WIJNHANDEL J. A. SCHOTERMAN Hn. Na 1 Maart verlaagde prijzen gedistilleerd BECHSTEIN BLÜTHNER PIAND'Q GROTRIAN-STEINWEG nAWU 5 IBACH j UTR.SIRAAT 17 - Gevestigd 1878 - TELEFOON 145 HET FRANSCH-BELGISCHE VERDRAG DE VOLLEDIGE TEKST VAN DE NOTULEN Verteganwoordigers: Fa. R. VAN DEN BURG Gevestigd sedert 1887 e——3—II—■KiiHiim in Bi— De besprekingen van de Fransche en Belgische generale staven van 7, 89, 11 en 12 September 1927 Blijkbaar tn antwoord op de logenstraffing zijner eerste publicatie brengt thans het „Utrechtsch Dagblad" de volledige notulen der bijeenkomst, die delegaties van de Fransche en Belgische generale staven in September 1927 In Brussel hebben gehou den. Aan deze notulen waren blijkbaar de „ar tikelen" van de Conventie van Brussel evenzeer als de zoogenaamde „interpreta tie" ontleend, die wij uit de eerste publica tie van het „Utr. Dgbl." overnamen. Het stuk is geschreven op papier van het „Ministère de la defense Nationale (Minis- Op het voorstel van Generaal Blavier, kwa men de afgevaardigden overeen, op dezelfde wijze te werk te gaan ais bij de voorgaande besprekingen (1921—1926), en dus den tekst van het accoord van 7 September 1920 te vol gen om er de vereischte juistheid en verbe-- teringen aan tc brengen. Art L „ïndien Frankrijk in staat van oorlog is met Duiiscliland tl met eenige andere mo gendhei die op de een of andere wijze, hoe dan ook. door Duitschland ondersteund wordt, zaï België geheel zijn beschikbare macht ter i^smikking van Frankrijk stellen. „Indien Belgie in staat van oorlog is met Dr.itschlen'.» of met eenige andere mogend heid, die op de een of andere wijze, hoe dan cok, door Duitschland ondersteund wordt zal Frankrijk geheel zijn beschikbare macht ter beschikking van België stellen." De afgevaardigden zijn overeengekomen, dat dit artikel vatbaar is voor een interpre tatie, waarbij niet alle militaire en politieke eventualiteiten rekening wordt gehouden. De internationale toestand en de verhou dingen der krachten, in 1927 zoo zeer ver schillenu* van wat ze waren in 1913 en zelfs in 1919 maken het onmogelijk zich met 3trakke of stereotype formules tevreden te houden. Zoo maakt de Engelsch-Belgische overeenkomst, gesloten den 7 Juli 1927, het mogelijk, naar aJle waarschijnlijkheid, de eventueele tegenstanders van België tot twee te beperken, tw. Duitschland en Nederland, en die van Frankrijk tot drie, tw. Duitsch land, Italië en wellicht Spanje. Frankrijk en België hebben maar één ge meenschappelijk front Deze principieele grondslag van het accoord van 1920 blijft onaangetast Welke de tegenstander, tegen wien het een of andere land te strijden krijgt ook zij, de deelgenoot zal tusschenbeide ka men. Het spreekt vanzelf, dat de verdediging van het wederzijdsch eigen grondgebied het voornaamste doelwit blijven moet Frankrijk ia! dan ook in een conilict tusschen Neder land en België slechts tusschenbeide komen door het zenden van een expeditiecorps, dat in 1922 op twee legerkorpsen is bepaald. Op dezelfde wijze zal België, in geval van oorlog tusschen Frankrijk en Italië, twee Infanterie-divisies ter beschikking van den Franschen generalen staf stellen. Deze voorzieningen zijn evenwel ten allen tijde voor herziening vatbaar Het grondbe ginsel van het accoord, in de allereerste plaats Duitschland heoogende. legt beide sta ten de verplichting op, vóór alles te zorgen voor de inrichting van het front tegen Duitschland op hun eigen gebied. Indien de oorlog tusschen Duitschland en Frankrijk uitsluitend op de Fransch-Duitsche grens gevoerd werd, zou België het equivalent van een Fransch legerkorps ter beschikking van Frankrijk stellen. Evenzoo, indien het con flict zich uitbreidde tot de Belglsch-Duitsche terie van Landsverdediging) Etat Major Gé- néral 3e Section", draagt het nummer C B. 17.442 secr. Het is gedateerd Brussel 20 Sep tember 1927 en gemerkt: „strictement con fidentiel". Dit alles geldt het briefhoofd van de eerste bladzijde. Boven den inhoud staat als titel: „Confé rences d'état major Franco-Beiges du 7—12 Septembre 1927. Procés Verbal. Daaronder leest men (in het Fransch, maar wij vermelden verder de vertaling): het volgende: grens, zou Frankrijk een minimum van 30 legerkorpsen (15 actieve en 15 reserve) op hei Belgisch grondgebied zenden, om het Belgische leger in zijn strijd tegen den ge- meenschappelijken vijand te steunen. Het is ook dienstig, de beteekenis der woorden „in staat van oorlog is" nader te omschrijven. Noch Frankrijk noch België, koesteren vijandige bedoelingen tegen wel ken staat ook. Toch kan het politiek defen sief in «Je verplichting tot militair offensief gejaagd worden. Het tractaat van Versailles en de accoorden van Locarno bepalen de fei telijke toestanden die ipso facto een „casus loederis" uitmaken; tegenover de verwezen lijking van eene dezer mogelijkheden staan de, zijn Frankrijk en België gerechtigd zich als de aangevallene te beschouwen en te voorzien in hun verdediging door met een onmiddellijken tegenaanval te antwoorden. Zijn evenzeer als wett.g te beschouwen, de dwangmaatregelen die in de gegeven onder stellingen dienen getroffen te worden tegen elke derde mogendheid, die zou weigeren de clausule van het „transitus innocuus" ten voordeele der Belgische of Fransche legere te laten gelden. In het kort: moet de voornaamste inspan ning van elk der beide landen op zijn eigen grenzen gericht zijn; de leiding der krijgs verrichtingen moet flink offensief zijn; ten slotte en in elk geval moeten de generale staven der heide, landen opeischen, en des noods met geweld van wapenen het „transi tus Innocuus", dat het verdrag van den Vol kenbond toestaat, opleggen. Art II. „Deze overeenkomst slaat niet alleen op de Rijngrens; zij is toepasselijk op iedere agres sie, op wolke grens deze zich ook voordoet" De beteekenis van het woord „agressie" is nauwkeurig omschreven bij art L De En gelsch-Belgische overeenkomst van 7 Juli 1927 heeft aan den anderen kan» het getal der te verdedigen grenzen tot twee beperkt Kolonel Michem stelt het geval van een conflict tusschen Holland en België, waaraan Duitschland vreemd zou blijven, en vraagt of in dat geval het Fransch-Belgisch ac coord zou gelden ten gunste van België. Ge neraal Blavier antwoord dat de oplossing van dit vraagstuk afha;S't van twee facto ren: 1. de houding van Duitschland op diplo matisch gebied; 2. den oorsprong van den aanval. Krachtens art 1 van de „Convention de Bruxelles", zegt hij, is België zeker van Frankrijke hulp tegen eiken tegenstander, „die oo de een of andere wijze, hoe dan ook, door Duitschland ondersteund wordt" Deze hulp kan maar van tweeërlei aard zijn, een diplomatieke of een militaire. Aar den an deren leant hebban da andarhandalingen edert acht jaren tnssehen Nederland en België gevoerd, vanwege Nederland uit- qelokt, en zullen nog uitlokhen, maatregelen op het gebied der waterwegen, die eventueel als onvriondelijk an zelfs als agressief kun nen worden beschouwd. Daarop doet generaal Debeney opmerken, dat, in het belang van België zelf de hulp van Frankrijk in geval van een Hollandsch- Belgisch conflict veeleor diplomatisch en in dustrieel, dan wel militair zou moeten zijn. Generaal Galet beschouwt de tusschen- komst der Fransche troepen in een dergelijk conflict als symbolisch en als zeer belangrijk met het oog op het moreel der legere. Gene raal Debeney antwoordt, dat Frankrijk er nooit aan gedacht heeft zich aan zijn ver plichtingen te onttrekken, maar dat de ver scheidenheid der diplomatische vraagstuk- kon, die het op te lossen heeft, het tot een plicht maken zich niet met alle macht noch met alle haast in een actie van onderge schikt belang to begeven, waarbij de gering ste vergissing een terugslag hebben zou op een voel gewichtiger terrein en zelfs op le venskwesties. Het is noodig het grootste ge deelte onzer krachten tegen den voornaam- sten vijand te reserveeren. Art III. „Frankrijk en België mobili6eeren onmid dellijk en vanzelf, zonder dat vooraf over leg dient gepleegd, zoodra een andere mo gendheid, die op de een of andere wijze, hoe dan ook, door Duitschland ondersteund wordt zou gaan mobiliseeren. Zij mobilisceren tegen Duitschland, zoo dra het „casus foederis" is geconstateerd, zooals dit bepaald is door de verdragen en ..e overeenkomsten, die thans de intematlo nale betrekkingen tusschen Frankrijk en België aan de eene zijde en Duitschland aan de andere zijde, regelen. De mobilisatie brengt Ipso facto de concentratie met zich." Wat de eerste alinea betreft sluiten de afgevaardigden zich aan bij den tek6t die in 1925 werd aangenomen en in 1926 opnieuw werd goedgekeurd. Wat de tweede alinea betreft vraagt gene raai Debeney hoe de Belgische generale staf, na de Engelsch-Belgische overeenkomst van 7 Juli 11., zich de mobilisatie en de conccn- t?ati8 voorstelt Aangaande het eerste punt, legt generaal Galet op het bureau der conferentie do hierbij gevoegde tabel der mo- hilisatie-centra over. Aangaande de concen tratie wordt voorgelezen een uiteenzetting, gc-teld door kolonel Michem, die voorstelt te operceren als volgt: Het Belgische leger maakt den linkervleu gel uit van de Fransche opstelling en wordt zelf aan haar uiterste linkerzijde gesteund door de Britsche troepen. De tweede infanterie divisie wordt gecon centreerd in den sector Bree-Opoeteren; sta ven te Peer, Bree, Gruitrode en Neerglab- beek. Reisroute no. 1: Spoorweg Herenthals- MoU-Hammont; stoomtram Hammont Bree. Reisroute no. 2: spoorweg Herenthals-Moll; stoomtram Leopoldsbrug naar Bree. Verdeeling der troepen per stoomtram Hammont-Maaseyck. De eerste I. D. wordt geconcentreerd in den sector Opoeteren-Lanaeken; staven te Genck, Opglabbeek, Asch, en Munsterbilsen. Reisroute no. 1: spoorweg Dendormonde- Antwerpen-Lier-Diest; Hasselt-Opoeteren, Hasselt-Genck en HasseltBilsen. Reisroute no. 2: spoorweg Dendermonde- Mechelen; stoomtram Mechelen-Aarschot; spoorweg Aarschot-Bilsert. Verdeeling der troepen per stoomtram Maasevck-Maastricht De 6e I. D. wordt geconcentreerd tn den sector Lanaeken-Haccourt; staven te Bilsen, Bassenge, Glons en Wihogne. Reisroute no. 1: spoorweg Thienen-Dries- linter-St. Truyen-Loos-Tongcren stoomtram Tongeren-Maastricht en Bilsen-Slins. Reisroute no. 2: spoorweg Landen-Borg- worm-Ans-Liers: stoomtram als bij no. 1 en straatweg Glons. Verdeeling der troepen per stoomtram van de Geer. De derde I. D. wordt geconcentreerd te Luik; haar sector strekt van Vise tot Batti ce. Zij beschikt over twee hoofdwegen en over 6 bijwegen; staven te Luik of Rocourt, Vivegnis, Micheroux en Jupille. De vierde I. D. wordt geconcentreerd in den sector Battice—Pepinster; staven te Angleur, Nessonvaux, Olne en Soumagne. Reisroute no. 1: spoorweg Huy—Luik— Verviers. Reisroute no. 2: spoorweg Luik—Bleyberg tot Battice. Verdeeling der troepen langs de twee straatwegen parallel met de stoomtram Bat ticeHodimont De 5de I. D. wordt geconcentreerd in den sector Pepinster—Aywaille; staven te Beau favs—Sprimont—Esneux en Louveigné. Reisroute no. 1: spoorweg Charleroi—Na mur— Huy; stoomtram Huy—Strée—Warzét. Ouffet—Anthisnes—Comblain-au-Pont Reisroute no. 2: spoorweg ManageLuttre Fleurus—Namur—Seraing; stoomtram Na- mur—Boncelles en spoorweg langs de Our the (naar Jemelie). Verdeel ing der troepen per spoorweg Luik —Pepinster, 6traatweg Embourg naar Ay waillo, stoomtram Poulseur—Sprimont—Lou veignéAndomont—Trooz, te Poulseur aan sluitende op de Ourthe-lijn. De eerste en de tweede Cavalerie divisie w aarvan de rnotorisatie in 1932 geheel zal voltrokken zijn, worden geconcentreerd in de sectoren Opglabbeek—Asch en Evgenbilsen- Waltwilder. De concentratie der 6 actieve legerdivisies samen 300.000 man, is voltrokken met het eind van den T. I. der mobilisatie. De con ccntratie der 6 reserve-legerdivisies, not-; maals 300.000 rnan, is voleindigd aan het ein de van den T. 2. Langs dezelfde reisroutes als de actieve divisies worden de reserve divisies geconcen treerd in de volgende sectoren: 7de I. D., sector Hasselt—Lummen—Berin gen—Helchteren. 8ste I. D., sector Herenthals—Lichtaert— Casterle—Gheel. 9de I. D., sector Hollogne—Jemeppe—St George—Rol loux. 10de I. D., sector Angleur—Seraing—Thein Plainevaux. tide I. D„ sector Terwagne—Ouffet—Ho dy—Fraiture, 12do L D.. sector Tongeren—Borgworm- Limont—Momalle. De twee reserve-cavalerie divisies: sector Flonc—F.ngis—Chokier—Jemeppe. Dc Fransche stellingen sluiten aan bij de Belgische in de streek Theux—Poljcur—Spa —La Reld. Het Britsche expeditiecorps wordt geconcentreerd in den sector Tongcr loo—Maaseyck—Kessenich—Kinroy, Ondervraagd over don aard dezer uiteen zetting, antwoordt kolonel Michem dat ze slechts een voorontwerp is voor een verslag dat door de de derde afdeel ing van den ge neralen staf werd voorbereid ten dienste van Z. M. den koning der Belgen en van den minister van Oorlog. Generaal Debeney geefi zijn instemming te kennen met de groote lijnen van deze uiteenzetting. Evenwel maakt hij de definitieve goedkeuring van den Franschen generalen staf afhankelijk van den uitslag eener grondige studie van dit thema. Art IV. „België verbindt zien een minimum van 600.000 man te mobilisceren, voor de eene helft actieve-, voor de andere reserve-troe r-en. Aan zijn kant verbindt Frankrijk zich België ter hulp te komen met een troepen macht van minstens 1.200.000 man, werken de op Belgisch gebied, voor do eene helft actieve-, voor de andere reserve-troepen." Tot antwoord op een vraag van Generaal Galet, verklaart Generaal Blneau dat de Fransche troepenmacht, in België operee rende, volgens de tegenwoordige gege vens van den Franschen staf in 1927, be schikken zou over 2160 stukken veldgeschut. 2880 zwaar geschut van alle kaliber, 10.650 mitrailleuses en 1800 tanks. Generaal Galet zet op zijn beurt nader uit een. dat het Belgische leger op dit oogen blik in geval van oorlog zou beschikken ovei 576 stukken veldgeschut enn 1848 mitrailleu ses. Het zwaar geschut maakt een onafhan keüjko groep uit van 108 stukken, geconcen treerd to Antwerpen. België kan slechts 76 vliegmachines en 49 tanks met goed gevolg in het veld brengen. Generaal Bineau vraagt, hoe de samenstel ling van het Belgische leger op voet van oorlog zijn zal, als zijn herinrichting geheel zal zijn voltrokken. Kolonel Van den Bergen antwoordt dat zij zou beslaan uit zes legerkorpsen, de volgen de gevechtseenheden omvattende: 12 infanteriedivisies, elk bestaande" uil drie regimenten, elk regiment uit 5 batail lons, samen 180 bataillons infanterie. 4 ruiterij-divisies, elke divisie bestaande uit drie regimenten, elk regiment bestaande uit zes groepen, samen 72 groepen ruiterij, gesteund door 12 groepen ruiterij-mitrai! leurs, 54 regimenten artillerie, elk regiment be staande uit twee groepen, samen 108 groe pen artillerie. 4 regimenten wielrijders, elk regiment be staande uit twee bataillons. 8 genieregimenten, 1 regiment genie-wiel rijders. 12 bataillons mitrailleurs, elk batalllon br staande uit 12 compagnies, samen 144 com pagnics mitrailleurs, gesteund door 8 com pagnies wielrijdersmitrailleurs. 6 luchtvaartregimenten, elk regiment be staande uit 6 eskaders. 4 compagnies strijdwagens. 2 groepen A. C M. Kolonel Michem doei opmerken dat het tenminste tot 1934 of 1935 duren zal, voor men kan oordeelen over de uitwerking dor militaire reorganisatie die uitgewerkt wordt. Generaal Galet voegt erbij, dat rekening dient gehouden met de wijzigingen die aan het ontwerp van den generalen staf zullen aangebracht worden als gevolg van de open hare meening en van het parlement. Gene raai Bineau verzoekt, dat de Belgische gene rale staf in dit opzicht voet bij stuk zou houden. Generaal Debeney zet dan uiteen, welke de wenschen en behoeften van den Fran schen generalen staf zijn op het stuk van vervoer. Duitschland beschikt over 25.353 locomotieven, Engeland over 23.395, Frank rijk over 17.665, Nederland over 1.34S, België over 4.645, waarvan er 1719 als algemecne reserve dienen; maar zij behooren tot 56 ver schillende types, wat niet zonder bezwaren gaat voor een regelmatige uitvoering dei mobilisatie. Kolonel Van den Bergen antwoordt dat deze verscheidenheid het gevolg is van het terugkrijgen van Puitsche locomotieven, en dat in den loop van het jaar 1928 die loco motieven zullen verminderd zijn tot 3.768 eenheden on de typos tot 38. De generale stal zou op dit oogenblik beschikken over 9.240 rijtuigen en 1.567 bagagewagens (daaronder 1.394 wagens en 250 bagagewagens als reser ve), alles samen 421.932 zitplaatsen. Generaal Bineau doet opmerken dat. om normaal te zijn, het getal plaatsen moet overeenstemmen met het vijfde gedeelte van het getal nuttig gemobiliseerde manschap pen. Zoo beschikt Frankrijk over 1.715.050 plaatsen. Do algeheole omvang der gealli eerde troepen in België bedraagt ongeveer 400.000 plaatsen, maar er dient rekening ge houden met liet vervoer van de paarden ca van het materieel. Kolonel Van den Bergen antwoordt, dat men vergeten heeft 120.164 goederenwagens mee te tollen, in het geheel metende 1.958.135 ton, alsook dat de ruiterij zich kan concen- trecren met haar eigen middelen in de pro vincie Luxemburg Hoe het ook zij, met het voorhanden materieel, zoowel Belgisch als Fransch, is het mogelijk gemiddeld 650000 manschappen per dag bij de hand te bren gen. Op verzoek van generaal Debeney zet ge neraal Michem de strategische herinrich ting van het Belgische spoonvegn»-. als voigt uiteen: A. spoorlijnen thans in aanleg: 1. Lijn Schaarbeek—Hal, bestemd om de lijn Brussel—Antwerpen te verbinden n»«', de lijnen van Luxemburg. Charleroi— Mau- heuge en Mons—Valenciennes. Geheel in dienst van 1929 af. 2. Lijn van Kinkempois naar Fexhe le Haut Clocher, bestemd om do lijn Brussel —Luik te verbinden met de lijnen van de Vesdre en van de Ourthe, zonder te moe ten passeeren over Luik—Guillemins noch over de helling van Ans. Geheel voleindigd in 1930. 3. Lijn Brussel-Zuid naar Denderleeuw, bestemd om de streek Valenciennes—Mau- beuge met Vlaanderen en met de Belgische kust in betrekking te brengen. Wordt in ge bruik genomen in 1931. 4. De lijn Antwerpen—Esschen wordt op gehoogd en op 4 sporen cebracht; wordt in dienst genomen einde 1929. 5. De lijn Antwerpen—Roermond wordt tot Hammont op 4 sporen gebracht 6 De lijn Antwerpen—Hasselt wordt op 4 sporen gebracht en doorgetrokken, aan den eenen kant naar Maaseyck, aan den anderen naar Lanaeken. De afdeoling Hns- selt-Miaseyck is reeds gevorderd tot Win- terslag. 7. De lijn LuttreCharleroi—Namur wordt op 4 sporen gebracht. Reeds begonnen tus schen Luttre en Monceau. Deze lijn is be stemd om belangrijke Fransche troepen transporten te leiden, buiten de zeer heuvel achtige secties Dinant-Ermefon-Tamines e.n Dinant—Ermeton Walcourt—Ia. Sambre, die men nu zou moeten glbruiken, om, naar de lijnen van de Maas en van de Neder-Sambrc. Ongelukkig is de voltrekking dezer werken pas tegen 1941 te verwachten. 8. De lijn Luik—Chenée wordt op 4 spo ren gebracht. 0. De liin Vielsalm—Gouvy wordt op 4 sporen gebracht 10. Aanleg van lijnen met dubbel snoor Houthalen—Swartberg—Waterslag Bilsen, Tongeren—Fexhe le Haut Clocher. 11. Inrichting van groote op*t»lHngssta- tions te Latour bij Virion en te Stiekem hij Arlon. zulks ingevolge de hesluiten geno men door de Fransch—Belgische conferentie van 1923. B. Op dit oogenblik ontworpen lijnen: 1. De lijnen Hasselt—St. Truiden, Ton geren—St, Truiden en Micheroux—Plom- bières worden op vier sporen gebracht. 2. De lijnen Herenthals—Aerschot. Hout- haelen—Neerpelt, Waterschei—Eysden en Moll—Leopolsburg Dieet worden van dubbel spoor voorzien. 3. Idem voor de lijnen Battice—Vervieps» Spa—Stavelot, Weyerts naar TroisPonts, Lommersweiler naar Trols—Vierges. 4. Omzetting der stoomtramlijnen Has selt Tongeren, Tongeren Tournebride, Luik—Fouron le Comte, Leopoldsburg Maeseyck, Lanaeken—Macseyck, Bilsen Bassenge en Luik—St. Truiden in spoor wegen met dubbel spoor. 5. Aanleg van lijnen met dubbel spoor Wychmacl Rothem en Leopolsburg Waterslag—Tournebride. Generaal Bineau doet opmerken dat de Fransche concentratie in België thans ern stig vertraagd wordt door de ontoereikend heid van het spoorwegnet in Belgisch Luxemburg, zoodat het inrichten van spoor wegstations te Latour en te Stockem bijna overbod;g wordt. Het is volstrekt onmisbaar reeds nu de volgende werken in studie te nemen: De secties Longuy—Arlon—Libra- montLuik; Montrnedy—Virion- -Bortrix— Namur; Bertrix—Lihramont—Gouvy—Trols Pont; Virion—Marbehan: Be.rtrixCarignant DoischeMomignies; Longuyon—Virion— Mezières—FJorenvillel Mezières—Bertrix ert In toepassing van het Fransch-Belgisch militair accoord van 7 September 1920, de „Overeenkomst van Brussel" genoemd, artikel VI, hebben te Brussel op 7, 8, 9, 11 en 12 September 1927 besprekingen plaats gehad, waaraan de volgende afgevaar digden deelgenomen hebben: "Voor Frankrijk: generaal DEBENEY, chef van den Generalen Staf; generaal BINEAU, onderchef van den Generalen Staf; generaal BLAVIER, militair attaché aan het Fransch Gezant schap te Brussel; Voor België: generaal GALET, chef van den Generalen Staf; Kolonel MICHEM, chef van do derde afdeeling van den Generalen Staf, waarnemend onderchef van den Generalen Staf; Kolonel VAN DEN BERGEN, chef van de eerste afdeeling van p den Generalen Staf. Het amJbf van secretaris is toevertrouwd geweest aan Kolonel B. M. ESTIENNE, commandant van het regiment Grenadiers te Brussel.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1929 | | pagina 6