KEITJES AMOBFOOKISCH OAGBIAB Ce Wettige Erfgenaam Zaterdag 2 Maart 1929 J>Z EEMLANDERY 27e Jaargang No. 206 HET GEHEIME VERDRAG MINISTER BEELAERTS ANTWOORDT De regeerioé doet verder geen stappen meer EEN HERHALING VAN 1914 Het „vodje papier' DERDE BLAD* AMERSFJORTSGi 0AG81A0 3 X voor f 1.— FEUILLETON. 't i" i Op de vragen van den keer Heemskerk Op de vragen vöjq den heer Heemskerk in verband met de publicatie in het Utrechtsch Dagblad van den tekst van het geheim Fransch-Belgisch militair verdrag "N 1. Heeft de Regeering kennis genomen van de publicatie in het Utrechtsch Dag blad (Avondblad van Zaterdag 23 Fe bruari 1929) van den tekst van het ge heim Fransch-Belgisch militair verdrag van 1920, en uittreksels uit de Interpre tatie van 1927, die volgens dat' bied is opgemaakt door de Fransche en Belgi sche generale staven? 2. Meent de Regeering te moeten aan nemen. dat die publicatie, ook wat den tekst aangaat, Juist is, ook wat betreft het in de interpretatie van art 5 ver melde omtrent een Belgisch-Engelsche overeenkomst om in zeker geval troepeD te zenden door Nederlandsch-Limburg? 3. Moet onverminderd den ernst van den verderen inhoud dezer stukken, met name aangenomen worden, dat inder daad in de interpretatie op art 2 voor komt: „D'autre part les négociations hol- lando-belges poursuivtes depuis huit ans (1627) ont provoquó et provoqueront encore, de la part de la Hollande. telles mesures de police fluviale pouvant étre considérées, eventuellement comme de nature nettement' inamicale et mème agressive."? 4. Kan de Regeéring mededelen, of zij zich daardoor tot stappen genoopt ziet bij de Regeeringen, die het aan gaat, eventueel bij den Volkenbond, en, zoo ja, welke? heeft de minister van Buitenlandsche Zaken geantwoord als volgt: 1. Het antwoord op de eerste vraag is bevestigend. 2 en 3. Aan Harer Majesteits Gezanten te Brussel en te Parijs is opgedragen aan de Regelingen aldaar te vragen of de in de eerste vraag genoemde tekst van het Belgisch-Fransch Militair Verdrag van 1920 authentiek is en of de in die vraag voorts genoemde uittreksels juist zijn. üp het desbetreffend schriftelijk verzoek deed de Belgische Minister van Buiten- landsche Zaken aan jhr. van Nispen tot Sevenaer een antwoord toekomen, waarin de heer Hijmans verwijst naar de verkla ring, door hem namens de Belgische Re geering afgelegd in de vergadering der Ka mer van Volksvertegenwoordigers van 2f> Februari j.l. en naar de in dezelfde verga- dering door de heeren Vandervelde en Van Cauwelaert afgelegde verklaringen, waarin de echtheid der bedoelde stukken ten stel ligste wordt ontkend. Ven de Fransche Regeering werd even eens een pertinente schriftelijke ontken- Ding ontvangen. Üe Britsche tijdelijk zaakgelastigde zond. in opdracht zijner Regeering, den tekst van de verklaring, namens deze in het Lager huis afgelegd, waarbij werd medegedeeld. dat, behalve het verdrag van Locarno, se dert den oorlog geen overeenkomst, hou dende militaire verplichtingen, is aange gaan tusschen Groot-Britannië en België en dat er geen militaire overeenkomst of afspraak („understanding") bestaat tus schen den Britsphen Generalen Staf en dien van eenig ander land. Daaraan werd nog toegevoegd, det geen Britsch militair at taché te Brussel te eeniger gelegenheid de quaestie zelfs besproken heeft. 4. Met het oog op deze verklaringen be staat er voor de Regeering geen aanleiding om ter zake stappen te doen bij de genoem de Regeeringen. Felle Belgische persstemmen De Parljscbe correspondent van de Maas bode meldt ,o. m.: Thans, plaatsen de bladert echter eenige regels van het vraaggesprek, dat de „Haag- sche Courant" met den hoofdredacteur van het „Utrechtsch Dagblad" heeft gehad en ze trekken daaruit de conclusie, dat het „Utrechtsch Dagblad" den aftocht blaast, met thans te beweren, dat het stuk niet een tractaat zou zijn, maar een proces-verbaal van de vergadering van militaire deskundi gen. Zulks is dan ook voor de avondbladen aanleiding op hoogen toon onzen minister van Buitenlandsche Zakén aan te vallen en regeering cn volk verantwoordelijk te stel len voor de publicatie. Intusschen moet opgemerkt, dat wij nog in geen enkel blad den tekst der Utrecht- sche publicatie hebben gevonden. Had de „Temps" reeds een dag te voren haar afkeurende verwondering te kennen gegeven over de diplomatieke stappen, thans gaan vooral de „Journal des Débats" en de „Information" daarop door. Het eerst genoemde blad' meent, dat men met een waar schandaal te doen heeft en betitelt haar artikel dan ook: „Het schandaal van Utrecht". Men blijft er zich op beroepen dat het gepubliceerde stuk zulke manifeste onwaarschijnlijkheden bevat, dat aan de valschheid niet viel te twijfelen, zoodat. bet Nederlandsche gouvernement het niet voor authentiek mocht nemen. „In elk geval zoo - zegt de „Débats" alvorens uitleg gingen te vragen aan de gouvernementen die beschuldigd waren, had het een diep gaand onderzoek moeten instellen omtrent den oorsprong van de onthulling en de sancties moeten nemen door de wet voor zien. Het is niet mogelijk' dat de Neder landsche wetgeving geen bepalingen zou be vatten; waarmee het gebruik van valsche stukken van een aard om de betrekkingen van den staat met andere mogendheden te verontrusten, worde gestraft. Te Parijs heeft het Nederlandsche gezant schap de inopportune vraag, welke zij in opdracht van Den Haag moest stellen, voor zichtig ingekleed, de „Quai d'Orsay" ver zoekend haar te helpen door ophelderingen om de ontroering te verdrijven, die door de beweerde onthulling was gewekt Maar de overhaaste démarches door den minister van Buitenlandsche Zaken in den Haag blijven.er niet minder moeilijk verklaarbaar om". De „Information", door de pen van Fer- nan de Brinon, geeft gelijke gevoelens weer. Na geconstateerd te hebben, dat de redac teur van het „Utrechtsch Dagblad" erkend heeft, dat de gepubliceerde documenten heel Kleine advertenties in het PLAATSING: DINSDAGS DONDERDAGS ZA fERDAGS eenvoudig processen-verbaal zijn van een bijeenkomst van militaire deskundigen die te Brussel zou zijn gehouden, om een trac taat voor te bereiden, wil 't dien pijnlijken uitleg niet bediscussieeren. „Betreuren wij alleen de lichtvaardigheid, waarmee men in een onzijdig en bijgevolg onpartijdig land ernstige beschuldigingen lanceert, die van een aard kunnen zijrt om een internationale vertroebeling te verwekken". Het blad meent, dat na het aan de „Haag- sche Courant" gegeven vraaggesprek van de beweringen van den Utrechtschen redac teur niets overblijft. Vervolgens keert ook dit blad zich tegen onzen minister van Buitenlandsche Zaken: „Zoo men kan begrijpen dat een journalist, die er op uit is sensationeele informaties te geven, zich laat misbruiken, zoo men kan vatten, dat de over ij ver van een reporter hem belet de gevolgen van een tijding te meten, die v&lsch kan zijn, men kan minder bevatten, dat een minister van Buitenland sche Zaken in staat is zooveel lichtvaardig heid te toonen. De ondervinding moest hem geleerd hebben dat, al wat gedrükt wordt, nog niet waar is. De bezorgdheid voor zijn taak moest hem te overhaaste démarches ontzeggen". Belgische persstemmen, B r u s s e 1, 1 M r t. (V.D.) Inzake den di- plomatieken stap, welken de Duitsche re- peering te Brussel gedaan heeft, schrijft de Nation Beige: ..De Duitsche rf geering blijft met de volharding- van een ezel aan de echtheid van den gepubiiceerden tekst ge- looven. Het land, dat het beruchte wourd van het „vodje papier" heeft uitgevonden, waagt het, verklaringen te verlangen? Dat is het toppunt van alle toppunten. Het Hollandscb-Duitscbe maakwerk is nu een maal gemaakt p.n het Is aan den tijd jm een: „Halt, het is genoeg!" toe te roepen". De Libre Belgique noemt den Duitschen stap een onbeschaamdheid. De Daitsobe gezant bij Hymens, De „Libre Belgique" zegt uit betrouwbare* bron vernomen te hebben, dat de Duitsche gezant gisteren aan minister Hymaus op heldering gevraagd heeft over de open baarmaking in het „Utrechtsch Dagblad". De gezant zou er den nadruk op gelegd hebben, dat deze verklaring niet gevraagd werd uitsluitend in het belang van Duitach land. maar ook wegens het vertrouwen, dat de geheele wereld nog stelt in verdtn gen, die bestemd zijn om den wereldvrede te verzekeren, ,,'t Is overbodig hierbij te voegen", eindigt het blad, „dat deze nopal beleedigende (insolvente) vraag door mi nisier Hymans ontvangen werd op een ms nier barer waardig. ISsgelsche reactie. Men meldt aan het Hbld. uit Londen d.d. 1 Maart: De completeerende mededeelin- gon van het „Utrechtsch Dagblad geven den bladen geen aanleiding tot nieuw com mentaar. Nu de houding van Britsche re gearing en militairen officieel is gezuivrrd van mogelijken twijfel, wordt het geval be schouwd al9 eon affaire waarbuiten Eu geland geheel jtaat De bladen brengen nieuws van verdere reacties in Parijs, Brussel. Berlijn en Am sterdam zonder zich verder hs eigen be schouwingen te verdiepen. Zelfs de „Min- Chester Guardian", die gisteren nog ver band legde tusschen de onthullingen en de verantwoordelijkheid van Engeland, voortvloeiend uit de Locarno-garanlies zwijgt heden. D« Volkenbond on de uit legging ven art 11. De Hbld.-correspondent te Berlijn telefo neert: De voornaamste bladen in Berlijn bren gen hedenochtend de nieuwe onthullingen van het „U. D." woordelijk en op de eer ste bladzijde, voorloopig nog zonder com inontaar. Het hoofdorgaan van het Centrum, de „Germania", wijdt aan de eerste onthulliD gen een hoofdartikel, waarin betoogd wordt, dat de Volkenbond tot hoogen plicht heeft, in het belang van den Europeeschen vrede, vast te stellen, dat België en Frank rijk niet het recht hebben, op grond van eenig Volkenbondsstatuut het geheim hou den van het verdrag te verdedigen. Art. 20 verzet zich al dadelijk tegen een geheim verdrag. Desondanks zijn, behalve de bijna 1300 in de laatste tien jaren te Genève aan gemelde verdragen, tocb vele andere, en juist de belangrijkste, geheim gebleven. Zoo het Fransch-PoolBche van 19 Febr. IÖ2I, het Fransch-Tsjechische van 25 Ja nuari 1924, het geheime verdrag tusschen talië en Albanië en tenslotte ook het ver drag, waarvan het „U. D." den juisten tekst beweert te hebben weergegeven. Wat dit laatste, en in het bijzonder de interpretatie van 1927 betreft, meent de „Germania". dat men niet gedekt is door hier van een zui ver technische overeenkomst te spreken, die niet onder art 18 zou vallen. Men leze maar eens het goedgekeurde memorandum van den secretaris-generaal van don Vol kenbond van 19 Juni 1920. waarin duide lijk wordt gezegd, dat het Statuut van den Volkenbond niet alleen elk geheim verdrag in eigenlijken zin verbiedt maar ook elke andere geheime overeenkomst van inter nationaal karakter. Ieder lid van den Raad heeft bet recht, dit college te wijzen op ge beurtenissen, die in staat zijD den wereld vrede te verstoren. Het is, waar de Neder landsche minister van buitenlandsche za ken reeds met prijzenswaardigen ijver on derzoek deed naar de echtheid der onthul lingen, volgens de „Germania" volkómen onverschillig, van welke zijde In Genëve straks de koe bij de horens wordt gepakt. Blijkbaar wil het blad dr. Stresemmn bewegen, hier het Initiatief te nemen om eindelijk uitdrukkelijk te laten vastleggen, boever de werking van artikel 18 grijpt. Dtj houding van YsJecho-SIowakJJe. Praag, 28 Febr. (Hbld.) Het regee- ringsorgaan „De Prager Presse" critiseert do wijze, waarop zekere Duitsche bla !en 'gemeend is het „Prager Tageblatt") de eene maal de vredespolitiek ondersteunt, dócb den enderen keer op de groote tr im slaat over, de geheime politiek der weste lijke mogendheden cn hun agressieve plan nen. nog vóór het officieel onderzoek is af geloopen. „Dat is ook bij de laatste sensa tie met het zoogenaamde Fransch Belgisch verdrag het geval geweest, ofschoon men toch dadelijk had moeten weten, dat de ge heele opzet een manoeuvre is geweest om de verh luding van Duitschland tot Frank rijk en zijn vrienden te vertroebelen en dat het hier een plompe revanche voor de Gropner onthulling bPtrof en dat men ach ter het Nederlandsche provinciale blad in Gij werkt meer door datgene wat ge zljt, dan door datgene wat ge weet Door E PHILIPS OPPKNHKIM. Geautoriseerde vertaling van Mej. E. J. B. „Dirrf je mij vertellen, dat we in haar auto» ryden?" Hij nam den hoorn van de telefoon en sprak met den chauffeur. Het schijnt", verklaarde hij aan Monica, „oat dit een auto is, die Felicia mij gisteravond terugstuurde. Ik gaf hem haar, wel is waar, maar hij is niet langer van haar. Het spijt mij zeert doi ze dezer, namen. Je moet weten, dat ik ct twee andère heb van geheel hetzelfde mcdel, en die bestelde ik voor vandaag. Daar de** er precies hetzelfde uitziet, heeft mijn eerste chauffeur zeker gedacht, dat het er niet op aankwam. De bied je mijn excuses." Zij boog voorover, nam de verzameling kleine voorwerpen een voor een van hun plaats en wierp ze in de heg waarlangs zij reden Hij vclgde haar bewegingen met een geamuseer- den glimlach. Zij keerde zich om en keek hem aan „Nu voel ik mij weer goed", bekenda zij. „W.l je zoo vriendelijk zijn, mij- te vertellen, wat dit beteekent? Heb je twist gehad met Fe licia?' ..Onze vriendschap schijnt uit", erkende^ hg. j^Je kunt het eigenlijk geen twist noemen." JDus wil je zeggen, dat zij je werkelijk de auto, die je haar had gegeven, terugzond?" „Dat deed ze, en zij zond mij ook een paar kleinigheden terug." Mcnica zuchtte ..Dat verbaast mij", verklaarde zij. „Ik dacht altijd, dat Felicia een hebzuchtige vróuw was. Zij moet wel vee! van je hebben gehouden. O, Francis. Francis", pleitte zij, „waarom sla je niet een nieuwe bladzijde cp en gedraagt je fatsoenlijk?" Zij boeg zich naar hem toe, en hij was zich plotseling bewust van een emotie, die voort kwam uit dat gevoel, waarom Felicia vergeefs had gebeden. De herinnering aan den rit huis waarts ven Chatfield Castle deed hem trillen. Monica's oogen schenen grooter te worden en rechter; haer verrukkelijke mond beefde reeds. „Francis, waarom gedraag je je njet zoo goed. als jc werkelijk bent?" smeekte zij. Zij schoten voorwaarts om een andere auto ♦e passeeren. Lord Henry zat daarin, statig en waardig, met den Chatfield blik, waarmede Monica hem zoo dikwijls plaagde. Hij wuifde gemoedeHjk met de hand. Lady Henry boog voorover en glimlachte. Het gezicht van de twee tezamen was klaarblijkelijk aangenaam voor hen. Francis lachte hatelijk terwijl zij weer in het midden van den weg reden „Waarom IbcK je zoo onpleizierig?" vroeg Monia verdrietig. „Ik dacht aart het gelaat van je vader„' ant woordde hij, „wanneer hij de avondbladen op noemt en leest, dat de hertog yan Chatfield tot een boete van tien pond benevens de kos ten van de procedure is veroordeeld, in he* politiestation van Vine Streel „Oproerig ge drag en beleedlgjng van de politie" noemden rij het. Zij hebben edelmoedig!lik de beschul diging van drcnken*rhap geschrapt." Zii trok haar hard weg uit de ziin* „Wat eer bnnrt her, je, FrancisP riep z> uk. HOOFDSTUK XXV Francis, die de rennen bij de «lagboomei had gevolgd, bevend zich een paar minuten daerna temidden van een woest joelende en betoogende menigte Het geheele toonee! scheen onwezenlijk, een plotseling beeld, dat voorbij vloog en verdween. „Grey Lady" met den jockey dansend in den zadel, voorover gebogen over haar hals. drie paerdlengten voor; een dramatische stilte; het rumoer van teleurgestelde stemmen. Hij baande zich een weg noar de groote tri bune, bestelde aardbeien aan een gedienst'gcn keilner cn bereidde zich voor op den storm. Eus- tatjus, die doelloos rondwandelde.was de eer ste, die hem ontdekte. Hij kwam aangesneld, zwaaide met rijn kijker, terwijl zijn hoed ach terop zijn hoofd stond. Zijn geloei wap wit als van een geest. „Groote Gcd, Francis", riep hij uit. „Weet je het al?" „Natuurlijk", stemde rijn neef toe. „Wil je wat aardbeienP „Loop heen met jc aardbeien", antwoordde Eustatius heftig. „Ber> je je bewust wat er ge beurd 5s?" „Volkomen. „Grey Lady" heeft gewonnen met twee of drie paardlengten. „Laughing Sally", bleef in de massa, denk ik. Piatt was gelukkig, det hij de merrie bereed; zij verloor haer gebit pf zociets, was het niet zoo?" „Kijk eens aan", zuchtte Eustatius. „Jij kunt hier lekker aardbeien ritten te eten, Francis, roear. ben je je bewust, dat ik geruïneerd *>en? De heele zaak zal de poppen aan het dansen brengen. Je verklaart te zullen winnen met „Laughing Sally". Wij allen zetten in op haar, en „Grey Lady" maakt, det rij achterblijft ah oen gewoon huurrijtuigpeerd". Jtiet Is zeer ongelukkig", mompelde Francis. „Ik kan je verklaren, dat in de eenige proefren, di» tusschen hen heb gezien, „Grey Lady" honiAios werd geslagen." „Zeg eens, ouwe jongen", vroeg „Eustatius dof, „tusschen kameraden gesproken, en ik zal voor het einde der week wel een kameraad kunnen gebruiken, hoevee! zette je op „Grey Lady?" „Geen penny". „Wil je mij vertellen, dat je gewed hebt op „Laughing Sally?" „Ik heb niet gewed bij de rennen", verklaarde Francis. „Heb je niet gewed op een van je paarden?" „Waarom zou ik dat doen? Wedden amu seert het publiek, het amuseert mij niet. De rennen zijn het eenige, waarom ik geef". „Maar hoe in 's hemels naam kan ie een renstal bekostigen zonder te wedden?' vroeg Eustatius ongeloovig. „Ik vind, dat de mijne veel geld kost", gaf Francis toe. Eustatius nam den hoed af en veegde zijn voorhoofd af. „Kijk eens aan, ouwe jongen", zcide hij, „ik werp geen blaam op je, voor wat vancaag is gebeurd, ofschoon ik je waarschuw, dat er velen zullen zijn die het wel doen; toch was het jou werk, waardoor alles misliep. Denk je, dat je mij zoudt kunnen helpen?" „Waarom zou ik?** vroeg Francis. „Ik wed zelf niet. Waarom zou ik? Bovendien geef ik je veder een zeer goede toelage." „Dat weet rk, en ik ben ook drommels dank baar en zoo meer. Moer Francis, deze rennen hebben mij volkomen opgemaakt; ik ben heele- maal platzak Ik moet althans een paar lapjes van duizend hebben vóór Maandag." „Ik rit zelf wat Irap", was het openhartige antwoord. JDet verbaast mij niet, gezien de manier. teresaante Htnterm&Dner moet zoeken, die niet alleen aan Frankrijk en België, maar •tok aan de Duitsche vredespolitiek onatn- genuamheden zouden berokkenen". Met de wijze waarop die zekere Duitsche bladen met vet en op de eerste pagina de ver- valaohing wereldkundig maakten en die meer bedoelde dan enkel berichtgeving, bebbon zij zich, zoo moont „De Prager Presse", geen dienst bewezen. Herhaling van 1914. De Maasbode over de tweede publi catie Ziezoo; hier hebben we de moest vervol maakte herhaling in spe van betgeen de Dultschers in 1914 te zien hebben gegeven in België. Een herhaling, die alleon gericht kan zijn tegen Nederland, met name Ncderlandsch- Llmburg. Indien het „flinke offonslef" het eischt, dan zal men onmiddellijk vragen vrijen doortocht door Nederlendsch Lim burg, wordt dit geweigerd, dan volgt ge weld. Rn nu herhalen we de vraagwisten de betrokken regeeringen van dezen militairen opzet van hun staf of niet In ieder geval verklaarde generaal Galet, chef van den Belgischen staf, dat de route door Nederlandsch Limburg reeda was op genomen in het voorontwerp door kolonel Michem, waarnemend onderchef van den staf, aan den koning aangeboden. Het gematigde woord van den chef van den Franschen staf. generaal Debeney, dat de hulp door Frankrijk aan België te ver- leenen in geval van een conflict met Neder land, in het belang van België zelf. veeleer diplomatisch en industrieel dan militair zou moeteD zijn. klinkt in dit verband we! eigenaardig. Vooral als men ziet, hoe het arme België een oogenbiik later het mes op de keel wordt gezet, door dienzelfden Franschen generaal. Generaal Galet, de Belgische chef, had deerniswekkend geklaagd over de groote moeilijkheden voor België om het opgezette strategisch plan uit te voeren, „zoowel van technisch als financieel standpunt". En wat antwoordt zijn Fransche collega? Bezwaarlijk of niet, het moetAndera „zou Frankrijk zich moeten afvragen, of de zorg voor zijn eigen behoud het wellicht niet tot plicht zou maken, zijn verdediging tot zijn eigen grenzen te beperken". Hebben de Belgische heeren op dat oogenbiik niet gevoeld, dat 7iJ een militair spel speelden ver boven hun stand, met een tegenpartij, die haar wil eenvoudig in eigen machts volkomenheid aan hen oplegde En zouden de Belgische bladen niet beter doen, met hunne verontwaardiging naar aanleiding van het gepubliceerde, niet te richten aan het adres der Nederlands* he bladen, maar aan dat van hun eig» n poire- tieke en militaire leiders, die met ondraag lijke krijgslasten hun land op den duur naar den economischen ondergang voeren? En dat allesom met den grooten broer te mogen meedoen Mogen in België de oogen open gaan voor bet groote gevaar van een al te eng samen gaan met een overmachtigen vriend. En na de nadere publicatie gelooven we zeker niets meer van alle verklaringen over de onechtheid van het eigenlijk ver drag. Artikel voor artikel hadden 'de generale staven bij hun beraadslaging voor zich. cn artikel voor artikel heeft het Utrechteeh blad uit de notulen van die bijeenkomsten gepubliceerd. Laat het Belgische volk rich niet verwonderen. Haarlems Dagblad schrijft: Laat het Belgische volk zich toch niet verwonderen over onze achterdocht, door deze publicatie gewekt! Zijn eigen ellende heeft ons geleerd, aan welke gevaren wij blootstaan. En als de oud minister Camilla Huysmons dan aan Het Volk meedeelt: „Vandervelde, Wouters, Anseele en ik, wij waarop je leeft. Toch kan je het heel goed op nemen. Incien je mij niet helpt, Francis, zal ik in Queer Street terecht komen in de kolo niën met een houweel, of met een aapje en een draaiorgel in Piccadilly. Je behoeft mij geen sou te geven; een woord aan Ambrosius zal vol doende zijn." „Zeer goed", gaf Francis toe. „Ik zal hem direct, als ik thuis ben, telefoneeren." Eustatius slaakte een !an«e zucht van op luchting. „Je bent toch een goede kerel", verklaarde hij. „Ik zal het niet vergeten, dat beloof ik je. Hier zijn de ouwe heer en de oude Lave- ringham, die op ons afkomen. Ik maak, dat ik weg kom. Ik hoop je later wel weer te ont moeten. Lord Henry en zijn gezelschen, die in ern«tig gesprek waren gewikkeld, stonuen stil een paar meter van de plaats, waar Francis was gezeten. De eerste was voor zijn doen bijna opgewon den. „Je hebt Chatfield nooit ontmoet?" vroeg hij. „Kom.mee en spreek eens rustig met hem over deze zaak." Lord Laveringhnm schudde het hoofd. „Ik geloof dat het voor het oogenb'ik beter is dat ik den jongen man niet ontmoet. Als lid van de Jockey-Club kon het rijn, dat ik hera m een andere kwaliteit heb te spreken, voordof we een paar uur verder zijn." „Maar mijn boste Loveringham", begon de ander weer, maar Laveringham ging ervan door. Lord Herury naderde zijn neef met een sombere houding en onheilspellende manieren. „Ik rie, Frands, dat ja aan het nadenken* bent", mc-'-'e hij plechtig op. „Ezn zeer eigen» aardige wedren!" (Wordt vervolgd*)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1929 | | pagina 9