich bezighielden, onder twee soorten
van personen werd verdeeld: de ééne soort
legde zich toe op kunstjes met de handen,
«raaie danstoeren, het kunsten vertoonen
eest dan bij u en u bent toch zeker niet I ™et paarden, honden, beren, en de andere
de nieuwe onj beoefende muziek en dichtkunst. De eer-j
sten noemde men goochelaars of potsen
makers, de tweeden minnezongers.
Langen tijd mochten de goochelaars zicW
in de algemeene gunst verheugen, doch
later werden zij met evenveel hevigheid
vervolgd als de zoogenaamde duivelskun
stenaars of beoefenaars der zwarte kunst,
de toovenaors dus, ja, niet zelden gebeurde
het, dat zoo'n goochelaar op den brand
stapel het leven liet.
In onze dagen willen wij daaraan ecKte-r
liever niet denken. Nog altiid bestaan er
goochelaars, doch wij weten, dat hun
kunst voornamelijk uit handigheid bestaat,
terwijl kennis van natuur- en scheikunde
er het hunne toe bijdragen om hun
goocheltoeren nog aantrekkelijker te
maken.
Een volgend keer zulien wij eens een
paar goochelkunstjes geven.
CORRESPONDENTIE.
Edelwcisz. Ja zeker, dat wil ik met
alle plezier. Maar ik docht, dot ieder het nu
toch wel vist.
Lenteklokje, Zoo, dus jelui zien er
altijd met verlangen naar uit. Dat gebeurt met
elke week dus je behoeft niet iedere Zotcrdag
to dansen van vreugde.
Narcis. Dat begrijp ik niet. Zondags
2ijn do winkels toch gesloten? Goed hoor erri
nu niet meer overslaan. Dat vind ik altijd erg
vervelend, als er een één week oversloat. Je
raadsel is heel goed.
Neptunus. Hartelijk dank voor je ac-
tucele raadsel. Hoewel het eigenlijk nog niet
aon de beurt is, zal ik het toch dndeb'jk in
dc krant zetten. Anders is dc actualiteit er
af. Ber» je nu weer beter Als je het maar
niet gewoon overschrijft. Ik ken dat toevallig
ook
B r u i n o o g-. Die plaatjes zijn er niet
mecT. Er waren er moar weinig cn die zijn al
weg'. Wel heb ik enkele bonnen voor je ïrianr
gelegd. Kom jc die Maandag even halen?
Neen, dat moet een verrassing blijven,
Frisiaanlje. Donk je wel hoor. Dat
zal zeker wel. Er ligt een pakje met bonnen
voor je klaar. Dnt kon je ofholcn e.s. Maan
dag.
Bobbie. Ja, dot was ook zoo Maar ide
meesten hebben het toch wel gevonden. Nu
gaat het nog al. Het kon slechter
Clyvin. Waarom niet. Probeer het'
maar eens.
Donderpadjc. Schrijf jo volgende
week eens een lange blief? Dal vind ik altijd
erg prettig.
i Kolibri. Door heb» je gelijk in. Maar
je Ivebt het gelukkig toch kunnen vinden.
Boterbloem. Jc hebt groot gelijk
hoor. Zoo, mank er dan maar een mooi ver
haal vnn.
Kampioen. Dat donk ik ook Wel.
Monr we hebben ook alle tijd ervoor. Ben je
nu weer beter. Gelukkig maar. De rolletjes
waren erg welkom
Cupido. Wnt een fijne dag. En had je
mooi weer. Jo hebt natuurlijk geweldig ge
noten. Dot begrijp ik. En dan zoo'n heerlijk©
auto erbijPrachtig hoor
P o s t d u i f j e. Jn, dat is knap hoor. Nu
begrijp ik het. Dus jij kunt dot nu ook. An-»
ders doe je je naam geen eer aan1
Regendropje. 1 Natuurlijk mag dat.
Heb je al eens meer meegedaan. Ik geloof var»
niet hè. Dat was zeker wel een mooie tocht,
't Was heerlijk weer oin te wandelen. Dat
was ook zoo, maar niet heel erg.
M. O. Er was helaas maar een plaatje,
dat nu klaar ligt oin gehaald te worden. Ik
zal echter een oproep plaatsen om mecrdcro
plaatjes.
Kwik. Stel het nu niet uit tot de lóatste
week, want dan komt er niets meer van. Ik zou
er maar gauw mee beginnen, als ik jou was.
Dat is heusch veel beter.
Blondje. Goed, maar laat het maat
niet later wordenDon mocht je het eens
vergeten. Natuurlijk mag hij dat. Heel graag
zelfs. Zeg hem dat maar. Was het aardig? Ën
wat deed hij alzoo?
Mier -en Spin. Willen jelui er aan
denken, dat ik de brieven uiterlijk 'sWoens**
dagsochtends te 9 uur moet hebben Jelui wareit
deze week erg laat. Ik denk dat de hond of
poes zich daaraan ta goed heeft gedaan!
Zonnestraaltje. Dat is el vlug.
Schrijf het dan maar netjes over popkt
aan een kant beschrijven, hoor! 1 dan krijg
ik het zeker al gauw van je. Hoe komt dat
zoo. Vindt je het er niet leuk? Je kimt toch
niet altijd spelen cn moet toch ook wat lee-
ren?! Doe maar goed je best hoor. Des te eer
der ben jc er af.
Duinviooltje. Daar komt natuurlijk
iets goeds van terecht. Doe er moar flink je
best op. Don zul je vast een mooi opstel
maken I
Silene. Dank je wel vooi je mooie ver
haal. Natuurlijk mag dat ook wel. maar er
moet toch ook een grens zijn. Zie maar hoe
het uitkomt hoor. Alle neefjes en nichtjes
vinden het heerlijk, dat je weer mee doet. 't Is
nu maar tc hopen, dat het zoo kan blijven.
Doe jc best maar. 't Mogen ook wel korte
verholen zijn hoor, als je dat beter uitkomt.
Aan allen. Verschillende brieven kreeg
ik eerst Donderdagochtend. Willen jelui er
vooral aan denken, dat ik de brieven uiterlijk
's Woensdagsochtends om 9 uur moet hebben.
Anders kunnen ze niet meer voor Zaterdag)
beantwoord worden en zouden jelui ook de
kans op de raadselprijs misloopen. Dus uiteiw
lijk Woensdagochtend 9 uur in dc brievenbus
van hot Dagblad.
OOM KAREL'.
RUILHANDELHOEKJE
Deze week is mij van verschillend
gevraagd naor plaatjes van Deventer Pock
(Bussing) en N. O. F. bonnen, die achterop
de flcsschen Deutsche slaolie zitten. Wie kaï*
mjj daaraan helpen., UjJa|