KINDERRUBRIEK Rubriek van Oom Karei Sneeuw en ijs, wat hebben jelui deze week weer kunnen genieten. Jelui wensch, dat de pret nu ditmaal eens niet al te gauw voor bij zou zijn Is wel werkelijkheid geworden. Wel scheen het even, dat de dooi. die in het begin van deze week vrij plotseling inviel, een eind kwam maken aan alle feestvreug de, maar gelukkig is dat niet zoo geweest. Terwijl ik dit schrijf ligt de sneeuw in een dik pak op straat en zijn de ijsbanen weer geopend. Er is dus weer volop gelegenheid voor jelui om te genieten. Enkele neefjes en nichtjes vroegen me of alle raadsels enz. die ingezonden worden, \ast en zeker in de krant worden geplaatst. Nu, het antwoord daarop is meestal wel. Maar het gebeurt heel dikwijls, dat ik voor onze krant raadsels krijg waarbij een of an der plaatje of figuurtje is geteekend. Zulke teekeningetjes moet ik helaas altijd terzijde leggen omdat die om technische redenen niet in de krant afgedrukt kunnen worden. En ook gebeurt Jiet wel eens, dat er raad sels ingezonden worden die om een of an dere reden niet geschikt zijn om geplaatst te worden, hetzij dat ze te moeilijk zijn, het zij dat ze onvolledig of niet heeleroaal in orde zijn. Zoo kan het wel eens zijn, dat je een raadsel, dat je ingestuurd hebt, niet in de krant ziet. Maar dat is toch meestal een zeldzaamheid, al is het al eens een enkele maal voorgekomen. Het is altijd het beste om geen raadsels in te zenden, die erg moeilijk te vinden zijn en er vooral de op lossingen bij te sturen. Want zonder oplos sing heb ik er natuurlijk nog weinig aan. Dat kan dus de reden zijn, dat een ingezon den raadsel niet opgenomen wordt. Wat heb ik deze week weer een massa brieven gekregen. Prachtig hoor Op die manier krijgen we een geweldige corres- pondentiorubriek. Hoe grooter die wordt, des te beter. Help dus allemaal mede, die zoo.groot en uitgebreid mogelijk te maken! RAADSELS. Oplossingcnvan de vorige week. De oplossingen van de vorige raadsels zijn 7. Zaan, dam. II. 's Hertogenbosch. III. Was Loek niet erg verkouden ge weest (knie). Wat een leuke elegante pop petjes heeft zij geteekend. (teen en keel) Heeft Jan van den Bosch andere boeken besteld (hand). Hij heeft Piet ongezouten de waarheid gezegd (tong). IV. pet, mot,, vet. wet, pret. Deze week is de prijs gewonnen door ..Lijsterhes'- die hem a.s. Maandag aan ons bureau kun komen afhalen. NIEUWE RAADSELS. I. X X X i X X X X X X Op de kruisjeslijn komt iets. dat bij liet Kerstfeest behoort. lste rij een medeklinker. 2de rij een lichaamsdeel, ode rij een hoog bouwwerk. >de rij zitten bijna altijd in hel ijs. 3de rij het gevraagde woord. I 6de rij is een vleeschsoort. 7de rij is een metaal. 8ste lij is een familielid. 9de rij een medeklinker. (Ingez. door Kwik). II. Ik ben een nuttig man en ik word met I negen. letters geschreven. Wie ben ik, als ik u zeg dat i, 2, 5, 6 I een werkzaam diertje is, en l 1, 6, 8, 7 oen voertuig cn I 3, J, 3, 5, li dagelijks door de meid gebruikt p\ordt cn l 7, 5, 9 de zegsman van alle kwaad is (Ingez. door Jongenskops III. I Hoeveel is samen I 2 pond cn VA el (Ingez. door Cleopatra.) IV. I Mijn, geheel is een spreekwoord van* 3 oorden en 9 letters. 1, 7, 8, 6 is een ander woord voor nako meling. .8,2,-5-is een langzaam kind. 2, 8 is heel dun. 0, 7, i, 1 is een viervoetig dier. 3, 9 zijn 2 dezelfde medeklinkers. (Ingez. door Neptunus) UIT ONZE MOPPENTROMMEL. Waarom staat een haas, zoo vroeg vader aan Jantje, als hij naar de zee kijkt, altijd r»l) den dijk Jantje dacht ernstig na, maar wist geen antwoord te geven. Omdat hij, antwoordde vader lakoniek, er piet doorheen kan kijken. i Meester.: Keesje, wanneer is Karei de ïioute gestorven KeesjeDat weet ik niet, mijnheer, ik fist niet eens dat hij ziele was (Ingez. door Zonnestraaltje) VAN EEN RUPS DIE GEEN RUPS WAS. Daar was eens eeii eendje, nog klein maar en dom, Dat naar moeder d r raad niet wou hooren. Eens ging t in zijn eentje een paar straatjes om. Waar t nooit was geweest nog te voren. Aan 't eind \an de schutting, wal kronkelde daar Een rups. Sapperloot, \Vat een dikke. Zoo wijd als het kón, opende 't eendje den bek Om in één liap de rups op te slikken. Maar, miauw riep de kat wat verbeeld je je wél, Dat je mij ongestraft zoo kan plagen Och mijnheer, sprak het.eendje, ik bedoelde 't niét zoo, En ik wil wel vergeving U vragen. Een ak lig abuis is de schuld van 't geval Ik dacht er een rups buit te maken, Toen Uw staart daar zoo kronkelde over den weg. 'k Zou een kat heusch nooit aan durven raken. 't Is wat moois, riep de kat, noem je dat eep excuus Ik geloof van je praatjes geen ziertje Mijn staart zou een rups zijn! Jou leelijke eend, Pak je weg, je bent een dom diertje. (Ingez. door Bengel.) VAN DE OPSTELLENWEDSTRIJD. NA REGEN KOMT ZONNESCHIJN. Liesjes ouders hadden het zeer arm. V roeger, toen vader nog gezond en krachtig was, hadden zij het aardig goed. Maar de laatste jaren was haar vader ziekelijk eri daarbij zelfs vaak werkeloos. Zoodoende waren de verdiensten zeer gering gewor den, en trad de armoede binnen. Het liep nu tegen Kerstmis en weer lag tie man al weken lang aan 't ziekbed ge kluisterd. Moeder, die voor een paar dagen in de week werkhuizen had, was het dorp ingegaan om te zien of zij voor deze of gene misschien nog wat naai- of verstelwerk kon krijgen. Dat had zij al meer geprobeerd, maarer waren er zoovelen die werk zochten, zoodat bet nietgemakkelijk ging iets te vinden. Gok thans kwam zij weer met leege han den thuis. Toch wist ze manhaftig haar verdriet te verbergen, ondanks dat er haast geen eten of brandstof in deze koude dagen thuis was. Daar kwam ook Liesje thuis. „Dag Moes, clag Pa, dag Annie Moes Zoo juist heb ik een eindje met baas Jansen mogen mee rijden. Hij vroeg hoe het thuis ging. Ik ver belde TieM dat Pa- weer "zoo ziek was en toen zei hij, dat Jnj. eens zou-komen kijken. In ieder geval, zei hij, mochten wij evenals het vorige jaar het dorre hout uit het bosch gaan halen „Nu", zei Moeder, „dan moest ik meteen nog maar wat hout gaan halen, want een beetje meer warmte zal hier wel welkom zijn.Meteen wierp zij een liefdevolle blik op haar man, die daar onder een dunne deken lag, en haar kleine Annie, die in haar versleten, doch netjes verstelde jurkje met een oud popje van Liedje zat te spelen. „Laat ik met U meegaan, Moes", sprak Liesje, met z'n tweeën kunnen we dan aar dig wat meebrengen. Met de storm is er gisteren heel wat afgewaaid. En U is veel v lugger weer thuis." Moeder vond het goed en met een „Dag \nnie, dag Pa" gingen ze vlug naar het bosch. Na een groot half uur te hebben ge sprokkeld, hadden heiden een grooten bun del hout bijeen, haast te zwaar om zoover te dragen. Vol goeden moed keerden zij dan ook huiswaarts, met de aangename gedachte, weer brand te hebben voor de komende dagen. Bij het groote heerenhuis van Mijn heer Pietorsen werd de vracht wel wat zwaar )p de stoep zouden ze. maar even een oogonblikje gann rusten vóór ze verder gingen. liet dochtertje van Mijnheer en Mevr. Pietersen zog hun en juist vertelde zij haar Mama, dat Liesje het zeker wel koud zou hebben, zoo zonder mantel, toen de sleutel in de deur werd gestoken. „Daar is Pa was de uitroep. „Gauw even Pa hel pen Doch wat was dat Pa bracht Liesje en haur Moeder mee. Ik breng gasten mee zei Pa, en zacht tot Mevrouw„Straks vertel ik je wel meer Spoedig waren allen in de heerlijke, ge zellige huiskamer. Liesje keek haar oogen uit. Wat was het hier mooi Wat prach tig Wat was dat heel anders dan bij hen. Moeder moest mijnheer Pietersen alles eens vertellen. Hoc of het toch kwam, dat ze hout moest sprokkelen, enz. enz. Even daarna ging Mijnheer met Mevrouw, die in dc keuken was, spreken, waarna hij terug kwam, cn nogmaals met Liesje's Moe der hegon te praten. Hij beloofde haar, zoo spoedig zich iets voor deed, aan haar te denken. Voorloopig kon hij haar "wel een tijdlang hebben om 's morgens de kantoren schoon te houden, een der werksters was toch ziek. Gaarne aanvaardde Liesje's moeder dat aanbod. Dan waren ze weer voor een tijd gered. Met vreugde in het hart wilden ze nu weer naar huis gaan. Maar wat was dat Tofn Mijnheer Pietersen hun uitliet, kwam Mevrouw ook nog even. „Wacht even, vrouw Kareisen en Liesje. Ik heb nog zoo het een en ander ingepakt, want ook thuis zullen wel grage magen zijn, dan kunnen jullie samen nog eens heerlijk feest gaan vieren op Uw nieuwe werkkring Het dienstmeisje loopt wel even mee, dan kan ze de mand meteen weer mee terug nemen." De tranen van geluk en dankbaarheid kwamen vrouw Kareisen In de oogen. Van aandoening kon ze haast geen woord van dank uitbrengen. Vlug gingen ze naar huis. om daar aan gekomen met rappe hand de mand uit te pakken. Wat een voorraad levensmiddelen. Boter, vet, erwten, boonen enzelfs eieren voor de zieke om weer op kracht te komen. Lu daarbij nog k leer en voor de beide meisjes Wat was men gelukkig dien avond. Moeder bereidde nog gauw een warme maaltijd en vóór ze naar bed gingen, hadden ze nog eens weer heerlijk gegeten, wat in den laatsten tijd niet vaak gebeurd was. 't Was of met dien dag alle leed voorgoed een einde nam. Langzaam aan knapte vader Kareisen weer op. Moeder ging- elke morgen de kantoren schoonmaken en ver diende dus. thans hiermee en met haar werkhuizen, een tamelijk loon. Totdat het vroege voorjaar aankwam. Zaterdags werd ze hij Mijnheer op kantoor geroepen, waar deze haar mededeelde dat de werkster over een paar dagen weder terugkwam. Doch waar nu Kareisen weer hersteld was, kon haar'man nu wél ihplaals van vrouw Kareisen aan de fabriek komen. De portier werd oud en had pensioen aan gevraagd. En ï\u had hij gedachtVrouw Kareisen weer in haar eigen huishouding te brengen en haar man te benoemen als portier, aan de fabriek Wat een geluk in 't huis van Kareisen. Vader beter eu een vaste betrekking! Alle donkere wolken waren verdwenen. No de langdurige regen, kwam de heer lijke zonneschijn (Ingez. door Kampioen, oiicT 11" ja'ar): JANTJE DE JAGER. Jantje ging uit jagen Met zijn nieuw geweer Was die kleine jager Geen gevaarlijk heer Jan dacht„Elk konijntje. Dat ik zie, moet dood!" Dan zal Vader zeggen, „Wel wat ben je groot!" Daar liep nu ons Jantje In de groote wei. Haeen klein konijntje! O, wat was ie blij Maar het diertje wipte Vroolijk naar hem toe Jantje schrok geweldig.... „Help me,'help me, Moe!' Zoo ging Jan aan 't schreeuwen. Jantje vloog naar huis. En bleef zeven dagen Bij 'zijn Moeder thuis (Ingez. door Cleopatra.) EEN V ER JAARPARTIJ. Een van mijn vriendinnetjes was op Maandag jarig. Maar den yCpndag daarvoor werd het gevierd. Om half drie mochten we komen. Ik zelf was een kwartier later. Alle meisjes waren er tri. Ze hadden zelfs al een spelletje uit. Dat spelletje was een sleutel verstoppen geweest. Nu gingen we het twee de spelletje doen. Dat was de, stoelendans. Er wérden een aantal stoelen niet de rug gen tegen, elkaar .gezet, cn toen hegon het. Bij de eerste groep was ik niet bij. Bij de tweede groep wel. Want we waren in groe pen verdeeld. Mijn vriendinnetjes broer speelde piano en als-hij dan ophield, moes ten wij gaan ziuen. Er was één stoel min der dan er kinderen waren, dus wie dan over bleef, mocht niet meer rnèe doen. Er werd dan weel* een stoel weggezet. Ik zelf had het verloren. Toen begonnen we aan het derde "spelletje. 7Iet heette, dë zevenzak. Dat was ook erg leuk. Daarna deden we „ja neen, ja neen". Vervolgens gingen we naar beneden, liet eerste spelletje, dat we daar deden heette lust je wat? En daarna deden we reizen, dat was leuk. Eerst werd je geblinddoekt. Dan moest je mpt je vin ger een plaats aan wijzen.. Eerst op een schoon plekje en dan drukte ze je vinger in do groenezeep. Je wist natuurlijk niet dat er groene zeep opgesmeerd was. Daarna gin gen we de krant lezcm^vat JiatuurJijk ook een foppartijtje was. Vervolgens examen afnemen. En de flesschendans. En toen ge beurde er iets fijns. Twee meisjes, die er ook waren, gingen weg. We moesten lang wachten. Daar hoorden we ineens een ge bons op de deur cn kwamen die twee meis jes weer terug. De één verkleed als een boer en de ander als een boerin. Nu begon een voordracht. Het heette „Een pan met een gaatje". We'vonden het allemaal erg leuk. Dat >vas toen weer afgeloopen cn hegon het allerfijnste. De tooverlantaarn wérd ver toond. Wat hebben we gelachen! Het laatste gingen we brood eten. Ik had zoo'n honger gekregen, dat ik zes boterhammen op at. Toen was er nog maar weinig tijd over om te spelen. Maar we deden het toch nog even. We speelden „Er liep een oude vrouw op straatMaar daar werd gebeld. Mijn moe der kwam kijken cn zeggen, dat ik thuis moest komep.. Ik- vond het erg jammer. Maar de zuster, van mijn vriendinnetje vroeg of ik nog even blijven mocht. Dat mocht, maar'ik moest over een kwartier thuis zijn. En na nog een spelletje gedaan te hebben gingen we allen naar huis. Dat was dus een prettig partijtje geweest. Toen was het feest ook afgeloopen. (Ingez. door Edelweiszr (Oud 9 jaar). BOOS LIESKE. Ik bén boos, En zoo kwaad. En ik weet Haast geen raad, En pas op. Wie mij deert. Want mijn pruik staat verkeerd. Ik wil niet naar boven Ik blijf hier beneên Daar boven zijn meisjes. En ik ben alleen. En weet je waarom wel Dat zeg ik je niet. 'k Ben boos en heel nijdig, 'k Heb vreeselijk verdriet. Want Suze mijn zusje, Kreeg grooter stuk koe!:. Dat stukje dat ik kreeg Smeet ik in een hoek. Dat wou ik niet hebben Zoo'n stukje, wel neen, En daarom sta ik hier Beneden alleen. En ik zeg, pak je weg. Of ik geef je een schop Je weet hét nu hoor 'k Heb dc bokkepriiik op Zoo bromdo en gromde Ons Lizeke kleênf En wilde daar boven Niet spelen O neen Maar toen ze een kwartiertje Alleen had gestaan. Was 't kopje verdwenen En 't pruilen gedaan. Ze. zocht gauw haar koekj«. Dat lag nog in het hodkje En lachtte toen vroolijk En danste hop hop. Waarom had ook Lire Dc bokkepruik op (Ingezonden -door Blondje.) HELGA. Helga J.prgcnsen liep tusSehen de andere meisjes, 't schoolhek uit. Ilelga was als altijd wat stil. Ze zou ook niet kunnen zeggen wie nu 'eigenlijk haar vriendin was, want eigen lijk had Ilelga heelemaal geen vriendin netjes. Dikwijls vroeg moeder Zondags„En wie wil je nu vandaag eens op visite heb ben Gudrun Jensen, Marie Berg, Ingrid Andersen of „Och. neen, liefst niemand, ik ben maar veel liever met u alleen moeder." „Maar, kind, men moet nu eenmaal met iedereen in de wereld lecren omgaan,' zei moeder. „Ja," zuchtte Ilelga, „dat is wel zco, maar voor mijn plezier hoeft u niemand te vragen." Dan lachtte moeder. Moeder zei niet dikwijls van die zinnetjes als „men móet nu eenmaal"of zoo.' Moeder was een mensch... neen, in heel Dene marken was zoo'n moeder niet te vinden en als de zusjes Ilolm of Ingrid Andei'scn van haar broers of zusters vertelden; dan sprak Helga over moeder, altijd en altijd maar weer. Eigenlijk sprak. Ilelga alleen maar over moeder, over iemand of iet? anders sprak ze nooit. Ze was vreeselijk bang om uitgelachen te worden en dun... o, Ilelga. had allijji bezwaren en. kleine verdrietelijkheden. Op school vond ze 't vreeselijk. Ze leerde goed, maar als ze antwoorden moest, vond ze 't akelig haar eigen stem te hooren. Wanneer de brutale Dagmar Jacobsen. go straft werd, kwamen er tranen "Th TTelga's oogen en haast iederen ochtend zei moe der „\Ye.e,s nu flink en niet bezwaard, je kent je les. je werk is keurig en zonder fouten geschreven, dus.speel nu' rfïaar éens vroolijk in 't vrije kwartiertje." "En dat vrije kwartiertje was 't nu juist. Dan kwamen de echte bezwaren en narig heden pas. Dagmar speelde altijd-valscli, die kéék door haar vingers waar de ande ren zich verstopten de zusjes Holm lach ten Ilelga uit omdat ze zoo klein was en precies een bal leek, als ze hord liep. In grid bespotte Helga en Marie Berg was de allervréeséïijkste, die probeerde haar met een zachte vleistem aan !t praten te krij gen en als Helga dan eindelijk uit zich .zelf vertelde dat moeder zoo prachtig hand werken kon, dan riep Marie hard„Do habv praat hoor, maar 't is alles moe-moe en nog eens moe-boe". „Hoe flauw, Marie, om Helga altijd na te dóen, Helga heeft een lieve moeder, die heel handig is, zegt de mijne", -v iel Gudrun in. „Ja, alles even heilig en best", plaagde Marieen dan, ja, dan kwam er aali de ellende geen eind, dan huilde Helga om dat ze geplaagd werd en ook nog uit dank baarheid dat Gudrun haar hielp. In de klas vroeg de juffrouw Waarom Melga er weer zoo beschreïd uitzag, dan wilde Helga niet klikken en stamelde en sniktp zoo wat. Juffrouw Larsen trok dan ongeduldig de schouders op cn zei hoos „och met jou, Helga, is niets te beginnen, bewaar je tranen toch voor wezenlijk ver driet, je bent precies een oude tobster, foei, wees tocli niet zoo zwaartillend, kind." Zoo was 't nu ook weer gegaan „Gudrun," fluisterde Helga, „ik dank je locli wel. dat je me hielp. (Wordt vervolgd). CORRESPONDENTIE. Roze knop je. Dan is je briefje net te Icit gekomen. Te bent hartelijk welkom, hoor. Dat vonden ze zeker wel jammer hé. W i 11 e M u i s. Neen, dat vanzelf ook nfet. Maar je bent natuurlijk ook welkom. Ik kan ze mij niet goed meer herinneren. Cleopatra. Ja, je begrijpt zeker w el, dat ik dat ook niet meer zoo precies weet. Ik moet zooveel briefjes beantwoorden. Ze krijgen allemaal wel een beurt, maar niet, •die raadsels, die ingestuurd worden, zijn geschikt. Dank je wel, hoor. Joh. M. Dat-is jarpmer, maar het is misschien toch beter. Het komt er heusch >vel in. Je hebt het toch zelf gemaakt Edel wei sz. Ik heb het ontvangen, hoor. Dank je wel. Ben je nu weer heele maal beter. Wel bedankt. K r u 11 e b o 1. Dus je hebt veel plezier gehad? Waar zijn de oplossingen. Heb je die vergeten Z o n.n e,s t r a a 11 j e. Wat heb jij mooi geteekend, of heb je het niet zelf gedaan. Dat was nog eens heerlijk. M e i d o r n. Ook al zoo'n keurig brief- 'jp, dat is altijd zoo'n prettig gezicht. Dank je wel, hoor. Tip. Heerlijk hê. Dan ben je zeker wel moe geweest. Neen, ik ken het niet. Er komen, hoe langer hoe meer, kinderen. Cupii'do. Ken je liet al Dat denk ik' ook wel. Dank je wel voor de moeite, maar dat eerste bobben wc nl eens in do cou lant gehad. Kampioen. Ben je ziek, toch niet erg, wat jammer nu juist niet al dut sneeuw en ijs. Het is nog knap van je, hoor. Beter schap. Silene. Dan je wei, hoor. Heel graag, want dat kan ik best'gebruiken. Klaverblad. Je .zjilt tenminste we» genieten, fir ligt lïu anders geiiöeg sheeuw. Het gaat bij lotip'g en je moet ze natuur lijk goéd'hebben. Dat is best. Dank je wel. Blondje. Dat. spijt me voor jo. Ik krijg de vorgende week zeker oen langer* bl'i.ef. M e i z o e n t j e. Dat. zal wel. .Vis hit ïu maar weer gaat vriezen, zal ze wel geluk kiger zijn. N e p t u n u s. Nu blijft het ander? wel liggen cn, veel ook. Dank je welj hoor. Nu het kan mij niét zoo erg veel schelen. Hobbe do es. Ileb je. het .zoo .driik. Dot lijkt me lastig. Ik begrijp het niet erg'goed, maar het zal wel in orde zijn. t> Hartelijkdank .voor de plaatjes cn bonnen. Turf. Je bent hartelijk welkoiiV Ben je nu weer beter. Een volgende winter maar beter. J o,n g e n s k o p. Neen. ze Wq^on ze ker niét moeilijk. Dat vindt je zekei* erg fijn hè. Dank je wel, Iiqolv Postduif je. Ja, daar hoor-ik^ óver» al klachten over. Er zal wél "méér koYncn. Neen, ik ken het niet. Bengel. Neen, ik niet. Maar het was heerlijk voor jullie. Heusch niét Dank je wel hooi'. Lijsterbes. Dat was zeker een heel feest. Dat is liet ook. Vinkje. Dat vind ik. nu echt prettig, zul je mij do volgende week vertellen of liet mooi is. Dat zeg ik ook. Neen, ik heb het nooit geleerd dus daar ben ik ook niet zoo van op de. hoogte. - -- Prins.' - Ja, ze waren'niet moeilijk. Wat Jammer, is het nu weer beter- Dank je wel. Je zult liet er wel eens gauw iii zien staan. Het is heel aardig. Zou je daP zoo graag willen weten Ik woon overal en nergens. J3 r u n o o g. Het is zeker erg jam mer. Maar het komt wel weer. Dut- zul je eens zien. Neen, ik niet. Lilliputter.,Dat denk ik ook wel. Ik geef je groot gelijk. Toch scheelt het/ wel van wie èn hoe je het krijgt. Wat een fée9t. fijn. j. Roodborstje. Neen, tlat i9' wel jdm- mér. Het is er altijd erg aardig cn vooral als er wedstrijden zijn. Dat gebeurt opk nog aj. eqns maar je kunt anders leelijk terecht komen. - K i k v oi' s c h. Jo bent hartelijk jvel- kóm, het is altijd erg driik als er telkens weer nieuwe nichtjes* en neefjes bij komen. Schrijf je me de volgende week wat- niejèr Sneeuw w. ii j Ja, dat doen* ze ook wel. \ïs je ze zelf hebt ingestuurd, dan weet je de uitkomst toch al» dus je hoeft ze dan niét op "té lossen. Dank, jê "wel.., Piggelnieo. Dus dat 'ia- nog: heel wat erger. Hoeft het veel gedaan. Danlc je wel, je zult het óp een goede keer wel eens in de krant zien staan. V-i-o lie r t j-o. Gelukkig,, dat je er don nu weer aan dacht. Schrijf je mij nu weer trouw. Cösmea. Dan is het altijd zoo druk, dat kan ik altijd goed merken, w/uTt dan. krijg ik zoo weinig brieven.Ben je erg ziek geweest, pas maar óp dat je weer geen kou de ..vat Radio. Ja, dat was voor velen een ■teleurstelling. Ik heb liever dat je ze zelf maakt, dat is veel beter. Dank je wel. Bosch fee. Dus je hebt er toch nog van- kunnen genieten. Pas maar op, w'ant dat kan leelijk pijn gaan doen. Dat .doet. het ook! Rank'je wel voor de moppeii. Dat'is dom vaa je. Je-was zeker erg Jiat.. Kwik. Dank je wel voor hef raadsel. Dat is nog eens leuk werk,;liè..Is«hij» heele maal uit elkander gevallen Doornroosje. Natuurlijk wil ik dat Heel graag ^elfs. Ja, daar is het ook om te doen, maar toch vind ik het aljijd erg pret tig, als jo er een woordje bijschrijft. Ik hoop dan ook iedere week wat van je te hooren. Boterbloem. Ja, vóorïoöpig wel, maar misschien zal het wel weer eens opnieuw beginnen. Houdt den moed er maar in B a 1 s e m i o n t j e. VVat "een prachtig papier heb jij! Misschien is dat wel van korten duur. Ken je het al een beetje Vroeger deed ik het ook wel, maar jk ge loof dat ik het al lang weer verleerd ben. Dat duurt nog een heele tijd, maar als het zoover is, zal ik je waarschuwen. Als ik hét tegen dien tijd maar niet vergeten ben. R e g e n d r o p j e. Wat was dat voor raad.-el. Hét gebéurt wél eens,.'daf <?r raad sels ingezonden worden,, die. niet voor ónzo krant geschikt zijnv Ik herinner^ me dat raadsel van jou niet. meer' u(t mijn hoofd. Stuur het anders nog maar eens. 1 BoT)hi«, Dat inag. QÓk wel eens $en enkele keer. Ja, heel jammer! Goéd doe dat en lees ook even wat ik hierover aan Re gendropje hierboven schreef.. Er. zijn oji 't oogenbiik geen Vim-bonnen. De Pelikaan bonnen kan je natuurlijk terugkrijgen. Kom die dan even halen maar niet vóór Dins dag a.s. C1 y v i a. Nu ja, maar er komt mis schien nog wel weer eens. ijs dezen winter. Dat-zou de eerste maal niet zijn, dénk maar •eens aan vorige jaren. Toen hel)bcn we. het wel driemaal- met onderbrekingen gehadi W i 1 d z a n g. Fijn hè Dat was een buitenkansje. Dat gaat zoo: er staat in de krant. „Was Loek niet erg verkouden ge weest". In die zin zitten de namen -van lichaamsdeelen verborgen, n.l. I.oek niet knie; enz. enz. Ik hoop dat je het nu be grijpt. RUILHANDELIIOEKJE. Voor Goudkievit ligt' éen pakje k!aar;''dat Maandag gehaald kan worden. Bobbie kan' pelik'aanbónnen vanaf Ding dag komen halen. OOM KAR EL/

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1929 | | pagina 7