KEITJES ®- IH5SFOOKT5CH BAGBIAD Donderdag 14 Maart 1929 .DE EEMLANDEft" 27e Jasrrang No. 216 DE VOLKENBOND IN VERZUIM? DE HUIVERING EENS MINISTERS De heer v. Beuningen weer geïnterviewd AMERSFOORTSCI DAG3LAD 3 X voor f 1.— Yoorja&rsmant@?s en SVlantelcostumes. FEUILLETON. Oe Wettige Erfgenaam Nadere verklaring van Prof. dc Louter Do heer L. Simons verzoekt aan de N. R- Ct. opneming van zijn, hier volgende be schouwingen: Zal de publicatie van het document door het Utrechtsch Dagblad inderdaad worden omgezet in een winst voor de internatio nale verhoudingen en allereerst voor die tnssc'nen ons land en België, dan zal het strikt noodzakelijk zijn, dat vóór alles ver meden wordt een verdoezeling van het ge val door het verkeerd gebruiken van juiste termen, en het vasthouden aan valsche voorstellingen. Zoo zal niet mogen geredeneerd gelijk het katholiek Belgische dagblad de V i n g t i rn e Siècle doet: „Het is kwa de trouw nog te spreken van agressieve bedoelingen van België, waar de verant woordelijke regeeringen verklaren, dat er in de Fransch-Belgische overeenkomst geen kwestie is van Nederland". Immers de kwestie van agressieve bedoelingen van Belgische zijde tegen Nederland bleek niet uit die gepubliceerde overeenkomst, maar uit de blijkens het verslag der be sprekingen van den Belgischen generalen staf met den FranSchen omtrent de uit die overeenkomst te trekken conclusies, wan neer België uit onze weigering om aan de door onze Zuiderburen gestelde eischen te voldoen zou construeeren. dat hier een ge val van „agressie" was. Uit den openbaar gemaakten tekst van die besprekingen bleek dan voorts, dat van Fransche zijde die Belgische vraag rnet een feitelijke ont wijking was beantwoord: het Fransche leger moest voor meer belangrijke conflic ten bewaard worden. En nu mag toch niet vergeten worden, dat volgens de officieuse en officieele Belgische erkenning dit in ons land openbaar gemaakte stuk, hetzij echt, betzij nagemaakt, stamt uithet Belgische re- geeririgsbureau. Hoe hoog men moet gaan met het stellen der verantwoordelijkheid voor dit aanvankelijk op rekening van on- dergeschikte ambtenaren geschovep werk, kan. hangende het regeeringsonderzoek in België, nog niet worden uitgemaakt. Hoe vèr het afwijkt of z ij afwijken, vermits er sprake is van een document van het origineele, kan eerst worden vastgesteld door het onderzoek van een Internationale Cómmissie. Met welk doel in die regée- ringsbureaux dit werkje is ondernomen: om Duitschland te bedriegen: om de Vlaam- sche Frontpartij te kunnen compromittee- ren: om de betrekkingen met ons land te verslechten, daaromtrent, weten wij nog altijd niets Móar als wij de officieele en officieuze lezing omtrent het geval aan vaarden, dan kan dit toch niet gebeuren zonder vast te stellen, dat, indien door dit document de verhouding rnet ons land weer verminderd is, dit allereerst het. gevolg is van het opzettelijk gemaakte echte-valsche stuk ineen Bnisselsch regeerings- bureau. Dat dus de verantwoordelijkheid d&ar te zoeken is en niet bij ons, welke fouten dan ook misschien dezerzijds ge maakt zijn. Zooals indertijd door de uit het bureau van het ministerie van buitenland- sche zaken te Brussel uitgezonden annexa tie-circulaire omtrent „Limbourg cédé". Als men in België werkelijk prijs stelt op goede verhoudingen met. ons, zal men daar toch moeten beginnen met een zoodanigen „Kuisch" in de regeeringsbureaux en aan hangende lichamen, dat wij niet op een goeden dag meer dergelijke verrassingen te verwachten hebben. Aan schoone rede voeringen hebben wij weinig. Het komt op de daden aan. En op den geest aan, die te Brussel heerscht. Inmiddels moet dit geval toch ook zijn Ie9 toonen aan wie, hier te lande en elders zich wijden aan de verbreiding van de ge dachte aan Vrede en Verzoening der Vol keren, in den geest van den Volkenbond. Die Bond heeft in 1920 door goed te keu ren, dat het Franscb-Belgiscli tractaat niet in werkelijkheid openbaar gemaakt werd, doch slechts de mantelnota ervan, de ver antwoordelijkheid voor het geheele gerucht makende geval te dragen. Had men toen vastgehouden aan den eisch van publica tie: hadden de Belgische socialisten, die in dit geheele geval zich zoo luid hebben doen hooren, hun plicht gedaan, en den eisch der Frontpartij in het Belgisch parlement omtrent publicatie van de overeenkomst ondersteund, hadden zij met deze partij samengewerkt orn, na Locarno, die over eenkomst, als nu overbodig, op te zeggen, heel die stoornis in de internationale ver houdingen cn geest van de laatste weken ware onmogelijk geweest. Men kan zich niet, met den oud-minister Huysmans, er van afmaken door te zeggen: die wensche* lijke opzegging is door de publicatie van het Utrechtsch Dagblad nu voorshands on mogelijk geworden. Immers: wie zoo wil len getuigen voor hun anti-rnilitarisme en Vredesdrift, als thans de socialisten, had den geen oogenblik mogen verzuimen om, na Locarno, zelf onmiddellijk dien eisch te stellen: zij waren immers ook in België ..Regeeringspartij" en dus mee-verantwoor delijk. De incidenten der laatste weken hebben nu juist demonstratief getoond, welk gevaar dit plichtverzuim met zich brengt. Men mag hetgeen in 1920. onder de na werking der oorlogspsychose gedaan is en nagelaten, inderdaad niemand te hoog aan rekenen Ook den Volkenbond niét voor zijn 2\vakheid van toen. Doch nu wij dan eindelijk aan den opbouw willen van het waarachtige internationalisme, moet ook hier de groote schoonmaak worden inge zet. Men zal geen werkelijk vertrouwen kunnen kwee ken in den geest van Locarno en de uitbanning van den oorlog volgens het Kellogg-pnct, zoolang niet: 1. dit geheime Iractaat tusschen België en Frankrijk óf herroepen, öf ten volle ge publiceerd is: 2. zoolang niet de Volkenbondsvereenigin- gen hun zedelijken invloed tóonen, fdoor niet te rusten, vóór dit zal zijn creschied. Al dit geknoei, zooals het dan nu in een Belgisch regeeringsbureau is mogelijk ge weest, moet onmogelijk worden gemaakt. Uitleggingen van „geheime tractaten" ver vallen van zelf, als het geheimgehoudene niet rneer geheim is. Hier rusten gVoote verantwoordelijkhe den, die men niet mag of kan verdoezelen door het werken met verwarrende voorstel lingen. Prof. ror. J. de Louter schrijft aan de N.R.Ct.: Geachte Redactie! In antwoord op uwe vraag aan het het slot uwer aanteekeningin de N. H. C. van Zaterdag Avondblad D, deel ik u gaarne mede. dat mijn vluchtige vermelding van het bekende woord van minister Van Karnebeek geen enkele bedoeling had. doch niet anders was dan eene onwillekeurige herinnering aan de vrees, welke toen mij en ande ren. die evenals de minister, over het verdrag heen zagen, vervulde, dat ver werping kwaad bloed zou zetten en eene onvriendschappelijke verhouding tusschen twee volken, die elkander kleine advertenties in het PLAATSING: DINSDAGS DONDERDAGS 2A TERDAGS niet kunnen missen, zou bestendigen of zelfs versterken Het duister cn nóg steeds omsluierd incident der laatst*1 weken is hiervan een treurig teeken. doch slechts een enkele schakel. Ver denk mij niet van eene poging tot her opening van een afgedane zaak, bid ik u. Hoogachtend Uw dw.. J. DE LOUTER. De redactie teekent hierbij aan: Met genoegen plaatsen wij het boven staande, waarin prof. de Louter op onze vraag, welke bedoeling zijne „herinnering" had. ons het zeer duidelijk antwoord geeft: geen enkele bedoeling. Hiermee wordt een misverstand uit den weg geruimd, dat, naar ons gebleken is, bij sommigen heerschte, die tusschen de „huivering" van minister Van Karnebeek en de onthulling van het Utr. Dgbld. verband hadden ge legd. en de vraag stelden: zou minister Van Karnebeek er reeds van hebben ge weten? Wij plaatsen het antwoord van prof. De Louter ook hierom met genoegen, omdat daaruit blijkt, dat ook bij het „incident" van de laatste weken „duister en nóg steeds omsluierd" blijft vinden. Het begint er veel van te hebben, dat, niet behulp van Belgische sociaal-demo craten en vele anderen, het incident in den doofpot zal worden gedaan, zonder eenige poging, om' het door een nader onderzoek van de onder don heer Van Beuningen be rustende stukken tot klaarheid to brengen. Waarom toch neemt de Belgische regee ring het eenige middel niet te baat, clat haar ten dienste staaL om overtuigend bn- wijs van de valschheid der stukken te le veren: een onderzoek van die stukken zelve? Waarom richt zich de Belgische regeering niet overeenkomstig het denk beeld Van Cauwelaert tot de Nederland- sche regeering, om dezer medewerking tot zulk een onderzoek te verkrijgen? Daaraan moet haar toch iets zijn gele gen, wanneer zij ontwaart, dat mannen, wier vriendelijke gezindheid jegens den buurstaat boven alle verdenking is, als prof. De Louter, nog blijkbaar over den afloop van het incident niet zijn voldaan. Zij zou toch ook er mee rekening kunnen houden, dat het voor velen hier te lande uiterst moeilijk moet zijn, zich nu maar zonder meer neer te leggen bij de getuige nissen van een man, van wien men begon nen is in België zooveel kwaad te zeggen als maar mogelijk is zonder dat er iemand omkijkt naar de van hooge Belgi sche handteekeningen voorziene stukken, die deze man beweert te hebben vervalscht. Is er een echt stuk in Brus sel gestolen? De Haagsche correspondent der Kölni- sche Zeitung meldt, volgens de N. Ct., d.d. 12 Maart aan zijn blad: Vanmorgen kreeg ik gelegenheid den heer Van Beuningen te spreken, die gister middag een onderhoud heeft gehad met een gezaghebbende Nederlandsche regee- ringsinstantie. In dit onderhoud was ook de vraag ter sprake gekomen, 'of de pers nadere inlichtingen mochten worden ge geven waarbij de minister zich naar Oud Holiandsch gebruik, tegen verklaarde. Toch heeft de heer Van Beuningen te- gen-over mij het een en ander los gelaten, waaruit zekere gevolgtrekkingen gemaakt kunnen worden. Op onze vraag, of verdere publicaties te verwachten waren, gaf de heer Van Beu ningen ten antwoord: „Die vraag moet u in Den Maag stellen". Dit antwoord is voor meer dan een uit' legging vatbaar Aangezien Van Beunin gen. naar hij zelf heeft toegegeven, in het bezit is van nog andere documenten, is het buiten kijf dat men in Den Haag van alle documenten volkomen op do hoogte is: misschien zelfs berusten op het oogenblik deze documenten a! in Den Haag, maar in ieder geval blijkt, dat Van Beuningen zich geheel voegt naar de aanwijzingen van de regeering. Op de vraag naar de echtheid van de do cumenten verklaarde Van Beuningen dat zich nog niets had voorgedaan, dat zijn vaste overtuiging, dat de stukken echt zijn, aan het vëankelen had kunnen brengen. Kenmerkend was zijn opmerking. „Wan neer de heele kwestie inderdaad in den doofpot wordt gestopt, dan is dit slechts een bewijs te meer, dat de documenten toch echt zijn". Ten aanzien van de bewering, dat een Duitscho spionnagedienst in het spel zou zijn geweest, lachte Van Beuningen; hij verklaarde, dat dit absurd was en vervolg de: Alles wat de Independance Beige op discht, is zoo belachelijk, dat ik niet eens de moeite neem het in de Nederlandsche bladen legen te spreken" Bizonder veel houden deze verklaringen niet in, hoewel het aangenaam aandoet te vernemen, dat het sprookje van den Duit- schen spionnagedienst hier vierkant weer sproken wordt. Het eonige middel om de zoo dringend noodige opheldering in de zaak te verkrij gen. zou zijn een grondig onderzoek, dat echter naar alle waarschijnlijkheid wel zal uitblijven. Zonder medewerking van de Belgische re.geering is de Nederlandsche regeering niet in staat een volledig onderzoek in te stellen en deze medewerking zal wel nooit te verkrijgen zijn. Van eigen stappen houdt het Belgische démenti de Nederlandsche regeering terug en het zou hier een zeer groote verrassing zijn, wanneer de waarschijnlijk op til zijn de bespreking van de zaak in de Eerste Kamer een werkelijk afdoende opheldering van den kant van de regeering zou bren gen. De tijd. waarop deze zaak geheel tot klaarheid zal zijn gekomen, schijnt nog ver te zijn, wat des te meer te betreuren is, omdat do openbare meening, die zich met de zaak te meer bezig houdt, omdat zij volkomen terecht voelt, recht te heb ben op nadere opheldering, dan niet ge rustgesteld wordt Er zijn verschillende le zingen van de zaak, waarvan een zóó in teressant is. dat ze zonder eenigen twij fel aandacht verdient. Ilier doet namelijk het volgende ge rucht de ronde: De heele documentenaf faire zou berusten op feiten, dat in Brussel werkelijk een eclit document zou zijn ge stolen, dat van groote militaire beteekonis is en dat over dezelfde zaak zou handelen als het door het Utrechtsch Dagblad gepu bliceerde document. Toen men den diefstal ontdekt had is het vervalschingsspelletje geënsceneerd on wel door den Brusselschcn spionnagedienst. Het doel van deze actie was de heele zaak troebel te maken, wat dan ook uitnemend gelukt is. Nu zouden ONOPGEVOEDEN. 'k Toefde voor een dagje elders, En ik werd geinvitoerd, Op een alleraardigst feestje. 'k Heb er van geprofiteerd. In een keurig, aardig zaaltje. Was uitstekende muziek. Die er vriendelijk gebracht werd, Aan het plaatselijk publiek. Iedereen was vol bewond ring, Voor hetgeen werd gepresteerd. En 't applaus bewee9 nadrukk'lijk, Dat het zeer werd gewaardeerd. De bezoekers ze genoten. En de aandacht was heel groot. Tot ik eind lijk iets moest merken, Wat ine kolossaal verdroot. Voor het laatst programmnnummor, Zocht men rpeds de uitgang op. Zette door ontijdig weggaan, Gansch het „zaaltje" op haar kop B'rocrd ondankbaar, onbehoorlijk, Onbeleefd zelfs vind ik dat. Zooiets hob ik in niijn leven Nooit nog bij do' hand gehad Als wij hier te zamen komen. En naar een concert toegaan. Hooren we hier hoogst fatsoenlijk, 't Vastgesteld programma aan. Doch daar heb ik ine geërgerd, Aan zoo'n onbeschofte kliek. Aan zoo'n grof, ondankbaar, haastig, On welopgevoed publick!! 'k Was weer grootsch op de bevolking, Van mijn woonplaats leder weet, Dat 't publiek op onze fuifjes" Nooit zoo onbehoorlijk deed. Wij beluist'ren tot het laatste. Steeds correct en zeer beleefd, En we blijven hier waardeeren Wat men te genieten geeft 'k Heb met een publiek zie boven Op m'n woord zwaar medelij En ik dacht: Ik ben erg dankbaar, Dot wij niet zoo zijn als zij!?!?'9' GROEGROE. er In Nederland minstens twee documenten zijn, waarvan één echt is, terwijl het an dere door den Brusselschcn spionnage dienst in elkaar gelapt zou zijn. Dat deze lezing ook in serieuze kringen levendig besproken wordt, kan hierdoor verklaard worden, dat inderdaad alle tot dusver aan het licht gekomen gebeurtenis sen zich er mee laten rijmen Het schijnt, dat men tengevolge van de, geslotenheid van de regeering-toi.acn zeer spitsvondige theorie gekomen is die bedriegplijk sterk op -de waarheid lijkt Deze theorie zou de eigenaardige houding van Ihr. Beelaerts van Blokland verklaren: ook de affaire Al- bert Frank zou in de legkaart passen en de overtuiging van den heer Van Beuningen, echte stukken in bezit te hebben, zou ook gerechtvaardigd lijken. OVERREDEN. De koopman Frans Stoffels te Znamslng, die in zijn wagentje gezeten, Dinsdagmiddag in de Groenstraat onder die gemeente de kruising met de rails van de Zeeuw.sch- Vlaamsche stoomtram passeerde, cn wiens paard doorschoot, toen de trein uit richting Terneuzen kwam, is aangereden. Het. wa gentje werd op zij geworpen, doch Stoffels werd zoodanig gekwetst dat hij overleed. Op de spoorbaan bij Franeker is de 23- jarige S. Cattier door den trein overreden. I.N.V. COMPAGNIE LYONNAISE UTRICHTSCHIWEG 10 - TEL. 179 - AMERSFOORT Laat ons dat zijn, wat we zijn en spreken wat we denken en in alles waar zijn. LONGFELLOW. Door E. PHILIPS O PP EN H EI M. Geautoriseerde vertaling van MeJ. E. J. B. „Ik werp geen blaam hoegenaamd op uw zuster," verklaarde Lord Hcnry. Elk denk beeld aar» ec-r» huwelijk tusschen haar en mijnheer Ambrosius zou mij zeer hebben te gengestaan". „Dat is goed en wel", groomde Eustatius, „maar ik zie niet, waarom ze hem moest be- leedigon." „Die soort menschen voelt zich zoo gauw bc-leedigd," zuchtte zijn moeder „Denk maai eens hoe voorzichtig we moeten zijn op de jaarlijksohe feesten dei pachters. Nog on langs op Kerstmis liep mijnheer Grimes, de slager, nijdig weg, omdat ik een van mijn dansen met hem vergat „Ik herinner mij dot," zeide Lord Henry. De brutale kerel zond zijn rekening do vol gende week „Hoe maak je het, Francis? Hoe gaat het v Sir Stephen", voegde hij er aan toe toen de beide mannen door de deur van het terras binnenstappen „We zijn hier goed op tijd, zooais u ziet Francis knikte de beide heeren toe, ging toen naar het raam en kuste de hand van zijn tante. Daarop keek hij rond met een fronsen van de wenkbrauwen. „Monica is toch gezond hoop ik y „Niemand weet 't coit als Mcnica iets hoeft", antwoordde lady Henry. Zij scheen zeer vermoeid. Je weet, vermoed ik, dat zij den winteT met haar tante zal doorbrengen." „Ik heb er niets van gehoord" „Mijn zuster is Monica's peettante", vet- vclgde lady Henry. „Zij heeft Mon:ca onlangs geholpen in financieede moeilijkheden en als dank zal het lieve kind eenigen tijd aan haai wijden." „En God hei-po h#r.r l" riep Eustatius vurig uit. ,ik kon mij niet herinneren. Frauds", merkte zijn tante op, „of je ooit mijn zuster Grace hebt ontmoet, zij is vrees ik, een nog al veeleischende persoonlijkheid." „Ik had eens het genoegen", gaf hij toe. „Ik zag dat zij sukkelend was." „Een zieke van de soort, die afwisselend de baden in Cheltenham en Karlsbad ge bruikt", verklaarde Eustatius. „Zij is te dik om te leven en te bang om te sterven Zij *s steeds vergezeld door drie Chinecsche hand jes, eon gezelschapsdame met een geziobt zoo zuut a!s azijn, en een soort van John Brown major-domo,, wien ze waarschijnlijk r.l haar spaarduiten zal nalaten Et is geen twij fel aan. Monica betaalt duizend procent voor haar geld." Er was een korte pauze. Lord Henry schrapte zijn koel heei gewichtig. „We moeten je gel uk w en s ch enFrancis", verklaarde hii. ,.Ik heb gezien dat de com missarissen wijselijk een redelijke opvatting hebben gehuldigd omtrent het succes van Grcy Lady". ,.Zoo vat ik het ook op", gaf Francis droogjes toe. ,Ik geloof echter dat de helft van de mmschcn die de rennen bezocht en, nog overtuigd is, dat ik een zwendelaar ben." Zijn oom fronste de wenkbrauwen. „Ik ben er van overt ugid, dat ie je vergist. Steeds als een Qntfield een stal met renpaar den heeft beze'. n werden de paaiden in de eerste plaats gehouden voor sport en daarna pos voor het publiek." De eerste „Derby" van je grootvader was de mc-est populaire overwinning van zijn ge neratie. Ik vcimoed, dat ik dc eerste van de fami lie ben, die ooif. is gedisqualificeerd,merk te Francis op. Lord Henry trok een pijnlijk gezicht. „Wil mij verplichten, lieve neef, met niet zulke sterke uitdrukkingen te gebruiken", ver zocht hij „De aanwijzing die je van de commis sarissen kreeg, om hun besluit al te wachten, wees niet op zulke ingrijpende maatregelen". Francis uendde zich af van het raam met een lichten glimlach. „Ik kan hier rnoar zeer kort blijven", merkte hij op. „Het zou mij aangenaam zijn Monica te ontmoeten". „Zeer zeker, natuurlijk", stemde lord Henry toe, terwijl hij schelde. „Zij is met ons meege komen, maar ik denk dat ze met mijnheer Moss praat. Je bent zeer goed voor dien vent geweest, Francis" „Purkins, verzoek lady Monica hier te ko men", voegde hij eraan toe tot den bediende, die op zijn bellen was verschenen. „Mijnheer Moss is een uitstekend bibliothe caris", zeide Francis koel. „Ik houd ervan, zoo veel mogelijk de menschen te behandelen over eenkomstig hun verdiensten". „Dat is juist", stemde ziin oom zenuwachtig toe. „Ik denk sir Stephen", vervolgde hii, zich tot den advocaat wendende, die in gesprek was met lady Henry, „dat het beter zou zijn Francis in eens de juiste reden te zcgp°n, waarom wij dit onderhoud hebben gevraagd" „Zoo kort mogelijk, als 't u blieft", gelastte de laatste. „Juist", beloofde lord Henry. „Het is noodig geworden om eenige fouten bekend te maken die daar ben ik zeker van, je voor de eer van het Huis ernstig zult \w len overwegen". Francis nam plaats in een stoel met hooge leuning op eenigen afstand van het overige ge zelschop. „Laat mij hooren wat het is", verzocht hij. „Sir Stephen zal onze positie toelichten", fluisterde lord Henry. „De zaak is in het kort deze", verklaarde de advocaat opstaande en naast lord Henry op het haardkleed plaats nemend. „Lord Henry en lord Eustatius bevinden zich beiden in ernstige finan- cieele moeilijkheden. Zij hebben mij geraad pleegd cn den wensch geuit hun positie aan u duidelijk te maken. Als zaakwaarnemer van de familie, vroegen zij mij u zekere feiten mede te dcelen". „Ik ben bereid tc luisteren", verkondigde Francis op kleurioozen toon. „Lord Henry is onbescheiden in zijn uitgaven geweest en uw neef Eustatius heeft gewed op de verkeerde paarden", vervolgde sir Stephen. „Niettegenstaande uw edelmoedige toelage moesten beiden geld leenen Zij werden voo ge steld ik meen door u in de eerste plaats aan mijnheer Ambrosius, wiens buitengewoon gedrag hen in hun tegenwoordige ernstige posi tie heeft gebracht". „Buitengewoon gedrag?" herhaalde Francis vragend. „Ik meen, dat zelfs u dit een zacht woord zult oordeelen. Mijnheer Ambrosius, die blijkbaar graag op goeden voet stond met de verschi len de leden der familie, schijnt uw oom en uw neef bijna te hebben aangemoedigd geld te leonrtn, enkel op hun handteeker.ing Er werd geen tijd vastgesteld voor terugbetaling, dus zijn zij fei telijk niet in gebreke gebleven aan hun ver plichtingen te voldoen. Toch schijnt hij verleden weck tot de meest ongewone actie te zijn over gegaan. Hij heeft dagvaardingen uitgegeven te gen hen beiden voor het geheele verschuldigde bedrag. Deze actie is vermoedelijk te wijten aan een denkbeeldige beleediging, door een van de leden der familie hem aangedaan." „Hoe hoog zijn de bedoelde bedragen?" vroeg Francis. ,Ik moet bekennen, dot zij afkeurenswaardig hoog zijn", gaf Sir Stephen toe. „Lord HenrtP schijnt den man zeven en twintig duizend ponu schuldig te zijn en lord Eustatius ongeveer twee en dertig duizend". „Ik dacht dnt „Laughing Sally" zeker was", verklaarde Eustatius berouwvol. „Ik wedde ne gen tegen één. „Uw eigen schuld schijnt vrij hoog lord Hen ry", merkte Fruneis op. „U wedt niet, wel?" „Het bedrog van mijn schuld is voortduiend een bron van verbazing voor mij zelf geweest, dat moet ik bekennen", gaf zijn oom toe „Ik vrees dat ik een beetje verkwistend moet zijn. De kosten van onderhond van twee huizen zijn ook in dezen tijd zeer aanzienlijk". „Het Weduwenhuis, dat je zoo vriendelijk waard ons te laten", verklaarde lady Henry, en dat we mochten beschouwen als onze buitenwo ning en het huis dat we hebben gehuurd in Charles Street, zijn beide groote gebouwen, Francis, hoewel je toelagen uiterst edelmoedig waren. Ik kan je verzekeren dnt de boeken mij eenige maanden hartkloppingen bezorgd heb ben. Dc prijs van spek alleen „Ik denk niet, dat de zeven en twintig duizend pond van com Henry aan spek zijn uitgegeven", viel Francis hoar in de rede. f Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1929 | | pagina 5