KINDERRUBRIEK
Men kan nooit weten!
MOED ER HOORT HET
NIET
VAN ALLES WAT
De Rubriek van Oom Karei.
Wat kreeg ik deze weck weer heerlijk veel
brieven van jelui tc lezen. En daar waren al
heel wat opstellen bij. Natuurlijk heb ik ze
neg niet allemaal kunnen doorlezen, maar over
wat ik gezien heb ben ik heel erg tevreden. Ik
heb je beloofd dat ik nog eens precies zal op
geven wanneer alle opstellen binnen moeten
zijn. Nu, dat zal ik je don nu vertellen, luis
ter. Jelui moeten er voor zorgen tenminste
degenen, die mij nog niet nun opstel zonden
dat ik alle opstellen uiterlijk Maandag 5
November, 's middags om 12 uur in mijn
bezit zijn. De uitslag van den wedstrijd kun
nen jelui dan lezen in de krant van Zoterdag
TO November. En over dc prijzen kan ik je
lui nog- het volgende zeggen. Er worden vier
prijzen beschikbaar gesteld en één troostprijs.
De ingekomen opstellen worden naar de leef
tijd der inzenders en inzendsters beoordeeld
en daarna „bekroond". Want jelui zullen het
toch wel met me eens zijn dot een opstel van
een 7-jarig neefje niet vergeleken kan worden
met het verhaal van een 15-jarge. En wanneer
nu de 15-jarge den eersten prijs zou krijgen
en dc kleine 7-jorigc pputer niets, je voelt
wel, dat zou niet eerlijk zijn. Daarom speelt
natuurlijk de leeftijd van den inzender (ster)
een groote rol bij de beoordeeling. Jelui heb
ben dus nu nog een dikke week den tijd, dus
ik verwacht deze week nog heel wat. Denk er
dus vooral om. Maandag 5 November om
twaalf uur 's middags sluiten we den wedstrijd.
Van ons nichtje Atalanta kreeg ik een
aardig versje, dat hier volgt. Het heet
O, DIE MIEN.
Micntje was heel stout geweest.
Want ze had Minct dat aardig beest.
Heel hard aan haar staaft getrokken;
En waarom zit ze nu te mokken
Moedertje had toen gezegd
,,Mientje jij heb geen recht.
Om je poesje zoo te slaan
.Wat had het beestje jc misdaan
Je krijgt voor straf geen koekte
En ook dot mooie prenteboekje.
Dat bij van Veer staat krijg je niet.
O, wat had Maentje een verdriet.
„Moeder", riep ze „ik zal het nooit meer
doen
En zeg gaf Moeder een dikke zoen.
Moedertje zei. Als 't aan mij ligt.
Mijn lieve kleine wicht.
Za! ik het je maar vergeven,
en het koekje cn boekje je geveh.
RAADSELS.
Oplossingen van dc vorige weck.
Dc oplossingen van dc vorige raadsels wa
ren
Koekoek met de woordenk, vol,
Weesp, koekoek, viool, met, k.
II. Het geheel is Zweminrichting met
de woorden
Wim, zwerm, ring, riem, mier, wit, zitting,
ch, n.
Deze weck is den prijs gewonnen door:
Bobbie, die hem Maandag san het bureau
kan komen afhalen.
NIEUWE RAADSELS.
I
Met een „n" ben ik 't schoonste oord
Waarvan een mensch ooit heeft gehoord;
Zonder „n" een dorp in ons land
Gelegen in de provincie Gelderland
II.
Het geheel bestaat uit tien woorden of 56
letters, en is een spreekwoord.
3—4 is een oude lengtemaat.
15, 19, 38, 17 wordt tegenwoordig meer als
lengtemaat gebruikt.
22, 17, 7 is een oppervlakte maat.
1, 2, 27, 17 is een hemellichaam.
23, 36, 10, 12, 3 5 is een oud© munt.
1, 8, 13, 16, 14, 7, 17, I is ook een oude
munt.
25, is een groot water bij Amsterdam.
1T, 22, 17, 21, 3 is een graangewas.
17, 32, 24, 18, 19 is nog- een grqengewas-
Een 23, 9, 6, 20 is voorol in den zomer een
prettig bezit.
Een 35, 22, 57 dient om tc schenken.
31, 29, 30 is een boom.
26, 22, 34, 31 is een lichaamsdeel.
Ingez. door Wildzang.
EEN OOSTERSCH VERHAAL.
Kalief Abassan was een machlig vorst,
die regeerde over een uitgestrekt rijk. Zijn
paleis was zóó groot, dat wanneer men het
van de Zuidzijde binnenkwam, men een
halven dag loopen moest, vóór men het
aan de Noordzijde weer verliet. Het bevatte
vele kostbare schatten.
Nu bewoog de Kalief zich gaarne geheel
incognito temidden van zijn volk en sprak
hij daarbij met zijn onderdanen, ten einde
van hun belangen en nooden op de hoogte
gebracht te worden.
Hij ondernam deze tochten te voet en
doolde alleen en door niemand herkend
door de straten der hoofdstad.
Abassan was een streng heerscher, doch
hij was rechtvaardig en goed voor armen
en ongelukkigen. Soms maakte hetgeen hij
op deze tochten zag hem werkelijk be
droefd.
Op zekeren avond kwam hij een man
tegen, die een reusachtigen takkenbos
droeg. Hij ging zichtbaar gebukt onder rijn
zweren last.
„Dat is weer een ongelukkige I" dacht de
Kalief.
„Broeder," zei hij nu, „gij zult vermoeid
zijn door het torsen van dien zwaren last.
En ik ben bang, dat uw leven niet ge
makkelijk is."
„Vermoeid ben ik eiken dag," antwoord
de de man, „maar ik voel mij niet onge
lukkig, want ik ben tevreden met mijn lot.
Wie zijt gij X'
„Een geleerde, die in het rijk van Kalief
A'bassan gekomen is om zijn geschiedenis
te schrijven. Wilt gij mij behulpzaam zijn
bij het vervuilen van mijn taak
„Heel graag, indien ik dat kan. Ik zal
nooit weigeren iemand te helpen, als ik
daartoe in staat ben. Wat wenscht gij van
mij te weten?"
„Zeg mij vóór alle dingen, wat gij van
den Kalief en zijn ministers denkt."
„Gij vraagt mij te veel, broeder. Indien
ik uw vragen naar waarheid beantwoorden
wilde, zou ik kwaad moeten spreken van
mijn medemenschen. Vraag mij dus liever
iets anders."
„Zeg mij dan slechts dit ééne: Is er veel
armoede in deze stad? en kan er, in
dien dit het geval is, iets geclaon worden,
om die te lenigen?"
„Er is veel armoede," zei de man met
den takkenbos, „en als ik Kalief was, zou
ik zóó regeeren, dat met morgen te begin
nen het niet mogelijk zou zijn in het ge-
heele rijk ook maar één man te inden,
die het recht had zich te beklagen. Maar
ik ben nu eenmaal geen Kalief, dus waar
toe dient mijn gepraat? Goeden avond,
broeder."
Zonder dat hij het bemerkte, volgde de
Kalief den tevreden man en zag welk huis
hij binnenging.
Dien nacht hoorde de Kalief in zijn droo-
men telkens weer de eigenaardige woor
den:
„Als ik Kalief was, zou ik zóó regeeren,
dat met morgen te beginnen het niet
mogelijk zou zijn in het geheele rijk ook
maar één man te vinden, die het recht had
zich te beklagen."
„Heel best! We zullen hem op de proef
stellen," dacht Abassan.
Den volgenden morgen gaf hij bevel, dat
de man met den takkenbos vóór hem ge
bracht moest worden. De arme man, die
zich allesbehalve op zijn gemak gevoelde,
vroeg zich verwonderd af, wat de reden
van deze onverwachte oproeping kon zijn.
Hij herkende den Kalief niet in zijn „broe
der" van den vorigen avond, vóór Abassan
zijn woorden herhaalde:
„Als ik Kalief was, zou ik zóó regeeren,
dat met morgen Ie beginnen het niet mo
gelijk zou zijn in het geheeleftijk ook maar
één man te vinden, die het recht had zich
te beklagen."
„Heer," zei de man nu, „ik kan mijn
w.oorden niet herroepen."
„Goed," zei Abassan nu; „gedurende een
heel jaar zult gij mijn Groot-Vizier zijn. Als
ik na afloop van dezen termijn ook maar
één klacht hoor uiten door mijn onderda
nen, zult gij het met den dood moeten be-
koopen."
„Als ik mijn woord niet houd, verdien ik
zulk een zware straf," was alles wat de man
antwoordde.
Den volgenden dag reeds werd er een
proclamatie uitgevaardigd, waarin bekend
gemaakt werd, dat ieder die werkeloos was,
zich op het paleis kon aanmelden. Werk
zou aan ieder gegeven worden. Sommigen
zouden aangesteld worden bij het bouwen
van rusthuizen voor zwakken en ouden van
dagen, anderen bij het aanleggen van
wegen en kanalen.
De proclamatie eindigde aldus:
„Vanaf dit oogenblak zal werk verschaft
worden aan-allen en niemand behalve
de luiaards zal reden hebben zich te be
klagen. Voorts zal daar de Kalief geen
luiaards in Zijn rijk duldt iedere onte
vredene ter dood worden gebracht."
Er waren natuurlijk wel luie menschon
in de stad, maar deze verschrikkelijke be
dreiging legde hun het zwijgen op. Nie
mand was er, die ook maar één woord, dat
naar ontevredenheid zweemde, durfde
uiten.
Het aanleggen van al die nieuwe wegen
en kanalen maakte den handel met andere
landen gemakkelijk en het duurde niet
long, of de Kalief was nog veel rijker dan
hij geweest was.
Het spreekt vanzelf, dat Abassan zeer
ingenomen was met Viscar, zijn nieuwen
Groot-Vizier, en hem, toen het jaar ver
streken was, in zijn dienst wilde houden.
Maar Viscar maakte, hoe vreemd dit ook
klinken moge, hiertegen bezwaar.
„Weiger niet," smeekte Abassan hein.
„want gij zijt mij lief geworden als mijn
zoon."
Na eenig overreden van den Kalief be
sloot de Groot-Vizier eindelijk zijn ambt te
blijven vervullen.
Niet lang daarna werd de zoon van Abas
san ernstig ziek. De knapste doctoren uit
het geheele rijk en zelfs daar buiten werden
aan zijn ziekbed ontboden, doch geen hun
ner was in staat zijn leven te redden. Steeds
ernstiger werd zijn toestand en toen hij
stierf, werd de Kalief op zijn beurt ziek
van verdriet. Een geleerde dokter smaakte
echter de voldoening hem te genezen.
Na zijn herstel wilde Abassan dezen ge
neesheer, met name Odarim, beloonen.
„Ik sta u toe drie wenschen te doen,"
zei de Kalief tegen hem. „Zeg slechts,
welke deze zijn."
„In de eerste plaats, Heer, wensch ik, dat
U mij tot hofarts benoemt.
„Dien wensch willig ik onmiddellijk in,"
antwoordde Abassan. „En verder?"
Bij mijn opa in den tuin
Staan drie populieren,
Die als wij naar bed toe zijn,
Stiekum feest gaan vieren.
Dan komt 't maantj' en zegt gedag
En de boomen knikken.
Zeg, ze ruischen soms zóó hard,
Dot de vogels schrikken.
Dan hoor ik een mooi verhaai
Van een schoorsteenveger.
Die zoo bang in 't donker was
Hij was zelf een neger.
Dat verhaal doet dan de maan
En de boomen WW-pn
En mijn klokje op de kast
Hoor je goed zoo tikken.
En die neger ging op reis
Boven op de wolken
Naar zijn eigen warme land
En zijn zwarte volken.
Ook van beesten is 't verhaal;
Van vier zwarte schapen.
Vraag ik moeder: hoort u 't ook
Zegt zij: vent, ga slapen I
TRUUS VERDONER
SALOMONS.
„Verder herhaalde Odarim.
„Onvoorzichtige l" viel Viscar, die bij
het gesprek tegenwoordig was, hem in de
rede. „Bewaar de beide andere wenschen
voor de toekomst. Men kan nooit weten,
wat er gebeuren zal I Wie weet, of gi\
door mijn raad op te volgen, op een goe
den dag uw leven niet zult kunnen red
den."
„Viscar heeft gelijk," dacht de dokter en
hij sprak:
„Het zij zooGaarne wil ik mijn beide
andere wenschen voor de toekomst bewa
ren, Heer I"
Geen van drieën vermoedde echter, dat
dit de laatste raadgeving van den wijzen
Groot-Vizier zou zijn, daar deze zich den
volgenden dag in een kersepit verslikte en
jammerlijk om het leven kwam.
Odarim was radeloos, dat hij niet bij
machte was, het leven van zijn vriend te
redden.
De Kalief was wanhopend. Na zijn zoon
verloor hij nu zijn besten vriend. Zóó van
streek was hij door dezen dubbelen schok,
dat hij het dwaze verbod uitvaardigde, dat
geen zijner onderdanen op traffe des
doods I als teeken van rouw geduren
de twee volle jaren ook maar één kers
mocht eten.
Hij hechtte zich nu nog meer aan Oda
rim, hetgeen bij een aantal hovelingen ech
ter jaloezie opwekte. Zij begonnen zelfs
samen te spannen tegen den gunsteling.
Op zekeren dag ontving Abassan een
anonymen brief.
,Sire," luidde deze, „Odarim maakt mis
bruik van het vertrouwen, dat Gij in hem
stelt. In het geheim overtreedt hij Uw wet
ten: gisteren heeft hij zich schuldig ge
maakt aan het eten van een kers. Roep Uw
ministers, Uw raadsleden en Uw geheele
hofhouding bijeen. Ik, de schrijver van
dezen brief, zal aanwezig zijn en in het
bijzijn van allen Odarim aanklagen."
Nu werd de Kalief heel boos.
„Wat?!" riep hij uit. „Durft Odarim,
dien ik met gunstbewijzen overladen heb,
zich tegen mij verzetten? Hij zal ter dood
gebracht worden
Toen allen nu den volgenden dag bij
eengekomen waren, stond op de gezichten
van Odorims vijanden hoop en verwachting
te lezen. De ongelukkige werd binnenge
roepen en vernam van des Kaliefs lippen,
waarvan men hem beticht had.
„Heer I" zei hij, „degenen, die U aldus
ingelicht hebben, beschuldigen mij valsch,
daar zij mij haten en mijn dood wen
schen."
Een koor van booze stemmen verhief
zich hierop.
„Dc vrees den dood, waarmede gij mij
bedreigt, niet!" ging Odarim voort, „maar
ik zou mijzelf willen zuiveren van 4e blaarn,
die op mij geworpen wordt. Verwaardig U,
Sire, U den dag te herinneren, waarop Gij
mij toestond drie wenschen te doen. Twee
dezer mag ik nog vervuld zien."
„Dat is waar," zei Abassan. „Welke zijn
deze dus?"
„Eén is, dat U den persoon of de per
sonen, die mij een kers hebben zien eten,
ter dood zult laten brengen."
„Ik zal mijn woord houden. Uw wensch
zal vervuld worden."
„Dank U, Sirel Laat nu het woord aan
mijn aanklagers."
De hovelingen keken elkaar hevig ont
steld aan. Niemand voelde zich op zijn ge
mak en natuurlijk was er niet één onder
hen, die zeide getuige te kunnen zijn van
Odarims euveldaad.
„Goedzei Abassan eindelijk, toen hij
het wachten moede werd. „Daar er dus
geen bewijzen van uw schuld zijn, Odarim,
zult gij niet ter dood veroordeeld worden.
Eén wensch sta ik u echter nog toe."
„Sire," antwoordde de geneesheer. „Ik
zou kunnen sterven, vóór ik dien geuit had,
maar indien Gij mij zulks toestaat, wil ik
den Iaatsten wensch liever bewaren, omdat
zoonis de wijze Viscar zeide:
„Men nooit weten kan, wat er gebeuren
zal."
AARDIG VOORVAL.
Bij de opening van de IXe Olympiade
was ik getuige van een klein voorval, dat
me groot genoegen gaf, omdat ik er in zag
een verbroedering, het eigenlijke doel van
dit groote sport-feest.
Toen de zware kanonschoten weerklon
ken, die het openen der sportfeesten aan
kondigden, werden gelijk hiermee honder
den duiven opgelaten, die vroolijk wiekend
omhoog vlogen.
Hier en daar viel een veertje naar be
neden.
Men zegt, dat zoo'n gevonden duiven-
veertje geluk aanbrengt.
Een Amerikaan en een Hollander, die
in het veld stonden, vlogen gelijktijdig op
een veertje af.
De Hollander pokte het en de Ameri
kaan ging weer in het gelid staan.
Maar met een hoffelijke buiging trud de
Hollander op hem toe en bood hem het
veertje aan.
Toen gaven ze elkaar een stevigen hand
druk.
Het was maar een klein voorval, doch het
liet me zien, dat Holland zich de gastheer
voelde en z'n gast liet vóór gaan.
Duifjes, vrede-boden, ge hebt een straal
van hoop in onze harten gebracht, dat we
komen zullen tc* ren blijvends vrede.
SPELLETJE.
Bij dit spelletje moet ieder op zijn beurt
een zin zeggen, waarbij hij twee woorden
gebruikt, die
lo. gelijkluidend zijn,
2o. onmiddellijk op elkaar volgen en
3o. in beteekenis verschillen.
Voorbeelden:
Ik zal mijn leven niet in zijn wagen
wagen.
Zijn scheen scheen opgezwollen te
zijn.
Drie bloemen aan één steel s t e e 1 ik.
Wie wil mij naar Leiden leiden?
De wacht wacht op bevel om uit te
trekken.
Als het te moeilijk gevonden wordt, de
woorden onmiddellijk op elkaar te laten vol
gen, kan men deze bepaling ook weglaten.
CORRESPONDENTIE.
Boterbloem. Dot moest ik weten,
voor jc opstel, daar had je het niet onder ge
zet. Want je begrijjrt zelf wel, dat oen opstel
van een neefje of nichtje van 8 jaar. anders
bekeken wordt dan een opstel van iemand van
12 of 13 jaar.
Jongenskop. Je bent natuurlijk har
telijk welkom, hoe meer neefjes en nichtjes,
des tc prettiger vind ik hat. Je moet alleen
mij het heele raadsel sturen b.v. koekoek met
de woorden enz. enz. begrijp je me
Zonnestraaltje. Ja, ik heb er al heel
eel gekregen. Als je je plaatjes en bonnen
die jc hebt op wilt sturen aan mij, don zal ik
zorgen dat je Texel plantjes cn bonnen krijgt
en geeft don maar meteen op hoeveel en wel
ke nummers je nog moet hebben.
Lilliputter. Dat zal wel. dnt doet
iedereen geloof ik. wel graag. Leuk wel hè zoo
af en too, eens een paar dogen vacantie. 11:
wist niet dat jc zoo lui was. Je mag tenminste
wel oppassen. Een natte doek voor ie bed, don
ben je meteen wakker.
Goudsbloem. Hartelijk welkom, dat
is natuurlijk best. En Oom Karei mag je me
ook maar zoo dadelijk noemen hoor. dat ben
ik voor alle neefjes en nichtjes.
D u i z e rid s c h o o n t j o. Ik dacht
hcusch nl dat je ziek was. Dat is goed hoor.
Ik vind je schuilnaam heel mooi, hoor. Na
tuurlijk kan je broertje ook mee doen. Laat
hij de volgende week maar gauw zijn raadsels
insturen.
Kolibrie. Dat gaat zoo. de raadsels
zijn de eene keer wel eens moeilijker, dan een
andere keer.
Tip. Je bent hartelijk welkom. Ja, het is
een leuke naam, hoor. Dat denk ik ook wel
Clyvia. Ik heb het ontvangen. Schrijf
jc dc volgende week wat meer
Bobbie. Ik heb het ontvangen. Dank
jc wel voor je raadsels, die kan ik altijd ge
bruiken. Ik zal de zwarte Roos schrijven dat
hij mij de Vim coupons moet zenden, ik heb
ze tot nog toe niet van hem ontvangen, eer
der krijgt hij jouw pelikanen natuurlijk niet.
Regendropje. Prettig dat je het
mooi vindt.
N e p t u n u s. Op het oogenbiik heb ik
cr geen een meer, maar als ik ze weer krijg,
zal ik om je denken. Ja, zoo langzamerhand
komt die tijd ook weer aan. Dat is aardig.
Hoe oud ben je? Het stond niet onder jc op
stel.
Kampioen. Dar» een volgende week
maar.
Cupido. Dat weet je al vroeg, hoor. Is
het iets wat ze graag willen hebben
Mier. Ja, dat kan nog wel. Ik zal het
wel eens vragen, hoor.
Spin. Dat moet je ook zorgen af te heb
ben. Doe maar goed je best.
L ij s t e r b e s. Donk je wel voor het
versje. Heb je het zelf gemaakt
Duinviooltjc. Een volgende week
zeker meer hè. Je opstel heb ik ontvongen. Dat
is jammer.
Kwik. Het was toch niet erg. Ben je na
weer beter I Er ligt een pakje voor je klaar
hoor.
Blondje. Dat is dan zeker een heel
feest hè. Zoo'n middag uit. Ja. het is nu al
vroeg donke>r. Je hebt je best geduan hoor.
Narcis. Schiet je er al aan op
Lenteklokje. Kost het je zooveel
moeite om een briefje te schrijven? Ik kan
nooit zeggen wie de gelukkige is. Maar het
gaat heel eerlijk volgens het lot.
E d e 1 w e i s z. Ik heb het ontvangen.
Zoek er maar veel op. Ik zal het doen.
Balsemientje. Heb je prettig gezon
gen Neen, hoor. Maar zoo moelijk zijn ze
toch niet?
Krullebol. Doe je goed je best Daar
verheug je je zeker echt op.
OOM KAREL'.
RIULHANDELHOEKJE.
Zwarte Roos. Bobbie heeft de peli
kanen gestuurd, krijg ik nu dc Vim coupons,
voor Bobbie,