WIJNHANDEL J.A. SCHOTERMAN&Zn.
Na 1 Maart verlaagde
prijzen gedistilleerd
EEN VAKER
TOEGEPAST PROCÉDÉ
Regeeringenen Generale
staven
UTR.SIRAAT 17 Gevestigd 1878 TELEFOON 145
DE
PUBLICATIES VAN
HET U.D.
VERKLARING
Geen twijfel aan de
echtheid
Humorhoekje
Generaal Snijders zegt „Zoo'n stuk
verzint men mei"
Omtrent de arrestatie van Frank Heine
worden uit Brussel nog de volgende feite
lijkheden gemeld
Gisteravond om vijf minuten over half
een hebben 35 agenten der gerechtelijke
brigade van het Brusselsche parket aan het
Gare du Midi een zekeren Albert Frank
Heine gearresteerd, op het oogenblik dat
bij uit de van Amsterdam komende snel
trein stapte.
Frank heeft bekend dat het document, hét
welk hij aan een redacteur van het Activis
tische blad ..Schelde" verschaft had en dat
door het Utrechtsch Dagblad" was gepubli
ceerd, valsch was en geheel door hem ge
maakt.
Hij voegde er aan toe, dat 't een plagiaat
was van "n oud verdrag, langen tijd voor
den oorlog door twee buitenlandsche mo
gendheden gesloten, die niets met Relgië
of Nederland te maken hebben. Ook de no
tulen der vermeende officieren conferenties
betreffende het Franseh Militair verdrag
zijn. zoo zeide hij, grove vervnlschingen.
Na zijn arrestatie werd Frank naar het
paleis van justitie vervoerd, waar hij een
verhoor onderging dat 454 uur duurde.
De documenten werden op hem bevonden
Hij vertelde hoe hij ze gemaakt had. De
Fransche zegels wist hij b.v. na te bootsen
door middel van een nikkel 25 centime stuk
De arrestatie van zijn medeplichtigen is
aanstaande.
Omtrent de affaire der valsche ducumen
ten wordt beweerd, dat Frank aanvanke
lijk van plan was ze aan den Duitschen
spionnagedienst te verkoopen, maar dat
naar zijn meening de verkoop aan een Ne
derlandsch blad lucratiever was.
Tijdens het verhoor heeft Frank ver
klaard dat het valsche document, gepubli
ceerd door het Utrechtsch Dagblad, een
onthulling in groote lijnen van het oude
Fransch-Russische verdrag was, dat door
de Sovjets openbaar is gemaakt.
Hij zeide verder de vervalsching ook te
hebben aangeboden aan het bureau der
Duitsche spionnage in Mnlheim, maar deze
twijfelde aan de echtheid en weigerde het.
Daarna heeft hij zich in verbinding gesteld
met de Activistische elementen, o.a met
Ilerremnns, redacteur van het dagblad „De
Schelde", die als tusschenpersoon gediend
heeft voor den verkoop van het stuk aan
het Utrechtsch Dagblad. Tegen Herremans
is een order tot arrestatie uitgevaardigd,
maar om 12 uur Zondagmiddag was deze
nog niet uitgevoerd.
De rechter van instructie heeft den ge-
heelen middag bet onderzoek in de zaak
der valsche documenten voortgezet.
Verschillende getuigen zijn aan een ver
hoor onderworpen, o.a. de vrouw van
Frank, die daarna weer in vrijheid werd
gesteld.
Ook Frank zelf is langdurig ondervraagd,
waarna hij onder beschuldiging van verval
sching in arrest werd gesteld
Gisteravond om half 7 werd hij in de ge
vangenis opgesloten.
Duitsche persstommen over de
arrestatie van Frank Heine.
Berlijn. 4 Maart (V.D.) De Maandag
ochtendbladen van Berlijn geven uiting aan
een gering vertrouwen in de bekentenis van
den „avonturier" Heine. De „Montagspost"
Is van meening, dat men de verdacht snelle
en uitvoerige berichtgeving uit België met
•en zekere voorzichtigheid moet opnemen,
daar men er daar slechts te veel belang bij
heeft Reeds het feit, dat Frank Heine naai
Brussel teruggekeerd is, ofschoon hij een
arrestatie verwachten kon, is zeer merk
waardig. Ook de „Montag" schrijft, dat het
den schijn heeft dat de Belgische regeering
een na dinlomatieke onthullingen vaker
toegepast prócédé in scène gezet heeft, om
het weerleggen van de documenten, wat
door de dementi's niet geschied was, te ver
sterken. Aan do Belgische regeering is het
thans de waarheid van de bekentenis te be
wijzen. Verder deelt de „Montag mede, dat
de bewering van den Brusselscben corres
pondent in de Parijsclie „Soir'. dat de po
litie Zaterdagavond een huiszoeking zou
hebben gedaan In de woning van den cor
respondent te Brussel van den „Scherl
verlag" volkomen valsch is.
EEN ONDERZOEK DER DUITSCHE
REGEERING.
B e r I ij n, 4 Maart (V.D.) Van welinge
lichte zijde wordt medegedeeld dat van
Duitsche zijde een onderzoek zal worden
ingesteld naar de in de Belgische pers
gepubliceerde mededeelingen van Franck
Heine, betreffende de vervalsching van de
in het Utrechtsch Dagblad gepubliceerde
documenten, welke hij naar zijn zegRen. ook
aan Duitschland zou hebben aangeboden.
Vermoed wordt, dat in den loop van den
dag nog een officieele verklaring zal wor
den gepubliceerd.
De Amerikaansohe onthullingen,
officieel valsch verklaard,
Londen, 3 Maart (V D) De Zaterdag
door de Hoarstpers gepubliceerde tekst van
een tweede geheim verdrag tusschen ze
kere militaire machtén in Europa, inclu
sief Engeland, wordt van officleole Engel-
sche zijde valsch verklaard. Voor zoover
Groot-Brittanië betreft, wordt met den
meesten nadruk er op gewezen, dat de be
weringen van iederen grondslag ontbloot
zijn. Het algemeen oordeel is, dat zij waar
schijnlijk aan den wensch ontspringen om
de door de Nederlandsche publicatie ont
stane onrust opnieuw aan te wakkeren.
Het oordcel van generaal Snij»
ders na onze laatste publicaties.
Generaal Snijders schrijft thans o.m. in
het Vaderland:
Ten aanzien van de eerste publicatie van
het Utrechtsch Dagblad heb Ik mij in mijn
•orig artikel van een uitspraak omtrent
de echtheid der stukken onthouden .Hoe
zeer ik neigde toe te geven aan den indruk
van authenticiteit, weerhielden mij kiesch-
heid en voorzichtigheid een beslist oordeel
uit te opreken, zonder nader bewijs.
Het proces verbaal houd ik voor echt Ik
kan dit niet bewijzen, maar de indruk
dringt zich onweerstaanbaar op. Dit is een
stuk van verpletterende realiteit. Men zal
natuu'lijk de echtheid betwisten maar dit
zal niet baten Zoo n stuk verzint men niet!
Zoo aanvaard en handhaaf ik dan ook
de meening omtrent de Fransch-Belgische
plannen tegen ons land, zooals ik die in
mfjn vorig opstel nog onder voorbehoud heb
uitgesproken. En met meer weerzin dan
ooit tevoren keer ik mij af van de vredes-
huichelartj der groote politiek
In mijn vorig artikel bepleitte ik volle
dige openbaarmaking van het Fransch-
Belgisch accoortl. ten einde het opgeschrikt
en verontrust Europa gerust te stellen
Van dit denkbeeld kom ik na de bestij
deering van het proces-verbaal terug. Pu
blicatie is overbodig, want ieder kent thans
het accoord. Publicatie zou ook geen en
kelen waarborg seheppen, dat niet achter
de schermen eon accoord werd gemaakt en
uitgewerkt. Zelfs registratie bij den Vol
kenbond is een ledige vorm, naar onop
rechtheid in internationale verhoudingen
de staten-samenleving verpest.
Mr. Marchant acht de Bel»
gische tegenspraak onvol
doende
My. Marchant zegt in de Vrijz. Demo
craat o.m
Men kan niet zonder meer den be
wijslast leggen op de wederpartij In
hetverdrag van 1920 staat, dat Je be
woordingen van de overeenkomst stipt
geheim zullen worden gehouden Men
zal over en weer zijn positie aanneme
lijk moeten maken.
Dit hebben de vreemde regeeringen
cn de pers begrepen'en zij hebben zich
uitgesproken. Wij kunnen niet zoggen,
dat deze eerste proeve, om aanneme
lijk te maken dat de stukken val-cb
zijn, gelukkig is geslaagd Integendeel
wij moeten tot ons leedwezen verkla
ren. dat de bespreking in het Belgisch
Parlement ons het ergste doet vreezet»
Diplomaten, niet het minst Belgische
ministers, hebben zich meester* ge
toond in het afleggen van dubbplzmni
ge, studie eischende verklaringen WIJ
herinneren ons dit nog uit de tractaat
geschiedenis. De veerzekering, dat een
persoon, die een bepaalde functie be
kleedt. toch „fatsoenlijk man" is, neefl
niets om het lijf In zekere kringen is
gebruikelijk te liegen als er gelogen
moet worden, zooals men „niet thuis'
ia als men wel thuis is.
Deze vragen betreffen niet de studie
van een genera'en staf op eigen gele
genheid zij betreffen de uitvoering, in
onderling overleg, door de vertegen
woordigers van de landen, die partij
zijn bij een militair accoord, van dit
accoord zelf.
De vragen zijn niet ontkennend be
antwoord. Integendeel, men is er om
been gedraaigd, denkelijk om een ant
woord te ontgaan. Moeten die vragen
bevestigend worden beantwoord ian is
daarmee de beteekenis van het accoord
van 1920 komen vast te staan.
Ook omtrent den inhoud van het ac
coord van 1920 laat men zich ni«t uit.
Men zegt niet ja en men zegt niet neen
Men zegt alleen er staat niet in wat
het stuk van 1927 inhoudt en dat heeft
niemand beweerd.
De heeren dwingen zelf ons tot de
conclusiezij beweren wel, energiek
zelfs, dat de stukken valsch zijn, doch
de motiveering is van dien aard, dat
do bewering weinig aannemelijk
schijnt. Zij hebben listig willen zijn,
doch zij hebben te veel gezegd om daar
mede resultaat te verkrijgen.
De wijze waarop in België regeering
en parlement en pers op dit incident
hebben gereageerd, brengt een onbe
haaglijk gevoel teweeg.
Publicatie en tegenspraken alle
bei waar.
In De Standaard uit de heer H. Co-
lijn de volgende onderstelling:
„De verwarring, ontstaan uit publi
catie cn tegenspraak, doet allerlei gis
sing rijzen ter verklaring van de tegen
3tellingen.
Ecnerztjds is er de publicatie, dia
haast niet onecht zijn kan.
Aan den andoren kant is er de beslis
te tegenspraak met betrekking tot het
verdr-.g.
Kan het ook zijn. zoo vragen we, dat
beide gelijk hebben?
Dot is inderdaad niet uitgesloten. Stel
eens. dat er geen eigenlijk gezegd ver
drag bestaat. Dat er in 1920 alleen over
eengekomen werd. dat beide landen, in
bepaalde omstandigheden, elkander
militairen bijstand zouden verleenen en
dat de wederzijdsche staven de plannen
daartoe zouden uitwerken
Dan viel er in 1920 aan den Volken
bond metterdaad niet andere mee te
deelen dan in de beide brieven medege
deeld werd.
De staven zijn dan in 1920 bijeenge
komen cn hebben zekere algemeene be
ginselen directieven gelijk men in
militaire taal pleegt to zeggen op
schrift gesteld. De paragrafen van dien
leidraad, van die directieven, zouden
dan overeenkomen met de artikelen
van wat als verdrag aangeduid werd,
maar jn strikten zin van Regeering
tot Regeering geen verdrag zijn
Over de toetsing van die directie
ven aan de omstandigheden, over
hunne uitvoering en toepassing, hield
men dan jaarlijks besprekingen. Ook in
192? En zoo ontstond het document,
dat door het U D. werd gepubliceerd
Indien de zaak zoo een9 lag, zou men
sommige der ontkenningen kunnen
verklaren, zonder er bij te moeten vra
gen, op welken voet die ontkenningen
staan met de waarheid.
Natuurlijk bleef de beteekenis van
het document voor ons even ontstel
lend. maar de oplossing der gerezen
moeilijkheden werd wel eenvoudiger.
Een verklaring van Regeering en
Volksvertegenwoordiging in den geest
der motie Vor zou dan wel een des
avoueering der staven inhouden, maar
den politieken horizon ongemeen ver
helderen
De regeeringen behoeven
niet te weten waf de ge»
ner&Ie staven doen I
De Volkskrant (r.k. rad.) schrijft ouder
den titel Een verbluffende verklaring
De regeoringen wolen niets van de
overeenkomsten hunner generale sta
ven.
Dit is. naar uit Berlijn wordt gemeld,
het standpunt der Duitsche regeerings
kringen inzake de onthullingen om
trent het Franseh Belgische verdrag.
Een meer verbluffende verklaring is
nauwelijks denkbaar
Zij stelt al het overige, zelfs de vraag
of de Utrechtsche publicaties echt of
valsch zijn, in de schaduw.
Kijk het Duitsche standpunt nog
eens goed aan.
De Duitsche regeerlngskringen zijn
van oordeel, „dat men van de betrok
ken (Fransche en Belgische) ministers
onder geen voorwaarde mag veronder
stellen. dat zij. mede gebonden door het
verdrag van Locarno, ook maar hel
minste hebben geweten van de over
eenkomsten hunner generale staven."
Het is ongetwijfeld buitengewoon
hoffelijk, maar het is dom in het kwa
draat.
Fransche cn Belgische generale sta
ven hebben (dit nemen de Duitsche re
geerlngskringen aany overeenkomsten
gesloten, maar de Fransche en Belgi
sche regeeringen keuren die niet goed
dit zou niet kunnen vanwege Locarno),
doch weten er ook niets van.
Kan het onschuldiger
De Fransche en Belgische regeerin
gen laten hun generale staven eenvou
dig begaan, interesseeren zich niet voor
hetgeen die heeren uitvoeren, noch
vragen zich af, voor welke consequen
ties ze eventueel kunnen komen te
staan.
Is het niet meer dan onnoozel I
Oud-minister Vandervelde gaf zich
reeds bloot, toen hij in de Belgische
Kamer zoo langs z'n neus weg zei, dat
het Utrechtsche stuk misschien van
den een of anderen stafofficier afkom
stig kon zijn, maar dat de Belgische
regeering daarvoor niet aansprakelijk
was.
staande collega's van ongerepten naam in
zóó hooge mate waarschijnlijk werd geacht,
dat zij» werd het document onder hunne
berusting gebracht, niet zouden aarzelen,
tot publicatie over te gaan.
Do Hoofdredactie achtte voorts de publi
catie gerechtvaardigd door de wetenschap:
A. dat de bevoegde Nederlandsche Over
heid vóór de publicatie in de gelegenheid
Is gesteld, om zich. desgewenscht, van de
authenticiteit vari het document te verge
wissen of te doen vergewissen;
B. dat aan de verwerving van dit docu
ment van zeer hoogstaande officieele zijde
groote waarde werd gehecht;
C. dat betrouwbare organen der overheid
!die ten deze ten volle bevoegd moeten
worden geacht, de juistheid van den in
houd als zeer waarschijnlijk aanmerken,
en dat één dier organen de volstrekte
authenticiteit van het document vóór de
publicatie gewaarborgd heeft, en ook zoo
wel na de buitenlandsche démenti's als na
het bekend worden der zoogenaamde be
kentenis, als volstrekt onaantastbaar op de
stelligste wijze tegenover haar heeft ge
handhaafd.
De stukken zijn door den heet
D. G. van Beuningen
aangeworven
De Hoofdredactie van „Het Utrechtsch
Dagblad" heeft, ten aanzien van het docu
ment, in zijn geheel afgedrukt in haar
nummer van Donderdag 28 Februari 1929,
Avondblad, op Zaterdag 2 Maart 1929 d.a.v.
verklaard, dat dit kwam „uit onverdachte
bron".
Naar aanleiding van de zoogenaamde be
kentenissen, die, volgens Brusselsche be
richten, door een individu, zich noemend
Frank of Heine, zouden zijn afgelegd, en
welke zouden inhouden, dat dit document
door hem was vervalscht en doorhem of door
zijne vrienden aan het „Utrechtsch Dagblad"
verkocht, verklaart do Hoofdredactie, in
aansluiting aan het formeele démenti, voor
komende in hot Ochtendblad van heden,
het volgende
De Hoofdredactie van „het Utrechtsch
Dagblad" heeft besloten tot de publicatie
van het genoemde document naar aanlei
ding van ecne opening, haar gedaan door
eene hoogstaande Nederlandsche persoon
lijkheid, die wegens zijn persoonlijk karak
ter en wegens zijn officieele positie recht
had op onvoorwaardelijk vertrouwen.
De Hoofdredactie heeft, gelijk reeds door
haar op 26 Febr. j.l. is meegedeeld, het be
doelde document, „met eigen oogen" ge
zien en bestudeerd, ten einde zich „in eigen
geweten" van de authenticiteit te overtui
gen Zij heeft, alvorens tot publicatie over
te gaan, omtrent de echtheid der op het
document geplaatste waarmerkende hand
teekening het advies ingewonnen van een
handschriftkundigo van erkende vak
kennis en 2ich bovendien verzekerd, dat
de echtheid van het document door hoog
De Nieuwe Rotterdamsche Courant van
gisteravond meldt
Wij hebben vandaag een onderhoud ge
had met den heer D. G. van Beuningen. Dit
gesprek had plaats in den vorm van de
volgende vragen onzerzijds en antwoorden
van den heer Van Beuningen:
In verschillende bladen is uw naam
genoemd in verband met het militaire ver
drag tusschen Frankrijk en België.
Hebt u met de publicatie te doen gehad?
Ik kan u ten stelligste verklaren, dat
ik nóch direct, noch Indirect, iets te maken
heb gehad met de publicatie in het U. D.,
nóch ook met eenig artikel of eenige
medewerking, die in deze aangelegenheid
in andere bladen is verschenen. Ik heb er
part noch deel aan.
Wtet U dan niets van de zaak af
Er is mij een en ander van bekend.
Mij zijn stukken aangeboden, waarvan de
belangrijkheid voor Nederland mij aan
stonds bleek. Ik heb den inhoud ter ken
nis gebracht van degene, die naar mijn
meening daarvan behoorde te weten, n.l.
de Nederlandsche regeering.
Was het maar één stuk, te weten dat
gene. dat het U. D. in extenso heeft ge
publiceerd
Neen, er waren meer stukken.
Wat was de aard dier stukken
Daarover laat ik mij niet uit
Is bet door de N. R. C. aan het U. D.
ontleende stuk correct weergegeven
De inhoud van dat stuk was mij bekend.
Ik heb daarom het courantenbericht slechts
vluchtig gelezen, maar afwijkingen zijn mij
daarbij niet opgevallen.
Hebt u niet getwijfeld aan de echtheid
der stukken?
Voor twijfel aan de echtheid dier stuk
ken was holaas niet de allergeringste twij*
fel overgelaten. Ik heb mij daarvan nog
vergewist. Dat is dan ook de reden, waar
om ik de mij toegezonden stukken niet af
gewezen heb.
Hoe verklaart u de publicatie?
Daar heb ik geen verklaring voor.
Maar wat met de stukken gebeurd of ver
richt Is, veór dat zl) in mijn bezit kwamen,
Ir mij uit den aard der zaak onbekend. Zij
zijn voor eenige publicatie niet meer uit
mijn handen geweest.
Zou de echtheid te constateeren zijn?
Zeer zeker. Indien de betrokkenen dit
zouden vvenschen, zou er mijnerzijds geen
enkel bezwaar gemaakt worden tegen welk
onpartijdig onderzoek ook. Ik zal daarover
wel overleg moeten plegen met de regee
ring.
Zijn de handteekeningen juist?
Er kan voor het door het U. D. ge
publiceerde 6tuk slechts sprake zijn van
één handteekening: die van Michem,
welke Belgische officier voor conform heeft
geteekend.
Er zijn klaarblijkelijk nog andere stuk
ken.
Staan daar de handteekeningen op van
de andere door het U. D. genoemde Fran
sche of Belgische officieren?
Fransche eigen handteekeningen ko
men op de stukken niet voor, wel nog de
eigen handteekening van den chef van den
Belgischen generalen' stai.
Hebt U ooit contact met de Bolgische
activistische partij gehad
Nooit of te nimmer.
Hebt U in „De Courant" van heden
ochtend gelezen, dat Uw naam door Frank
Heine aan de correspondent van da
„Soir" in verband is gebracht met eon
spionnenkliek
Dat ls te dwaas om een antwoord
op te geven.
Hoe verklaart U de tegenspraken der
diverse regeoringen
H«n zou mij niet in het minst ver
wonderen, als de ministers Brland, Cham
berlain en Hymans Inderdaad niet van den
inhoud der bedoelde stukken op de hoog
te zouden zijn. Immers, het gaat hier ora
zuiver militaire documenten.
„En Juist daarom acht ik de zaak zoo
gevaarlijk, omdat naar mijn oordeel de
wereldoorlog in 1914 wellicht nog verme
den had kunnen worden als niet juist
zulke militaire regelingen bestaan hadden.
Mag ik U tenslotte vragen of U aan
het voorgaande nog iets hebt toe te voe
gen
In dezen niets anders, dan dat ik
overtuigd ben als rechtgeaard Nederlander
te hebben gehandeld.
Oodf «ctiool vriendin_En aM cm Jt oei amet oo Ie i».
trau.r w acvmiec xnt r I
Vroun J4()D «BiO*. APisslns Sïiow»