KINDERRUBRIEK
Voor de Grooteren.
ADVENT
De Hond van den Soldaat
TEEKENPLAATJE
De Rubriek van Oom Karei.
Wat was dat Donderdag een fijne dag in
Amicitia. De meesten van jelui zijn daar zeker
ook wel geweest. Ik dacht zoo, daar zijn na
tuurlijk heel wat neefjes en nichtjes bijeen,
dus daar go ik ook eens even kijken. En jawel,
daar was het feest al aan den gang. Juist toen
ik binnen kwam werd er een mooie film ver
toond over de nachtegaal. Wat was dot een
prachtige film en wat een mooie kleuren. Maar
toer. die filmverïooning ofgcloopen was, kwam
Sin.' Nicolaès. Hij vertelde van ziin verre reis
uit Spanje hierheen en was er best over te-
vrecon, dat hier in Amersfoort alleen lieve Vin
deren er» geen stoute waren. En dat was zeker
ook wel zoo, want Zwarte Piet had niet eens
een zak bij hem. Alleen maar de roe, manr
die werd natuurlijk niet gebruikt. En sommige
kinderen werden bij den Sint geroepen, omdol
zij op school zoo goed hun best hadden ge
daan. Daar was Sint Nicolnas toch zóó blij
om I Geen wonder ook, want Sint Nicoleas is
een echte kindervriend en hoe zou hij nu tegen
ondeugende kinderen vriendelijk kunnen zijn?!
Warcrv er van jelui ook neg zoo gelukkig om
bij den S:nt geroepen tc worden En toer.
kwe.m nog een grappige goochelaar 00 het
tooneel die allerlei goocheltoeren verrichtte.
Daar begrijp je niets van hoe zoo'n man al
dto kurtstjes kan om roo manr ineens b.v. van
water- lekkere limonade te maken Ik wou dot
ik bet ook kon, dan zou ;k jelui allemaal eens
fijn tractcr-ren. Maar helaas, zoo ver bpb i1'
het nog niet gebracht, dus zal daarvan ook
voorloop:g neg wel niets komen Na dm goo
cheltoeren kwam misschien wel het prettrg"te,
de uit^eelmg van al dia heerlijl'lm^en en lek
kernijen. Wat zullen jel"i gesmidd fr'^en. Ja,
dat was alles met elkaar een heerliike dag
Maar. nu praat ik niet langer met jelui, want
nu komen eerst aan de beurt de
RAADSELS
Oplossingen van de vorige week.
De oplossingen van de vorige raadsels wa
ren..
i. „A's het kalf verdronken is. dempt men
den put," met de woorden mispel, heester, kam
pioen, livrei, fontein, snert, dop, dak. dun.
II. Scheurkalender.
Dc prijswinnaar Prins kon o s Maandag
zijn prijs aan ons bureau komen afhalen.
NIEUWE RAADSELS
I. Verborgen landbouwproducten.
T< hoorde, dat dc scha ver ever de honderd
guloen bedroeg.
Gingen Jacob, Iet en Jchan samen wandelen?
Dat heclo verhaal'is bedrog geweest,
Dc slager stcrd wel een kwartier vóór den
overweg te wachten.
II. Wie .kon van het woord kcn.^nboomgosTd
maken
le -een roofvogel.
2e een scherp voorwerp.
3é ten stuk timmermansgereedschap.
4e. iets wat we,op school leeren maken.
'15e een hoe! nuttig viervoetig" dier.
6e een groen gewas.
7e iets dat 'scrrnvge mannen dragen.
Hindert niet. dat sommige letters meer don
éénmaal gebruikt worden
VAN DE OPSTELLENWEDSTRIJD.
EEN PAAR DAGEN UIT LOGEEREN.
In do groote vacantic bsn il; naar Enschedé
geweest, waar ik erg veel pret heb gehad. Wij
gingen *s Zaterdagsmiddags tegen vmr uur
weg. In den trein zagen we veel mocie dingen.
Teen wem ct z'n drizën, Vader, Moeder en'ik,
in Enschedé, aankwamen, stonden mijn oom
en tante al te wachten. Vanaf het station gin
gen wc naar oom's huis, waar we ons avond
eten gebruikten en daarna neg een tijdje ble
ven praten, waarna we ons bed opzochten.
Den volgenden dag gingen we tecren elf uur
nanr.ande<e kennissen, ik bij vader achter op
de fiets. Daar het Zondag was troffen we die
kennissen thuis. Daar hadden wij eerst een
kopje koffie ■•••dronken en toen zijn we weer
weggegaan naar mijn com en tante's huis.
Daar hebben wij eerst gegeten, daarna zijn wc
met -de heelc familie gaan wandelen. En toen
zijn we eerst naar den speeltuin geweest
Daarna zijn we naar het volkspark gegaan.. Er
waren prachtige vogels. En er waren
ook herten. En die lusten zoo graag apenoten.
Teen zijn we nog een stukje rond gewandeld.
Dnamn zijn we naar huis gegaan. En teen zijn
we met den tram nar.r GInnerbn'g gegaan,
waar wij hebben geslapen. Den volgerden dag
zijn we naar Gronnu gegaan. En hebben de
winkels bezichtigd En weren tegen den mid
dag wecT aan G'anerbrug 's Avond-s moest m
we weer met den trein van acht uit Fnschc'é
vertrekken, waarna we om kwart over ti?n aan
kwamen, en nlzoo een paar gezellige dagen
gehad hebben
(Ingez. door Clyvia, 7 jaar
oud.)
't Is Advent, tijd van verwachting,
voorbereiding tot het feest,
dat van blijdschap spreekt en vrede,
maar van liefde 't allermeest.
Nog een poosje en dan klinkt weer
't lied van Stillen, Heil,fTen Nacht,
en is ons de groene Kerstboom
door den tuinman thuis gebracht.
Tijd van licht en blijde zangen,
liefelijke Kerstmistijd I
vroolijk schitt'ren onze oogen
nu gij weer in aantocht zijt.
O jongens, kijk, een spoortrein
Kreeg ik van Sinterklaas,
Met wissels en een seinpaal.
De chef ben ik: Jan Maas.
Als jullie dus op reis wilt.
Kom dan maar bij me, hoor!
Instappen kun je daad'lijk:
De spoortrein rijdt al voor.
In bet begin van het jaar 1812 moest
Jean Marie, een Fransche herdersjongen,
als soldaat in dienst gaan. En dat was in de
dagen van Napoleon I geen kleinigheid
Jean Marie nam afscheid van zijn bedroef
de ouders en vrienden, liep het huis en den
tuin nog eens door en bracht een laatste
bezoek aan de schaapskooi en haar bewo
ners. Daarna ging hij met tranen in de
oogen heen.
Hij was nog niet ver weg, toen zijn hond,
die Fairon heette, hem achterna liep. Jean
trachtte hel dier aan zijn verstand te bren
gen. dat het moest terimkeeren. Hij wees
met zijn hand, terwijl hij zei: „Naar huis,
Fairon Naar huis, beste jongen I" Hij lief
koosde en dreigde het dier wierp ten
eince raad zelfs een steen in zijn richting,
al zorgde hij er wel voor, zijn trouwen
vriend, niet te raken, maar dit alles mocht
niet batenHet leek wel. of de hond dacht:
,.Je gaat je in gevaar begeven en mijn
plaats is bil je. Waar jè ook heen gaat,
zal ik je volgen."
De lolelin?, die heel veel van zijn hond
hield, was diep geroerd door de trouwe
aanhankelijkheid van het dier.
.Kom dan maar!" zei hij eindelijk. „Je;
zult mij aan mijn thuis herinneren, aan de
boerderij' en dê .schepen. Als jij bij me
bent, zal ik mij minder eenzaam en be
droefd voelen. Kom dan maar, oude ion
gen
Fairon sprong van vreugde t^gen zijn
baas op en schudde zijn ruige haren (hii
was heelemaal niet mooi!)- Langzamer
hand werd hij 'kalmer en liep hij tevreden
en vergenoegd naast Jean Marie voort.
Toen een paar dagen later de nieuw aan
gekomen rekruten onder de oogen van hun
Kolonel gedrild werden, kwam Fairon op
eens het ëxercilie-terrein opstuiven en l:ep
hij al blalfende bijna zijn baas om
ver.
„Wat is dat vroeg de Kolonel op stren
gen toon.
„Dat is een hond," antwoordde Jean be
leefd.
„Dat zie ik ook. Maar van w i e n is die
hond
„Van mij, Kolonel," luidde Jean'? ant
woord. „Hij heet Fairon. Ik ben schaap
herder en deze hond staat mij in mijr. werk
bii."
„En denk je, dat de Staat hem te eten
zal geven?"
„Dat zal i k doen, Kolonel. Ik zal mijn
rantsoen met hem cïeelen."'
„Ik kan het niet toestaan," zei de Kolonel
weer. „Als ik het deed, zou elke soldaat
m het regiment het een of andere lieve
lingsdier kunnen meebrengen en zouden
we een mooie verzameling honden, katten,
papegaaien en misschien we! apen krijgen 1
Geel je hond we?, verkoop hem, breng hem i
om het leven, doe met hem, wat je wilt,
maar laat mij hem nooit weer zien, of het
zal je slecht vergaan I"
Jean Marie wist niet, wat hij doen zou. j
Als hij het bevel van den Kolonel over-1
trad, zou hij in allerlei moeilijkheden ko
men. Aan den anderen kant was hij niet in
de gelegenheid het dier weg te geven of
te verkoopen, terwijl het hem als een on
vergeeflijke misdaad voorkwam het te doo-
Jen. Plotseling bedacht hij echter een mid
del, dat hem uit de moeilijkheid zou red
den: hij bond den hond vast in een onge
bruikte loods.
Eiken avond sloop Jean naar zijn gevan
gene om hem voedsel te brengen. Hij sprak
tegen hem en zei, dat hij een goede, ver
standige en vooral rustige hond moest zijn.
En het leek werkelijk, alof Fairon de waar
schuwingen van zijn meester begreep: hij
hield zich heel kalm, al moet zijn gevan-
genschop moeilijk te dragen zijn geweest.
Fairon zou echter spoedig weer in vrij
heid gesteld worden, want daar de Keizer
den oorlog aan Rusland verklaard had,
kreeg het regiment van Jean Marie bevel
tot den afmarsch.
Het verliet T. op een guren morgen in
Maart. De lucht was donker en dreigend, de
grond wit bevroren. Alles zag er even naar
geestig uit. De oudere soldaten waren ern
stig cn stil, de jongere zongen liederen,
doch hun stemmen sloegen over of stier
ven soms plotseling weg. Allen wisten maar
al te goed, dat velen hunner niet terug
zouden keeren van deze reis.
Misschien was het eenige gelukkige
schepsel van hen allen Fairon. Het dier was
blij, dat het weer in vrijheid gesteld was. Het
rende heen en weer, sprong daarbij als een
dolle en blafte luid. Zijn leven was nu niet
meer in gevaar. Onder de vele honden,
die het regiment volgden en om de kook
potten van het kamp heen kwamen snuf
felen, trok hij niet bijzonder de aandacht.
De Kolonel had niet het geringste vermoe
den, dat zijn bevelen niet gehoorzaamd
werden. Bovendien was h'ij~~nu van geheel
andere zaken vervuld.
Het moedige dier maakte den geheelen
Russischen veldtocht mee. Het deed zijn
intocht in Smolensk en wel op de hielen
van Napoleon. Met den neus in den wind
liep het door de straten van Moskou.
Toen kwam de ontzettende terugtocht!
Uitgehongerd cn verkleumd, opgejengd
door de Kozakken en achtervolgd door de
wolven, sleepten de ongelukkige Fransche
soldaten zich naar hun geboortegrond
terug. Bij iedere rustplaats werden'groote
gefolen zieken, gewonden en dooden ach
tergelaten.
Fairon liep met neerhangende ooren en
geheel vermagerd, treurig achter Jean
Marie aan en als het leger 's nachts in de
sneeuw kampeerde, lüg het" trouwe dier aan
de voeten van zijn meester, terwijl hij
trachtte deze warm te houden.
Op zekeren avond verdwaalde het regi
ment, terwijl het op zóek was van een
dorp, waarin het cehoopt had een schuil
plaats te vinden Het was heel donker. De
noordenwind was zóó scherp en de koude
zóó groot, dat de vingers der soldaten aan
hun geweren vastvroren en er ijskegels
aan hun haar en snorren hingen. De offi
cieren schreeuwden hun bevelen, maar
docr de duisternis raakten de compagnieën
van elkaar af. Eenige ongelukkige solda
ten, die te zwak waren om nog verder te
strijden, bleven in de sneeuw achter.
Maar eindelijk, tegen een uur of tien, be
reikte het grootste gedeelte van het regi
ment een verlaten boerderij. Uilgeput en
verkleumd kropen de mannen het woon
huis binnen. Zij waren zelfs niet krachtig
genoeg om hun rantsoen uitgedroogd brood
op te eten, doch lieten zich op den grond
vallen, waar zij allen naast elkaar lig
gend niets anders wenschten dan te rus
ten en te slapen.
Plotseling hief een oude kapitein zich
echter overeind en vroeg:
„Mannen, waar is de Kolonel?"
De manschappen keken elkander ontzet
aan. Geen hunner had den Kolonel ge
durende eenigon tijd gezien.
„Hij moet door koude en sneeuw over
mand in elkaar gezakt zijn, zonder dat
iemand het zag," zei een oude grenadier.
„Als dat het geval is," zei een sergeant,
„zien wij hem nooit terug. O, die ellendige
oorlog l"
Er volgde een stilzwijgen. De Kolonel
was zeer bemind en zijn lot vervulde allen
met deernis.
„Kunnen wij niets doen, mannen?"
vroeg plotseling een officier. „Laat ons
teruggaan om den Kolonel te zoeken Wie
gaat er met mij mee?"
De mannen aarzelden.
„Ik zou wel willen meegaan," zei er één,
„niettegenstaande vermoeienis, koude en
storm. Maar w a 0 r moeten wij hem zoe
ken Wat kunnen wij beginnen zonder
lichten of gidsen? We weten niet eens,
hoe wij hier gekomen zijn. Het zou het
zoeken van een naald in een hooiberg
zijn."
„De sporen onzer voetstappen zullen ons
misschien den weg kunnen wijzen," merkte
één der soldalen op.
„Onmogelijk; zij zijn door de pas geval
len sneeuw weggewischt."
Nu stond Jean Marie echter op om te
spreken.
„Wie wil mij volgen?" vroeg hij. „Ik zal
trachten den Kolonel te vinden."
„Hoe zul jij hem kunnen vinden?" riepen
allen verbaasd uit.
„Mijn hond zal ons bij hem brengen.
Maar het is jammer, dat we niets van den
Kolonel hebben om hem te laten ruiken.
Dot zou het gemakkelijker maken en
„Wacht even," viel een ordonnans hem
in de rede. „De Kolonel gaf mij zijn zaken
in bewaring, rk heb ze hier in mijn knap
zak. Kijk 1 Hier is zijn linnengoed."
Hij liet twee zakdoeken zien en een lap,
die eens een hemd had kunnen zijn.
Vóór er nog een uur verloopen was, lag
de Kolonel, dien men inderdaad in de
sneeuw gevonden had, bewusteloos maar
nog in leven en gewikkeld in eenige jassen,
op een bank in de boerderij. De soldaten
had Jen, ten einde een vuur voor hem aan
te maken, hout uit de schuur gc-haald.
Door de weldra ontstane warmte nance-
naam verkwikt, kwam de Kolonel spoedig
bij kennis. Toen hij bemerkte, dot hij niet
alleen een dak boven ziin hoofd Lad, doch
zijn manschappen om hem heen stonden,
was zijn eerste gewaarwording, dat hij
droomde. Al gauw bemerkte hij echter, dat
dit niet het geval was.
„Maar hoe hebben jullie mij gevonden,
jongens was zijn eerste vraag.
„W ij hebben u niet gevonden. Kolonel."
antwoordde Jean "Marie. ,>Datzouden wij
niet gekund hebben."
„Maar wie deed het den?"
„Do hond."
„Welke hond
„Mijn hond, Kolonel. Herinnert gij het u
nog? Fairon, van wien gij zeidet, dat ik
mij moest ontdoen."
„Je was mij dus ongehoorzaam en be-
hieldt den hond Zoo, zooWe zullen
dat zaakje bij onze' ihuiskomst wel regelen
als wij ten minste thuiskomen."
Er waren nog tal ven ontberingen voos
de mannen weggelegd, maar eindelijk keer
den de Kolonei en Jean Marie (met zijn.
hond) toch weer in hun vaderland terug.
De weinige mannen, die van het regiment
waren overgebleven, werden weer in de
kazerne te T. ondergebracht.
Een maand daarna liet de Kolonel Jean
Marie bij zich komen.
„Heb je je hond nog?" vroeg hij.
„Ja. Kolonel en nee, Kolonel I'
„Antwoord mi» eenvoudig met „ja" of
„neen"
„Ja, Kolonel.'
„Waar verberg je hem
„In de loods achter het exercitie-terrein."
„Je moogt nier geen nond hebber, «n
dus
„O, 'Kolonel I Scheid ons alstublieft
niet I"
„En dus, zeg ik, omdat je gewond bent
„Ik kreeg drie sabelhouwen bij de Bere-
sina."
„En je last van rheumatiek hebt
„In den veldtocht opgedaan."
„En omdat ik niet wensch je van je trou
wen metgezel te scheiden, heb ik vrijstel
ling van dienst voor jc gevraagd en ver
kregen. Je mag dus naar je ouders terug-
keeren, beste vriend, en ik hoop, dot wan
neer jij en Fairon in je dorp weer de scha
pen hoedt, je nog eens zult denken oon je
ouden Kolonel, die als jullie tweeëp er niet
geweest waart, nooit zijn geboortegrond
terug zou hebben gezien."
KLEINE JANTJE.
Kijk eens m het bloementuintje!
Kijk eens wat je ginder zictï
Kleine Jantje zit te huilen.
Kleine Jontje heeft verdriet!
't Zonnetje heel hoog van boven
kijkt van uit den hemel neer.
Zegt verdrietig: „Kleine Jantje,
Jantje zeg, wat doet er zeer?"
Alle vogeltjes die zingen!
Alle vogeltjes zijn blij.
En een groote groene kever
j loopt langs Jantjes voet voorbij.
Maar klein Jantje ziet geen kevers
cn geen vogels en geen zon
En dc fijnste moddertnartjes
Staan nog bij de regenton.
Weet je waarom Jantje boos is?
Weet jc waarom Jantje pruilt?
Omdat Jantje stout geweest is.
En zijn Maatje stiekum huilt!
Jantje, ga toch gauw naar binnen
zeg toch, dat 't jc vrees'lijk spijt.
Dat je 't nooit en nooit meer doen zult.
Nooit meer in der eeuwigheid!
En klein Jantje gaat naar binnen.
Zegt het met een groote snik
En zijn Maatje droogt zijn traantjes
Met een heele fijne flik!
Nu zit Juntje weer in 't tuintje
Met een lepel in z'n hand
en maakt taartjes voor mamaatje
van wat water en wat zand.
En de vogeltjes die zingen
alle vogeltjes zijn blij
En het zonnetje denkt vroolijk:
„Da's gelukkig weer voorbij!"
In December ligt er soms al een dik pak
sneeuw op straat, in parken en tuinen. Het
is dan een feest, een groote sneeuwpop tc
maken. Maar het gebeurt wel eens, dat wij
dat niet kunnen doen, óf om de eenvoudige
reden, dat de Wintervorst nog niet vrijge
vig is met zijn witten voorraad, óf omdat
wij door ziekte of iets anders aan huis ge*-
bonden zijn en de sneeuwpret slechts door
hel raam kunnen gadeslaan.
Hoe het zij, vandaag willen v:ij in de
kamer eens een sneeuwpop maken en ik
hoop, dat een groot aantal van jullie mee
doet.
Bekijk bovenstaand plaatje maar eens
goed, dan zul je zien, dat het op ruitjes-
papier geteekend is. De grooteren onder jul
lie kunnen het natuurlijk gemakkelijk op
ruitjes-papier nateekenta en de kleintjes
mogen de teekening 0^^, doorschijnend
papier overtrekken. De en zij
daarbij echter niet ovëtv,
Zullen wij nu 't plaaljc»,kkuren?
In den linkerbovenhoek zie»^ een door
een dikkere lijn aangegeveit^vlerkant (8 X
8 ruitjes). Dit is de achtergrond van de
sneeuwpop en moet licht rood gekleurd
worden.
Daarnaast is een vak, (12 X 7 ruitjes)
dat een licht blauw kleurtje verlangt.
Het spreekt \anzelf, dat de sneeuwpop
wit moet zijn evenals de sneeuwballen. Ie
kunt voor de jas van '1 ventje en voor al
het overige echter zelf die kleuren kiezen,
welke je het mooist vindt. Teeken en kleur
maar prettig l
CORRESPONDENTIE.
B a 1 s c m i e n t j e. Hartelijk dank vocc
het raadsel. Zou het niet te moeilijk zijn? Ju,
dat volt meestal erg tegen. Heb je het gezellig
gehad
Vinkje. Zoo, dat doet mij veel plezier.
Kjtn je er s morgens goed uitkomen Dan had
JSl" Nicolnas jou al vroeg goed bedacht!
- ProLs. Ze zijn de ééne keer eens wat
moeilijker dan de andere. Neen, ik heb er geen
zelf gemaakt, ik ben aangesloten bij de cen
trale. Dat zal wel. Natuurlijk, erg graag. Een
raadsel kan ik altijd gebruiken.
Clyvia. Neen dat waren ze ook niet
Dat is zeker een heel feest.
L ij sterbes. Allo neefjes en nichtjes
zijn er tenminste vol van. Schrijf je volgende
keer een langeren brief.
Klaverblad. Ik bedoelde ermee, of je
net als alle andere neefjes en nichties ©r ook
con.briefje bij schrijft.
Blondje. Ik had je briefje te laat ge
kregen, Maar a's het Zondag al in óc bus is
gedaan denk ik dat het ergens tusschcn is gc-
kómen. Neg wel gefeliciteerd.
Cupido. Het is alweer voorbij. Dat is
zeker een aardig cadeau.
Kwik. Nog wel gefeliciteerd hoor. Toch
geen echte hè. Wat heb jij dan veel cadcaux
gekregen.
Lilliputter. Nu is het allemaal al-
weer voorbij. Lees je zoo graag. Wist je wel,
dat d>e eerste gedachten altijd de besten zijn
Dank je wel.
Hartelijk dank voor de plaatjes.
Tip. De krant was al klaar, dus kon jij
cr niet meer bij. Dat is zeker wel leuk werk,
maar er gaat \eol tijd mee heen.
Lenteklokje. Ik kan het tenminste
goed merken. Dat is ook zoo. Heb ie mooie»
dirgen gemaakt.
Kampioen. Iedereen heeft het nu drub
Dus vólgende week meer.
Hartelijk dank voor ul die bonnen en
plaatjes.
K r u 11 e b o 1. - Vondt jc je priis mooi?
Dan ben je ook zeker ie.deren dag weer even
nieuwsgierig, hé. Kon jc de raadsels nte£ op
lossen
B r u i n o o g. Dank ie wel. hoor Dat zal
zeker wel leuk zijn. Hoe doe jc dnt?
Ne pt unus. Dat heb ik gemerkt. Dat
'lort nu eenmaal iedereen. Dat moei jc doen.
I Nee, ik doo Cr aarii £>at veker kostje
voor jullie hè.