1EÖSFOOP.TSCH DAGBIAD
WILLEM GROENHUIZEN
A. H. VAN NIEUWKERK
DonJerdag 31 Januati 1929
-DE EEMIAIHDER",
27e Jaargang No. 189
DOOR POLITIE DOODGESCHOTEN
HET DRAMA TE
ZUNDERT
Hoe het geval zicb
afspeelde
JUWELIER
Tel. 852- Gevestigd 1885
Modern handqedreven
ZILVER WERKEN.
Complete Woningnrichtin;
Speciale aanbieding GLUBFA'JTEUILS
FEUILLETON.
De Wettige Erfgenaam
Getuigenverhoor voor den
rechtercommissaris.
Zooals men zich herinneren zal, heeft de
weduwe van den heer C. van M. te Zundert.
die in den nacht van 10 op 11 Januari 1027
in zijn café te Zundert door eenige mare
chaussees is doodgeschoten, den Staat, der
Nederlanden en de beide marechaussees J.
F. C. en Oh. iï. C. voor de Ilaagsche recht
bank gedagvaard en tegen hen een actie
tot schadevergoeding ingesteld tot een be
drag van 50.000.—.
De rechtbank had aan de eischende partij
te bewijzen opgelegd, dat de marechaussees
zonder eenige noodzaak hadden geschoten
en niet uit noodweer, zooals de Staat heeft
beweerd.
Dit getuigenverhoor is gisteren ter over
staan van den rechter-commissaris, mr
Thorbeeke, gehouden.
Voor weduwe Van Meer. was aanwezig
mr. Van Gigh uit Amsterdam en voor den
Staat en de marechaussees mr. A. F. Tel
ders.
Als eerste getuige werd gehoord de 21
jarige dienstbode bij Van Meer. mei. J. F.
Laurens
Deze verklaarde als volgt
Op Maandagavond 11 Januari 1027 ver-
trokken om ohgeveer 12 uur 's nachts Van
Meer. echtgenoot van eischeres. met v. d
Brnpck. Heeren en een derde, wiens naam
ik mij niet meer herinner, met een auto
Ze waren geen van vieren dronken, toen
ze het café van v. Meer verlieten. Ongeveer
half twee *s nachts kwamen zij terug, thans
zonder derde
Ze waren bedaard en kalm en er was
geen rmaestie van dronkenschap. Ze kwa
men door de achterdeur binnen en gingen
naar de kamer, waar de eischeres en ik
zich hij hen voegden. We waren ongeveer
10 minuten bii elkaar, in welken tijd niets
anders dan koffie werd gedronken, toen er
aan de glazen buitendeur van het café werd
geklopt.
Van Meer heeft toen open gedaan. Tk
zag ioen. dat er twee mnrechausees binnen
kwamen en hoorde, dat zii vroegen of er
drank werd verkocht. Van Meer vroeg toen
of ze vergunning hadden van den burge
meester, om hinne.n te komen.
Coolen, één der marechaussees, haalde
toen een papier uit zijn zak. spreides het
ectifer niet uit en vertoonde het aan Van
Meer. het in zttn hand houdend. Van Meer
stond toen in de deur van het café naar de
gang. De andere marechaussee Clnassen
wilde tegelijkertijd langs Van Meer de gang
in gaan.
Ik zelf stond een goede meter van Van
Meer in de gang en heb alles gezien, terwijl
de eischeresse iets meer naar achteren
stond.
Toen Claassen langs Van Meer wilde gaan,
zette deze zijn voet dwars. Claassen kon
daardoor niet verder, waarop Coolen Van
Meer begon te stomoen. Van Meer sloeg
terug. Deide marechaussees trokken hun
gummistok en sloegen er on los, bepaalde
lijk oo het hoofd van Van Meer, die terug
bleef slaan. Tk pakte Van Meer toen ach
ter bij zijn jas vast. Ook de <|jsclieresse
hield hern vast. Ze golfden al staande heen
en weer en kwamen in het café terecht.
Coolen riep toen ..Van Meer. ik schiet" en
schoot daarop. Van Meer stond toen suf bij
de kachel en deed niets Ik stond bij de
deur van het café naar de gang en weet
zeker, dat Van Meer geen enkel wapen of
mes in zijn hand had en dat hij ook geen
ongenblik had gehad, zoolang de mare
chaussees in huis waren. Van Meer viel
door het schot op den grond, sprong weer
op en iiep naar de deur, die naar buiten
toegang gaf. Claassen schoot toen op hem,
waarop Van Meer weer viel en toen hij
daar neerlag op zijn buik, schoot Coolen
nog eens op hem.
Toen Coolen riep „Van Meer, ik schiet",
heb ik nog geroepen „Coolen, doe dat niet
terwille van de vrouw en de kindertjes.'
De twee marechaussees stonden ongeveer
bij de deur, welke naar de gang leidde, toen
Coolen het eerste schot loste op Van Meer,
die naast de kachel stond. Van Meer is
toen naar de voordeur geloopen langs de
eroote tafel, welke hij dus aan zijn linker
hand had. De twee marechaussees liepen
toen ook naar de voordeur langs den ande
ren kant van de tafel, Claassen voorop
Claassen schoot toen, ter hoogte van de
groote tafel gekomen, over de groote tafel
naar Van Meer.
Coolen liep Claassen toen voorbij en
schoot, tusschen de groote tafel en den uit
gang aan de deur naar de straat, staande
zijn tweede schot op Van Meer af, die naast
de groote tafel terneer lag.
Nadat ik bij de kinderen was geweest, ben
ik door de kamer en de gang naar hPt café
terug gegaan en heb daar wat uit het buffet
gehaald. In het café was niemand anders
dan Van Meer, die daar nog neerlag.
Toen ik weer ter hoogte van de gangdeur
was, kwam ik Coolen tegen, die uit de
gang aankwam met een mes en een uni
formpet in de hand. Toen ik van de kinde
ren kwam, was hij niet in de gang, noch in
het café. Of hij toen in de keuken was. heb
ik noch gezien, noch gehoord, maar ik heb
er ook niet op gelet.
Toen ik in het café was, Is er een jon&ren
in gekomen van buiten en die heeft ook
eeh'oord, dat Coolen tegen mij zeide „Met
dit mes heb ik mij moeten verdeigen." ïk
heb daarop geantwoord r ..Van Meer bad
geen mes." Coolen heeft mij later in de
uang nog eens gezegd, dat hij zich tegen dat
mes heeft moeten verdedigen en ik heb toen
gezegd ..Gij liegt."
Er waren twee messen In huis. zoo als
Coolen mij er een vertoonde. Beide werden
nu eens in het huishouden en d.an weer in
de slachterij gebruikt. Eén was in de keu
ken Ik heb het dien avond nog zien liggen
Er is nog worst mee gesneden.
Dpnzelfden nacht na de schietpartij heb
ik het mes niet meer gezien in de keuken,
maar ik heb er ook niet naar gekeken, liet
lag gewoonlijk in de la. Den volgenden
och lend weet ik zeker, dat het niet meer in
de la lag.
Claassen was een klant van Van Meer
wat betreft de slagerij en zij waren goed
samen.
Na het derde schot heeft Van Meer zich
nog omgedraaid.
Ik heb nog gezien, dat Van Meer, toen hij
met de auto het erf opreed, de poort van
het erf heeft gesloten.
De achterdeur van de gang naar het erf
heeft zelf coon glas. rnaar wel is er glas
boven de deur Dat is echter ongeveer 3
meter van den grond.
Daarna werd als getuige gehoord J. C. L
van den Broeck, rijwielhandelaar,
wonende te Hinniken, die de volgende ver
klaring aflegde
We zijn in Zundert bij Van Meer het ach
tererf opgereden. Van Meer opende de
poort en deze werd weer gesloten ik meen
ook door Van Meer. Van Meer deed ver
volgens de deur open naar het huis en deed
deze, toen we binnen waren, weer dicht Ik
hoorde daarna dat de deur in het slot werd
gedaan.
We waren toen in de kamer, waar zich
de eischeresse en de dienstbode hij ons
voegden Van Meer heeft daar geen bier of
sierkendrank gedronken. Heeren en ik heb
ben wel iets gedronken. F.r Ia toen wel over
koffte gepraat, maar ik weet niet of Van
Meer die heeft gedronken. Betrekkelijk
gauw daarop werd er aan de glazen voor-
ALDEGONDESTRAAT 103-105-107
TEL 543.
GROOTE SORTEERINO
JLUBFAUT£UILS en
THEEMEU3ELEIV
deur geklopt en wel zoo hard. dat ik het
kon hooren in de kamer.
Ik zeide toen „ik geloof dat er geklopt
wordt." Eischeres en de dienstbode zijn
toen naar voren eeirann.
Van Meer zeide. dat hij ook zou gaan
kijken en ging toen naar het café. De
kamerdeur naar de gang stond open en
Heeren en ik hebben loen naar huiten ge
keken. Ik zag, dat Van Meer stond in de
deur van het café naar de gang. De vrouw
was toen meen ik in het café en de dienst
bode in de gang, maar het kan ook omge
keerd zijn geweest. Beide vrouwen stonden
niet in de gang, want anders hadden we
niets van het gevecht kunnen zien
Van Meer stond dus in de deur en ik zag.
dat hij door de twee marechaussees met
een gummistok werd geslagen. Ik dacht bij
me zelf „Het zijn toch heesten." Van Meer
sloeg terug en het gevecht verplaatste zich
naar de gelagkamer. Ik hoorde daarop één
van de marechaussees zeggen „ik schiet"
cn onmiddellijk daarna viel een schot
Daarna is nog twee keer geschoten. Heeren
en ik zijn in de kamer gebleven. De briga
dier kwam binnen en zeide„De man is
dood
Wij schrokken er van. Ik hen toen achter
den brigadier naar voren gegaan met de
bedoeling om den pastoor te waarschuwen,
maar ik was amper op straat of ik kwam
iemand tegen, die mededeelde, dat de pas
toor al gewaarschuwd was.
Ik ben toen weer naar binnen gegaan
(mijn afwezigheid had hoogstens een paar
minuten geduurd). Coolen was toen niet
meer in de gelagkamer. Even later kwam
hij uit de gang en had een mes in de hand.
Tóén ik achter hem aanliep van de kamer
naar de gelagkamer, had hij geen mes in de
hand. Ik heb het hem ook niet zien opra
pen in de gelagkamer. Evenmin heb ik een
mes in de gelagkamer zien liggen, toen ik
door de gelagkamer naar buiten ging.
Toen Coolen met het mes uit de gang
kwam. zeide hij „Ik heb liever dat hij gaat,
dan dat hij mij doodsteekt."
Ik heb, zooals gezegd. Van Meer gezien
bij de vechtpartij in de gang. Hij had toen
geen mes in de.hand.
Hierna werd gepauzeerd.
Als volgende getuige werd gehoord A.
Heeren, wonende te Ginniken.
Hij vertelde dat hij twee marechaussees
Zag binnenkomen. Er werd geroepen „On
derzoek" of iets dergelijks. Zij liepen naar
de gang
Van Meer zeide toen eerst wil ik een
bewijs zien. Een van do marechaussees
haalde toen een papier voor don dag. het
welk hij echter niet uitspreidde. Ondertus-
schen probeerde de andere marechaussee
langs v. Meer heen te loopen, hetgeen v.
Meer belette, door zijn voet dwars te zet
ten.
Reide marechaussees zijn toen gaan slaan
met den gummistok. Van Meer sloeg te
rug Het gevecht heeft zich eerst verplaatst
tot bij de keukendeur en later weer naar
de gelagkamer.
Reide vrouwen waren Intusschen in de
gang. Jk meen echter dat, toen bet gevecht
zich naar de keukendeur had verplaatst en
Van Meer met zijn schouder in de keuken
was. het meisje zich achter hem in de keu
kon bevond. Verder in de keuken dan met
zijn schouder is Van Meer niet geweest.
Gelijk gezegd, heeft het gevecht zich toen
weer verplaatst naar de gelagkamer.
Onmiddellijk daarop hoorde ik roepen
„denk aan mijn kinderen", gevolgd door
twee snel op elkaar volgende schoten.
Daarna viel een derde schot. Ik heb geen
moment Van Meer met een wapen of oen
ines in zijn hand gezien. Ik heb zelfs goed
gezien, dat hij niets in zijn hand had
Coolen is kort daarop de kamer binnen
gekomen en heeft gezegd „dat is allemaal
jullie schuld". Een mes had hij toen niet
n de hand.
Van den Broeck en ik zij ntoen de kamer
uitgegaan. Ik weet niet of Coolen toen
reeds was weggegaan. Wij zijn toen naar
de gelagkamer gegaan. Toen wij daar kwa
men, was de vrouw daar bij het lijk. Zij
huilde en schreeuwde.
Toen Van den Broeck weer terug was ge
komen In de gelagkamer (hij was even
weg geweest), kwam Coolen uit de gang
niet een mes. Hij zei „de man is overle
den, als ik het niet gedaan had. dan had ik
er gelegen". Ik zei toen „dat lieg je",
waarop Coolen zei „hou je mond, kerel"
Hij was razend.
Ik kende Van Meer voor dien tijd niet.
Getuige wordt er op attenf gemaakt, dat
tusschen de deur en de gang de trap naar
hoven is. zoodat hij staande op de plaats,
door hem aangegeven, indien de aanwezige
platte gronden juist zijn. bezwaarlijk alles
heeft kunnen zien. wat hij heeft verklaard.
Hij blijft desalniettemin volhouden, dat
gene te hebben gezien, zooals hierboven ia
gereleveerd
Hierna kwam als getuige voor dr. A. de
Weert te Zundert.
Getuige is door de weduwe en Claas
sen den bewusten nacht geroepen. Claas
sen zeide er is op Van Meer geschoten
Getuige is toen terstond naar het café ge
gaan en heeft toen Van Meer gevonden llij
lag op den rug met het gezicht naar bo
ven. Coolen stond tusschen de tafel en het
buffet. Toen getuige zag, dat er niets meer
aan te doen was, is hij om de tafel heen
naar Coolen gegaan. Hij weet zeker dat er
toen geen mes bij de tafel lag. Coolen zei
de „hij wilde mij te lijf en toen heb ik op
hem geschoten", en h»j haalde toen uitzijn
binnenzak een mes en zeide „dat is het
bewuste mes".
Uit proeven, welke getuige genomen
heeft, is hem gebleken, dat een kogel,
welke aan de rechterzijde van den nek het
lichaam van Van Meer is binnengedrongen,
afgevuurd moet zijn. toen Van Meer op den
grond lag op zijn buik.
De politie toestanden.
Volgende getuige was de rechtercommis
saris te Breda mr. Roebroeck.
Deze verklaarde het volgende
Ik heb indertijd in de meineedzaak van
Van Eijk een uitvoerig onderzoek ingesteld
omtrent de geruchten over mishandeling,
welke mij ter oore waren gekomen, en naar
aanleiding van dat onderzoek was mijn in
druk, dat do marechaussee inderdaad in
die streek zeer ruw optrad en menschcn
mishandelde, speciaal in het laatst van
192G.
Omdat de politiemannen hunnerzijds toen
niet waren gehoord, is er een onderzoek
geweest door den rijksrechercheur Van
Dijk op last van den Minister van Justitie.
Ik heb mij toen gewend tot den Officier
van Justitie bij de rechtbank te Breda voor
inzage der stukken, waarop mij de procu
reur-generaal liet weten, dat inderdaad een
onderzoek had plaats gehad naar de alge-
meene politietoestanden en hij mij in over
weging gaf. mij tot den Minister te wenden.
Ik heb toen een onderhoud gehad met
den Minister van Justitie, tengevolge waar
Volharding moet bij al ons streven voor
setten wie iets ten halve doet, doet niets.
TOLSTOï.
Door E PHILIPS OPPENHEIM.
Geautoriseerde vertaling van Mej. E. J. B.
„U zegt dat alles of u een hoofdstuk voor
las uit een boek", verklaarde zij. Heeft Eu-
statius vooi u eenige zinnen opgeschreven, om
na zeggen wanneer u aan een jonge dame
werd voorgi 'steld X*
„Eustati s is zoovei niet gegaan", antwoord
de nij „Tegelijkertijd geef ik mijn onervaren
heid toe Ind'cn ik lossen moet hebben, kan
don niet p^men bij u?"
Zij bestuurde hem goedkeurend.
„Ik ben bang. dat u een weerspannig leer
ling zoudt zijn. Maar u bevalt mii. Zullen wij
strakjes samen dansen X'
..Tk heb nooit van mijn leven gedanst", ver
telde hij haar. „Ik wensch het te leeren.'
..Zal ik hc-t u leeren
„II zoudt mij een grooten dienst bewijzen.
„Meent u dat werkelijk U zoudt naar mijn
Ha» moeten kon-en."
Dat zal de les prettiger maken", verzekerde
hij haar.
„Het zal u vreeslijk veel kosten waarschuw
de iij hem „Kijk als het u blief' niet zoo ver
legen. Ik vergat dat'u niet wist ven mijn kleine
onderneming. Wij hebben een steunfonrs voo*
actrices, die zonder werk zijn, en ik geef daar
voor danslessen."
„Dat is heel vriendelijk van u", zeide hij.
„kan ik niet de andere leerlingen afkoopen X'
„Ik denk dat. het wel gaan zal, als u het pro
beert. Tot nu tce was het nog geen groot suc
ces. Wonneer zcudt u willen beginnen X'
„Morgen, als ik mag
„Dan op mijn flat, Giffcrdstraot 20, om vier
«iur. Tenzij u zin heeft te kernen om 1 uur en
met mij ergens te lunchen. U vindt mijn adres
in het telefoonboek, indien u het vergeet."
,.Ik zal niets vergeten", beloofde hij.
Zij li'-te hein op den arm.
.Kijk", fluisterde tij.
Zonder dat hij precies wist waarom, stond
hij op. De zwarte gordijnen waren aan bei 'e
zijden een paar centimeter teruggetrokken en
werden thans opgehouden door ivoorblanke
vingers Het gelaat van een vrouw kwam te
voorschijn, wit als marmer tegen de zwarte
gnrdiji en regelmatig als een corr.ée in zijp. rust
met uitzondering van de lippen, die rcod waren
als een geranium. Hoor oogen, grijze, onver
schillige cogen met dichte wimpers, vlcgep
over het Heine gezelschap en bleven rusten or
Francis. Daarop werden de gordijnen definitief
weggetrokken en een slanke vrouw in een dof
zwarte robe, ongewoon van uiterlijk, maar op
haar bijzondere wiize mooi, trad de kamer
binnen Zij wenkte Eustatius.
„Breng nis je blieft je neef bij mij", beval zij.
„Je begrijpt dat ik heel boos op je ben Stel
je voor.hem alleen te loten met zoo n horpij
als Peggy op zijn eersten avond hier."
„Een geval van liefde cd het eerste ge'icht".
verklaarde Eustat us. „ik kon er heusch niet
tusschen kernen Francis, sta mij tce je voor
te steller, aan je gestvrcuw De hertcg van
OetFeld -mrs Felicia Dringe
Francis mocht een ocgenblik haar zeer mooie
vingers drukke» en de grijze oog^n keken in de
zijne. Zij was zeldzaam stil in die enkele se
conden. Hij hud den tijd om zich bewust te zijn
dat, ofschoon haat gelaat dik gepoederd was,
de kleur van haa' lippen volkomen natuurlijk
was. Hij werd ziet» ook nog iets anders be
wust, en een oogenbÜk keken zijn oogen over
haar heen Teen hij weer opkeek was de on-
doorgior.delijke glimlach teruggekeerd.
,Je neef lijkt hoegencarrd niet op je be
schrijving". zeide zij tct Eustotius. „Ik kom
jullie allemaal zeggen, dat ik vanavond niet zal
dansen. Je kunt in het atelier gaan en je amu
seeren
Er vclgde oen koor van protesten, waarvan
Felicia niet de minste notitie nam.
„Misschien ve»ander ik later nog van gevoe
len", zeice zij tot een knappen, grijzen man,
die juist was binnengekomen en een lange rij
decoraties drceg. Jk heb geen zin op het
oogenbhk te dansen en wanneer ik aldus voel.
kan ik het ook niet."
Het licht ging plotseling uit in het atelie»
achter de ontvangkamer. De muziek begon in
een cf andere veTb^rge- plaats en het gezel
schap begaf zi-h naar de danszaal. Francis
bleef naast zijn gastvrouw staan, hoewel zij
hem voor het oogenblik scheen te hebben ver
geten.
„Mag ik een vraag doen X' verzocht hij, zoo
dra de nieuw-aangekomenen, die zij begroette,
waren doorgeloopen.
„En dat is
„Toen u dcor het gordiin keek, was u toen
niet von plan te dansen
„U is een opmerker", verklaarde zij, een
beetje keel. ,Ik zal u beloonen met de waar-
hei-'. Ja, ik was het van plan."
„Waarom veranderde u van gevoelen X'
„ïk heb nooit voer iets een red°n. Ik weet
elleen. det ik geen zin meer heb. Wanneer ik
weer lust krijg. zal ik al de menschen verwij
deren, een oogenblik met mijn accompagna-
teur fluisteren maar ik denk niet, dat ik
vanavond nog lust krijg. Is u teleurgesteld V
t^Zeer", gaf hij toe. „Ik kwam om u te zien
dansen".
Zij schudde het hoofd.
„U kwam om kennis met mij te maken'
zeide zij met nadruk. „Indien ik dans gaat u
heen met verwarde indrukken Vanavond zult
u alleen de vrcuw in mij zien. Hoe bevel ik u
in dit opzicht
„Ik ben alleen verbaasd", bekende hij.
„Waarom
„Omdat u zoo verschilt van alle anderen",
luidde zijn vrij slap antwoord.
„U denkt natuurlijk, dot ik een poseuse
ben
„Is u dat niet waagde hij.
„Slechts uiterlijk, verder niet. Neem bijvoor
beeld mijn verschijning. Ik heb een beetje
ooeder op d? wangen omdat ik dacht aan een
Egyptische dans maar ik gebruik geen schoon
heidsmiddelen. Ik zag dat u mijn mond be-
j-Verde. Woarom keerde u zich plotseling
of?"
Een oogenblik wist Francis niet wat hij
moest antwoorden.
„Ik zal u zeggen waarom u zich afwendde",
zeide zij, nodat zij gezien had hoe hij naar
een antwoord zocht. ,U is van nature iemand,
die zeer kuisch voelt. U komt volkomen nieuw
in het leven en ziet alles. Ik denk, dat u zich
bewust 'vas. wat maar weinig menschen zien.
dat ik de me^st verd^-ven hond ter wei ïld
ben. Heb ik niet geliik
„Eehal-ve wat u zeide over mijn karakter, ge
loof ik het wel", zeide hij. „Er is een schilde
rij in het openbaar museum te Pellini door een
onbekenden artist, die ren vrouw geeft met
oen mc-nd als de uwe."
„Tk ben blij, dat u niet sprak van Mona
Lisa", zeide zij dankbaar. «.Vele manscher
van m(j de stukken vertrouwelijk zijn toe
gezonden.
Bij mijn eigen onderzoek ben Ik verschil
lende keeren de namen Claassen en Coolon
tegengekomen, en zij vormden geen uitzon
dering op mijn indruk over het ruwe op
treden.
De inzage van de bovengenoemde ver
trouwelijke stukken hebben in groote trek
ken geen verandering gebracht in mijn In
druk als bovengenoemd.
„Ik heb maar bekend,"
Daarna werd gehoord S. Zagers, wo
nende te Wernhout, die zei Ik ben, ver
dacht van het gooien met steenen naar een
auto, door Coolen aangehouden en toen ik
niet wou bekennen, door dezen gestompt. Ik
heb toen maar bekend, ofschoon ik het niet
had gedaan.
Getuige C. van Bergen te Wernhout
zegt, dat hij ook eens door Coolen Is gesla
gen, al was het niet h3rd. Coolen nloeg
toen, omdat getuige, die dronken was, niet
wist, of hij met steenen naar een auto bad
gegooid.
Getuige E. van Geel uit Zundert. In
Januari 1927 aldus getuige kwamen
Claassen en Coolen naar mij toe gereden,
terwijl ik op mijn eigen grond stond, om
mij te visiteeren. Zij haalden toen een ge
laden hagelpatroon uit mijn zak. Coolen zei
daarop ,.Ga gauw weg of ik sla je de her
sens in", en meteen kreeg ik van hem een
klap in mijn hals.
Claassen zei daarop„We moeten eerst
met je afrekenen" en kwam toen mei een
revolver op mij af. Ik ben toen hard weg-
geloopen.
Ik ben 2 maal veroordeeld wegens mis
handeling, eens van een mishandeling van
een ambtenaar in functie, toen ik dronken
was, en een andere weer van een jongen,
resp. in 1925 en 1927.
Volgende getuigen legden eveneens ver-
klaringan af, dat zij door de marechaussees
zouden zijn mishandeld.
Tho third dogree I
Getuige J. J. van der Kloot te Zun
dert zegt in 1920 gearresteerd te zijn onder
verdenking een tasch met geld te hebben
gevonden cn niet te hebben afgegeven.
Hij is toen naar de marechausseekazerne
in Zundert gebracht.
Gedurende drie dagen zijn hem verhoe
ren afgenomen. Nadat een kameraad, met
wien getuige de tasch had gevonden, had
bekend, is getuigé, omdat hij niet wilde be
kennen, door den opperwachtmeester Sijs-
Iermans met een gummistok geslagen.
Getuige heeft toen veel slang gekregen,
en opdat hij niet zou wegloopen. had de
opperwachtmeester hem één touw orn den
nek gebonden, waaraan getuige vastge
houden werd. Na het slaan heeft getuige
ten slotte bekend.
Getuige J. A. Ileygers uit Zundert is
op een Zondagavond eenige maanden ge
leden in Zundert aangehouden door veld
wachter Lagers en marechaussees Van
Nuchteren. Lagers vroeg aan getuige wat
er te doen was geweest in hPt café van den
Broeck. Getuige ontkende daar geweest te
zijn, waarna Lagers hern in een straatje
trok en hem op de tanden sloeg Toen ge
tuige eenige keeren vroeg wat dat te be
duiden had. sloegen én Lagers én Van
Nuchteren hem zoodanig, dat getuige 14
dagen een blauw nog en kapotte lippen
heeft gehad en 2 dagen thuis Is moeten
blijven. Daarna moest getuige op hun he
vel naar huis gaan. Getuige is toen voor
geen enkel feit vervolgd. Wel is hii eerder
2 maal wegens dronkenschap veroordeeld.
Als laatste getuige word gehoord L. Eer
stens uit Zundert, die tijdens een kermis
door den burgemeester en een veldwachter
is geslagen.
De contra-enquête werd daarna bepaald
op 20 Maart, des morgens om 10 uur.
doen dot. En toch zoudt u zien, wanneer u
onze beide monden bestudeerde, dat haar
mond die van een heilige is in vergelijkmg
met den mijnen. U is jurist van een klooster
gekomen, niet waar
„Dot is zoo Vindt u het goed, dat wij er
niet over praten
„Natuurlijk Intusschen zult u begrijpen, dat
het u nee) inteiessant maakt in de oogen van
jonge vrouwen van het type van Peggy Lay-
ten"
Ik zie eigenlijk niet waarom" antwoordde
hij een beetje stroef.
„U zult moeilijk zijn", zuchtte zij. „Waar
om bracht Eustatius u bij mij
„Uit vriendelijkheid, denk ik
„Misschien wilde hij, dat ik u opvoedde",
peinsde zij. „Vertel mij oens, hoe u uw leven
denkt m tu richren".
Juist als ar.aere jongelui."
„U ziet et hoegenaamd niet uit als andere
jongelui
„Eubiatius zei mij vormen", verzekerde nij
haar
„Eustatius P herhaalde zij verachtelijk.
„Indien u heelemaal in 't wereldsch type gego
ten moet worden, zoi een vrouw het moeten
doen. De vraag mij af of ik er pleizier in zou
hebben
Jk betwijfel of u de jjóoats van Eustatrra
zoudt kunnen innemen r betuigde hij zijn
spijt. „Daar zijn de renbanen, bijv. ik
denk aan wedrennen u zoudt mij daa-bit
niet kunnen helpen Dan ben ik van p'an be
zitter te worden van een theatei
Dat zijn slechts uiterlijkheden", zeide zij
een beetje on<r?duld;g „Om u de waarheid te
zeggen, bon ik verbaasd, dat u ze de moeite
waard vindt. Ik vraag mij zelfs af, of u dat
doet."
(Wordt vervolgd.)