1EÖSFOOP.TSCH DAGBIAD WILLEM GROENHUIZEN A. H. VAN NIEUWKERK DonJerdag 31 Januati 1929 -DE EEMIAIHDER", 27e Jaargang No. 189 DOOR POLITIE DOODGESCHOTEN HET DRAMA TE ZUNDERT Hoe het geval zicb afspeelde JUWELIER Tel. 852- Gevestigd 1885 Modern handqedreven ZILVER WERKEN. Complete Woningnrichtin; Speciale aanbieding GLUBFA'JTEUILS FEUILLETON. De Wettige Erfgenaam Getuigenverhoor voor den rechtercommissaris. Zooals men zich herinneren zal, heeft de weduwe van den heer C. van M. te Zundert. die in den nacht van 10 op 11 Januari 1027 in zijn café te Zundert door eenige mare chaussees is doodgeschoten, den Staat, der Nederlanden en de beide marechaussees J. F. C. en Oh. iï. C. voor de Ilaagsche recht bank gedagvaard en tegen hen een actie tot schadevergoeding ingesteld tot een be drag van 50.000.—. De rechtbank had aan de eischende partij te bewijzen opgelegd, dat de marechaussees zonder eenige noodzaak hadden geschoten en niet uit noodweer, zooals de Staat heeft beweerd. Dit getuigenverhoor is gisteren ter over staan van den rechter-commissaris, mr Thorbeeke, gehouden. Voor weduwe Van Meer. was aanwezig mr. Van Gigh uit Amsterdam en voor den Staat en de marechaussees mr. A. F. Tel ders. Als eerste getuige werd gehoord de 21 jarige dienstbode bij Van Meer. mei. J. F. Laurens Deze verklaarde als volgt Op Maandagavond 11 Januari 1027 ver- trokken om ohgeveer 12 uur 's nachts Van Meer. echtgenoot van eischeres. met v. d Brnpck. Heeren en een derde, wiens naam ik mij niet meer herinner, met een auto Ze waren geen van vieren dronken, toen ze het café van v. Meer verlieten. Ongeveer half twee *s nachts kwamen zij terug, thans zonder derde Ze waren bedaard en kalm en er was geen rmaestie van dronkenschap. Ze kwa men door de achterdeur binnen en gingen naar de kamer, waar de eischeres en ik zich hij hen voegden. We waren ongeveer 10 minuten bii elkaar, in welken tijd niets anders dan koffie werd gedronken, toen er aan de glazen buitendeur van het café werd geklopt. Van Meer heeft toen open gedaan. Tk zag ioen. dat er twee mnrechausees binnen kwamen en hoorde, dat zii vroegen of er drank werd verkocht. Van Meer vroeg toen of ze vergunning hadden van den burge meester, om hinne.n te komen. Coolen, één der marechaussees, haalde toen een papier uit zijn zak. spreides het ectifer niet uit en vertoonde het aan Van Meer. het in zttn hand houdend. Van Meer stond toen in de deur van het café naar de gang. De andere marechaussee Clnassen wilde tegelijkertijd langs Van Meer de gang in gaan. Ik zelf stond een goede meter van Van Meer in de gang en heb alles gezien, terwijl de eischeresse iets meer naar achteren stond. Toen Claassen langs Van Meer wilde gaan, zette deze zijn voet dwars. Claassen kon daardoor niet verder, waarop Coolen Van Meer begon te stomoen. Van Meer sloeg terug. Deide marechaussees trokken hun gummistok en sloegen er on los, bepaalde lijk oo het hoofd van Van Meer, die terug bleef slaan. Tk pakte Van Meer toen ach ter bij zijn jas vast. Ook de <|jsclieresse hield hern vast. Ze golfden al staande heen en weer en kwamen in het café terecht. Coolen riep toen ..Van Meer. ik schiet" en schoot daarop. Van Meer stond toen suf bij de kachel en deed niets Ik stond bij de deur van het café naar de gang en weet zeker, dat Van Meer geen enkel wapen of mes in zijn hand had en dat hij ook geen ongenblik had gehad, zoolang de mare chaussees in huis waren. Van Meer viel door het schot op den grond, sprong weer op en iiep naar de deur, die naar buiten toegang gaf. Claassen schoot toen op hem, waarop Van Meer weer viel en toen hij daar neerlag op zijn buik, schoot Coolen nog eens op hem. Toen Coolen riep „Van Meer, ik schiet", heb ik nog geroepen „Coolen, doe dat niet terwille van de vrouw en de kindertjes.' De twee marechaussees stonden ongeveer bij de deur, welke naar de gang leidde, toen Coolen het eerste schot loste op Van Meer, die naast de kachel stond. Van Meer is toen naar de voordeur geloopen langs de eroote tafel, welke hij dus aan zijn linker hand had. De twee marechaussees liepen toen ook naar de voordeur langs den ande ren kant van de tafel, Claassen voorop Claassen schoot toen, ter hoogte van de groote tafel gekomen, over de groote tafel naar Van Meer. Coolen liep Claassen toen voorbij en schoot, tusschen de groote tafel en den uit gang aan de deur naar de straat, staande zijn tweede schot op Van Meer af, die naast de groote tafel terneer lag. Nadat ik bij de kinderen was geweest, ben ik door de kamer en de gang naar hPt café terug gegaan en heb daar wat uit het buffet gehaald. In het café was niemand anders dan Van Meer, die daar nog neerlag. Toen ik weer ter hoogte van de gangdeur was, kwam ik Coolen tegen, die uit de gang aankwam met een mes en een uni formpet in de hand. Toen ik van de kinde ren kwam, was hij niet in de gang, noch in het café. Of hij toen in de keuken was. heb ik noch gezien, noch gehoord, maar ik heb er ook niet op gelet. Toen ik in het café was, Is er een jon&ren in gekomen van buiten en die heeft ook eeh'oord, dat Coolen tegen mij zeide „Met dit mes heb ik mij moeten verdeigen." ïk heb daarop geantwoord r ..Van Meer bad geen mes." Coolen heeft mij later in de uang nog eens gezegd, dat hij zich tegen dat mes heeft moeten verdedigen en ik heb toen gezegd ..Gij liegt." Er waren twee messen In huis. zoo als Coolen mij er een vertoonde. Beide werden nu eens in het huishouden en d.an weer in de slachterij gebruikt. Eén was in de keu ken Ik heb het dien avond nog zien liggen Er is nog worst mee gesneden. Dpnzelfden nacht na de schietpartij heb ik het mes niet meer gezien in de keuken, maar ik heb er ook niet naar gekeken, liet lag gewoonlijk in de la. Den volgenden och lend weet ik zeker, dat het niet meer in de la lag. Claassen was een klant van Van Meer wat betreft de slagerij en zij waren goed samen. Na het derde schot heeft Van Meer zich nog omgedraaid. Ik heb nog gezien, dat Van Meer, toen hij met de auto het erf opreed, de poort van het erf heeft gesloten. De achterdeur van de gang naar het erf heeft zelf coon glas. rnaar wel is er glas boven de deur Dat is echter ongeveer 3 meter van den grond. Daarna werd als getuige gehoord J. C. L van den Broeck, rijwielhandelaar, wonende te Hinniken, die de volgende ver klaring aflegde We zijn in Zundert bij Van Meer het ach tererf opgereden. Van Meer opende de poort en deze werd weer gesloten ik meen ook door Van Meer. Van Meer deed ver volgens de deur open naar het huis en deed deze, toen we binnen waren, weer dicht Ik hoorde daarna dat de deur in het slot werd gedaan. We waren toen in de kamer, waar zich de eischeresse en de dienstbode hij ons voegden Van Meer heeft daar geen bier of sierkendrank gedronken. Heeren en ik heb ben wel iets gedronken. F.r Ia toen wel over koffte gepraat, maar ik weet niet of Van Meer die heeft gedronken. Betrekkelijk gauw daarop werd er aan de glazen voor- ALDEGONDESTRAAT 103-105-107 TEL 543. GROOTE SORTEERINO JLUBFAUT£UILS en THEEMEU3ELEIV deur geklopt en wel zoo hard. dat ik het kon hooren in de kamer. Ik zeide toen „ik geloof dat er geklopt wordt." Eischeres en de dienstbode zijn toen naar voren eeirann. Van Meer zeide. dat hij ook zou gaan kijken en ging toen naar het café. De kamerdeur naar de gang stond open en Heeren en ik hebben loen naar huiten ge keken. Ik zag, dat Van Meer stond in de deur van het café naar de gang. De vrouw was toen meen ik in het café en de dienst bode in de gang, maar het kan ook omge keerd zijn geweest. Beide vrouwen stonden niet in de gang, want anders hadden we niets van het gevecht kunnen zien Van Meer stond dus in de deur en ik zag. dat hij door de twee marechaussees met een gummistok werd geslagen. Ik dacht bij me zelf „Het zijn toch heesten." Van Meer sloeg terug en het gevecht verplaatste zich naar de gelagkamer. Ik hoorde daarop één van de marechaussees zeggen „ik schiet" cn onmiddellijk daarna viel een schot Daarna is nog twee keer geschoten. Heeren en ik zijn in de kamer gebleven. De briga dier kwam binnen en zeide„De man is dood Wij schrokken er van. Ik hen toen achter den brigadier naar voren gegaan met de bedoeling om den pastoor te waarschuwen, maar ik was amper op straat of ik kwam iemand tegen, die mededeelde, dat de pas toor al gewaarschuwd was. Ik ben toen weer naar binnen gegaan (mijn afwezigheid had hoogstens een paar minuten geduurd). Coolen was toen niet meer in de gelagkamer. Even later kwam hij uit de gang en had een mes in de hand. Tóén ik achter hem aanliep van de kamer naar de gelagkamer, had hij geen mes in de hand. Ik heb het hem ook niet zien opra pen in de gelagkamer. Evenmin heb ik een mes in de gelagkamer zien liggen, toen ik door de gelagkamer naar buiten ging. Toen Coolen met het mes uit de gang kwam. zeide hij „Ik heb liever dat hij gaat, dan dat hij mij doodsteekt." Ik heb, zooals gezegd. Van Meer gezien bij de vechtpartij in de gang. Hij had toen geen mes in de.hand. Hierna werd gepauzeerd. Als volgende getuige werd gehoord A. Heeren, wonende te Ginniken. Hij vertelde dat hij twee marechaussees Zag binnenkomen. Er werd geroepen „On derzoek" of iets dergelijks. Zij liepen naar de gang Van Meer zeide toen eerst wil ik een bewijs zien. Een van do marechaussees haalde toen een papier voor don dag. het welk hij echter niet uitspreidde. Ondertus- schen probeerde de andere marechaussee langs v. Meer heen te loopen, hetgeen v. Meer belette, door zijn voet dwars te zet ten. Reide marechaussees zijn toen gaan slaan met den gummistok. Van Meer sloeg te rug Het gevecht heeft zich eerst verplaatst tot bij de keukendeur en later weer naar de gelagkamer. Reide vrouwen waren Intusschen in de gang. Jk meen echter dat, toen bet gevecht zich naar de keukendeur had verplaatst en Van Meer met zijn schouder in de keuken was. het meisje zich achter hem in de keu kon bevond. Verder in de keuken dan met zijn schouder is Van Meer niet geweest. Gelijk gezegd, heeft het gevecht zich toen weer verplaatst naar de gelagkamer. Onmiddellijk daarop hoorde ik roepen „denk aan mijn kinderen", gevolgd door twee snel op elkaar volgende schoten. Daarna viel een derde schot. Ik heb geen moment Van Meer met een wapen of oen ines in zijn hand gezien. Ik heb zelfs goed gezien, dat hij niets in zijn hand had Coolen is kort daarop de kamer binnen gekomen en heeft gezegd „dat is allemaal jullie schuld". Een mes had hij toen niet n de hand. Van den Broeck en ik zij ntoen de kamer uitgegaan. Ik weet niet of Coolen toen reeds was weggegaan. Wij zijn toen naar de gelagkamer gegaan. Toen wij daar kwa men, was de vrouw daar bij het lijk. Zij huilde en schreeuwde. Toen Van den Broeck weer terug was ge komen In de gelagkamer (hij was even weg geweest), kwam Coolen uit de gang niet een mes. Hij zei „de man is overle den, als ik het niet gedaan had. dan had ik er gelegen". Ik zei toen „dat lieg je", waarop Coolen zei „hou je mond, kerel" Hij was razend. Ik kende Van Meer voor dien tijd niet. Getuige wordt er op attenf gemaakt, dat tusschen de deur en de gang de trap naar hoven is. zoodat hij staande op de plaats, door hem aangegeven, indien de aanwezige platte gronden juist zijn. bezwaarlijk alles heeft kunnen zien. wat hij heeft verklaard. Hij blijft desalniettemin volhouden, dat gene te hebben gezien, zooals hierboven ia gereleveerd Hierna kwam als getuige voor dr. A. de Weert te Zundert. Getuige is door de weduwe en Claas sen den bewusten nacht geroepen. Claas sen zeide er is op Van Meer geschoten Getuige is toen terstond naar het café ge gaan en heeft toen Van Meer gevonden llij lag op den rug met het gezicht naar bo ven. Coolen stond tusschen de tafel en het buffet. Toen getuige zag, dat er niets meer aan te doen was, is hij om de tafel heen naar Coolen gegaan. Hij weet zeker dat er toen geen mes bij de tafel lag. Coolen zei de „hij wilde mij te lijf en toen heb ik op hem geschoten", en h»j haalde toen uitzijn binnenzak een mes en zeide „dat is het bewuste mes". Uit proeven, welke getuige genomen heeft, is hem gebleken, dat een kogel, welke aan de rechterzijde van den nek het lichaam van Van Meer is binnengedrongen, afgevuurd moet zijn. toen Van Meer op den grond lag op zijn buik. De politie toestanden. Volgende getuige was de rechtercommis saris te Breda mr. Roebroeck. Deze verklaarde het volgende Ik heb indertijd in de meineedzaak van Van Eijk een uitvoerig onderzoek ingesteld omtrent de geruchten over mishandeling, welke mij ter oore waren gekomen, en naar aanleiding van dat onderzoek was mijn in druk, dat do marechaussee inderdaad in die streek zeer ruw optrad en menschcn mishandelde, speciaal in het laatst van 192G. Omdat de politiemannen hunnerzijds toen niet waren gehoord, is er een onderzoek geweest door den rijksrechercheur Van Dijk op last van den Minister van Justitie. Ik heb mij toen gewend tot den Officier van Justitie bij de rechtbank te Breda voor inzage der stukken, waarop mij de procu reur-generaal liet weten, dat inderdaad een onderzoek had plaats gehad naar de alge- meene politietoestanden en hij mij in over weging gaf. mij tot den Minister te wenden. Ik heb toen een onderhoud gehad met den Minister van Justitie, tengevolge waar Volharding moet bij al ons streven voor setten wie iets ten halve doet, doet niets. TOLSTOï. Door E PHILIPS OPPENHEIM. Geautoriseerde vertaling van Mej. E. J. B. „U zegt dat alles of u een hoofdstuk voor las uit een boek", verklaarde zij. Heeft Eu- statius vooi u eenige zinnen opgeschreven, om na zeggen wanneer u aan een jonge dame werd voorgi 'steld X* „Eustati s is zoovei niet gegaan", antwoord de nij „Tegelijkertijd geef ik mijn onervaren heid toe Ind'cn ik lossen moet hebben, kan don niet p^men bij u?" Zij bestuurde hem goedkeurend. „Ik ben bang. dat u een weerspannig leer ling zoudt zijn. Maar u bevalt mii. Zullen wij strakjes samen dansen X' ..Tk heb nooit van mijn leven gedanst", ver telde hij haar. „Ik wensch het te leeren.' ..Zal ik hc-t u leeren „II zoudt mij een grooten dienst bewijzen. „Meent u dat werkelijk U zoudt naar mijn Ha» moeten kon-en." Dat zal de les prettiger maken", verzekerde hij haar. „Het zal u vreeslijk veel kosten waarschuw de iij hem „Kijk als het u blief' niet zoo ver legen. Ik vergat dat'u niet wist ven mijn kleine onderneming. Wij hebben een steunfonrs voo* actrices, die zonder werk zijn, en ik geef daar voor danslessen." „Dat is heel vriendelijk van u", zeide hij. „kan ik niet de andere leerlingen afkoopen X' „Ik denk dat. het wel gaan zal, als u het pro beert. Tot nu tce was het nog geen groot suc ces. Wonneer zcudt u willen beginnen X' „Morgen, als ik mag „Dan op mijn flat, Giffcrdstraot 20, om vier «iur. Tenzij u zin heeft te kernen om 1 uur en met mij ergens te lunchen. U vindt mijn adres in het telefoonboek, indien u het vergeet." ,.Ik zal niets vergeten", beloofde hij. Zij li'-te hein op den arm. .Kijk", fluisterde tij. Zonder dat hij precies wist waarom, stond hij op. De zwarte gordijnen waren aan bei 'e zijden een paar centimeter teruggetrokken en werden thans opgehouden door ivoorblanke vingers Het gelaat van een vrouw kwam te voorschijn, wit als marmer tegen de zwarte gnrdiji en regelmatig als een corr.ée in zijp. rust met uitzondering van de lippen, die rcod waren als een geranium. Hoor oogen, grijze, onver schillige cogen met dichte wimpers, vlcgep over het Heine gezelschap en bleven rusten or Francis. Daarop werden de gordijnen definitief weggetrokken en een slanke vrouw in een dof zwarte robe, ongewoon van uiterlijk, maar op haar bijzondere wiize mooi, trad de kamer binnen Zij wenkte Eustatius. „Breng nis je blieft je neef bij mij", beval zij. „Je begrijpt dat ik heel boos op je ben Stel je voor.hem alleen te loten met zoo n horpij als Peggy op zijn eersten avond hier." „Een geval van liefde cd het eerste ge'icht". verklaarde Eustat us. „ik kon er heusch niet tusschen kernen Francis, sta mij tce je voor te steller, aan je gestvrcuw De hertcg van OetFeld -mrs Felicia Dringe Francis mocht een ocgenblik haar zeer mooie vingers drukke» en de grijze oog^n keken in de zijne. Zij was zeldzaam stil in die enkele se conden. Hij hud den tijd om zich bewust te zijn dat, ofschoon haat gelaat dik gepoederd was, de kleur van haa' lippen volkomen natuurlijk was. Hij werd ziet» ook nog iets anders be wust, en een oogenbÜk keken zijn oogen over haar heen Teen hij weer opkeek was de on- doorgior.delijke glimlach teruggekeerd. ,Je neef lijkt hoegencarrd niet op je be schrijving". zeide zij tct Eustotius. „Ik kom jullie allemaal zeggen, dat ik vanavond niet zal dansen. Je kunt in het atelier gaan en je amu seeren Er vclgde oen koor van protesten, waarvan Felicia niet de minste notitie nam. „Misschien ve»ander ik later nog van gevoe len", zeice zij tot een knappen, grijzen man, die juist was binnengekomen en een lange rij decoraties drceg. Jk heb geen zin op het oogenbhk te dansen en wanneer ik aldus voel. kan ik het ook niet." Het licht ging plotseling uit in het atelie» achter de ontvangkamer. De muziek begon in een cf andere veTb^rge- plaats en het gezel schap begaf zi-h naar de danszaal. Francis bleef naast zijn gastvrouw staan, hoewel zij hem voor het oogenblik scheen te hebben ver geten. „Mag ik een vraag doen X' verzocht hij, zoo dra de nieuw-aangekomenen, die zij begroette, waren doorgeloopen. „En dat is „Toen u dcor het gordiin keek, was u toen niet von plan te dansen „U is een opmerker", verklaarde zij, een beetje keel. ,Ik zal u beloonen met de waar- hei-'. Ja, ik was het van plan." „Waarom veranderde u van gevoelen X' „ïk heb nooit voer iets een red°n. Ik weet elleen. det ik geen zin meer heb. Wanneer ik weer lust krijg. zal ik al de menschen verwij deren, een oogenblik met mijn accompagna- teur fluisteren maar ik denk niet, dat ik vanavond nog lust krijg. Is u teleurgesteld V t^Zeer", gaf hij toe. „Ik kwam om u te zien dansen". Zij schudde het hoofd. „U kwam om kennis met mij te maken' zeide zij met nadruk. „Indien ik dans gaat u heen met verwarde indrukken Vanavond zult u alleen de vrcuw in mij zien. Hoe bevel ik u in dit opzicht „Ik ben alleen verbaasd", bekende hij. „Waarom „Omdat u zoo verschilt van alle anderen", luidde zijn vrij slap antwoord. „U denkt natuurlijk, dot ik een poseuse ben „Is u dat niet waagde hij. „Slechts uiterlijk, verder niet. Neem bijvoor beeld mijn verschijning. Ik heb een beetje ooeder op d? wangen omdat ik dacht aan een Egyptische dans maar ik gebruik geen schoon heidsmiddelen. Ik zag dat u mijn mond be- j-Verde. Woarom keerde u zich plotseling of?" Een oogenblik wist Francis niet wat hij moest antwoorden. „Ik zal u zeggen waarom u zich afwendde", zeide zij, nodat zij gezien had hoe hij naar een antwoord zocht. ,U is van nature iemand, die zeer kuisch voelt. U komt volkomen nieuw in het leven en ziet alles. Ik denk, dat u zich bewust 'vas. wat maar weinig menschen zien. dat ik de me^st verd^-ven hond ter wei ïld ben. Heb ik niet geliik „Eehal-ve wat u zeide over mijn karakter, ge loof ik het wel", zeide hij. „Er is een schilde rij in het openbaar museum te Pellini door een onbekenden artist, die ren vrouw geeft met oen mc-nd als de uwe." „Tk ben blij, dat u niet sprak van Mona Lisa", zeide zij dankbaar. «.Vele manscher van m(j de stukken vertrouwelijk zijn toe gezonden. Bij mijn eigen onderzoek ben Ik verschil lende keeren de namen Claassen en Coolon tegengekomen, en zij vormden geen uitzon dering op mijn indruk over het ruwe op treden. De inzage van de bovengenoemde ver trouwelijke stukken hebben in groote trek ken geen verandering gebracht in mijn In druk als bovengenoemd. „Ik heb maar bekend," Daarna werd gehoord S. Zagers, wo nende te Wernhout, die zei Ik ben, ver dacht van het gooien met steenen naar een auto, door Coolen aangehouden en toen ik niet wou bekennen, door dezen gestompt. Ik heb toen maar bekend, ofschoon ik het niet had gedaan. Getuige C. van Bergen te Wernhout zegt, dat hij ook eens door Coolen Is gesla gen, al was het niet h3rd. Coolen nloeg toen, omdat getuige, die dronken was, niet wist, of hij met steenen naar een auto bad gegooid. Getuige E. van Geel uit Zundert. In Januari 1927 aldus getuige kwamen Claassen en Coolen naar mij toe gereden, terwijl ik op mijn eigen grond stond, om mij te visiteeren. Zij haalden toen een ge laden hagelpatroon uit mijn zak. Coolen zei daarop ,.Ga gauw weg of ik sla je de her sens in", en meteen kreeg ik van hem een klap in mijn hals. Claassen zei daarop„We moeten eerst met je afrekenen" en kwam toen mei een revolver op mij af. Ik ben toen hard weg- geloopen. Ik ben 2 maal veroordeeld wegens mis handeling, eens van een mishandeling van een ambtenaar in functie, toen ik dronken was, en een andere weer van een jongen, resp. in 1925 en 1927. Volgende getuigen legden eveneens ver- klaringan af, dat zij door de marechaussees zouden zijn mishandeld. Tho third dogree I Getuige J. J. van der Kloot te Zun dert zegt in 1920 gearresteerd te zijn onder verdenking een tasch met geld te hebben gevonden cn niet te hebben afgegeven. Hij is toen naar de marechausseekazerne in Zundert gebracht. Gedurende drie dagen zijn hem verhoe ren afgenomen. Nadat een kameraad, met wien getuige de tasch had gevonden, had bekend, is getuigé, omdat hij niet wilde be kennen, door den opperwachtmeester Sijs- Iermans met een gummistok geslagen. Getuige heeft toen veel slang gekregen, en opdat hij niet zou wegloopen. had de opperwachtmeester hem één touw orn den nek gebonden, waaraan getuige vastge houden werd. Na het slaan heeft getuige ten slotte bekend. Getuige J. A. Ileygers uit Zundert is op een Zondagavond eenige maanden ge leden in Zundert aangehouden door veld wachter Lagers en marechaussees Van Nuchteren. Lagers vroeg aan getuige wat er te doen was geweest in hPt café van den Broeck. Getuige ontkende daar geweest te zijn, waarna Lagers hern in een straatje trok en hem op de tanden sloeg Toen ge tuige eenige keeren vroeg wat dat te be duiden had. sloegen én Lagers én Van Nuchteren hem zoodanig, dat getuige 14 dagen een blauw nog en kapotte lippen heeft gehad en 2 dagen thuis Is moeten blijven. Daarna moest getuige op hun he vel naar huis gaan. Getuige is toen voor geen enkel feit vervolgd. Wel is hii eerder 2 maal wegens dronkenschap veroordeeld. Als laatste getuige word gehoord L. Eer stens uit Zundert, die tijdens een kermis door den burgemeester en een veldwachter is geslagen. De contra-enquête werd daarna bepaald op 20 Maart, des morgens om 10 uur. doen dot. En toch zoudt u zien, wanneer u onze beide monden bestudeerde, dat haar mond die van een heilige is in vergelijkmg met den mijnen. U is jurist van een klooster gekomen, niet waar „Dot is zoo Vindt u het goed, dat wij er niet over praten „Natuurlijk Intusschen zult u begrijpen, dat het u nee) inteiessant maakt in de oogen van jonge vrouwen van het type van Peggy Lay- ten" Ik zie eigenlijk niet waarom" antwoordde hij een beetje stroef. „U zult moeilijk zijn", zuchtte zij. „Waar om bracht Eustatius u bij mij „Uit vriendelijkheid, denk ik „Misschien wilde hij, dat ik u opvoedde", peinsde zij. „Vertel mij oens, hoe u uw leven denkt m tu richren". Juist als ar.aere jongelui." „U ziet et hoegenaamd niet uit als andere jongelui „Eubiatius zei mij vormen", verzekerde nij haar „Eustatius P herhaalde zij verachtelijk. „Indien u heelemaal in 't wereldsch type gego ten moet worden, zoi een vrouw het moeten doen. De vraag mij af of ik er pleizier in zou hebben Jk betwijfel of u de jjóoats van Eustatrra zoudt kunnen innemen r betuigde hij zijn spijt. „Daar zijn de renbanen, bijv. ik denk aan wedrennen u zoudt mij daa-bit niet kunnen helpen Dan ben ik van p'an be zitter te worden van een theatei Dat zijn slechts uiterlijkheden", zeide zij een beetje on<r?duld;g „Om u de waarheid te zeggen, bon ik verbaasd, dat u ze de moeite waard vindt. Ik vraag mij zelfs af, of u dat doet." (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1929 | | pagina 5