JML KINDERRUBRIEK Rubriek van Oom Karei Onze Benjamin. LEGPLAATJE Bassompierre. a Naar aanleiding van hetgeen ik de vorige week schreef over de Kampioen-raadsel wedstrijd, die we zouden gaan houden, schreven mij heel veel neefjes en nichtjes om nadere inlichtingen daarover. Nu, die wil ik jelui graag geven maar er valt weinig meer van te zeggen ,dan hetgeen ik orover fthreef. Voor hen, die de vorige Kampioen wedstrijd niet meemaakten kan ik dit nog zeggen. De wedstrijd zelf duurt vier weken. Dat wil zeggen, vier weken achtereen ko men er telkens, behalve de gewone raad sels, nog twee extra raadsels onder het opschrift „Voor de Kampioenwedstrijd". Voor de gewone raadsels wordt zooals we altijd doen, een prijs uitgeloofd. Voor de Kampioen-raadsels niet. Wie gedurende de vier weken van den wedstrijd al die extra-raadsels, dat zijn er dus acht, zonder een enkele fout oplost, krijgt de eere-titel van „Kampioen". Natuurlijk zullen er on der die extra-raadsels wel enkele moeilijke voorkomen, maar anders is er geen kunst aan. En dan, wanneer begint die wedstrijd?, werd me gevraagd. Ja, dat kunnen jelui zelf bepalen. Maar eerst moet ik daarvoor een voorraad raadsels hebben, die voor dit doel geschikt zijn. Daarom zou ik het erg prettig vinden als jelui nu allemaal nog »ens erg je best deed om me nog eenige *oreekwoorden- en kruisraadsels te sturen, want die zijn altijd het aardigste. En ze mogen voor deze gelegenheid ook wel wat moeilijker zijn dan anders. Doet dus maar je best en geeft me maar flinke raadsels. Natuurlijk rnag je behalve spreekwoorden ©n kruisraadsels ook andere sturen. Die kunnen er ook wel bij. En als we zoover zijn, dan kunnen we met de wedstrijd be ginnen. Mochten jelui nog meer willen weten, schrijf het me dan maar gerust. Maar hoe eerder ik voldoende raadsels heb, des te eerder komt de kampioen-wedstrijd. RAADSELS. De oplossingen van de vorige week. De oplossingen van de vorige week wa ren I. Gouda Goud. II. Kippenhok met de woordenk rit lepel kropsla kippenhok klanten Johan tot k. Deze week is de prijs gewonnen door „Piepkuiken" die hem a.s. Maandag aan ons bureau kan komen afhalen. NIEUWE RAADSELS. I. Mijn geheel is een spreekwoord van 0 woorden cn 43 letters. 4, 21, 33, 26 is het zeewater. 39, 37, 7 43 is niet hard. 25, 5, 30, 23, 12. 10 is een leelijko eigen schap. 10, 40, 6, 42, 34 is donker. 35, 2, 41, 38 is een wederkeerend voor naamwoord. 27, 8, 31, 11 is een sprookje. 3, 15 is een voegwoord. 1, 29, 13, 16 blaast uit alle richtingen. 20, 17, 32, 18 is een vrucht. 28, 36, 22. 18 is een wurm. 27, 20, 14, 16, 24 is een tuingereedschap. (ingez. door Wipneus.) II. Ik ben een stad van 7 letters, letter 1 is een beleefdheidsvorm, letter 2 wordt veel gedronken. 3, 4, 5, 6, 7 is het tegenovergestelde van krom. Niki, onze Benjamin, was zóó'n lief jon getje en zóó veel jonger dan wij. zijn broertjes en zusjes, dat hij ons aller lieve ling was. Moeder vond, dat wij hem wel wat verwenden en wel wat heel erg ook, maar wij waren allen van oordeel, dat we hem niet anders behandelden dan.., hij verdiende. Mies en Ineke, onze zussen, deden niets liever dan met hem te gaan wandelen, ter wijl Karei en ik het leuk vonden hem aller lei spelletjes te leeren. En natuurlijk vond Niek niets zóó prettig als met „de groote broers" te raogeu meespelen. Hadden wij één van allen eens een extraatje, dan deel den we wat met Niek. Kregen we bij onzen kruidenier een zakje pepermuntjes, flikjes of zuurtjes toe, dan verhuisde het grootste gedeelte van den inhoud ervan naar Niki's maag. Wij vonden dat niet meer dan na tuurlijk en Niki vond het zelfs heel na tuurlijk. We hadden hem immers altijd zoo lang als hij zich herinneren kon van alles het leeuwendeel gegeven. Ik ge loof eigenlijk, dat Moeder dit met verwen nen bedoelde en een feit was het, dat Niek het als vanzelf sprekend \ond, dat het beste voor hem was. Met ons gaf dat geen moeilijkheden, maar wanneer hij met vriendjes of buur jongetjes speelde, waren botsingen onver mijdelijk. Die vriendjes toch waren er niet tevreden mee, dat Niek zich veel meer van het voorradige lekkers toeeigende dan hem toekwam, 'k Geloof eigenlijk, dat Moeder gelijk had en wij van onzen Niek een jon getje maakten, dat van alles altijd het beste en bet meeste hebbpn moest. Wij merkten dit pas, toen we tot de ontdek king kwamen, dat Niki's vriendjes hem niet zoo „schattig" vonden als wij. We belegden daarom met ons vieren een Dit plaatje kun je maken van leghoutjes of lucifers, waarvan de koppen eerst ver wijderd zijn. Voor het hoofd van den ruiter kun je een grooten knoop nemen, voor het oog van het stokpaardje een kleineren. Zorg maar, dat de ruiter stevig komt te zitten op zijn ros en geen buiteling maakt. vergadering, waarin met algemeene stem men besloten werd, dat we Niek niet meer zoo zouden verwennen. Degene, die het toch deed, mocht drie dagen lang niet met hem spelen of wandelen, een straf, die niemand graag opliep. 't Kostte ons eerst wel wat moeite, ons besluit te handhaven. De kleine baas kon ons zóó lief smeekend aankijken, dat we al onze wilskracht moesten aanwenden om niet te doen, als vanouds. Ik denk: als de drie „strafdagen" niet als boete gestaan hadden op een overtreding onzerzijds, wij maar al te vaak in onze oude fout verval len zouden zijn. Ons nieuwe „systeem" beviel Niki aller minst. Hij begreep er de reden niet van en zag alleen de minder prettige gevolgen, die bij er van ondervond. Weldra zou echter blijken, dat als Niek van ons dan zoo weinig kon loskloppen, hij dit bij vreemden probeeren ging. Vóór ik echter verder ga, moet ik eerst nog vertellen, dat Niek een gewoonte had. die het geheele huishouden op stelten zetten kon en ons allen menig angstig oogenblik bezorgde. Niek had namelijk de gewoonte reeds vanaf den tijd, toen hij nog maar 'n heel klein jongetje was, dat nauwelijks loopen kon den voortuin met zijn kruiwagen of Poes uit te glippen, zonder dat iemand Jaar iets van merkte. Achter ons huis hadden we geon tuin en hoewel Moeder allen leveranciers verzocht het hek achter zich te sluiten, als Niek in den voortuin speelde, was er altijd wel eens één onder hen, die dit verzuimde. En na tuurlijk zag de kleine bengel dit dadelijk Plotseling merkte Vader, Moeder of één van ons dan, dat Niek in geen velden of wegen te zien was. Groote schrik natuur lijk! We renden allen een verschillenden kant uit om den kleinen vluchteling op te sporen, wat één van ons dan na korteren of langeren tijd gelukken mocht. Gelukkig beeft hij nooit eenig letsel op zijn „uit stapjes' gekregen. Maar altijd waren wij toch weer even ongerust. Ons ongeluk was. dat wij, wanneer wij hem vonden, zóó blij waren, hem ongedeerd te zien, dat wij ver gaten op hem te brommen. En als Moeder hem dan later onder het oog trachtte te brengen, dat hij heel stout was geweest cn Moeder en ons allemaal erg ongerust en bedroefd had gemaakt, sloeg hij zijn armpjes om Moeders hals, keek haar meer don schattig aan en beloofde haar, nooit meer weg te zullen loopen Maar al te gauw vergat hij echter zijn beloften weer en herhaalde hij zijn euvel daad. Op straat had iedereen schik in 't ventje Hij was heelemaal niet verlegen, sloot met iedereen vriendschap en kon zóó leuk bab belen en allerlei vragen doen, dat hij de horten van oud en jong won. Op zekeren dag nu wa3 het vreeselijke. dat ons steeds weer opschrikte, opnieuw gebeurd. Niki was weg! Wij er weer mei ons allen op uit! Maar hoe wij ook op alle mogelijke en onmogelijke plaatsen zochten, nergens konden wij ook maar een spoor van den kleinen vluchteling ontdekken. Nog nooit waren wij zóó ongerust geweest. Ineke vertelde snikkend, dat zij bij den kruidenier een paar koekjes toegekregen en er één van aan Niki gegeven had. De bengel had zich niet heel tevreden getoond met zijn aandepj in de winst, maar Ineke, gedachtig aan de boete, die wij onszelf had den opgelegd, voor het geval wij Niek ver wenden, had hardnekkig geweigerd hem meer te geven. Zij had er nu vreeselijke spijt van en liet zich maar half troosten door Moeder, die haar verzekerde, dat zij het heusch niet helpen kon, dat Niek weg- geloopen was. Ineke en ik gingen nu samen naar den kruidenier in het dorp. maar deze noch zijn bediende had ons broertje gezien. Ge lukkig was er geen water in de buurt en worden er slechts heel weinig auto's ge zien. Wij hielden dit elkander en onszelf telkens voor, maar... onze ongerustheid bleef. Eindelijk zei Karei: „Vader, herinnert u zich nog, dot we van 't voorjaar met Niek op de hei waren en er toen juist een kermiswagen stond? Niek was er gewoon niet weg te krijgen. Zou hij soms „Maar de hei is zoo'n eind weg!" riep Vader nu uit. Zijn gezicht stond heel ern stig en verontrustte ons nog meer. „We gaan er heen!" zei Vader plotseling „Karei en. Leo gaan met me mee. Dan kun nen Moeder en de meisjes dichter bij huis blijven om te zoeken." Hoe heerlijk wij het anders ook vonden, met Vader naar de bei te gaan, dezen keer was het geen vroolijke tocht En wat duur de het lang, eer wij er waren! Zouden we er dan nooit komen? Eindelijk, daar lag de hei vóór ons! En wie schetst onze onuitsprekelijke vreugde, toen wij daar, vlak bij een woonwagen en zijn bewoners, onzen Niek op den grond zagen zitten? Niek, die smakelijk in een boterham hapte en even op zijn gemak scheen te zijn, daar ver van huis bij die vreemde raenschen, als wanneer hij thuis zijn boterham at „Niek! Niki! Ni-ki-i!" riepen wij allen als om strijd. De ondeugd wuifde met zijn boterham naar ons en wij waren weldra bij hem. De man uit den woonwagen 't was ge lukkig een met een goed, vriendelijk ge zicht! vertelde ons nu, hoe „de jonge heer" naar hem toe gekomen was, juist toen zij een boterham gingen eten cn ge vraagd had, of hij er ook eentje kreeg Zijn vrouw, die dadelijk begreep, dat hij verdwaald was, had hem twee dikke boter hammen gegeven. Ze haden met veel moei te uit hem gekregen, hoe hij heette en waar hij woonde cn hadden hem in den woonwagen naar huis willen brengen, Juist toen wij er aankwamen. Na de wagenbewoners vriendelijk be dankt te hebben, nam Vader Niek, wiens beentjes nu toch wel moe waren, op zijn sterken schouder en zoo ging het in triomf naar huis. Moeder begon te schreien van blijdschap, toen zij haar lieveling terugzag Maar dat snapte Niek niet. Hij begreep alleen maar, als iemand van verdriet of pijn huilde en hij had zóó'n medelijden met Moeder, dat hij zijn wangetje tegen haar gezicht aan vlijde en zei: „Nou loop ik heusch nooit meer weg, of ik zal *t u eerst zeggen. Mammie. „Dat is afgesproken!" zei Moeder lachend en zij knuffelde den kleinen baas meer dan hij eigenlijk verdiend had. En Niek hield woord, want vanaf dat oogenblik heeft hij mocht hij al eens neiging krijgen weg te loopen het altijd eerst aan Moeder gezegd. Hij vertelde baar dan ook, waar hij heen ging en liet zich gewillig van zijn voorgenomen plan afbren gen, wanneer dit niet met Moeders goed vinden was. Na dien laatsten angst-vollen middag brak er voor ons allen dus een rustiger tijd aan. HOE DE WITTE MAN KWAM. Lit: „Stories the Iroquois tell their children". Lang, lang voordat Columbus in Amerika kwam woonden daar de Roode Kinderen. Zij waren de eerste en de eenige echte Amerikanen. Van het Groote Zeewater In het Oosten tot het Groote Zeewater in het Westen woonden overal deze Kinderen van Zon, zooals ze zichzelf noemden. Vrij en gelukkig als het zonnelicht en de lucht om hen heen liepen ze door de groote bosschen, die heelemaal van hen waren, of ze roeiden hun kano's van boombast de ri vieren op en af. Toen had de Indiaan een droom. Dat was lang voordat Columbus zijn droom van de Westersche Wereld droomde. In zijn droom zag de Indiaan een groote Witte Vogel uit het Oosten komen. Zijn vleugels strekten zich uit ver naar het Noorden en Zuiden. Met groote kracht en snelheid vloog hij naar de ondergaande zon toe. Vol vrees en verbazing zag de Indiaan dien reusachtigen vogel komen en verdwij nen. Hij begreep, wat het beteekende en zijn hart was bedroefd. Toen kwam de Witte Man. Van het groo te Zeewater in hot Oosten kwam hij in een kano met groote witte vleugels. Met één hand wees hij naar boven, naar den Grooten Geest en met één hand naar voren, naar de Roode Menschen. HIJ vroeg om een klein plaatsje. Als hij maar zoovee! plaats had om te zitten als de huid van een buffel, dan was het genoeg, zei hij. Onder het aanroepen van den Grooten Geest begroetten de Roode Kinderen den Witten Man en noemden hem „broeder". Ze gaven hem de zitplaats waar hij om vroeg. Ze gaven hem ook een groote buf felhuid en wezen hem, waar hij die kon uitspreiden bij hun kampvuur. De Witte Man nam de buffelhuid. Hij be dankte zijn Roode Broeders in den naam van den Grooten Geest. Toen begon hij de huid in een hoeleboel 6malle reepen te snijden. Toen de heele buffelhuid in smalle reepen was gesneden, bond hij ze aan el kaar. Het werd een lang koord. Verwon derd keken de Indianen toe, terwijl de Witte Man oen zitplaats aan het afmeten was zoo lang en zoo breed als dit koord omspannen kon. Het kleine plaatsje, zoo groot als een buffelhuid, werd een heel stuk land. Al gauw vroeg de Witte Man nog een plaats om te zitten. Dezen keer vielen de tenten en het kampvuur van de Indianen er ook in. Hij vroeg hun of ze een paar pijlschoten verder wilden gaan. Dat deden ze. Toen verlangde de Witte Man nog een zitplaats. En telkens moest hij een grootere buffelhuid hebben. Dezen keer reikte de buffelhuid zoo ver, dat er een deel van de jachtgronden en de vischplaatsen van de Indianen bij waren. Weer gingen ze wat verder op. Weer kwam de Witte Man ze achterna. lederen keer werd het stuk grooter totdat de In dianen nog maar een klein plaatsje had den om op te zitten, zoo groot als een buf felhuid. Zoo ging het toen de Witte Man kwam. Als een Groote Witte Vogel, die uit het Groote Zeewater in het Oosten naar het Groote Zeewater in het Westen vloog; en hij dreef de Indianen van do opgaande zon naar de ondergaande Zon. Richelieu, minister van Lodewijk XIII, die koning van Frankrijk was, mocht den veldmaarschalk Bassompierre niet lijden, niettegenstaande deze een moedig en trouw dienaar van zijn vorst was. Richelieu rustte niet, vóór de Bassom pierre in do Bastille (staatsgevangenis te Parijs) opgesloten was. Deze opsluiting duurde tien jaar. Zoodra de veldmaarschalk in vrijheid ge steld was, begaf hij zich naar den koning. „Hoe oud zijt gij?" vroeg Lodewijk XIII hem. „Vijftig jaar, Sire," antwoordde de ex- gevangene. „Hoe nu?l" riep de vorst verbaasd uit. „Ik dncht, dat gij minstens zestig jaar waart." „Dat is ook zoo, Sire," antwoordde Bas sompierre, „maar ik tel de tien jaren, welke in de Bastille heb doorgebracht, niet mee. daar het mij niet vergund was, ze in dienst van Uwe Majesteit te gebruiken." BLADVULLING. Lill, dia gaan somman maakte. (Ingezonden door een nichtje). In de serre zat mevrouw Van der Moor met Lili, die met haar poppen zat te spe len. Ze was acht jaar en zat op school in de derde klas. „Lili, heb je sommen al af?" „Och neen, moeder", en toen op vleiende toon: „Wilt U ze even voor mij maken?" „Vooruit dan maar", zuchtte mevrouw. Het was eigenlijk heel verkeerd van haar, om «lat te doen. Want rekenen was het zwakko punt van haar dochtertje. De volgende dug zei de juffrouw: „Wel Lili, wat heb je je sommen weer prachtig in orde, net als verleden week; je zult nog knap worden in rekenen". Maar een week later, toen Lili naar bed ging, zei haar moeder: „Je hebt je sommen zeker wel af?" „O neen, dat heb ik heelemaal vergeten, maar dan doet U het wel hè?" „Neen, zei haar moeder, dan moet je maar eens straf hebben." Lili begon bitter te schreien Maar er was niets aan de doen. De juffrouw was erg boos, toen ze den volgenden dag merkte, dat Ltli haar som men niet gemaakt had. Na een paar dagen kregen re rekenrepetitie. Lili ging vol goe den moed aan het werk. Ze had alle vijf sommen af. Den volgenden dag kwam de directrice en las de cijfers op. Vo! span ning zat ze te wachten. Daar had je het. Lili van der Meer. Maar wat schrok ze. De directrice zei hot heel zacht. Lili be gon ineens te schreien. Ze had een één. Had ze daar zoo hard voor gewerkt? Toen ze een week later met haar rapport thuis kwam, was het ook weer huilen. Ze was n.l. blijven zitten, want de onderwijzeres vond, dat een kind met een VA op haar rapport voor rekenen niet over kon gaan* Nu had ze berouw, dat ze niet ijveriger baar sommen thuis maakte. Maar nu wai het te laat. Lili is later beter haar best gaan doen en is niet meer blijven zitten. CORRESPftNDENTIC. «riff p utter. Ja echt vervelend. Dat kan wel. Beterschap er mede. Nu je het zegt, geloof ik het ook. Bij mij ook nog niet maar ik merk er niet veel van. G o u d f a z a n t. Dank je wel voor het versje. Neen, het is geen prettig weer. Chrysant. Zoo'n avond lijkt je ze ker wel, hè. Neen, ik had geen tijd meer. Jupiter. Dat begrijp ik en ik denk dat alle neefjes cn nichtjes dat ook wel willen, maar als je er een krijgt zul je het wel zien. Ja, ik ook. Nog niet. Paddeltje. Ja, erg Jammer van nt die mooie gebouwen. Neen, er is nog niets aan den gang. Dat merk je wel. Dat mag alleen niet als je een versje of raadsel of verhaaltje instuurd, begrijp je? Kolibrie. Ja, dan kon je ze natuur lijk niet oplossen. Prettig dat je het zoo leuk vindt. Mar Jol ij n t j e. Dan kan ik je geen antwoord geven, want ik kan toch niet rui ken van wien die brief komt? Dat is goed, hoor. O v i d i u s. Dat is prettig. Ja, heel graag zelfs. Dank je wel. Wildzang. Ja, het is zeker een heel werk. Ja, dat gaat best. Dat hoor Je nog wel. Nu, ik zou niet graag in een zomer jurk gaan loopen, die winterjas lijkt me meer. Dat heeft al in andere kranten ge staan, dus niet geschikt. Wipneus. Dank je wel, voor het raadsel Heel graag. Prins. Meer neefjes en nichtjes von den ze moeilijk. Nog wel gefeliciteerd. Dat zou ik ook worden als je me zoo aan het plagen was. Vinkje. Wel gefeliciteerd hoor. Jon gen, wat heb jij een verjaardag gehad en zooveel visite, maar je moet er ook weel een heel jaar op teren. Cl y via. Beetje, zeg maar gerust heet erg. Het is nog alles behalve zomer, hóór. Zonnestraaltje. Dat doet meplo- zier. dan ben ik ook blij. Vee! plezier ga- had? Piepkuiken. Werk dan maar vlij tig en een volgende maal meer. Kikvorsch. Maar *e kunnen toch niet allemaal even makkelijk zijn. En an deren weer wel. Naturulijk niet. Dat zul je wel zien. Sneeuwwitje. Ik miste je ook al, maar dat is ook een nuttig werk. Dat zal wel. Cosmea. Misschien krijg jij hem wel, wie weet. Ja, er komen er hoe langer hoe meer. Violiertje. Dat vindt je zeker we! fijn, hè. Ja, dien ken ik wel. Neen, zeg dat wel. Bruinoog. Nou en of maar dan eet je zooveel te meer. Ja, als hij niet schrijft, krijgt hij vanzelf ook geen antwoord. Meikbekje. Daar heb ik nog geen tijd voor gehad. Dat heb ik gemerkt. Dat is goed hoor. Aster en Kievit. Best hoor. Ik zal het voor jelui vragen. Karrekiet Jongen wat een prachtig cadeau, daar was je zeker wel erg blij moe, hè. Dat bewaar ik zooveel mogelijk. Robbedoes. Overkomt je dat dan niet altijd: Dat heb ik al gehoord. Dus dat weet je al allemaal, prachtig hoor. Dat hoop ik ook. Die mijnheer is een ergo grap penmaker, hoor. Kampioen. Je wordt een heele huishoudster, heb ik in de gaten. Daar zou ik zeker mijn best maar voor doen. Cupido. Als jo daar dicht bij woont, dan zie je ze natuurlijk doorloopend. Dat zal wel. Neptunus. Gelukkig maar. Ja, ze ker kan dat. Die heb ik nu niet maar ik zal het voor je vragen. Dat is goed. Blondje. Dat zul je wel zien. Ik denk dat ze ergens tusschen zitten, ik zal eens kijken. Veel plezier. Balsemientje. Een volgende maal schrijf je zeker meer. Donderpadje. Ik heb hem w<^ maar ligt al in de prullemand, daar hek ik geen tijd voor. Dat zul je dan wel fijn vindon. Ccasar. Dat hoor je allemaal nof wel. Neen, nog niet. Kwik. Gezellig hè, om zoo te knutse len en als het dan goed uitvalt is het nof prettiger. Radio. Dat raadsel lijkt me een bed je te moeilijk, maar ik dank je voor de moeite. Maandroosje. Schrijf je me de volgende week weer meer. Het is nog echl guur, hoor. ONS RUILHANDELHOEKJB. Ce as ar. Heeft 8 Verkade's kamer planten bonnen en wil daar graag 8 Hil- te'8 bonnen voor terug hebben. Jupiter. Heeft 9 nieuwe Belgische postzegels en wil daar graag 9 Kamerplan ten voor terug hebben. N e p t u n u s.Heeft Roodbandplaatjei en wil daar graag Oldekott's plaatjes voor terughebben. Balsemientje. Heeft 25 Amstel- penningen en wil daar graag 25 Kamer planten voor terug hebben. Aster en Kievit. Hebben 11 DJk Trorn koek punten, 5 roodbandplaatjes, 4 Erdal punten, 3 Arks beschuitbonnen, f Duifpunt, 1 Dobbelman cigarettenbon, f Oldekottplaatje, 7 nieuwe Belgische post zegels cn daarvoor hadden zij graag Peli kanen cn Haustbonnen (geen plaatjes) ver der heb ik ook nog 17 Amstelpenningeft en daarvoor ook Pelikanen. Kikvorsch. Heeft 29 verschillend# plaatjes van de Bloemenvelden en zok daar graag 29 roodbandplaatjes voor teruf hebben. Wie van jelui wil ruilen chrtjve mf dit gelijk met raadsels. OOM KAREL

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1929 | | pagina 11