KINDERRUBRIEK
Rubriek van Oom Karei
x
xxxxxxxxx
De Oude Tuinbaas.
Allereerst moet ik het nu met jelui eens
hebben over de raadsels. In den loop van
den tijd hebben verschillende neefjes en
nichtjes mij allerlei raadsels gestuurd om
in de krant te zetten. Zoo h.eb ik dan nu
wel een heelcn voorraad raadsels, maar
toen ik ze allemaal dezer dagen nog eens
nakeek, bemerkte ik. dat er eigenlijk be
trekkelijk weinig raadsels meer over wa
ren. die geschikt zijn voor onze krant. Heel
veel raadsels die ik kreeg, bleken nog al
moeilijk (e zijn. Tenminste de laatste we
ken wordt er in de briefjes erg over ge
klaagd, dat de raadsels zoo lastig waren.
En toch zijn het allemaal raadsels, die ik
van jelui zelf heb gekregen. Maar ik be
grijp het wel. De meeste neefjes en nichtjes
hebben liever kruisraadsels en spreek
woorden raadsels. Die zijn meestal gemak
kelijker te vinden omdat je dan meer ge
gevens hebt. Maar nu wil het juist, dat ik
van dergelijke raadsels erg slecht ben
voorzien. En nu is mijn vraagwie kan
me helpen aan kruisraadsels en spreek
woordenraadsels of dergelijke. Die wil ik
clan heel graag hebben, want de raadsels,
dik ik nu nog heb zijn over 't algemeen
veel te moeilijk, vooral voor de kleineren
onder jelui. Ik hoop dus, dat jelui me wilt
helpen.
Ons nichtje Lilliputter verzocht mij om
een versje dat zij zelf gemaakt had, in de
krant te zetten. Ik zal dat nu maar eerst
laten volgen, anders is er misschien geenr
plaats meer voor. Het heet:
ZE KOMEN WEDER.
Onder de witte wade,
De blanke, sneeuwensprei
Sluim'rcn in zoete ruste
De kinderkens der wei.
De tcere madeliefjes.
De dotters geel als goud,
De lila pinksterbloemen.
De brandnetels stout
Ons is 't, alsof ze dood zijn
Maar, o, heb wat geduld,
Totdat van lenteweelde.
De lucht weer is vervuld
Dan komt de lieve zonne
En als een moeder, zacht
Verwarmt zij d' ijskoude aard©
En smelt de donzen vacht.
In al de bloemenwiegjes
Dringt dan beur warme gloed
En uit hun zoeten sluimer
Ontwaken ze met spoed.
Ze voelen het: 't is lento
Hun wacht een blij festijn,
Ze haasten zich en reppen
Om ook erbij te zijn
Dan zien we ze allen weder
De kinderkens der wei.
Die, o, zoo rustig sliepen
Onder de sneeuwensprei.
De goudgekleurde dotters.
De madeliefjes teer.
En allen juichen blijde:
„We zijn, we zijn er weer
RAADSELS
Oplossingen van de vorige week.
De oplossingen van de vorige raadsels
waren
I. Pijnappel Pijn—appel.
II. Vischvijver. Visch—vijver
III. Omdat hij zijn andere poot heeft op
getrokken.
IV. Stlens. s—tien—s.
De prijswinnaar Caesar kan a.s. Maan
dag zijn prijs aan ons bureau komen af
halen
NIEUWE RAADSELS.
I. Mijn geheel is een spreekwoord van
zes woorden en 25 letters.
116174 is een getal.
231024—11 is een deel van een schoen.
3221112 is een jongensnaam.
3—8—20—18 is een groot water bij Am
sterdam.
17—13—6—7—5—6—15 vindt men op de
heide.
15217—1—21—5 brengt de storm.
9—8—22—10—13—25 is gelijk aan huilen.
II. Kraisraadsol,
X
X
X
a X o
X
X
X
Op de 1ste rij een medeklinker.
Op de 2de rij is niet slim.
Op de 3de rij een bloem.
Op de 4de rij zijn vogels
Op de 5de rij het gevraagde woord.
Op de 6de rij waar Oom Karei altijd wat
onder schrijft.
Op de 7de rij waar vele menschen van
genieten.
Op de 8ste rij een jongensnaam.
Op de 9de rij een medeklinker.
Op de kruisjeslijncn komt de naam van
•en groote stad fn ons land.
Een vertelling ntt Zuid-Limburg.
Graaf Godard, de Ambachtsheer van Daal-
dorp, was gestorven en op het eeuwenoude
kasteel, dat, op een terrasvormigen heuvel
midden in een uitgestrekt park lag, heersch-
te groote droefheid, 't Waren de bedienden,
die hun goeden heer betreurden, want de
gravin was reeds lang geleden gestorven
en er waren geen kinderen.
Ongeveer een maand nadat graaf Godard
gestorven was. kwam graaf Leo, neef en
erfgenaam van den Ambachtsheer, het kas
teel bewonen. Reeds kort na zijn aankomst
bemerkten de bedienden, dat de jonge
graaf niet tevreden was met hetgeen hij in
en buiten het kasteel zag. Alles vond hij
ouderwetsch, de zalen, de stallen, ja, zelfs
den tuin en het park wilde hij anders heb
ben. Doch de gravin vond alles heel mooi
cn Elsje, het vierjarige gravinnetje, was al
dadelijk de lievelinge van alle bedienden cn
vooral van Jan, den ouden tuinbaas, die
bijna veertig jaren tuin en park had ver
zorgd, zooals de oude graaf dit wenschte,
maar van al dat nieuwe gedoe, waarover
graaf Leo met hem sprak, begreep Jan niet
veel, en toch durfde hij zijn nieuwen heer.
die nogal driftig was, niet tegenspreken, en
zoo deed hij zijn best hem te begrijpen, al
begreep hij er niets van.
Zoo was het ook op den dag vóór Palm
Zondag. De oude tuinman was toen bezig
mooie gave palmtakjes af te snijden die den
volgenden dag zouden worden meegenomen
naar de kerk 1). Terwijl hij takje na takje
afsnoed, kwam de graaf voorbij, die met
aandacht naar de in verschillende vormen
geschoren palmboompjes keek en daarna
begon met te zeggen: „Luister eens, tuin
man, ik wil niet, dat mfln tuin er uitziet
als een boeren-erf De palmboompjes wor
den dus voortaan niet meer geschoren in
den vorm van schaapjes en eendjes. Goed
begrepen?"
,Ja, mijnheer de graaf," was het zachte
antwoord
En nu heb ik je nog wat te vertellen,"
hernam de graaf. „Je begrijpt, dat ik het
zeer op prijs stel, een goed verzorgden tuin
te hebben, cn daarvoor heb jij altijd trouw
je best gedaan, Jan. En als je nu Jong ge
noeg was, om te kunnen leeren, wat er in
dezen tijd van een tuinbaas wordt verlangd
dan zou ik er niet aan denken, een jongen
tuinman te nemen. Maar jij, op jouw leef
tijd, kunt je niet voorstellen, hoe de tuinen
tegenwoordig worden aangelegd
,'t Is, zooals de graaf zegt", was weer
het antwoord.
„Welnu," vervolgde de graaf, „daarom
komt cr hier tegen Pinksteren een nieuwe
tuinman, die jonger cn dus beter met het
nieuwe systeem van tuinarbeid op de
hoogte is dan jij F.n van het jaargeld, dat
mijn oom op je heeft vastgesteld, kun je
best leven, vooral wanneer je het tuinhuis
je wilt gaan bewonen, dat achter het park
ligt: 't Is ruim genoeg voor jou en je
rouw
Hoe bedroefd zal mijn vrouw zijn, als ik
haar vertel, dat we de tuinmanswoning
moeten verlaten." zuchtte de oude man.
,En ze had altijd gedacht, dat ze in de
tuinmanswoning, waar we bijna veertig
laren zoo gelukkig waren, mocht blijven
wonen tot aan haar dood
„Ja. dat kan nu eenmaal niet, tuinman,"
klonk het op beslisten toon. „Maar je kunt
hier blijven tot Pinksteren, dan eerst ver
wacht ik je opvolger
Toen de graaf even later was heenge
gaan. 6tond oude Jan als versuft hem na
te staren, en daarna drupte traan op traan
langs zijn gerimpelde wangen en vandaar
op de afgesneden palmtakjes in zijn hand.
„Deze zullen dus de laatste palmtakjes zijn,
die ik van deze zelfgekweekte boompjes
snijd," sprak hij roet een snik. „Ach, dat
deze takjes, als ze morgen zijn gewijd, mij
toch het geluk zullon brengen, het geluk
dat ik niet het werk behoef neer te leg
gen, waaraan ik veertig jaren al mijn
krachten heb gewijd en dat ik zoo liefheb..-
Daar luidde de bel voor het middagmaal.
Ook Jan moest naar de tuinmanswoning,
waar zijn vrouw hem met het eten wachtte.
Hij liet daarom de afgesneden palmtakjes
bij de heg liggen, en ging naar huis.
Nóch de graaf, nóch de tuinman hadden
Elsje opgemerkt, die met twee poppen cn
een Teddy-beer achter de palmheg, op het
In Zuid-Limburg, waar veel Katholie
ken wonen, worden op Palm-Zondag deze
palmtakjes naar de kerk gebracht om ge
wijd te worden en daarna te worden ge
plant in den tuin of op den akker.
grasveld, speelde. Doch Elsje, kleine wijf
neus, had het geheele gesprek gehoord
Maar niemand hoorde 't lieve, nu wat droeve
stemmetje \an het kind, dat heel zacht tot
het beertje zeide: „Neen, hè, Beri, zoete
Janbaas mag niet uit zijn huis gaan. Als
Janbaas uit zijn huis gaat, neemt hij de lie
ve konijntjes ook mee. Die moeten dan in
dat leelijke tuinhuisje, cn dan zien wij de
lieve konijntjes van Janbaas nooit meer
terug. Kom, Beri, laten wij ook maar weg
gaan. Kom, we gaan heel ver naar het
bosch, daar zijn een heeleboel konijntjes..."
Elsje stoorde er zich niet het minst aan,
of Beri en de poppen haar aankeken, alsof
ze wilden zeggen: „Jo moogt niet alleen
naar het bosch, Elsje," want zoodra de
tuinman was heengegaan, nam ze één der
poppen cn ook Beri op en liep er mee den
tuin uit, recht door naar het park, dat
slechts door een hekje en een heg van
prikkeldraad van het bosch was geschei
den. Midden in het park, juist aan den rand
van den vijver, bleef Elsje besluiteloos
staan, 't Kwam, omdat ze de eendjes zag
cn geen brood had meegenomen. „Beri. wil
len we brood gaan halen?" vroeg ze het
beertje. Misschien omdat Beri niets zeide.
dacht Elsje, dat ze toch maar eerst naar 't
bosch moest gaan, om de konijntjes te zien
Zo legde toen de pop in het gras aan den
vijverrand neer, en begon met te zeggen-
„Jij mag hier blijven om naar de eendje9
te kijken, snoesje! Straks, als Beri cn ik de
konijntjes hebben gezien, komen wij Ja
weer halen, hoor, schat je!" Pop kreeg
eerst nog een kusje en daarna liep Elsje
met Beri verder, en zoo, door het Juist
openstaande hekje, kwam ze in het bosch.
Hoe ver ze liep. begreep ze zelf niet. doch
toen ze, na heel lang door het mulle zand
geloopen te hebben, in een boschje vol
dicht struikgewas stond, waar eenige ko
nijnenholen waren, vroeg ze het beertje:
„Ben jij óók zoo heel moe, Beri? En wil jij
óók even gaan zitten?"
Doodmoe als ze was. zette Elsje zich op
de afgevallen bladeren tusschen de strut
ken neer, en toen duurde het niet lang, of
ze was met Beri in haar armen, ingeslapen.
Natuurlijk verkeerden allen op het kas
teel in grootcn angst, zoodra men bemerkte,
dat Elsje nergens te vinden was. En nog
grooter werd die angst bij het vinden van
haar pop, vlak bij den vijver. Toen had
niemand rust meer en werd er zelfs reeds
in den vijver gedregd Niemand kwam ech
ter op de gedachte, Elsje in het struikge
was, dat aan de heide grensde, te zoeken.
Hieraan dacht alleen oude Jan, zoodra hij
van Elsjes verdwijning hoorde, en dit was
pas laat in den avond, toen alle anderen
het kind reeds gestolen of... gestorven
dachten.
„Hij, die mijn kind terugbrengt, krijgt
de belooning, die hij zelf verlangt." had de
graaf in zijn wanhoop tot alle bedienden
gezegd. t Komt er niet op aan, hoeveel
men verlangt, als ik mijn lief meisje maar
gezond en wel terugkrijg
Oude Jan was, na het onderhoud met den
craaf, als versuft naar huis gegaan. Hij
had zelfs niet meer aan do palmtakjes ge
dacht, die afgesneden bij de heg lagen. Hij
had alleen gedacht, aan het huis. dat hem
zoo lief was geworden en dat hij nu zoo
gauw zou moeten verlaten.
„Ja, ja, vrouw, dan neemt een jonge
tuinman mijn plaats in," zuchtte hij „Dan
komt er een jonge tuinmansvrouw in deze
woning, waar wij veertig jaren zoo geluk
kig waren. En wij, wij zullen onze laatste
levensjaren in het tuinhuisje moeten door
brengen. Ach, als dat graaf Godard wist..."
„Kom, Jan, wees niet zoo bedroefd,"
troostte de tuinmansvrouw, ,,'t Is morgen
Palm-Zondag! Over een week is *t Paschcn!
En wie kan zeggen, wat er gebeuren kan
in den tijd tusschen Paschen en Pinkste
ren?"
Toen zijn vrouw zno over Palm-Zondag
sprak, dacht op eens de tuinman aan de
palmtakjes, die nog bij de heg lagen. Hij
stond op en liep naar buiten.
„Waar ga je heen?" vroeg de vrouw,
't Is al donker; je kunt nu toch niet meer
werken en de jongen heeft alles al bijge-
harkt. Je hebt buiten niets meer te doen..."
„Ik moet de palmtakjes naar het kasteel
brengen", was het antwoord. „Ik vergat ze
mee te nemen; ze liggen nog bij de heg en
de graaf zal ze morgen vroeg noodig heb
ben, als hij met de gravin naar de kerk
gaat."
„Doe dan je jas aan, Jan; 't Is guur bui
ten," waarschuwde de vrouw.
Werktuigelijk nam de tuinman zijn jas,
trok die aan en ging heen. In het donker
grabbelde hij de palmtakjes bijeen Ach, nu
had hij de mand vergeten! Die stond in 't
tuinhuisje, met de stekken, die hij Maan
dag wilde planten... In zijn ijver om alles
in orde te hebben, zooals het behoorde,
liet Jan de palmtakjes liggen en ging heen,
om de mand te haicu. Doch zoodra h*
in 't park kwam, zag hij bij den vijver
lichtjes heen en weer dansen.
Nog niets begrijpende, wat het betoeken-
de, liep hij er heen en zag tot zijn grooton
schrik Tinus cn Kees, twee stalknechten
van den graaf, bezig in den vijver te dreg
gen. „Is er een ongeluk gebeurd?" vroeg hij
verschrikt. „Is er iemand verdronken?"
„Maar weet je dan niet, dat het kleine
gravinnetje weg is?" vroeg Tinus.
„Ze zoeken haar al vanaf dezen namid
dag," vertelde Kees.
„Wat? Is het lieve, kleine meisje weg?!"
riep met angst in zijn stem de tuinman. „Is
ze niet in 't bosch? Niet op de heide?"
„Nergens", was het antwoord.
„Dan wil l k haar óók nog eens zoeken,"
sprak Jan. „Kom, geef me vlug één \an de
lantaarns. Ergens moet ze toch zijn! En al
moet ik drie dagen zoeken, vinden wil ik
het lieve kind..."
Waarom wil jij zooveel moeite doen?"
vroeg Tinus. „Kom, ga liever naar huis!
Is de graaf zoo goed voor jou? Heeft hij je
vandaag niet gezegd, dat jij plaats moet
maken voor een ander, die jonger Is dan
jij, oude, brave ziel, die zooveel jaren eer
lijk cn trouw den ouden graaf hebt ge
diend
„Moet men dan kwaad met kwaad ver
gelden?" vroeg de oude man. „Kom, geef
me dus vlug een lantaarn! Ik ga het bosch
in en de hei over! Kom, vlug, 't is morgen
Palm-Zondag cn tegelijk met de palmtak
jes, die ik afsneed, wil ik den graaf zijn
kind terugbrengen. God zal me helpen haar
te vinden..."
„Ik ga met je mee," zei Tinus.
„Ik ook; ik ben moe van 't dreggen,"
sprak Koes. „Maar ik geloof, dat ons zoe
ken tot niets zal leiden, Jan..."
Zoo volgden Tinus on Kees den ouden
man cn al maar zoekende tusschen de lage
struiken, kwamen ze ook bij het kreupel
hout, waar Elsje rustig slapende tusschen
de struiken lag cn bijna verborgen was
door de dorre bladeren. Maar alsof het toe
val wilde, sprong er, juist op deze plek,
een konijn uit het hout en misschien stoor
de die Elsje's slaap, want op eens hoorden
de drie mannen heel duidelijk een, als uit
den slaap opgeschrikt, kinderstemmetje,
dat riep: „Wat is het donker, Mammie! En
't is zoo erg koud in mijn bedje!"
„*t Kind!" riep Jan, cn hij trok de twee
anderen mee het kreupelhout in
„Hier Tinus, draag jij het kind naar
huis", begon hij weer, zoodra hij Elsje in
zijn Jas had gewikkeld, „en je behoeft niet
te vertellen, dat Ik er bij was, toen je het
vondt, hoor!"
„Janbaas moet me dragen naar Mammie,"
riep Elsje. „Niet Tinus Janbaas is zoet. hij
moet me dragen... En Tinus mag Beri
dragen, hoor!"
Toen moest Jan wel het kind naar buis
dragen. Doch zoodra ze bij het kasteel wa
ren gekomen, legde hij Elsje in Tinus* ar
men. „Jij hebt haar gevonden en Kees ook,"
zei hij.
De stalknechten antwoordden hierop
niets cn vlug droeg Tinus het nog slaperige
kind naar huis.
Heel dien nacht lagen de palmtakjes bij
de heg. Jan had ze vergeten! Met schrik
dacht hij er den volgenden morgen aan.
Wacht, hij zou zo gauw gaan halen cn naar
het kasteel brengen. *t Was nog niet te laat.
Vlug raapte hij de takjes op; twee liet hij
liggen, één voor zijn vrouw, één voor hem
zelf. „Mijn takje zal ik nu niet planten voor
inljn huis", mompelde hij. „Na kerktijd zal
ik het planten op de plek, waar ik het
kleine gravinnetje terugvond
Zoo mompelend naderde Jan het kasteel.
Op het terras stond een bediende. „Zoo,
Jan, ben je daar met de palm?" vroeg hij.
„Mijnheer wacht je al een half uur. Je moot
ze hem zelf komen brengen, heeft hij ge
zegd
„Ja, de graaf zal boos zijn, dat ik ze gis
teren niet heb gebracht", zuchtte Jan cn
hij volgde trillende den bediende naar bin
nen.
Daar sprong Elsje dadelijk op hem toe cn
daardoor schrok de oude tuinman zóó, dat
hij de palm liet vallen. Maar vóórdat hij ze
kon oprapen, was reeds de graaf bij hem
en greep zijn hand. „Tuinman," zei hij, „ik
dank je voor het terugvinden van mijn
kind
„Ja, ja!" riep op eens Elsje, „eerst kwam
het konijntje en toen kwam Janbaas en die
droeg me in zijn jas! En Janbaas mag niet
weggaan en de konijntjes ook niet. En als
Janbaas weggaat, dan gaan de konijntjes
mee. En dat wil ik niet, en Beri wil het ook
niet
Je hoort het, tuinman, mijn kind heeft
over je lot bsslist. En al komt met Pinkste
ren de jonge tuinman, toch blijf Jij wonen
in dezelfde tuinmanswoning. En dan, als je
er ten minste niets tegen hebt, zou ik graag
willen, dat jij voortaan alleen voor den
moestuin bleef zorgen.... En welke beloo
ning wensch je nu wel? Je weet toch, dat
ik een belooning uitloofde voor het terug
vinden van mijn kind....?"
„Een belooning, heer graaf?" vroeg Jan
verbaasd. „Maar begrijpt u dan niet, dat
mijn grootste belooning is, u het kind, dat
ik zelf zoo lief heb, gezond en wel terug te
hebben gegeven? Neen, een belooning heeft
God mij reed3 geseven! Want het blijven in
de oude tuinmanswoning zal voor mij de
allergrootste belooning zijn!"
Dien dag, na kerktijd, liep Jan met zijn
gewfjd palmtakje naar de plek waar hU
Elsje vond, en daar plantte hij hot takje,
als een herinnering aan het lieve kind, dat
hem het geluk teruggaf.
TANTE JOH.
VAN ALLES WAT.
Letters op Eieren graveeren.
Met vet teekent men letters of figuren
op de eierschaal en legt daarna het ei in
azijn.
De deelen der schaal, die niet door het
vet bestreken zijn, worden aan de opper
vlakte door het zuur opgelost en de letter»
of figuren staan er dan dik bovenop.
Met Paschen is het aardig, de eieren op
tafel met sterren, grappige voorstollingen
of opschriften te versieren.
Men kan er een clown of een ander pop
petje op teekenen of b.v. op schrijven
„Voor Vader."
„Moeders El."
„Tok, tok, tok T een Paaschei
Maakt de klnd'ren o, zoo bil)."
Of
„Van den Paaschbaas
Voor den kleinen Klaas."
CORRESPONDENTIE.
A s t h e r en Kievit. Ik zal het voor
jelui vragen. Dank je wel voor de raad
sels, het eerste heeft al eens in de courant
gestaan.
B 1 o n d j e. Ja, dat soort raadsels krijg
ik haast niet meer. Ze zijn ook veel aar
diger.
Postduifje. Prettig dat je het mooi
vindt. Heerlijk hè. Dat denk ik ook wel.
C e a s a r. Ach, dat mag je toch wel
doen, ik weet toch wel of het je eigon raad
sel is of niet.
Kwik. Best hoor, met jou ook? Wat
is het nu heerlijk buiten, hè, als alles zoo
begint uit te loopen.
V i o 1 i e r t j e. Zoo valt het in den
«maak Denk je dat je rapport goed zal
zijn, want dan heb je een veel prettiger
vacantia
C o s m e a. Dat zullen jelui wel prettig
vinden, ook zou ook maar goed mijn be9t
doen.
Maandroosje. Dat kan, maar je zult
nog even geduld moeten hebben, tot de
raadsels van andere nichtjes en neefjes
een beurt hebbon gehad. Ik doe het nooit,
het is mij gemakkelijker om in de trein
te stappen.
Prins en Vinkje. Vonden jelui de
raadsels erg moeilijk Ik krijg zeker dc
volgende week weer brieven van jelui, hè.
Karrokiet. Dat is een ingewikkel
de geschiedenis. Wat moet je er voor in
de plaats hebben
Kwak. Wat voor plaatjes bedoel je?
Lilliputter. Dank je wel hoor.
Ja, heerlijk dan heb je Jekker kunnen ge
nieten.
Wong. Het was prachtig weer maar
op het oogenblik ook. Welja het komt best
in orde.
Piggelmee. Hoe bedoel jo dat? Er
zal misschien nog wel eens zooiets komen.
Dank je wel, maar ik weet niet of ik het
wel kan gebruiken.
Chrysant. Ja, die was eigenlijk
niet voor jou bestemd, want Jij heette geen
Violiertje, maar nu is het toch in orde.
Mier. Ik zal eens kijken hoor. Ben
je niet blij, dat je weer een zusje of broer
tje er bij hebt gekregen en dan nog wel
zoo'n dikkert.
Vergeet mij niet. Dat is best, het
is altijd prettig iets van jelui te hooren.
Lekkerbek je. Dat nieuws heb ik
al gelezen. Leuk hè zoo'n zusje te hebben.
Je hebt zeker nu al veel zusjes hè.
Zonnestraaltje. Er waren er
meer die ze moeilijk vonden. Ik hoop dat
ie weer gauw beter bent
Meidoorn. Vandaag is het anders
weer erg mooi. Jammer hè.
Piepkuiken. Het is nu heerlijk
buiten, maar Vader heeft groot gelijk. Ja,
ik ook.
Jupiter. Het is al aan het veran
deren, maar het gaat nu eenmaal niet met
stoom. Je kent toch het woord wel, kin
deren dio vragen enz. Ja, een pracht boot.
Voor Zaterdag zijn ze al klaar.
Bruinoog. Ben je weer beelemaal
beter. Dat denk ik ook wel.
Kampioen. Kon je ze goed gebrui
ken? Wat een feest. Dat zal wel, nu dan zul
je het wel niets erg vinden.
Cupido. Daar kun je_hier wel erg
veel van genieten. Dat hoop Ik ook.
Bengel. Ben je nu weer beter? en
verdere huisgenooten ook? Ja erg mooi.
Krullebol. Het moet nu maar eens
uit zijn, vindt je niet. Dank je wel, hoor.
E d e 1 w e i s z. Dat vond je zeker wel
fijn hè, nu al een kaart van je neefje te
krijgen. Die kan het vlug.
Or no. Dan kun je in de vacantie Je
h«rt weer eens ophalen.
Goudfazant. Er waren er meer
die ze moeilijk vonden. Dat i» ook vrees
lijk en vooral als je er zelf goed inzit.
Broek. Ik zal het voor je vragen.
ONS RUILHANDELHOEKJE.
Broek. heeft om te rullen Turmac-
bonnen en Arustelpennlngen en wil daar
voor hebben roode klokjes van de Klok-
zeep. Wie wil ruilen.
Asther en Kievit. hebben 17 Am-
stelpenningen on willen daar graag Peli
kanen-bons voor hebben.
OOM KAREI*