KINDERRUBRIEK
Rubriek van Oom Karei
WITVLEUGEL
DE ECHO
J)aé b'<
am en
a
9. zijn deelen van het jaar.
10. is een uitroep.
11. is een medeklinker.
(Ingez. door Mier).
ai.
Deze week wtf ik beginnen met jelui een Wie kan door tusschenvoeging van klin-
aardig spelletje te vertellen, dat ik dezer kers, een groote staó in Europa maken van:
dagen vond tusschen allerlei spelletjes, die
ik in den loop der jaren bewaard heb voor
onze krant. Je kunt het spelen met net
zooveel personen als je maar wilt. Het
moet voorstellen dat je op een markt bent.
AUe medespeelsters op één na die
siarktbezoekster is stellen een koop
vrouw voor.
„Cnslnlnp 1".
(Ingez. door Kwik).
IV.
Het geheel is een spreekwoord van 5
woorden en 21 letters.
83'k5107 worden aanteekeningen
De ééne verkoopt kersen, de andere koek, in gemaakt,
eer» derde eieren, een vierde paraplu's. Zij j oA18 eeP sieraad-#
bobben ieder een plaats ingenomen en zoo- moeten sorannge menschen
dri er ééne geroepen wordt, moet zij haar mi®se" aI® z® °"d word®n.
waar aanbieden. I 14—15-16 Is het tegenovergestelde van
De marktbezoekster zegt dan, wat zij
hebben wil en krijgt tot antwoord:
..Dat heb ik niet, ga naar
Het volgende voorbeeld dient om net hier
boven vermelde duidelijk te maken.
De marktbezoekster roept
„Appel vrouw!"
En de appelvrouw zegt nu op zingenden
toon:
„Koopt appelen, zoete en zure!"
De koopster vraagt vervolgens
„Heb je ook peren?"
Daarop antwoordt de appelvrouw:
„Neen, ga naar de melkvrouw!"
De melkvrouw, die haar naam heeft hoo-
ren noemen, roept nu:
„Melk! Melk W gezond voor elk!"
De appel vrouw vraagt haar nu:
„Heb je ook eieren?"
„Neen, ga naar de paraplu-verkoopster."
Deze roept:
1—2 is iets wat In deze dagen veel is ge
geten.
Met 17—812 doet men het zeil.
21 is een medeklinker.
(Ingez. door Meidoorn).
„Hallo, BobWaat zit je toch riep een
frlssche jongensstem onder aan de trap.
Toen er echter niemand op zijn roepen ver
scheen, rende Jaap de Lange op jongens
manier bij twee treden tegelijk de trap op
naar het kamertje van zijn vriend, Bob
Zwart.
I Deze was geheel verdiept In zijn sommen,
„Paraplu's te koop! 'k Heb 'r een heele ,,66 verdiept zelfs, dat hij verbaasd opkeek,
toen hij plotseling Jaap in de deuropening
zag staan. Hij had hem heelemaal niet hoo-
ren aankomen.
„Hallo, ouwe jongen riep Jaap uit „Zit
ja nog altijd met je neus in de boeken
,,'t Moet wel zei Bob. „Een vracht huis
werk hebben we vanavond en de sommen
rekenen zichzelf niet uit."
„Als dat eens waar was Dan zouden wij
't er gemakkelijker van kunnen nemen
vond Jaap.
„Nou en ofstemde Bob in. „Maar zoo
lang we ze nog zelf moeten maken
„Wil je liever met rust gelaten worden,
ouwe brombeer!" zei Jaap weer.
„Eigenlijk wel Maar omdat je er heele
maal voor naar boven bent gekomen
hoop
Nu vraagt de melkvrouw aan de paraplu
verkoopster:
„Heb je ook parasols?"
De aangesprokene antwoordt:
„Neen, ga naar de kersenkoopvrouw."
De kersenkoopvrouw zingt:
„Koopt kersen, rijp en rond"
Twee dubbeltjes het pond!"
De paraplu-verkoopster vraagt haar:
„Heb je ook aardbeien?"
„Neen. ga naar de bloemenverkoopster!"
Terwijl deze haar naam hoort, zingt zij:
„Rozen, mooie rozen!"
De kersenkoopvrouw vraagt haar:
„Heb je ook anjelieren?"
Zij antwoordt:
„Neen, ga naar de vischvrouw."
Zoo gaat dit spelletje door. Hoe meer
melsies er aan deelnemen, hoe aardiger
:g „En jij n beetje nieuwsgierig bent...
Iedere verkoopster, die niet dadelijk haar eens
waar aanbiedt zoodra haar naam genoemd I "Va' me "ou niet in de rede. En jij n
wordt, moet een pand geven en iedere beetje nieuwsgierig bent, zou je 't nieuws
vrao-ster, die Pen verkeerd voorwerp ver- zeker toch wel willen hooren
langt. b.v. visch van de fruitvrouw ot „Juist: draai maar af
eieren van de paraplu-verkoopster, wordt i Sou dan ,k we9( waar W|lvlen!,ci ls r
tot dezelfde straf veroordeeld. j Hè wa,We0t w waar witvleuge, ia
o Hoe ben je daar achter gekomen
I „StNiet zoo hard Ik heb 'm in de dui-
RAADSELS. ventil op t erf van Jansen gezien."
1 Bob's gezicht betrok bij het hooren van
Do oplossingen van da vMipe waak. deze woorden
De oplossingen van de vorige raadsels „Op 't erf van Jansen herhaalde hij.
waren: j „En heb je tegen Jansen gezegd, dat-ie van
mij was
„Nee, natuurlijk nietantwoordde Jaap
meer of min verontwaardigd. „Jansen is
lamme vent Hij zal al wel een heelen tijd
I. Ledigheid is de wortel van veel kwaad
met de woorden: staart toren hoed
haan ledig wortel veel Verkade
Sini wadden hond.
II. KieL
j op Witvleugel geloerd hebben en nou-d-ie
i 'm eenmaal heeft, kun je naar je duifje
III. Vroolijk Paaschfeesl met de woor- fluiten. Kijk eens hier, Witvleugel is van
den: haas eerlijk oost vast pf jou, is "t niet
en pc. „Ja, natuurlijk
De prijs is dezen week gewonnen door -Denk je zelf, dat Jansen m terug zal
„Wipneus" die hem a.s. Maandag aan ons geven, als je er om vraagt?
1 T V 1*\T AA nArtlf lM
bureau kan komen afhalen.
NIEUWE RAADSELS.
1
Op de kruisjeslijn komt de naam van een
muziekinstrument.
Op de eer3te rij een rivier.
„Nee. nooit!
„Maar dan ben je ook heelemaal in je
recht, als je 'm terughaalt."
Bob was het met Jaop's uitspraak eens en
de beide jongens beraamden nu al fluiste
rend een plan om Witvleugel te ontvoeren.
Zoo kwam het, dat tegen den avond, in
schemerdonker, twee jongens behoedzaam
de schutting naderden, die 't erf van Jan
sen omgaf. Jansen was een duiven-koop
man, die heel wat duiven had.
„Hier fluisterde Jaap, die als leider der
expeditie optrad. „Hier kunnen wij er het
gemakkelijkst over. Ik zal eerst gaan Als
ik dan aan den anderen kant ben, moet je
nog tot tien tellen, vóór je mij volgt. Als er
niets verdachts te zien is, zal ik muisstil op
je blijven wachten. Bij 't minste gevaar kom
vasthield, naar het woonhuis van Jansen.
Bob had de duif nog steeds onder zijn jas
verborgen.
„Hier zijn de deugnieten riep de agent
tegen Jansen uit. „Meor dan een vveek heb
Ik op de duivendieven geloerd, maar nou
heb ik toch een goede vangst gedaan. Twee
vliegen in één klap
Jaap en Bob, die meenden, dat ze alleen
door „de Lange" beetgepakt waren, omdat
zij zich op verboden terrein bevonden, wa
ren niet weinig verontwaardigd bij het hoo
ren van deze woorden.
„Niet waar riep Jaap boos uit. „Jansen
heeft W.'tvleugel in zijn duiventil en Wit
vleugel is van hem." Bij deze laatste woor
den wees nl' op zijn vriend.
„Ja", ze» Bob nu. „Ik mis Witvleugel al
drie dagen."
„En ik het 'm vanmorgen hier ontdekt",
voegde Jaap er nog aan. toe, niet weinig
trotsch op zijn speurzin. „We dachten vast
en zeker, dat hij m nooit terug zou geven,
al beweerden we ook bij" hoog en bij laag,
dat hij van ons was."
Nu was Jansen, die reeds geruimen tijd
bestolen werd, eerst heel verontwaardigd
geweest, maar toen hij de eerlijke gezich
ten der beide jongens zag, begon hij toch
t« gelooven, dat hier een misverstand in
het spel was en zij beiden te goeder trouw
waren.
Hij wendde zicb daarom tot „de Lange"
en zei
„Ik dank je wel voor je moeite, agent,
maar Iaat mij dit zaakje nu verder maar
met de jongelui opknappen."
„Zooals je wilt," bromde „de Lange" in
zijn baard, salueerde en ging heen.
Bob kreeg nu vertrouwen in Jansen en
liet de duif zien.
„Vertel me eens precies, hoe je eigen duif
er uitziet," zei Jansen. „Ze zal natuurlijk
veel op deze lijken, maar zie je geen ver
schil. al is het dan ook nog zoo klein
Bob en Jaap bekeken de duif nu aan
dachtig en Bob riep eensklaps uit
„Deze heeft een paar grijze borstveertjes
en de mijne is heelemaal wit
„Je hebt gelijk", viel Jaap zijn vriend bij,
„en 't spijt mij nu vreeselijkHij hnd
werkelijk gruwelijk het land zoon flater
begaan en Jansen valsch beschuldigd te
hebben.
Hij stamelde dan ook allerlei verontschul
digingen, daarbij trouw ter zijde gestaan
door Bob, die edelmoedig de schuld wilde
deelen met zijn vriend
Maar nooit zouden de jongens de huiten-
gewoon aardige manie» vergeten, waarop
Jansen hun excuses aannam. Wie voortaan
ook maar één woord ten nadeele van hem
zei, zou met hen te doenl krjjgen! Jansen
was de meest geschikte baas, die er maar
op twee beenen rondliep.
Het afscheid was dan odk"'heei hartelijk
en Jansen zei nog
„En als jullie weer eens naar mijn duiven
wilt komen kijken, mag je gerust komen,
hoor' Alleen niet over dn schutting.'
Lachend beloofden de jongens dit.
Een paar dagen later vond Bob onder een
paar struiken in een hoek van den tuin
een bebloed hoopje veer en, het treurige
overblijfsel \an Witvleugel
Een week daarna echter juist op zijn
verjaardag, dien Jansen bij Jaap uitge-
visch had verrastte de eerste hem met
de duif, die Jaap en hij voor Witvleugel
hadden Aangezien. Jaap was heel dankbaar
voor die aardige attentie en de nieuwe duif
herinnerde de jongens nog dikwijls er aan,
boe ondoordacht zij zoo'n braven man als
Jansen was, beschuldigd hadden.
BEP K.
Van
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Wat zou ik dolgraag willen weten.
Waar of de Echo toch wel woont
't ls vreemd, dat hoe ik heb geroe
pen i
Hij nooit aan mij zich heeft vertoond.
Nu zit hij in een boom of dierte,
Dan tusschen hooge heuvels in.
Maar nooit kan ik hem eens bekijken,
Wat of ik er ook op verzin
Hoe hij er uitziet 't Is m' een raadsel
Wat voor een pakje hij wel draagt
Ik weet het niet, al geeft hij antwoord,
Als je hem 't een of ander vraagt.
Als 'k roep Zeg Echo, toe, vertel m'
eens,
Op wie je lijkt, jij schuwe knaap
Dan untwoordt hij nooit eens iets anders,
Dan altijd weer hetzelfde Aap!
Of als ik vraag: Vertel m' eens even,
Of j' oud of jong bent. zoet of stout?
Dan luidt het antwoord onveranderd
Steeds weder van de Echo: Oud'
Eens vroeg ik hem-r- Zeg, waarmee
was je
Op Sinterklaas het meeste blij
En ik begreep, dat hij naar school gaat.
Want duid lijk klonk zijn antwoord
- Lel!
Mocht 'k ooit de Echo tegenkomen,
Dan zal ik als ik hem herken
Eens vragen, uit zichzelf te zeggen.
Dat ik een groote jongen ben
Op de tweede rij iets dat men op het ik echter terug en zullen wij t morgen voor
hoofd heeft.
Op de derde rij de naam van een dier
dat bijna altijd in het water is.
Op de vierde rij het tegenovergestelde
van zacht.
Op de vijfde rij een schip.
Op de zesde rij een meisjesnaam.
Op de zevende rij een bloem.
Op de achtste rij iets dat veel heeren
hebben.
Op de negende rij een kleur.
(Ingez. door Vinkje).
a
4-
0
BB. I ft
"T 0
i
dag en voor dauw probeeren".
„Afgesprokenfluisterde Bob terug.
„Goeie reis dan
Behendig werkte Jaap zich nu over de
schutting heen, keek behoedzaam rond en
liet zich aan den anderen kant afzakken.
Hij zag niets verdachts en wachtte dus
de komst van zijn vriend af.
Even later stonden de beide jongens voor
oen groote duiventil.
„Kijk, die daar is 't!" fluisterde Jaap. „Op
den ondersten stok, de dei-de van rechts."
Bob's scherpe oogen hadden Witvleugel
nu ook ontueKt. Reeds strekte hij de hand
er naar uit. In het volgend oogenblik hield
hij zijn teruggevonden schat onder zijn jas
en ondernamen de twee vrienden den tocht
naar h«is.
Nauwelijks waren zij echter weer over de
schutting, of een strenge stem riep hun:
„Halttoe.
Het was „de Lange", een agent, die óra
zijn reuzengestalte onder dien bijnaam bij
Op de krulsjeslijnen komt de naam van de jeugd in het dorp bekend stond en de
een onzer nichtjes.
1. een medeklinker.
2. is niet mager.
3. wordt bij ergen zieken gedaan.
4 zitten In de sloot.
5. de naam van een onzer nichtjes.
6. het gevraagde woord.
7. een bloem.
is niet boven
jongens behendig over de schutting gevolgd
was.
Onmiddellijk begrepen Jaap en Bob. dat
er geen ontkomen meer aan was en zij
maar het verstandigst deden door te ge
hoorzamen.
In triomf bracht „de Lange' nu zijn bei
de gevangenen, die hij ieder bij een arm
APRIL.
Aprilletje, Aprilletje,
Toon nu eens niet je willetje.
Laat nu een dag van zonneschijn
Nief steeds gevolgd door regen zijn
Geef ons een weekje warm en zacht,
Je weet, we hebben zoo gewacht
Aprilletje, Aprilletje,
Doe jij nu niet je willetje
Maar zorg voor zieke menschen dan,
Dat ieder buiten wand len kan
En haal de plantjes uit de aard,
Die in. den winter zijn bewaard.
Aprilletje, Aprilletje,
We kennen ieder grilletje.
!e naam wordt er al naar genoemd
Je bent om grilligheid beroemd
Maar toon ons ook. wat je kunf zijn
Een mooie maand niet Zonneschijn
EEN DUUR SCHILDERIJ.
De vader van één der vroegere Presiden
ten der Fransche Republiek, Casimir Pé
rier, bracht den schilder Corot eens een be
zoek in diens atelier. De kunstenaar was
juist bezig de laatste hand te leggen aan
een schilderij. Casimir Périer was opgeto
gen over het kunstwerk en wiJde het koo-
pón.
„Ik sta u mijn doek af," zeide de schilder,
„op voorwaarde, dat u de singers- en bak
kersrekening van mijn vriend Millet (even
eens een groot schilder) betaalt.'
„Afgesproken," antwoordde Casimir Pé
rier.
Spoedig werden de rekeningen der beide
leveranciers opgevraagd. De ééne bedroeg
twee-en-twintig duizend francs, de andere
vier-en-twintig duizend.
Het krediet liep reeds twaalf jaar.
Casimir Périer betaalde zonder ook maar
één oogenblik te aarzelen Zijn Corot kwam
hem duur te staan. Heden ten dage zou het
„Geef hier dien tol! die is van mij!'
Zegt Jan tot kleinen Piet,
Piet is daar zoo maar niet aan toe!
En roept: „je krijgt hem niet!"
Het wordt een reuze-vechtpartij!
En zulk een groot getier,
Dat Moes verschrikt naar binnen komt
En vraagt: „wat moet"dat hier?
Piet, waarom lig je op den grond?
En waarom dat gegil?"
„Omdat", snikt Piet, „die nare Jan,
Zijn tol weer hebben wi4iT
„Die tol is niet van hem, hè moes?"
Zegt Jan, terwijl hij vlug
Zijn schat een veilig plaatsje geeft,
Dan komt hij kalm terug!
„Weineen," zegt Moes, „je hebt gelijk!
Maar vent, wat zie ik daar?
Dat boek, waaruit jij plaatjes kijkt,
Is van je zusje Claar!
Het spijt me wel, maar 'k neem 't je af
Je moet het missen heusch!"
Plet lacht en Jan? dat snaü jo wel!
Kijkt leelijk op zijn neus'
R. WINKEL.
doek zeker het driedubbele waard zijcu
evenals de schilderijen van Millet, die zijn
leveranciers niet betajen kon en stierf in
gebrek en ellende. j
PEARY BIJ DE ESKIMO'S.
In het jaar 1891 vierden de Poolreiziger
P«ary en zijn vrouw hun kei-stfeest bij de
Eskimo's. En een vroolijk kerstfeest was
hst! De hoeveelheid lekkernijen, welke bij
die gelegenheid verorberd werden, was
waarlijk verbijsterend! Zalm, pnolhnas, her-
tevleesch, erwten, tomaten, plumpudding,
abrikozentaart, peren, koffie, klontjes,
amandelen en rozijnen, en er werd geklon
ken cn gedronken op de behouden thuis
komst van het kleine groepje ontdekkings
reizigers dat met Peary in het koudo Eski
mo-la?^ overwinterde.
En >ntusschen smulden de Eskimo's van
walrussenspek met talk-kaarsen, en met olie
klonken ze op Peary's gezondheid.
-
DE SPROEIWAGEN.
Een boer en zijn zoon kwamen voor het
eerst in de stad. Daar zagen ze een sproei
wagen.
„Hei, baas!" riep de knaap den voerman
toe „weet je wel, dat je al je water ver
liest
„Domoor", zei zijn vader daarop „Je ziet
toch wel, dat de man het opzettelijk doet
om do ondeugende jongens van zijn wagen
te houden."
(Ingez. door Blondjo).
CORRESPONDENTIE.
Wipneusje. Het is ook iets bijzon
ders, je mag er wel zuinig mee zijn Ja,
erg jammer. Dat vindt je zeker erg fijn hè.
Maandroosje. Dus je bent er nog
al blij mede, dat doet me plezier. Gelukkig
maar dat ze nu weer beter is. Wel gefeli
citeerd. Toen was het juist nogal goed
weer ook.
Postduif je. Ja, ik ben ook uit ge
weest, maar het was jammer van het weer.
Dat zal wel.
Radio. Ben je nu weer heelemaal
beter. Neen, dat niet maar ik begreep al
niet waar je bleef. Dank je wel, hoor.
Klaverblad. Neen. dat wist ik wel,
maar toch woon ik nog erg ver van je van
daan. Dank je wel voor het raadsel.
Or no En geniet je nogal van de va-
cantie. Ja, dat is jammer.
K ik vorsch. Ja, erg gezellig. Dus
iij bent zoowot overal heen geweest in die
paar dagen. Het is toch heel gemakkelijk.
Zonnestraaltje. Dan heb je dub
bel plezier. Dat geloof ik graag. Ja, want
het was toch een voorjaarsversje.
Donderpadje. Jammer voor al die
menschen die al uit waren. Het zal wel
weer goed worden. Dan komt het er zoo
langzamerhand ook erg op aan.
Piepkuiken. Nu, ik ook, hoor.
Schrijf je de volgende week. meer
Meidoorn. Wat een wandeling, was
je niet moe. Nu ik wist er ook weg mee,
maar zooveel heb ik er toch niet gegeten.
P r i n s. O, ja, nu het is niet te hopen.
Heerlijk, hè, om dan zoo rustig thuis te
zitten. Heeft hij er geen pijn aan. Of je ge
lijk hebt, hoor.
E d e 1 w e i s z. liet was allesbehalve
mooi. Het is veel tc koud om zoo buiten
te zijn.
M eikbekje. Nu dat is zeker een
heele reis. Je hebt zeker wel genoten.
Hansje me knecht. Dat dacht Ik
al. Alleen kunnen ongetrouwde menschen
ook wel ambtsbezigheden hebben.
Wildzang. Jo hebt zeker erg geno
ten. hè. Heb je nog zien vliegen ook. Dat
is erg nuttig, doe maar goed je best.
Vinkje. Dat gaat best, hè Ja, zeker
heb ik die, zelfs een heelen boel. Hoeveel
en welke plaatjes mis jo nog'? Als je mij
dat schrijft zal ik zorgen dat. je ze krijgt.
Lekker hè. Dat heb ik ik ook gedaan.
Cosrnea. Ja, dan kom je ineens zoo
achter, je moet maar probeeren of je het
nog in kan halen. Dank je wel, hoor.
V i o 1 i e r t j e. Dat is goed. Ben je niet
nieuwsgierig. Veel plezier.
Paddeltje. Hartelijk welkom. Ja, er
wordt om geloot.
Cupido. Wat zullen jelui genoten
hebben. Nu jelui zijn wel verwend, hoor,
zooveel eierca.
Kampioen. Vond je het niet heer
lijk. om zoo lekker in het bosch te ioopen
zoeken. Ze smaakten zeker goed, hè.
Aster cn Kievit. Op het oogenblik
heb ik er niet meer. Wat een feest, dat is
zeker een verrassing hè.
F 1 a p r o o s. Ik wist al niet. waa? c?
je bleef. Neen. ik niet. Die doet het niet
meer. Ik dacht al wat zou dat beteekenen.
Ce as ar. Ja, zeker maar er zijn eerst
nog anderen aan de beurt.
Regendropje. Dat zal wel, ik zou
het ook fijn vinden. Daar heb ik ook mijn
best aan gedaan.
Boterbloem. Dat heb ik ook ge
daan. Het zal best opknappen, nog veel
plezier.
C1 y v i a. Ja, het is altijd weer zoo
gauw voorbij, wel jammer. Je was zeker
wel blij met zoo'n mooi rapport.
Spring i n 't v e 1 d. Dat gebeurt wel
meer maar nu doe je toch weer geregeld
mee, hè.
BI o n d j e. Er is geen plaats meer voor,
maar ik dank je wel, hoor. Ik geloof, dat
ie nog 1 week geduld moet hebben er waren
zooveel anderen die eerder waren.
Sneeuwwitje. Ik wast niet dat je het
zoo druk had. Kon je de andere raadsels
niet oplossen? .Ta, dat komt natuurlijk door
de varantle, anders komen ze altijd pas om
twaalf uur.
OOM KAR EL, j;