KINDERRUBRIEK Rubriek van Oom Karei x xxxxxxxxx De Oude Tuinbaas. Allereerst moet ik het nu met jelui eens hebben over de raadsels. In den loop van den tijd hebben verschillende neefjes en nichtjes mij allerlei raadsels gestuurd om in de krant te zetten. Zoo h.eb ik dan nu wel een heelcn voorraad raadsels, maar toen ik ze allemaal dezer dagen nog eens nakeek, bemerkte ik. dat er eigenlijk be trekkelijk weinig raadsels meer over wa ren. die geschikt zijn voor onze krant. Heel veel raadsels die ik kreeg, bleken nog al moeilijk (e zijn. Tenminste de laatste we ken wordt er in de briefjes erg over ge klaagd, dat de raadsels zoo lastig waren. En toch zijn het allemaal raadsels, die ik van jelui zelf heb gekregen. Maar ik be grijp het wel. De meeste neefjes en nichtjes hebben liever kruisraadsels en spreek woorden raadsels. Die zijn meestal gemak kelijker te vinden omdat je dan meer ge gevens hebt. Maar nu wil het juist, dat ik van dergelijke raadsels erg slecht ben voorzien. En nu is mijn vraagwie kan me helpen aan kruisraadsels en spreek woordenraadsels of dergelijke. Die wil ik clan heel graag hebben, want de raadsels, dik ik nu nog heb zijn over 't algemeen veel te moeilijk, vooral voor de kleineren onder jelui. Ik hoop dus, dat jelui me wilt helpen. Ons nichtje Lilliputter verzocht mij om een versje dat zij zelf gemaakt had, in de krant te zetten. Ik zal dat nu maar eerst laten volgen, anders is er misschien geenr plaats meer voor. Het heet: ZE KOMEN WEDER. Onder de witte wade, De blanke, sneeuwensprei Sluim'rcn in zoete ruste De kinderkens der wei. De tcere madeliefjes. De dotters geel als goud, De lila pinksterbloemen. De brandnetels stout Ons is 't, alsof ze dood zijn Maar, o, heb wat geduld, Totdat van lenteweelde. De lucht weer is vervuld Dan komt de lieve zonne En als een moeder, zacht Verwarmt zij d' ijskoude aard© En smelt de donzen vacht. In al de bloemenwiegjes Dringt dan beur warme gloed En uit hun zoeten sluimer Ontwaken ze met spoed. Ze voelen het: 't is lento Hun wacht een blij festijn, Ze haasten zich en reppen Om ook erbij te zijn Dan zien we ze allen weder De kinderkens der wei. Die, o, zoo rustig sliepen Onder de sneeuwensprei. De goudgekleurde dotters. De madeliefjes teer. En allen juichen blijde: „We zijn, we zijn er weer RAADSELS Oplossingen van de vorige week. De oplossingen van de vorige raadsels waren I. Pijnappel Pijn—appel. II. Vischvijver. Visch—vijver III. Omdat hij zijn andere poot heeft op getrokken. IV. Stlens. s—tien—s. De prijswinnaar Caesar kan a.s. Maan dag zijn prijs aan ons bureau komen af halen NIEUWE RAADSELS. I. Mijn geheel is een spreekwoord van zes woorden en 25 letters. 116174 is een getal. 231024—11 is een deel van een schoen. 3221112 is een jongensnaam. 3—8—20—18 is een groot water bij Am sterdam. 17—13—6—7—5—6—15 vindt men op de heide. 15217—1—21—5 brengt de storm. 9—8—22—10—13—25 is gelijk aan huilen. II. Kraisraadsol, X X X a X o X X X Op de 1ste rij een medeklinker. Op de 2de rij is niet slim. Op de 3de rij een bloem. Op de 4de rij zijn vogels Op de 5de rij het gevraagde woord. Op de 6de rij waar Oom Karei altijd wat onder schrijft. Op de 7de rij waar vele menschen van genieten. Op de 8ste rij een jongensnaam. Op de 9de rij een medeklinker. Op de kruisjeslijncn komt de naam van •en groote stad fn ons land. Een vertelling ntt Zuid-Limburg. Graaf Godard, de Ambachtsheer van Daal- dorp, was gestorven en op het eeuwenoude kasteel, dat, op een terrasvormigen heuvel midden in een uitgestrekt park lag, heersch- te groote droefheid, 't Waren de bedienden, die hun goeden heer betreurden, want de gravin was reeds lang geleden gestorven en er waren geen kinderen. Ongeveer een maand nadat graaf Godard gestorven was. kwam graaf Leo, neef en erfgenaam van den Ambachtsheer, het kas teel bewonen. Reeds kort na zijn aankomst bemerkten de bedienden, dat de jonge graaf niet tevreden was met hetgeen hij in en buiten het kasteel zag. Alles vond hij ouderwetsch, de zalen, de stallen, ja, zelfs den tuin en het park wilde hij anders heb ben. Doch de gravin vond alles heel mooi cn Elsje, het vierjarige gravinnetje, was al dadelijk de lievelinge van alle bedienden cn vooral van Jan, den ouden tuinbaas, die bijna veertig jaren tuin en park had ver zorgd, zooals de oude graaf dit wenschte, maar van al dat nieuwe gedoe, waarover graaf Leo met hem sprak, begreep Jan niet veel, en toch durfde hij zijn nieuwen heer. die nogal driftig was, niet tegenspreken, en zoo deed hij zijn best hem te begrijpen, al begreep hij er niets van. Zoo was het ook op den dag vóór Palm Zondag. De oude tuinman was toen bezig mooie gave palmtakjes af te snijden die den volgenden dag zouden worden meegenomen naar de kerk 1). Terwijl hij takje na takje afsnoed, kwam de graaf voorbij, die met aandacht naar de in verschillende vormen geschoren palmboompjes keek en daarna begon met te zeggen: „Luister eens, tuin man, ik wil niet, dat mfln tuin er uitziet als een boeren-erf De palmboompjes wor den dus voortaan niet meer geschoren in den vorm van schaapjes en eendjes. Goed begrepen?" ,Ja, mijnheer de graaf," was het zachte antwoord En nu heb ik je nog wat te vertellen," hernam de graaf. „Je begrijpt, dat ik het zeer op prijs stel, een goed verzorgden tuin te hebben, cn daarvoor heb jij altijd trouw je best gedaan, Jan. En als je nu Jong ge noeg was, om te kunnen leeren, wat er in dezen tijd van een tuinbaas wordt verlangd dan zou ik er niet aan denken, een jongen tuinman te nemen. Maar jij, op jouw leef tijd, kunt je niet voorstellen, hoe de tuinen tegenwoordig worden aangelegd ,'t Is, zooals de graaf zegt", was weer het antwoord. „Welnu," vervolgde de graaf, „daarom komt cr hier tegen Pinksteren een nieuwe tuinman, die jonger cn dus beter met het nieuwe systeem van tuinarbeid op de hoogte is dan jij F.n van het jaargeld, dat mijn oom op je heeft vastgesteld, kun je best leven, vooral wanneer je het tuinhuis je wilt gaan bewonen, dat achter het park ligt: 't Is ruim genoeg voor jou en je rouw Hoe bedroefd zal mijn vrouw zijn, als ik haar vertel, dat we de tuinmanswoning moeten verlaten." zuchtte de oude man. ,En ze had altijd gedacht, dat ze in de tuinmanswoning, waar we bijna veertig laren zoo gelukkig waren, mocht blijven wonen tot aan haar dood „Ja. dat kan nu eenmaal niet, tuinman," klonk het op beslisten toon. „Maar je kunt hier blijven tot Pinksteren, dan eerst ver wacht ik je opvolger Toen de graaf even later was heenge gaan. 6tond oude Jan als versuft hem na te staren, en daarna drupte traan op traan langs zijn gerimpelde wangen en vandaar op de afgesneden palmtakjes in zijn hand. „Deze zullen dus de laatste palmtakjes zijn, die ik van deze zelfgekweekte boompjes snijd," sprak hij roet een snik. „Ach, dat deze takjes, als ze morgen zijn gewijd, mij toch het geluk zullon brengen, het geluk dat ik niet het werk behoef neer te leg gen, waaraan ik veertig jaren al mijn krachten heb gewijd en dat ik zoo liefheb..- Daar luidde de bel voor het middagmaal. Ook Jan moest naar de tuinmanswoning, waar zijn vrouw hem met het eten wachtte. Hij liet daarom de afgesneden palmtakjes bij de heg liggen, en ging naar huis. Nóch de graaf, nóch de tuinman hadden Elsje opgemerkt, die met twee poppen cn een Teddy-beer achter de palmheg, op het In Zuid-Limburg, waar veel Katholie ken wonen, worden op Palm-Zondag deze palmtakjes naar de kerk gebracht om ge wijd te worden en daarna te worden ge plant in den tuin of op den akker. grasveld, speelde. Doch Elsje, kleine wijf neus, had het geheele gesprek gehoord Maar niemand hoorde 't lieve, nu wat droeve stemmetje \an het kind, dat heel zacht tot het beertje zeide: „Neen, hè, Beri, zoete Janbaas mag niet uit zijn huis gaan. Als Janbaas uit zijn huis gaat, neemt hij de lie ve konijntjes ook mee. Die moeten dan in dat leelijke tuinhuisje, cn dan zien wij de lieve konijntjes van Janbaas nooit meer terug. Kom, Beri, laten wij ook maar weg gaan. Kom, we gaan heel ver naar het bosch, daar zijn een heeleboel konijntjes..." Elsje stoorde er zich niet het minst aan, of Beri en de poppen haar aankeken, alsof ze wilden zeggen: „Jo moogt niet alleen naar het bosch, Elsje," want zoodra de tuinman was heengegaan, nam ze één der poppen cn ook Beri op en liep er mee den tuin uit, recht door naar het park, dat slechts door een hekje en een heg van prikkeldraad van het bosch was geschei den. Midden in het park, juist aan den rand van den vijver, bleef Elsje besluiteloos staan, 't Kwam, omdat ze de eendjes zag cn geen brood had meegenomen. „Beri. wil len we brood gaan halen?" vroeg ze het beertje. Misschien omdat Beri niets zeide. dacht Elsje, dat ze toch maar eerst naar 't bosch moest gaan, om de konijntjes te zien Zo legde toen de pop in het gras aan den vijverrand neer, en begon met te zeggen- „Jij mag hier blijven om naar de eendje9 te kijken, snoesje! Straks, als Beri cn ik de konijntjes hebben gezien, komen wij Ja weer halen, hoor, schat je!" Pop kreeg eerst nog een kusje en daarna liep Elsje met Beri verder, en zoo, door het Juist openstaande hekje, kwam ze in het bosch. Hoe ver ze liep. begreep ze zelf niet. doch toen ze, na heel lang door het mulle zand geloopen te hebben, in een boschje vol dicht struikgewas stond, waar eenige ko nijnenholen waren, vroeg ze het beertje: „Ben jij óók zoo heel moe, Beri? En wil jij óók even gaan zitten?" Doodmoe als ze was. zette Elsje zich op de afgevallen bladeren tusschen de strut ken neer, en toen duurde het niet lang, of ze was met Beri in haar armen, ingeslapen. Natuurlijk verkeerden allen op het kas teel in grootcn angst, zoodra men bemerkte, dat Elsje nergens te vinden was. En nog grooter werd die angst bij het vinden van haar pop, vlak bij den vijver. Toen had niemand rust meer en werd er zelfs reeds in den vijver gedregd Niemand kwam ech ter op de gedachte, Elsje in het struikge was, dat aan de heide grensde, te zoeken. Hieraan dacht alleen oude Jan, zoodra hij van Elsjes verdwijning hoorde, en dit was pas laat in den avond, toen alle anderen het kind reeds gestolen of... gestorven dachten. „Hij, die mijn kind terugbrengt, krijgt de belooning, die hij zelf verlangt." had de graaf in zijn wanhoop tot alle bedienden gezegd. t Komt er niet op aan, hoeveel men verlangt, als ik mijn lief meisje maar gezond en wel terugkrijg Oude Jan was, na het onderhoud met den craaf, als versuft naar huis gegaan. Hij had zelfs niet meer aan do palmtakjes ge dacht, die afgesneden bij de heg lagen. Hij had alleen gedacht, aan het huis. dat hem zoo lief was geworden en dat hij nu zoo gauw zou moeten verlaten. „Ja, ja, vrouw, dan neemt een jonge tuinman mijn plaats in," zuchtte hij „Dan komt er een jonge tuinmansvrouw in deze woning, waar wij veertig jaren zoo geluk kig waren. En wij, wij zullen onze laatste levensjaren in het tuinhuisje moeten door brengen. Ach, als dat graaf Godard wist..." „Kom, Jan, wees niet zoo bedroefd," troostte de tuinmansvrouw, ,,'t Is morgen Palm-Zondag! Over een week is *t Paschcn! En wie kan zeggen, wat er gebeuren kan in den tijd tusschen Paschen en Pinkste ren?" Toen zijn vrouw zno over Palm-Zondag sprak, dacht op eens de tuinman aan de palmtakjes, die nog bij de heg lagen. Hij stond op en liep naar buiten. „Waar ga je heen?" vroeg de vrouw, 't Is al donker; je kunt nu toch niet meer werken en de jongen heeft alles al bijge- harkt. Je hebt buiten niets meer te doen..." „Ik moet de palmtakjes naar het kasteel brengen", was het antwoord. „Ik vergat ze mee te nemen; ze liggen nog bij de heg en de graaf zal ze morgen vroeg noodig heb ben, als hij met de gravin naar de kerk gaat." „Doe dan je jas aan, Jan; 't Is guur bui ten," waarschuwde de vrouw. Werktuigelijk nam de tuinman zijn jas, trok die aan en ging heen. In het donker grabbelde hij de palmtakjes bijeen Ach, nu had hij de mand vergeten! Die stond in 't tuinhuisje, met de stekken, die hij Maan dag wilde planten... In zijn ijver om alles in orde te hebben, zooals het behoorde, liet Jan de palmtakjes liggen en ging heen, om de mand te haicu. Doch zoodra h* in 't park kwam, zag hij bij den vijver lichtjes heen en weer dansen. Nog niets begrijpende, wat het betoeken- de, liep hij er heen en zag tot zijn grooton schrik Tinus cn Kees, twee stalknechten van den graaf, bezig in den vijver te dreg gen. „Is er een ongeluk gebeurd?" vroeg hij verschrikt. „Is er iemand verdronken?" „Maar weet je dan niet, dat het kleine gravinnetje weg is?" vroeg Tinus. „Ze zoeken haar al vanaf dezen namid dag," vertelde Kees. „Wat? Is het lieve, kleine meisje weg?!" riep met angst in zijn stem de tuinman. „Is ze niet in 't bosch? Niet op de heide?" „Nergens", was het antwoord. „Dan wil l k haar óók nog eens zoeken," sprak Jan. „Kom, geef me vlug één \an de lantaarns. Ergens moet ze toch zijn! En al moet ik drie dagen zoeken, vinden wil ik het lieve kind..." Waarom wil jij zooveel moeite doen?" vroeg Tinus. „Kom, ga liever naar huis! Is de graaf zoo goed voor jou? Heeft hij je vandaag niet gezegd, dat jij plaats moet maken voor een ander, die jonger Is dan jij, oude, brave ziel, die zooveel jaren eer lijk cn trouw den ouden graaf hebt ge diend „Moet men dan kwaad met kwaad ver gelden?" vroeg de oude man. „Kom, geef me dus vlug een lantaarn! Ik ga het bosch in en de hei over! Kom, vlug, 't is morgen Palm-Zondag cn tegelijk met de palmtak jes, die ik afsneed, wil ik den graaf zijn kind terugbrengen. God zal me helpen haar te vinden..." „Ik ga met je mee," zei Tinus. „Ik ook; ik ben moe van 't dreggen," sprak Koes. „Maar ik geloof, dat ons zoe ken tot niets zal leiden, Jan..." Zoo volgden Tinus on Kees den ouden man cn al maar zoekende tusschen de lage struiken, kwamen ze ook bij het kreupel hout, waar Elsje rustig slapende tusschen de struiken lag cn bijna verborgen was door de dorre bladeren. Maar alsof het toe val wilde, sprong er, juist op deze plek, een konijn uit het hout en misschien stoor de die Elsje's slaap, want op eens hoorden de drie mannen heel duidelijk een, als uit den slaap opgeschrikt, kinderstemmetje, dat riep: „Wat is het donker, Mammie! En 't is zoo erg koud in mijn bedje!" „*t Kind!" riep Jan, cn hij trok de twee anderen mee het kreupelhout in „Hier Tinus, draag jij het kind naar huis", begon hij weer, zoodra hij Elsje in zijn Jas had gewikkeld, „en je behoeft niet te vertellen, dat Ik er bij was, toen je het vondt, hoor!" „Janbaas moet me dragen naar Mammie," riep Elsje. „Niet Tinus Janbaas is zoet. hij moet me dragen... En Tinus mag Beri dragen, hoor!" Toen moest Jan wel het kind naar buis dragen. Doch zoodra ze bij het kasteel wa ren gekomen, legde hij Elsje in Tinus* ar men. „Jij hebt haar gevonden en Kees ook," zei hij. De stalknechten antwoordden hierop niets cn vlug droeg Tinus het nog slaperige kind naar huis. Heel dien nacht lagen de palmtakjes bij de heg. Jan had ze vergeten! Met schrik dacht hij er den volgenden morgen aan. Wacht, hij zou zo gauw gaan halen cn naar het kasteel brengen. *t Was nog niet te laat. Vlug raapte hij de takjes op; twee liet hij liggen, één voor zijn vrouw, één voor hem zelf. „Mijn takje zal ik nu niet planten voor inljn huis", mompelde hij. „Na kerktijd zal ik het planten op de plek, waar ik het kleine gravinnetje terugvond Zoo mompelend naderde Jan het kasteel. Op het terras stond een bediende. „Zoo, Jan, ben je daar met de palm?" vroeg hij. „Mijnheer wacht je al een half uur. Je moot ze hem zelf komen brengen, heeft hij ge zegd „Ja, de graaf zal boos zijn, dat ik ze gis teren niet heb gebracht", zuchtte Jan cn hij volgde trillende den bediende naar bin nen. Daar sprong Elsje dadelijk op hem toe cn daardoor schrok de oude tuinman zóó, dat hij de palm liet vallen. Maar vóórdat hij ze kon oprapen, was reeds de graaf bij hem en greep zijn hand. „Tuinman," zei hij, „ik dank je voor het terugvinden van mijn kind „Ja, ja!" riep op eens Elsje, „eerst kwam het konijntje en toen kwam Janbaas en die droeg me in zijn jas! En Janbaas mag niet weggaan en de konijntjes ook niet. En als Janbaas weggaat, dan gaan de konijntjes mee. En dat wil ik niet, en Beri wil het ook niet Je hoort het, tuinman, mijn kind heeft over je lot bsslist. En al komt met Pinkste ren de jonge tuinman, toch blijf Jij wonen in dezelfde tuinmanswoning. En dan, als je er ten minste niets tegen hebt, zou ik graag willen, dat jij voortaan alleen voor den moestuin bleef zorgen.... En welke beloo ning wensch je nu wel? Je weet toch, dat ik een belooning uitloofde voor het terug vinden van mijn kind....?" „Een belooning, heer graaf?" vroeg Jan verbaasd. „Maar begrijpt u dan niet, dat mijn grootste belooning is, u het kind, dat ik zelf zoo lief heb, gezond en wel terug te hebben gegeven? Neen, een belooning heeft God mij reed3 geseven! Want het blijven in de oude tuinmanswoning zal voor mij de allergrootste belooning zijn!" Dien dag, na kerktijd, liep Jan met zijn gewfjd palmtakje naar de plek waar hU Elsje vond, en daar plantte hij hot takje, als een herinnering aan het lieve kind, dat hem het geluk teruggaf. TANTE JOH. VAN ALLES WAT. Letters op Eieren graveeren. Met vet teekent men letters of figuren op de eierschaal en legt daarna het ei in azijn. De deelen der schaal, die niet door het vet bestreken zijn, worden aan de opper vlakte door het zuur opgelost en de letter» of figuren staan er dan dik bovenop. Met Paschen is het aardig, de eieren op tafel met sterren, grappige voorstollingen of opschriften te versieren. Men kan er een clown of een ander pop petje op teekenen of b.v. op schrijven „Voor Vader." „Moeders El." „Tok, tok, tok T een Paaschei Maakt de klnd'ren o, zoo bil)." Of „Van den Paaschbaas Voor den kleinen Klaas." CORRESPONDENTIE. A s t h e r en Kievit. Ik zal het voor jelui vragen. Dank je wel voor de raad sels, het eerste heeft al eens in de courant gestaan. B 1 o n d j e. Ja, dat soort raadsels krijg ik haast niet meer. Ze zijn ook veel aar diger. Postduifje. Prettig dat je het mooi vindt. Heerlijk hè. Dat denk ik ook wel. C e a s a r. Ach, dat mag je toch wel doen, ik weet toch wel of het je eigon raad sel is of niet. Kwik. Best hoor, met jou ook? Wat is het nu heerlijk buiten, hè, als alles zoo begint uit te loopen. V i o 1 i e r t j e. Zoo valt het in den «maak Denk je dat je rapport goed zal zijn, want dan heb je een veel prettiger vacantia C o s m e a. Dat zullen jelui wel prettig vinden, ook zou ook maar goed mijn be9t doen. Maandroosje. Dat kan, maar je zult nog even geduld moeten hebben, tot de raadsels van andere nichtjes en neefjes een beurt hebbon gehad. Ik doe het nooit, het is mij gemakkelijker om in de trein te stappen. Prins en Vinkje. Vonden jelui de raadsels erg moeilijk Ik krijg zeker dc volgende week weer brieven van jelui, hè. Karrokiet. Dat is een ingewikkel de geschiedenis. Wat moet je er voor in de plaats hebben Kwak. Wat voor plaatjes bedoel je? Lilliputter. Dank je wel hoor. Ja, heerlijk dan heb je Jekker kunnen ge nieten. Wong. Het was prachtig weer maar op het oogenblik ook. Welja het komt best in orde. Piggelmee. Hoe bedoel jo dat? Er zal misschien nog wel eens zooiets komen. Dank je wel, maar ik weet niet of ik het wel kan gebruiken. Chrysant. Ja, die was eigenlijk niet voor jou bestemd, want Jij heette geen Violiertje, maar nu is het toch in orde. Mier. Ik zal eens kijken hoor. Ben je niet blij, dat je weer een zusje of broer tje er bij hebt gekregen en dan nog wel zoo'n dikkert. Vergeet mij niet. Dat is best, het is altijd prettig iets van jelui te hooren. Lekkerbek je. Dat nieuws heb ik al gelezen. Leuk hè zoo'n zusje te hebben. Je hebt zeker nu al veel zusjes hè. Zonnestraaltje. Er waren er meer die ze moeilijk vonden. Ik hoop dat ie weer gauw beter bent Meidoorn. Vandaag is het anders weer erg mooi. Jammer hè. Piepkuiken. Het is nu heerlijk buiten, maar Vader heeft groot gelijk. Ja, ik ook. Jupiter. Het is al aan het veran deren, maar het gaat nu eenmaal niet met stoom. Je kent toch het woord wel, kin deren dio vragen enz. Ja, een pracht boot. Voor Zaterdag zijn ze al klaar. Bruinoog. Ben je weer beelemaal beter. Dat denk ik ook wel. Kampioen. Kon je ze goed gebrui ken? Wat een feest. Dat zal wel, nu dan zul je het wel niets erg vinden. Cupido. Daar kun je_hier wel erg veel van genieten. Dat hoop Ik ook. Bengel. Ben je nu weer beter? en verdere huisgenooten ook? Ja erg mooi. Krullebol. Het moet nu maar eens uit zijn, vindt je niet. Dank je wel, hoor. E d e 1 w e i s z. Dat vond je zeker wel fijn hè, nu al een kaart van je neefje te krijgen. Die kan het vlug. Or no. Dan kun je in de vacantie Je h«rt weer eens ophalen. Goudfazant. Er waren er meer die ze moeilijk vonden. Dat i» ook vrees lijk en vooral als je er zelf goed inzit. Broek. Ik zal het voor je vragen. ONS RUILHANDELHOEKJE. Broek. heeft om te rullen Turmac- bonnen en Arustelpennlngen en wil daar voor hebben roode klokjes van de Klok- zeep. Wie wil ruilen. Asther en Kievit. hebben 17 Am- stelpenningen on willen daar graag Peli kanen-bons voor hebben. OOM KAREI*

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1929 | | pagina 11