^MOKSFOtffiTSCH DAGBLAD Inventaris-Opruiming. VERBANDDOOZEN Corselettes VOLGENS ARBEIDSINSPECTIE A. H, VAN NIEUWKERK L, J. Luycx Zn. NEDERLAND5CHE MIDDENSTAND5BANK Alle Bankzaken De Wettige Erfgenaam Zaterdag 19 Januari 1929 •D£ EEMLANDEfl" 27e Jaargang No. 170 DE RAMP TE HOEK VAN HOLLAND VERHAAL VAN GERED- DE SCHEPELINGEN Wat ervaren loodsen vertelden N.V. COMPAGNIE LYONNAISE A. v. d. WEG. LANGESTRAAT 23 Complete Woninginrichting Speciale aanbieding CLUBFAUTEUILS NIET GEBOTST TEGEN DE VALKA? Averij aan stuurboord V' FEUILLETON. Een relaas van den kapitein der Koningin Wilhelmina" Tc Heüevoetsluis hebben de beide ber- gings vaartuigen Meermin en Prins Hendrik van Smit en Cos Internationale sleep- dieus. de reddmgboot recht getrokken, waarna zij dadelijk is leeggepompt. Er zijn geen lijken aan boord gevonden. Toen de boot werd omgedraaid, bleek, dat het man gat van de machinekamer open stond. De beide machinisten hebben dus nog kans ge zien, het deksel te openen en uit de boot te komen. Vanmorgen zou de reddingboot naar Vierdingen worden gesleept, waar zij op de helling zal worden gezet, om te worden hersteld. In den loop van den middag is, naar wij reeds meldden, burgemeester mr. P. Droog- leever Fortuyn te Hoek van Holland aange komen, waar hij zich door den loodscom- missaris, den heer Vruggink, en den com missaris van politie, den heer Jas, uitvoerig hééft laten inlichten over de ramp. Na de komst van den burgemeester reden, door niemand opgemerkt, twee vracht auto's het stille, rouwende Hoek van Hol land binnen. De wagens reden aldus het Hbld. onmiddellijk naar de begraaf plaats: zij brachten de vijf lijken, die op de kust bij Rockanje zijn gevonden. Zoo onop gemerkt zijn de wegens het geslagen dorp binnengekomen, dat op de begraafplaats geen hulp was om de lijken naar het lijken huis te brengen. In alle stilte hebben de twee chauffeurs, geholpen door den veld wachter uit Rockanje, die het transport had begeleid, het stoffelijk overschot van de vijf redders neergelegd. Na dezen droeven plicht zijn de wagens naar de Berghaven gereden, waar zij, ter wijl de veldwachter met den chauffeur bij denloodscommissaris rapport uitbracht, voor het gebouw van de Z. H. Maatschappij tot Redding van schipbreukelingen werden neergezet. Zoodra de auto's voor het gebouw stonden, vormden zich weer fluisterende groepen die rond de wagens bleven praten over het gebeurde. Ook.de kapitein van de „Valka" heeft gis termiddag zijn schip verlaten. De redding boot uit Stellendam heeft hem in genoemde plaats aan land gebracht. De bemanning zal voorloopig worden ondergebracht in het Zeemanshuis te Rotterdam. De bemanning van de „Valka" is met de tram van zeven uur van Stellendam ver trokken naar Hellevoetsluis, omdat zij lie ver dicht bij het schip wilde blijven, inplaats van naar het Zeemanshuis te Rotterdam te gaan, zooals de consul had geadviseerd. De kapitein van het s.s. „Valka" wilde gister avond zich met vijf mannen weer naar het schip begeven, omdat hij het niet onbeheerd wenschte te laten. De sleepboot „Meermin' die te Hellevoetsluis ligt, zal trachten hen daarheen te brengen. 'S Verhaal van de geredde schip- v brenkelingen. 'Aan het Hbld. ontleenen wij nog het vol gende: Woensdagmorgen zijn wij uitgevaren van Rotterdam met bestemming voor Helsing- fors. zeide een der opvarenden van de „Valka. Even buiten den Waterweg, kre gen wij averij aan de stuurstelling, waarna wij zijn vastgeloopen op de Maasvlakte. Daarna hebben wij sleepboot-assistentie ge vraagd, en kwam de „Prins der Nederlan den" om behulpzaam te zijn bij het tot stand brengen van verbinding. Tweemaal is de „Prins der Nederlanden" langszij ge weest, doch bij het draaien boven op een krulder zagen wij.de .Prins der Nederlan den" kapsijsen. Wij konden echter van ons schip in de kokende golven geen hulp bieden. Eén man zagen wij direct in de diepte verdwijnen, een minuut of tien heb ben wij nog drie mannen op hun zwemves ten zien ronddrijven, daarna hebben wij niets meer vernomen. Het vergaan van de reddingboot wekte bij ons een diepe ontroering het was hart verscheurend, deze Nederlandschc kloeke mannen, die hun leven hadden gewaagd voor ons, zoo voor oogen te zien omkomen, zonder hulp te kunnen bieden. Dat was roekeloos geweest. Van onze bagage is veel verloren gegaan door het overgooien op de reddingboot. Wij zijn langs touwladders en door op het net te springen aan boord ge komen. Wij zijn dankbaar voor het onthaal dat wij hier te Stellendam genieten. De kapitein was in overspannen toestand en wilde niets meer loslaten. De kapitein van de „Koningin Wilhelmina verhaalt. Woensdagmiddag om halfeen bereikte ons het eerste bericht uit Vlissingen, dat een schip in nood was, vertelde ons de ka pitein van de „Koningin Wilhelmina". Leni gen tijd daarna bereikte ons van de kust wacht het bericht dat twee sleepbooten aanwezig waren. Om één uur ontvingen wij bericht van den loodscommandant, dat iets niet in orde was met de „Prins der Ne derlanden". Onmiddellijk daarna voeren v ij uit naar het Noordergat. Toen wij bij de „Valka' kwamen, wenschte de bemanning het schip niet te verlaten, omdat zij bang waren, met deze reddingboot het lot te ondergaan van de „Prins der Nederlanden". Nog tweemaal zijn wij rond het schip geweest, doch toen wij wisten, dat de bemanning het schip niet wenschte te verlaten, hebben wij den terugv^g aanvaard. Telkenmale kregen wij zware stortzeeën over, waardoor alles bo vendeks wegsloeg. Ook het kompas werd onklaar. Door den geweldigen sneeuwstorm hadden wij slecht zicht, en kwamen terecht op de Garnalenplaatdaarheen hebben wij koers genomen omdat wij bang waren, op de steenen dammen terecht te komen. De sleepboot „Kijkduin," die ons t^r as sistentie was gestuurd, is in onze nabijheid geweest, zonder ons op te merken. Her haalde malen hebben wij geblazen, doch zij ging onverrichterzake terug. Dezen nacht hebben wij het niet gemakelijk gehad. On geveer om vijf uur gistermorgen kwamen wij op eigen kracht los. Wij hebben ie Stel- V.ndam olie ingenomen, en zijn toen dade lijk weer uitgevaren om de bemanning af te halen. Gistermorgen heeft de bemanning bestaande uit 22 Letlanders, twee Duit- schers en.een Pool, tegen den uitdrukkelij- ken wil van den kapitein het schip verlaten De kapitein zelf is tweemaal aan boord ge weest, doch sprong tenslotte schreiend weer op zijn eigen schip terug, waarna de mar conist volgde, daar hij den kapitein niet alleen wenschte te laten. De ..Prins der Nederlanden" hebben wij gistermorgen zien liggen aan het strand van Rockanje. Bij goed weer zal de „Valka" UTRECHTSCHEWEG 10. - TEL. 179 - AMERSFOORT wel vlot te brengen zijn, alhoewel het ach tereind steeds dieper in het zand dringt. Wat ervaren loodsen vertelden. En hier moesten wij denken aan wat des morgens een van de loodsen ons vertelde, over het in den wind slaan van den raad van een loods, door kapiteins van schepen. Het is altijd slecht builen bij N.O. wind, dat weten de loodsen uit ervaring. Het moet al een hel sterk schip zijn, wanneer het zich dan uit de Maasvlakte weet te houden. En hoe vaak gaan de schepen niet uit, ondanks de waarschuwing die zij van den loods krijgen. Terwijl de veldwachter met den chauf- ALDEGONDESTRAAT 103-105-107 TEL 543. GROOTE SORTEERING CLUBFAUTEUILS en THEEiVIEUBELEM feur nog bij den loodscommissaris was, ver schenen de hoeren A. A. baron Sweerts de Laridas Wyborgh en .T. Rijpperda Wierds- ma, resp. pres. en vice-pres. van de Z. II. Maatschappij tot redding van schipbreuke- lingen, die zich onmiddellijk naar het ge bouw van het loodswezen begaven, om zich daar over de ramp te laten inlichten. Een van de loodsen vertelde ons, dot de „Prins der Nederlanden" waarschijnlijk in een zware grondzee is geraakt, waardoor de boot is gaan tollen, tengevolge waarvan zij is omgeslagen. Met zekerheid kan men natuurlijk niets beweren. De veldwachter van Rockanje vertelde ons nog, dat gisterochtend omstreeks acht uur, het lijk van schipper Van der Klooster is gevonden. Dit stoffelijk overschot is aan- Groote keuze in alle prijzen LANGESTR. 49 TEL. 190 getroffen met deerlijk verminkte voeten. De andere lijken, die na achten zijn gevonden, waren geen van alle verminkt. Deelneming van H. M. de Koningin. Door tusschenkornst van den Commissaris der Koningin in de provincie Zuid-Holland heeft H M. de Koningin Hare gevoelens van innige deelneming doen overbrengen aan de nagelaten betrekkingen van het bij de ramp aan den Hoek van Holland om gekomen personeel der reddingboot „Prins der Nederlanden Prins Hendrik bij Hoek van Holland. Prins Hendrik, vergezeld van den heer F. Jas, commissaris van Rotterdam te Hoek van Holland, bracht hedenmorgen een be zoek aan de nagelaten betrekkingen van de bemanning van de omgeslagen reddings boot de „Prins der Nederlanden". Iloe het drama zich wellicht heeft afgespeeld. Uit den aard van de zaak bestaat er oen groote belangstelling voor de vraag, op welke wijze het mogelijk is geweest, 'dat de stoomreddingboot Prins der Nederlanden is verongelukt. Welk een kleine notodopjes de reddingbooten van dit type ook zijn, zij hebben bij meer dan een gelegenheid be wezen, volkomen zeewaardig te zijn en al zoo vele malen hebben de helden van de zee met deze booten de woede van de ele rnenten getrotseerd, zoo lezen wij in de N R. Ct. Hoe het drama zich precies heeft toege dragen, zal wel altijd een mysterie van de zee blijven, maar toch zou men zoo gaarne een aannemelijke verklaring hebben, al ware-het slechts om een zij het dan ook een wel heel dure ervaring rijker te zijn voor volgende keeren, want dit staat wel vast, dat, als over eenige dagen de her stelde President van Heel weer in de Berg haven ligt, bij den eersten roep om hulp. onmiddellijk dappere mannen klaar zullen staan, om te trachten de zee haar prooi te ontrukken. Toen nog niet bekend was, dat de Prins der Nederlanden beschadigd was, werd ver ondersteld dat een grondzee de boot nood lollig is goworden. Bevredigend stemde deze theorie niet ten volle, immers, hoe verraderlijk en gevaarlijk de grondzeeèn ook zijn, dat zij zonder bijkomende nood lottige omstandigheden een boot als de Prins der Nederlanden zouden kunnen doen kapseizen, lijkt niet voor de hand liggend Bij liet bekend worden van de schade aan het berghout van de boot hebben wij ons opnieuw tot eenige deskundigen gewend Deze meenden, dat de averij van een dus- danigen omvang was, dat men als vrij zeker kon aannemen, dat de boot in aan varing is geweest. Aangezien uit de Obser vatietoren te Hoek van Holland is waar genomen, dat de Prins uer Nederlanden eenige malen rond de gestrande Valka heeft gevaren en omdat een stuk van de sleeptros, welke de boot had zullen overbrengen van de Gele Zee naar het gestrande schip, nog aan boord van de reddingsboot is aange troffen, leek het waarschijnlijk, dat. de boot tegen het gestrande vaartuig was gebotst en dat zij tengevolge van deze aanvaring is omgeslagen. De opvarenden van de Valka hebben evenwel meegedeeld, dat zij niet alleen niets hebben gemerkt van een dergelijke aanva ring, maar dat bovendien de boot is go kapseisd op eenigen afstand van het schip- De afstand was zelfs zoo groot, dat er niel aan gedacht, kon worden om met een red dingsloep van de Valka nog to trachten de opvarenden van de omgeslagen boot to red den. Dit werpt dus weer de theorie van de aanvaring met de Valka omver. Daarom hebben wij ons opnieuw tot eenige deskun digen gewend, om naar hun meening te vragen, en zij vertelden ons het volgende Als men uitgaat van de veronderstelling, dat de Prins der Nederlanden niet tegen een ander schip is geslagen, moet men tol de slotsom komen, dat de boot tegen den grond heeft gestooten. I)it is daar, waar het ongeluk is gebeurd, zeer wel mogelijk. Op het oogenblik, dat de Prins der Nederlan den is gekapseisd, stond op de Maasvlakte circa 2 meter 40 water. Zooals bekend is was de zee zeer wild en stonden er hooge golven. In,het dal tusschen twee golven in kan dus onder de gegeven omstandigheden zeer wel een oogenblik slechts eenige dui men water hebben gestaan. De Prins der Nederlanden moet in dit geval van een golf afkomende met den boog den grond hebben geraakt. Als op dat zelfdo oogen blik een zware grondzee do boot van achte ren heeft gepakt cn met volle kracht tegen den breeden, vrij platten bodem heeft ge slagen, is het mogelijk, dat het schip is om- geslagon. Gistermorgen is de verongelukte redding boot te Vlaardingcn aaijgekomcn Nu het schip weer recht ligt is de schade goed te zien. Do sehoorstecnen en do mast zijn af geknapt, het groote vangnet, dat boven de boot is gespannen, is verdwenen. Maar wat, in verband met het onderzoek naar de oor zaak van do ramp belangrijker is, is dat nu blijkt, dat de boot vrijwel over de ge- heele stuurboordzijde zware averij heeft Wij hebben reeds gemeld, hoo het berg hout aan den .stuurboordsboeg over ocnigo meters is versplinterd en het beschermings ijzer is afgerukt en omgekruld. De reeling aan stuurboordszijde is vooral ter hoogte van de midscheeps verbogen en naar bin nen gewrongen. Achter de machinekamer bevindt zich do kuil, waarin de opvarenden, behalve de ma chinisten, hebben gezeten. Langs dezen kuil loopt een opstaande wand,1 het z.g.n. vrijboord., Dit vrijboord is aan stuurboord geheel verbogen en ingedrukt. Ter hoogte van dit vrijboord is de verf van de boot gehavend. Ook liet stuurrad, voor in de kuil is beschadigd. Zooals men weet waren Van Perseyn straat 4. de voeten van schipper v. d. Klooster, die waarschijnlijk aan liet stuurrad heeft ge staan, erpstig gewond. Op die plaats schijnt dus de boot ook getroffen te zijn. De begrafenis der slachtoffers. De begrafenis van de vijf slachtoffers, wier lijken op het strand te Rockanje zijn aangespoeld, is bepaald op Maandag a.s, des middags te twaalf uur. Het is nog niet ze ker, dat allen op de begraafplaats te 'sGra- vesande zullen worden teraarde besteld. De lijken van Meiboom, Timmer en Ver- wey waren hedenmiddag nog steeds niet ge vonden. HET DRAMA TE OPHEUSDEN Eon doodelljk scliot Het gerechtshof te Arnhem heeft in liooger beroep uitspraak gedaan in de zaak tegen G. A. S., landbouwer te Opheusden, die te recht had gestaan terzake dat hij zijn buur man met een met. hagel geladen geweer in het been had geschoten, waardoor het sachtoffer dit been verloren heeft en ten slotte is overleden ten gevolge van infectie. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank te Tiel, waarbij de verdachte tot VA jaar gevangenisstraf was veroordeeld» en verminderde de straf tot 1 jaar en 3 maanden met aftrek van de voorloopigo hechtenis. Door E. PHILIPS OPPENHEIM. Geautoriseerde vertaling van Mej. E. J. B. IJ „Maar lieve Susan T protesteerde haar echt genoot. „Hebben wij niet iri zijn huizen gewoond en zijn inkomen opgemaakt gedijende de laatste vijftien iaar jZ\\n inkomen I" herhaalde lord Honry. ^Zijn huizen I" bromde Bustatius. „De hemel bewaar me, Susan I" vervolgde de eerste, geprikkeld. „ïk hoorde v&n mijn le ven zoo'n onzin niet". „Toch in het de waarheid", antwoordde zij gelijkmoedig. „En ik zou zeggen, dat, indien je mij wilt drijven naar een of anderen klei nen winkel in Bond Street, je het moet blij ven ontkennen, zooals je nu doet Denk je, dat die jonge man niet zal wrokken over al de jare.p, die hij heeft doorgebracht als een pau per, terwijl hij hertog van Chatfield had kun nen zijn met tachtig duizend pond 'sjaars?" „Als men u hoort spreker moeder", mom pelde Bustatius, „zou men denken, dat u met hem, sympathiseert". „Dat doe ik ook, in zekere mate", verzeket- de zij. „In elk geval, hij is de zoon van Fran cis, die behoorlijk getrouwd was, dat is be- wezt „Bn hertog van Chatfield, de duivel hale hom I" riep Eustatius uit „Hij zal waarschijn lijk van deze plaats een klooster maken, de kleeding van een geestelijke dragen en ons al» $en belachelijk meken". De deur ging open. Zij keken allen snel op. Monica kwam binnen in het rijcostuum, dat zij buiten droeg, nog een beetje buiten adem, „Al wat gehoord van His Grace vroeg zij. „Hij kan nu elk oogenblik hier zijn", ant woordde Bustatius, naar het raam kijkend. „In dien je dien bocht zoo hard afdraaft zal je nog ♦*ens een val doen. Monica. Deze kant van het park is vol konijnenholen. Nog geen tceken van hem „Zij zouden de express laten stoppen bij het kruispunt", deelde lord Henry mede, op zijn horloge kijken. „Indien de trein op tijd is, moet hij binnen tien minuten hier zijn". Monica wierp haar zweep op den divan, in stalleerde z-ich zelf in een fauteuil en stak een sigaret op. „Een hartelijke ontvangst zal hij hebben, te oordcelcn naar jullie blikkenl" merkte zij op. „Ik verwacht, dat wij hem met waardigheid zullen ontvangen", antwoordde haar vader koud. Daarentegen zou eik gevoel van vreugde belachelijk zijn". Eustatius werd plotseling zeer ernstig. „Ik vind Monica's houding in dezen eenvoudig on gevoelig", verklaarde hij. ,Je schijnt je niet bewust te zijn, wat het beteekent, Cis. Weet je, dot wij geen huis voor ons hebben?" „Geen dak om onder te slapen", zeide lord Henry met nadruk. „En over geen shilling, die het goed op brengt, kunnen wij beschikken", vervolgde Eustatius. „Er zijn eenpaar onnoozele titels, maar geen shilling voor een van de leden var» de familie, behalve het titulaire hoofd". „Niet alleen dat", ging lord Henry voort, „maar stipt genomen zijn wij dien vent onge veer een millioen schuldig, dat wij de laatste vijftien jaar hebben verteerd". Monica klopte de asch van haar sigaret, „Het schijnt wezenlijk een lastige positie". erkende zij. „Ik denk, dat ik de zaken voor jul lie in orde zal moeten maken, door hem te ♦•-ouwen". Er volgde een oogenblik van eigenaardige stilte. Haar moeder hield voor het eerst op te breien. Haar vader scheen verdiept in aange name overpeinzing. Eustatius streek zich over de kin en keek aandachtig naar zijn zuster. „Het kan in elk geval geen kwaad beleefd tegen den jongen te zijn, Monica", opperde hij. •Je ziet er verdraaid goed uit. Hij kon veel slechter kiezen. „Wat een hofmaker wordt die broer van mij", merkte Monica ironisch op. „Er is al een kleine roman in het verleden, niei waar?" vroeg haar vader. „En of!" stemde Monica toe. „Hij dreef een paar woeste roovers op de vlucht, die mij trachten te berooven op de wallen van Pelline". „Den avond, dat ik er vandoor ging", merk te Eustatius op. „Ik moet echter bekennen, dat hij niet den minsten lust toonde partij te trekken van die gelegenheid. Ik geraakte volkomen uitgepraat, toen ik beproefde een gewoon menschelijk wezen van hem te maken. Hij keek wel is waar één keer met een vreemden glans in zijn oogen naar mij, toen ik voor hem een liedje zong over rozen en hartstocht, terwijl hij aan het bidden was". „Ik venvadtt", zuchtte lady Henry, zeer snel bieiende, „dat hij zal blijken een verstokt vrijgezel te zijn". „Dat is zoo, mammie, maar laat het uw hu meur niet bederven", verzocht Monica. „Trek u niets aan van mijn vervlogen hoop V „Zoo, daar is intusschen de wagen", deel de Eustatius mede, van het raam terugtre dend. „Wij zullen spoedig weten wat voor ons is weggelegd. Houdt u allen taai!" Monica stond op en wandelde naar een ouderwetschen spiegel. „De vraag is", overwoog zij, vastberaden naar haar spiegelbeeld kijkend, „of ik in hert belang van de furnilie er het best uitzie in een amazone, of vindt je, dot ik meer indruk zul maken in een van die souple robes d'aprèsmi- die met zijden kousen." „Ik ben voor rijkleed", verklaarde Eusta tius. „Je kunt hem aan het diner onthalen op het andere genre. Je ziet er uitstekend uit in dit costuum, en bovendien heb je geen tijd om kleeding te verwisselen. We hebben je moree- lcn steun noodig." „Het is misschien goed", zeide lord Henry plechtig, „dat alle leden van de familie tegen woordig zijn, wanneer het jonge mensch komt." Zij hoorden de auto stilstaan en het geluid van voetstappen in den gang. Het was een oogenblik van bijzondere beteekenis voer ieder van hen. „Een verduiveld ellendige positie", riep Eustatus uit, onrustig heen en weer stapp°nd. „Afschuwelijk", stemde zijn voder toe. „Het zal alles in een paar minuten oorbij zijn", herinnerde, lady Henry hen kalmeerend „Zoo iets als de wachtkamer van een tand arts", mompelde Monica, een weinig in de schaduw tredend. Op den juisten tijd werd de deur geopend en Johnson, de vier-en-zestigjarige bottelier, deed de gevreesde aankondiging met al de plechtigheid, die de gelegenheid eischte: „Sir Stephen Dobelle; de hertog van Chat field." „De duivel hale hem", mompelde de gewe zen hertog. „Smakeloosvond Eustatius. Zij stonden allen met hun oogen gericht op de deur. Sir Stephen kwam zenuwaclitig-druk binnen, zijn houding was levendiger dan ooit. Achter hem kwam een lange, deeke jonge man, met een hoog voorhoofd, diep liggende oogen en een fijn gevormden, vastberadim mond. Hij was slechts gekleed in een donkt?r costuum van vreemden snit. Hij toonde geen zenuwachtigheid, belangstelling of overgroote beleefdheid." „Hier zijn wij dan," riep sir Stephen. „Een paar minuten te laat. Niet noemenswaard De aankondiging is geheel mijn schuld", voegde hij er aan toe, achter zich kijkend, om zeker er van te zijn, dat Johnson de kamei had ver laten. „Ik achtte het 't best, het in eens in orde te maken." „Chatfield, dit is je oom, lord Henry Wo- bury, er. je tante, lady Susan, en je nicht en neef, Monica en Eustatius." Met uitzondering van Monica naderden zij allen een paar stappen. Francis boog lichte lijk voor ieder van hen, zonder zijn houding te veranderen. Hij scheen de uitgestrekte handen niet op te merken. „Wij kunnen niet beweren ebegon lord Henry, „e dat wij oprecht verheugd zijn je te ontm-cten, mapr tegelijkertijd zie ik als bloedverwant en oudste lid van <!-- familie geen reden, waarop wij elkaar niet de hand zouden drukken." De nieuw aangekomene maakte geen bewe ging in ontv/oord op deze woorden. Er was een verbazende stroefheid in zijn houding en zijn uitdrukking. „U zult het mij allen niet kwalijk nemen," verzocht hij bedaard. „Ik heb dé laatste jaren in volkomen nfzondering geleefd In het kloos ter drukken wij elkaar niet de hand. Ik heb di^ gewoonte nog niet aangenomen." (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1929 | | pagina 5