Inventaris-Opruiming.
ffi-IEUSFOOniSCH DAOTLAB
Dinsdag 22 Januari 1929
.DE EEMLANDER5
27e Jaargang No. 172
MET DUMDUMKOGELS GESCHOTEN
HET DRAMA TE
GROOTEGAST
De bevolking verbitterd
N.V. COMPAGNIE LYONNAISE
VERZET TEGEN DE
POLITIE
Ernstige vechtpartij te
den Haag
DE RAMP AAN DEN
HOEK
Een droeve plechtigheid
FEUILLETON.
De Wettige Erfgenaam
Hoe de buren dachten over
Wijkstra
De heer L. de Jong, thans te Amsterdam
woonachtig en secretaris van den Bond in
de Kledingindustrie, schrijft aan het Volk
o. m.:
Bij drama's als te Hoek van Holland en
Grootegast, die verleden week plaats von
den, kornt iedereen onder den indruk.
Maar dit is des te sterker het geval, als
men de personen kent, die het ongeluk trof.
Zoo ging het mij wat Grootegast betreft
Hier viel o. a. als slachtoffer de heer M.
v. d. Molen, gemeenteveldwachter te Groo
tegast.
Van mijn achtste tot mijn zeventiende
jaar woonde ik in dit mooie dorp in het
Westerkwartier van Groningen. Ik herinner
rnij, als was het de dag van gisteren, dat
de nieuwe veldwachter in ons dorp arri
veerde. Voor ons, schooljongens, was dit
een gebeurtenis van beteekenis.
Wij vroegen ons af; zou hij streng zijn
of zou hij wat door de vingers zien?
Bij zijn aankomst werd hij door ons goed
opgenomen. De eerste indruk was niet on
gunstig. Een groote, knappe kerel, met een
vriendelijk gezicht. Maar wel maakten wij
tegen elkaar de opmerking, dat zijn lange
beenen, het voor ons moeilijk zouden makon
te ontkomen, als hij het er eens op gezet
mocht hebben, ons voor een jongehsvergrijp
te straffen, wat als regel bestond in kort
recht door middel van den politlestok.
Maar 't viel mee.
Later, bij den dorpskleermaker, kwam ik
nader met den nieuwen veldwachter in
kennis, omdat mijn baas zijn uniformen
maakte.
Van onzen veldwachter is mij, uit ge
sprekken op de kleermakerswerkplaats, en
uit zijn optreden in dien tijd (van later
weet ik niet), het beeld bijgebleven van een
gömoedelijken, geestigen en verstandigen
man, die helaas in zijn familie met veel
leed te kampen heeft gehad.
Het woord „politie" heeft wegens het op
treden bij arbeidsconflicten vaak een niet
al te besten klank.
Maar in dien tijd, op ons dorp, was M. v.
d. Molen meer de vriend van jopg en oud,
dan dat door zijn optreden andere gevoe
lens konden worden gewekt.
Bij zijn tragisch einde bekruipt mij dan
ok een gevoel van innig medelijden.
Altijd dreigde de dader.
Een der correspondenten van het Volk
schrijft nog, dat hij opnieuw een bezoek
aan de plaats van het drama heeft gebracht.
Hij heeft met verschillende inwoners van
het dorp gesproken en daarbij vernomen,
dat de dader van den vlervoudigen moord,
Lie Wijkstra, steeds gewend was dreige
menten te uiten. Den een zou hij neerschie
ten, den ander aan lappen snijden enz.
De correspondent bracht ook een bezoek
aan den buurman van den moordenaar, den
62-jarlgen landarbeider K. Pouw.
Pouw vertelde, dat de veldwachter des
morgens om ongeveer half zeven gekomen
waren. Zij hadden eerst gemoedelijk met
Eie Wijkstra gepraat. Van der Molen had
tot kalmte aangemaand op overredende
wijze Daarop bleven de veldwachters
wachten, zeker ln de meening, dat de vrouw
zich zou gereed maken om mede te gaan.
Ongeveer kwart voor acht hoorde P.
schieten eri kermen. Hij wist welke wapeps
Wijkstra bezat, want deze pronkte daar
vaak rrtee. Daarom durfde bij er niet heen.
Hij liep in angst naar zijn buurman. Klaas
Homan, die ook bekend was met Eie's ar
senaal.
Homan vertelde ons, dat hij met zijn
knecht en Pouw er op toe is geloopen. Toen
zagen zij Eie uit de achterdeur komen met
een buks of karabijn. Deze zag zijn buren
en wenkte hen, dat zij moesten staan blij
ven. Daarna draafde hij om den hoek van
het huis en schoot, maar kreeg direct een
schot terug. Hij schrikte tenminste en
vloog weer in huis. Ondertusschen riepen
de politie-mannen «Help, help toch, blijf
toch niet van verre staan."
Toen zagen ze Eie weer het land invlie
gen met zijn karabijn.
Homan had ondertusschen den knecht
naar de marechaussee te Marum gestuurd.
Eie is nog Noordelijk van het huia geloo
pen en heeft daar weer geschoten. Zij heb
ben hem daar eerst nog hooren roepen.
„Kom maar uit de sloot, ik zal je niets
meer doen."
Zij hebben hem nog een keer of wat hoo
ren schieten en om het huis zien loopen.
Bij de moeder.
Wij hebben ook nog een bezoek gebracht
aan de oude moeder van Eie.
In Juni, vertelde zij onder tranen, word
ik al 72 jaar. Ik wist wel, dat Eie al slech
ter en slechter werd, maar d i t had ik nog
niet gedacht; wel dat het eens verkeerd
zou loopen.
Zij vertelde, dat z(J om zijn dwaasbeden
steeds veel verdriet had gehad, maar hij
was tegen haar altijd goed. Ztj had niet de
macht gehad, om de verkeerde dingen tegen
te gaan. Dan kwam er ruzie en ztj wilde
gaarno den vrede bewaren. Nu hij de vrouw
bij zich had genomen, is zij er niet meer ge
bleven, maar naar haar zoon Hendrik ge
gaan, waar zij het goed heeft.
Stel u de ontsteltenis van de vrouw voor,
toen Eie kwam om afscheid te nemen, mei
doorschoten leden en hand. Hij had hnnr
eon paar maal de hand gegeven cn gezegd:
„Het is voor het laatst, vaarwel," en heeft
daarna zijn daden verteld
De familie van Wijkstra, allen zeer iroed
oppassende en flinke menschen, is zeer on
der den indruk Ook een neef van hem ver
telde van het afscheidsbezoek, dat Eie hem
nog gebracht heeft. Het gezin van dezen
neef werd bij het vernemen van de gruwe
lijke daad zeer verschrikt en beangst en zij
waren zeer blij dat Eie weg was.
Bij was door hot woeste heen.
Hij v/as nog door het woeste heen, ver
lelde de vrouw van den neef, maar toch
niet zenuwachtig. Hij wist nog goed wat hij
deed. Daarop is hij naar zijn vrienden ge
fietst; het fietsen was hem al moeilijk ge
vallen.
Vroeger, vertelde de vrouw van zijn neef.
had hij wel eens gezegd, dat hij na zoo'ti
daad zich zelf ook zou doodschieten Thans
schijnt hem daartoe de moed te hebben ont
broken
De vrouw, met wie hij den Taatsterj tijd
samenleefde, heeft zich onder bescherming
der politie gesteld.
Ze had den indruk gematki, zich ner
gens iets van aan te trekken.
Zooals gemeld, was Eie zonderling* ideeen
toegedaan. Hij deed vele gruwelverhalen.
Afgezien daarvan was hij een vriendelijke
UTRECHTSCHEWEO 10. TEL. 179 - AIHER8FOORT.
jongen, een gezellige prater, zoolang hij het
niet over „dwang van het Rijk en ..geschui
en revolvers" had. In Lucaswoldo had nie
mand last van hem, maar weJ werd altijd
gevreesd, dat het eens zou mis loopen.
Het is misgeloopen en met medelijden
denken wij aan de gezinnen der slachtof
fers en aan de oude moeder van Eie. Deze
oude vrouw heeft dit niet aan haar jongen,
voor wien zij zoo goed zorgde, verdiend.
De bevolking gaf ons zeer bereidwillig de
noodige inlichtingen. De menschen zijn zeer
verbitterd op den moordenaar en op de
vrouw, met wie hij nu leefde en die haar
kinderen (het Jongste was 2 jaar) zoo
wreed verliet
Met dum-dam-kogoG op zijn
slachtoffers gescholen.
De begrafenis der veldwachters Hoving
en Werkman zal Dinsdag 11.30 uur van uit
café Harms, hoek Kerklaan en Grachstraat,
\fi Groningen plaats vinden. De gemeente
veldwachter Van der Molen zal aldaar
Woensdag om 3 uur en de veldwachter
Meijer dien dag om 12 uur te Groninger
Opende ter aarde worden besteld. Nader
vernemen wij nog, dat de moordenaar zijn
schoten met dum-dum-kogels heèft gelost.
„Er zijn er in Groningen pas vier
opgeruimd, zoo ieis moest
ook hier maar eens
gebeuren
Gisternacht heeft er in het Westeinde
te Den Haag een ernstige vechtpartij plaats
gehad tusschen de politie en een aantal
personen, die onder drankinvloed verkeer
den. v
Tegen 1 uur liepen in het Westeinde in
de richting naar de Loosduinöche brug
de 25-jarige koopman P. T. en de 23-jarige
los werkman C. H., beiden wonende in de
Sirtemastraat en bij de politie bekend
staande als vechtersbazen.
Tot sluitingstijd hadden zij ip een café
gezeten ert eenige glaasjes bior gedronken.
In een luidruchtige stemming liepen zij
door het Westeinde en zongen samen het
hoogste lied uit.
Voor het R.-K. Ziekenhuis bleven zij staan
en maakten groot lawaai. Twee suivêil-
leerende agenten, die op het g*2ang kwa
men aansnellen, verzochten eie zangers door
te loopen. Hieraan werd -geen gehoor ge
geven. De agenten wezen er op, dat zij 'voor
een ziekenhuis stonden en het dus hoogst
ongepast was om in den nacht zoo te keer
t6 gaan.
Toen liepen de beide mannen door. Het
ging wel niet erg vlug, maar langzamer
hand schovén zij het ziekenhuis voorbij.
Op het rumoer waren inmiddels uit de ver
schillende dwarsstraten van het Westeinde
vele nieuwsgieringen gekomen, die alge
meen de zijde van de zangers kozen, en hen
aanmoedigden nog een liedje te zingen.
Hieraan werd maar al te graag gehoor ge
geven en spoedig weerklonk weer het dron
kemansgezang door het stille Westeinde.
De agenten drongen toen wederom aan op
doorloopen, maar het eenige resultaat was,
dat zij werden uitgejouwd. Uit de troep
werd geschreeuwd: „Er zijn er pas in Gro
ningen vier opgeruimd. Zoo iets moest ook
hier maar eens gebeuren". Toen meenden
de agenten, dat het lang genoeg geduurd
had en trachtten zij de beide belhamels te
arresteeren.
Dit ging echter niet gemakkelijk. Van
alle kanten werd op de politie ingedron
gen en op een gegeven oogenblik raakten
zij onder den voet. Hun kleerden werden
aan flarden gescheurd en een der agenten
de oudste viel en werd door eenige
mannen naar den kant van de 6traat ge
sleept en daar op een dusdanige wijze af
geranseld, dat hij bewusteloos bleef lig
gen. De andere politieman zag kans zijn re
volver te trekken en loste eenige schoten
in de lucht.
Een voorbijganger had in dien tijd ech
ter het posthuis bij den Loosduinschcn weg
gewaarschuwd. De vertrapte helm van den
agent had hij meegenomen en hij verzocht
dadelijk om assistentie.
Een aantal agenten trokken er zoo snel
mogelijk heen om hun kameraden te ont
zetten.
Toen d9 rumoermakers dit zagen, waren
zij in een oogwenk verdwenen. De belde
aanstichters van het relletje konden echter
niet onkomen. Zij werden gearresteerd en
naar het Hoofdbureau overgebracht. Mor
gen zullen zij ter beschikking van de justi
tie worden gesteld.
De twee agenten werden naar den Cen-
tralen post van den Geneeskundigen Dienst
overgebracht en daar verbonden. Een der
politiemannen heeft zich ziek gemeld; de
andere hoopte gisteravond weer zijn dienst
te kunnen hervatten.
De begrafenis van vier der
slachtoffers
Op het rustig gelegen kerkhofje van
'sGravesande werden gistermorgen viei
slachtoffers van de ramp, welke vorige week
aan 8 dappere kerels, helden der zee, het
leven heeft gekost, ter aarde besteld. Met
waren de stoffelijke omhulsels van kapitein
van der Klooster en de matrozen Sterren
burg, de Groot en van Asperen, welke onder
het luiden der doodsklok van Hoek van
Holland grafwaarts werden gedragen. Heel
het plaatsje rouwde en van de officieele en
particuliere gebouwen waaide de vlag half
stok.
Op het kerkhof stonden duizenden uit
Hoek van Holland en velen uit andere ge
meenten in stillen eerbied de vier rouw
stoeten af te wachten om aan de mannen
van de „Prins der Nederlanden" een laatste
hulde en groet te brengen.
Als vertegenwoordiger van de Koningin
was aanwezig baron de Vos van Steenwijk,
die een grooten krans namens de koningin
op de baar van schipper Van der Klooster
legde.
Voorts waren er kransen van de Noord
en van de Zuid-HoTlandsche Mij. tot redding
van schipbreukelingen, van de bemanningen
van de reddingbooten „Van der freyde" en
's-Gravensande", van de Zeeliedenvereeni-
ging „Eendracht",, de National Union of
Seamen, van het personeel van de Mlttropa,
de bemanning van de „Chr. Michielsen" en
van den kapitein en de officieren van Har-
wich-booten. de stoomschepen „Archangel"
en „St. Denis".
Toen de vier baren bij de graven waren
aangekomen, betrad als eerste spreker de
burgemeester van Rotterdam, rnr. P. Droog-
leever Fortuyn, het spreekgestoelte, die uit
drukking gaf aan de groote ontroering, wel
ke niet alleen Rotterdam heeft getroffen,
maar ook Nederland. Spr. wijdde woorden
van eerbied voor de gestorvenen cn van
diepe deelneming met de nabestaanden en
was ervan overtuigd, dat de nagedachtenis
van deze mannen steeds zal worden geeerd
en dat de herinnering daaraan voor de ach
tergeblevenen het diepste medeleven betee-
kent. „Dank voor wat gij hebt gedaan" al
dus eindigde de burgemeester van Rotter
dam.
De commissaris van Rotterdam te Hoek-
van-Holland, de heer C. F. Jas, sprak uit
naam van de burgerij van Hoek-van-Hol-
land, getuigend van de diepe smart, die over
allen is gekomen bij het ontzettend gebeu
ren van j.l. Woensdag. „Wij hebben bange
uren doorleefd, toen het gerucht zich ver
spreidde en vele zijn opgegaan naar dö
Berghaven en naar den Zeekant om uit te
zien, naar de mannen van de „Prins der Ne
derlanden". Dit was geen profane nieuws-*
gierigheid, maar diepe deelneming. Het be
trof hier eigen vrees, eigon hoop en eigen
smart."
Hoe het drama zich voltrokken heeft, we
ten we niet, maar dit is zeker, dat de man
nen geen oogenblik hebben gedacht den
dood tegemoet te gaan. Vóór een redding
boot uitvaart, houdt de schipper scheeps
raad met zijn mannen en indien er maar
iemand twfffelt, vaart de boot niet uit De
..Prins der Nederlanden" was volkomen zee
waardig. Kapitein van der Klooster waa een
ervaren man. die beter dan iemand thuis
was op de Maasvlakte Hij was voorzichtig.
Zijn bemanning kan misschien worden ge
ëvenaard. manr nimmer zal hij kunnen wor
den overtroffen.
Spr. uitte daarna woorden van deernis
met de diepbedroefde nabestaanden.
Namens de Zuid-HoJlandsche Mij. tot red
ding van schinbreukelingen bracht de heer
A. A. baron Sweerts de Landas Wyborgh
hulde aan de nagedachtenis van deze man
nen.
Vervolgens werd een krans neergelegd
uit naam van de Letlandsche regeering en
hierna voerden nog het. woord de heeren
De Koe, directeur van de Vereenlging „Ons
Huis" te Rotterdam en Kievit, namens den
Centralen Bond van Transportarbeiders.
BH het graf van Van Asperen sprak o.a.
ds. Rietberg, bij dat van Sterrenburg voer
de ds. Akkerhuis het woord, waarna bij de
groeve van De Groot de voorzitter van de
afd. Hoek van Holland van de S.D.A.P., de
beer D. v. d. Burg het woord voerde.
Diep ontroerd verlieten de vele aanwezi
gen de stillen doodennkker.
Kapitein Van der Klooster is begraven
ln een gemeenschappelijk graf met de ma
trozen Sterrenburg en De Groot, terwijl ma
troos Van Asperen in een eigen graf is ter
aarde besteld.
EEN SCHIETPARTIJ.
Een gevolg van sarren.
Men seint ons uit Groningen. Zondag
avond wilde de 79 jarige J. Vennema te
Rasquert, die nog al een9 door de jeugd
wordt geplaagd, wraaknemen. Hij kwam
met een geladen revolver naar buiten cn
schoot op een groepje jongelui, dat met de
plagerijen niets te maken had. Do 20-jarige
boerenarbeider Bijlstra werd in zijn arm go-
tioffen. Hij werd naar het Diaconessen-Zie
kenhuis te Groningen overgebracht, waar
men zal trachten dén kogel te verwijderen.
Nadat hU zijn revolver leeggeschoten had,
ging de opgewonden oude man naar binnen,
om opnieuw zijn revolver te laden.
Voordat hij echter opnieuw kon schieten
werd hij door den veldwachter van- Baflo
gegrepen en gearresteerd.
UIT DE STAATSCOURANT
Tijdelijk benoemd tot leerares aan de R
II. B. S. te Tiel mej. M. VVolfson te Middel
burg
benoemd tot Jeeraar aan de R.H.B.S. te
Middelburg P. J. Bouwman, thans tijdelijk*
tot leeraar aan de R.H.B.S.en te Appinge-
dam, Veendam, Warfum en Drachten J. Po
tersen. thans tijdelijk
tot leeraar aan de R.H.B.S. tc Drachten
J. J. Woltman, thans tijdelijk
op verzoek eervol ontslagen als inspee
tour van het lager onderwijs in de inspectie
Apeldoorn Dr. K. E. W. Strootman, en als
zoodanig benoemd A. E. van Dishoeck.
thans inspecteur van het lager onderwijs 1»
in de inspectie Zutfen
benoemd tot directeur van en leeraar aan
de R.H.B.S. te Tiel Dr. W. L. Beekman,
met gelijktijdig eervol ontslag als leeraar
aan de R.H.B.S. te Groningen
toegekend de bronzen eere-medaille van
de Oranje-Nassau-orde aan R. van StAve-
ren, schildersknecht bij de firma G. H. van
den Berg te Hilversum en W. Rijks, kleer
maker te Deventer.
Ontslagen uit den militairen dienst de
Reserve-Eerste-Luitenant W. J.' H. M. Mol,
van het 3e Regiment Veld-Artlllerle.
Door E. PHILIPS OPPENHEIM.
Geautoriseerde vertaling van Mej. E. J. B.
HOÖFDSTUK Vin.
„ft meen, Francis", begon lord Henry, „dat
het tijd is voor een paar woorden van ophelde
ring inzake de toekomst."
„Onze toekomst", viel Eustatius in de rede.
„Onze aardsche toekomst fluisterde Monica.
„Wij bevonden ons", vervolgde bun vader,
met een afkeurende blik naar de twee, die hem
in de rede vielen, „in wat ik een eenige positie
zou willen noemen. Eenige maanden geleden,
ontving ik, els hoofd van het huis, een ;nkomen
van ongeveer 80000 dollar s jaars Ik hc
Eustatius 5000 dollar 's jaars toegestaan, mijn
vrouw er. mijn dochter ieder 2000 aol ar
jaars, en het ovdrige igkomen werd gebruikt
voor hei waardig instandhouden van het goeo
- het huis van onze familie. Francis geduren-
de bijna zevenhonderd jaren Chatfieid House
in Londen en Chaliield Lodge in Inverness Gvj
rijt natuurlij!: niet in staat. Francis, in te zien,
wat geld bcteehent. oi wat er mee lan worden
gedaan, maat ilc kan je verzekeren, dat het ge-
heele inkomen uit de goederen door mij is ut
gegeven op de bedoelde wijze, sedert cn
titel kreeg Ik wil geen woord zeggen tegen je
vader of de nagedachtenis van je vader. Hij na<J
égards voor ons. gedurende zijn leven, wan
zooals je misschien hoorde, gef hij ons e«i
zeer behoorlijke to'elage. Dot hij ons echter
htacht in dit afschuwelijke dilemma, was op
zijn zwakst uitgedrukt onbedachtzeom Wij ver-
kneren, meen ik, in den toestand, dat wij on
geveer een miliioen ven je geld hebben ver-
terd, en dat wij plotseling geen dek meer bo-
v»n ons hoofd hebben en geen sou bezitten."
„Om niet te spreken ven eenige schulden",
zuchtte Eustatius.
Monica mengde zich onverwachts in het ge-
sprek, terwijl zij weggedoken leg in hoor fau
teuil.
„Er is ook nog een ander standpunt, he va
der? W'j hebben gedurende vier jaar een bij-
zondet gezellig leven'gehed met het geld ven
Fiancis, terwijl hij wearschijnlijk geen rooien
duit bezat."
„Dat was niet onze schuld", verklaarde Eus-
tntius.
„Het was zeker niet de zijne hervatte Mo
nica droogjes.
Er was een oogenblik stilte. De opmerkzaam
heid van alle aanwezigen concentreerde zich
op Francis Hij stond met zijn rug naar het
raam. naar ieder op de beurt luisterend, met
het gelaat van een sphinx. Zijn voortdurend
stilzwijgen begon een gevoel van onbehagelijk
heid te wekken in den kleinen kring. Sir Ste
phen oordeelde, dat het voOr hem tijd werd nu
wat te zeggeru
„Indien men mij toestaat, een oogenblik
mijn meening te zeggen", verzocht hij. rijn
keel hevig schrapend, „moet ik bekennen, dat
His órsce eenigsrins gèslotcn was omtrent rijn
bedoelingen, mast ik heb de vrijheid genomen
hem etop te wijten, dat d6 tegenwoordige toe
stand eenigsrins hard is voor de...e... thans
aanwezige leden van de familie."
„Drommels hardi" riep Eustatius uit
„Zonder voorbeeld!" waagde lord Henry.
„Een toestand, die, dit kan ik wel zeggen, zon
der eenig precedent is."
„Ik heb de vrijheid genomen voor te stel
len", vervolgde sir Stephen, „dat een mild
standpunt zou worden ingenomen in zake de
verplichtingen welke u onbewust op u hebt ge
nomen, en dat een of andere toelage, zooals
de overleden hertog heeft toegekend, opnieuw
zou worden verleend en onder de tegenwoor-
digé omstandigheden. De toelage door uw
ovèrleden vader toegestaan", ging hij voort,
zich tot Francis wendende, „bedroeg vierdui
zend 's jaars en het vrij gebruik van het we-
duwenhuii het verblijf, waarlangs wij gingen,
toen wij het park binnenreden. Er waren ook
tuiniers, enz., welke ik niet behoef op te noe
men."
„Wij hadden het gebruik van de melkboer-
derij", zerde lady Henry, van haar breiwerk
opziende
„En al de verder gelegen jachtterreinen",
bracht Eustatius in het midden.
„Ook warén rijpaarden tot onze beschik
king", merkte lord Henry op.
Weer keken allén verlangend naar de zwij
gende figuut in hun midden. Deze langdurig*
slilte begon hen zenuwachtig te maken. Lord
Henry deed één rechtstroeksch bêroep op hem.
„Ge zult zéker begrijpen, beste Francis",
verklaarde hij, „dèt wij zeer verlangend zijn je
bedoelingen té kennen. Hot zou misschien goed
zijn als je ons deze medè^èélde."
Voor het éérst, sinds de bespreking was be
ginnen, sprak dc jonge man, en de klank van
zijn stem, hoè hord cn onaangenaam deze
mocht zijn, was als een opluchting voor hen
„Indien u rrij vijf minuten wit exniseeren",
ze.ide hij, zal Ik de zaak met Sir Stephen be
spreken, dien u mijn voorstel zal overbren
gen."
„Sir Stephen, wil u zoo vriendelijk zijn, met
mii naar het terras te gaan?"
Lord Henry was zeer ongerust door het
voorstel.
„B ste jongen", protesteerde hij, „dit is je
eigen kamer, je eigen kuis. Laat ons all*»
even weggaan. Laten wij je hier alleen laten
met Sir Stepen. Je kunt ons laten roepen, wan
neer je bereid tent eenige verklaring e
te geven. Susan, lieve Monica Eustatius".
„Bhjf*. a's 't u belieft, viel Francis in" Ik
verlang naar de fris^che lucht. Sir Stephen en
ik zullen op het terras wandelen, ik zie, dat
deze ramen opengaan."
„Zocals je wilt natuurlijk", stemde zijn oom
in.
„Je mopt daar vooral letten op het mooie
uitzicht. Francis Iedereen vindt het prachtig.
Wii zullen hier je terugkomst afwachten."
De beide mannen begaven zich naar het
terrein. Lord Henry sloot de glazen deur ach
ter hen. De famillie wisselde blikken, waarin
twijfel lag.
„Ik vraag mij af wat hij ven plan is te
deen voor de bedelaars merkte Monica op.
„Ik weet het niet," voegde Eustatius er som
ber aan toe. Ik ben bang voor den blik van
dien kerel"
JDat moet je ni*t zeggen, protesteerde zijn
moeder, hef* aankijkend over haar bril, ter-,
wijl haar breiwerk een oogenblik in haar
schoot rmtte Je mo"t bedenken, dat zijn leven
de laatste ja-en ontzettend moet zijn geweest
Di* arme monniken kriigen nooit genoeg te
eten, en hun gênoecrers ziin natuurlijk
peikt Ik vermo-d, dat zij zelfs geen vcMtf héb
ben raar eén b:oscoop te gaan."
„Wet ik vooral vrees", verklaarde zün va
der, „is dat hij zal wersten zim goheele in
komen te besteden aan de «ti'-htmer van een
of andere godsdienstige instelling hier."
„In het ergste geval", zuchtte lady Henry,
„kan ik altijd een kleinen winkel in Bond
street beginnen."
„Ik veronderstel, dat ik nog altiid een baan
tje kan krijgen als chauffeur", opperde Eusta
tius. ,Het ergste is, dat die lui tegenwoordig
altijd een entreegeld willen, voordat ze je toe
laten in hun toonkomers"
„Ik moet toch ergens voor deugen", bespie
gelde Monica, „ik weet niet waar voor. Ja
ponnen dragen voor Adèle misschien? Of
jachtpaarden berijden voor Haslock en provi
sie l-rijvcn van den verkoop."
„Ik vermoed, dat als het zoover komt", zei-
de lord Henry somber, „dat ik wijn zou kun
nen verkoopen tegen provisie. Terwille van
mijn vrienden, hoop ik. dat het zoover niet zal
komen. O weel Dat ziet er slecht uit De
belle keett elleen terug,"
„Ftancis zal ons niet te woord staan", mom
pelde Eustatius.
Sir Stephen trad door de glazen deur en
sloot deze zprgvxildTg achter zich.
„Waar is on2e jeugdige bloedverwant?"
vroecr lord Henrv be zore d
„Hij is voor eeniger» tijd naar zijn kamer Te-
gaan", deelde da advocaat mede. .„Laaf mij u
allen ven uw on"-orurtheid bevriiden. Zün voor-
*te'I-»n in uw he1«ng ziin wonderbaar edelmoe
dig. ver£>azen-*! p- f*1irit*e» ti allen"
..Edelmoedig'Mooi zoo T riep lord Henry
enorrr» ongelucbf »dt.
„Fen beste kerell Ga verder", verzocht Eu>>
statius
(Wordt vervolgd.}