®«MFOCfflTSCH DAGBIAD
RADEN VAN ARBEID ONZELFSTANDIG?
De Plaatsvervanger
Woensdag 15 Mei 1929
.DE EEMLANDER"
27e Jaargang No. 266
DE ORGANISATIE DER
SOC. VERZEKERING
EEN DOMINEE DIE ZIJN
GEMEENTE MEEBRENGT
Benoemd tot doctor
in de theologie
FEUILLETON.
Het advies van den
lloogen Raad
van Arbeid
Geen eenstemmigheid
In September van het vorig jaar heeft de
minister van Arbeid, H. cn N. het advies
.van den Hoogen Raad van Arbeid gevraagd
omtrent het voorstel van de meerderheid
van de commissie-Van IJsselsteyn, welke
advies had uitgebracht omtrent een ver
eenvoudiging in de organisatie van de
openbare organen, belast met de uitvoering
der sociale verzekering. liet voorstel van de
meerderheid van de commissie-Van IJssel
steyn hield in, de uitvoering der sociale
verzekering, voor zoover deze Z3l geschie
den <Joor openbare organen, op te dragen
aan een centraal orgaan, met medewerking
van met zekere male van zelfstandigheid
toegeruste plaatselijke afdeelingcn.
De voorzitter van den Iloogcn Raad van
'Arbeid hoeft daarop de volgende commissie
ingesteld, welke praeadvies heeft uitge
bracht aan den Raad
Lid en voorzitterprof. mr. P. J. M. Aal-
berse.
Leden F. L. van der Bom (Chr. Werkg
Ver.); A. C. de Bruyn (R.-K. Werkl. Verb.);
A. Folmer, mr. II. W. Grocneveld, dr. L. G.
Kortenhorst (R.-K. Werkg. Ver.), Kupers,
(N. V. V.), mr. A. N. Molenaar (Verb, van
Ned. Werkg.); V. Noest (voorzitter bestuur
R. V. B.); E. A. van Poelvoorde (direct. Alg
Mijnwerkersfonds); dr. F. E. Posthuma, J.
S. Ruppert Jr. (C. N. V.); mej. mr. G. J.
Stemberg, dr. J. van den Tempel, mr. T. J.
Verschuur (Ver. v. Raden van Arbeid); mr.
TV. II. M. Werker (lid Verzekeringsraad);
adj.-secretaresse mej. mr. M. A. Koning.
De commissie heeft het onderwerp be
handeld aan de hand van de volgende vier
vragen
T. Is het gewenscht, dat de Raden van
'Arbeid min of meer hun zelfstandigheid
verliezen en vervangen worden door afdee
lingcn van de Rijksverzekeringsbank?
II. Is het gewenscht, dat er aan hel
hoofd van de Rijksverzekeringsbank één
directeur komt te staan, in stede van een
meerhoofdig directorium, waarin iedere
directeur gelijke bevoegdheid heeft?
III. Moet boven de directie van de Rijks
verzekeringsbank een niet ambtelijke Raad
van Toezicht komen tc staan, of moet de
directie van de Rijksverzekeringsbank het
dagelijksch bestuur vormen van een al
thans voor een gedeelte ambtclijken Raad
van Beheer?
IV. Moet deze Raad van Toezicht boven
alle openbare cn particuliere organen, be
last met de uitvoering der sociale verzeke
ring, worden gesteld?
In zijn advies aan den minister komt de
Raad loc de volgende conclusies
Na de argumenten voor een bevestigend
en voor een ontkennend antwoord nauw
keurig tegen elkander tc hebben afgewo
gen, beantwoordt een meerderheid in den
Raad (2217) de eerste vraag bevestigend.
Bij het geven van dit bevestigend ant
woord hebben eenige leden echter in drieer
lei opzicht een voorbehoud gemaakt. In de
eerste plaats hebben deze leden bevestigend
gestemd uitgaande van de op dit oogenblik
zeer waarschijnlijke onderstelling, dat de
nieuwe Ziektewet zal worden ingevoerd in
zulk een vorm, dat aan de Raden van Ar
beid slechts een bescheiden taak op het ge
bied der ziekteverzekering wordt toebe
deeld. In de tweede plaats werd het voor
behoud gemaakt, dat de gereorganiseerde
Rijksverzekeringsbank niet een zoo mach
tig lichaam zal worden, dat zij aan den
groei van hel naar het oordeel van de le
den, die hier aan het woord zijn, hetere
stelsel der bedrijfsvereenigingen in den
weg zal staan In de derde plaats moet het
medezeggenschap van werkgevers en werk
nemers bij de locale uitvoering der verze
kering, die door de degradatie der Raden
van Arbeid tot afdeelingen van de Rijks
verzekeringsbank zal verloren gaan, wor
den opgevangen door de meerdere centrale
zeggingsmacht dier groepen in de commis
sie van toezicht.
Wordt dit driedubbele voorbehoud ech
ter niet gemaakt, dan beantwoordt een
meerderheid in den Raad (23—1(3) de ge
stelde vraag ontkennend.
De tweede vraag worrlt door een groole
meerderheid (31—8) bevestigend beant
woord.
Ten aanzien van de derde vraag is de
Raad eenstemmig van oordeel, dat boven
de directie van de R.V.B. een niet-ambte-
lijke Raad van Toezicht moet komen te
staan.
Wat ten slotte de vierde vraag betreft,
geeft een aantal leden het denkbeeld in
overweging den Raad van Toezicht, die bc
last zal worden met het algemeen toezicht
op de openbare organen betrokken bij de
uitvoering der verplichte sociale verzeke
ring, tevens te belasten met het toezicht
op de particuliere organen, die tot het me
de-uitvoeren der verplichte sociale verze
kering worden toegelaten. Er bestaat een
zoo nauw verband tusschen dc uitvoering
van dezelfde takken der sociale verzeke
ring door openbaro en particuliere orga
nen, die uitvoering zal zoo dikwijls in el
kander grijpen, dat het uit ccn oogpunt van
doelmatige uitvoering aanbeveling ver
dient, het toezicht in één hand te houden
Weliswaar zal het toezicht op de open
bare organen uiteraard een ander karakter
dragen, dan het toezicht op de particuliere
organen. Dc functie van dun Raad van Toe
zicht ten aanzien van beide soorten van
organen zal dan ook niet dezelfde kunnen
zijn. Hoofdzaak is echter, dat iedere tak
der verplichte sociale verzekering en zelfs
de geheele sociale verzekering als één sa
menhangend geheel worde bezien, waartoe
de instelling van één centraal college van
toezicht alleszins aanbeveling verdient. In
dezen Raad van Toezicht zouden do Ver
zekeringsraad en de Raad van Toezicht op
de bedrijfsvereenigingen, toegelaten tot do
uitvoering van de land- en luinbouwonge-
vallenverzekering, moeten worden opge
lost.
Ken aantal andere leden kan zich nog
niet aanstonds rnet deze conclusie vcreeni-
gen. Zoolang nog allesbehalve vaststaat,
welke particuliere organen toegelaten zul
len worden cn wat de omvang hunner
werkzaamheden zal zijn, is het onmogelijk
reads een uitspraak te doen omtrent het
college, dat met het toezicht zal worden
belast. Zonder derhalve de vierde vraag
ontkennend te willen beantwoorden, mee-
nen deze leden zich voorloopig van een
antwoord op do vierde vraag te moeten
onthouden. (Msb.)
in het bijzonder niet volgens de auteurs
wet van 1912, omdat daarin, zoomin als
in de tenlastelegging, voorkomt dat het
hier betreft een werk van letterkunde,
wetenschap of kunst, als bedoeld in artikel
I, nader omschreven in artikel 10 dier wet,
nóch dat verdachte zoodanig werk van een
ander heeft nagemaakt of nagebootst; wel
ke elementen voor eenvervolging terzake
van inbreuk op eens anders auteursrecht
onmisbaar zijn. Het Hof ontsloeg derhalve
verd. van rechtsvervolging.
Ds. Van Wijhe s-preekt tc Noorden
toor zijn gemeenteleden
uil Nicuzcvcen
Predikant en voorlezer
gelijk
INBREUK OP EENS ANDERS AUTEURS-
RECHT.
Fabrikant in appèL Van rechts
vervolging ontslagen.
Het Gerechtshof te Amsterdam heeft ar
rest gewezen in dc strafzaak van den fabri
kant J. Steinpatz uit Hilversum, die in
hooger beroep was gegaan van een vonnis
van de buitengewone Kamer der Recht
bank te Amsterdam, waarbij hij was ver
oordeeld tot 50 boete, subs. 20 d. hech
tenis wegens het inbreuk maken op het
auteursrecht van door den heer L. A.
Bogtman in den handel gebrachte houten
bordjes en doosjes.
Het Gerechtshof heeft het vonnis der
Rechtbank vernietigd, daarbij overwegende
dat het ten laste gelegde niet strafbaar is',
Onlangs vervulde dr. P. Glas, Ned. Ilerv.
pied. te Boskoop (vrijzinnig) de vacature
beurt in de vacante Hervormde gemeente te
Zwammercfam (confessioneel), waarbij ds.
Glas moederziel-alleen het door hem opge
geven 240ste gezangvers van den Vervolg
bundel de kerk van Zwammerdam in-zong.
Wederom vond een merkwaardig feit in de
Rijnstreek plaats. Deze is overwegend
rechtzinnig; toch zijn er twee vrijzinnige
gemeenten, de Hervormde gemeenten ie
Oudshoorn en te Nieuwveen. Wel bezit de
Hervormde gemeente te Boskop weliswaar
nog een vrijzinnig predikant, den hierboven
reeds genoemden dr. Glas, maar, zoowel ker-
keraad als kiescollege te Boskoop zijn thans
orthodox.
Zondag j.l. nu, had de vrijzinnige predi
kant van Nieuwveen, ds. M. C. van Wijhe,
de vacaturebeurt te vervullen in Noorden,
dat geheel uit gereformeerde bonders be
staat. Dominee van Wijhe had geweigerd
zijn beurt af te staan. Dc laatste maal, dat
ds. Van Wijhe zijn vacaturebeurt te Noor
den kwam vervullen, waren er geen kerk
gangers, geen kerkeraaclsleden, geen voor
lezer en geen organist. Daarom had domi
nee Van Wijhe nu voor dat alles maar zelf
zorg gedragen. De godsdienstoefening te
Nieuwveen ging dien ochtend niet door cn
een groot deel van de vrijzinnige gemeente
Nieuwveen kwam nu per autobus en per
fiets met ds. Van Wijhe mede naar het kerk
gebouw te Noorden, terwijl onder die ge
meenteleden zich ook een organist bevond
c-n ds. Van Wijhe zelf dien morgen te Noor
den tevens ook maar als voorlezer fungeer
de. (N. R. Ct.)
ONZE BANKBILJETTEN.
Gevaar voor vergissing.
Door het bestuur van den Ccntralcn
Bond van Nederlandsch P.T.T.-personeel
(C.B.P.T.T.) is aan de directie van de Ne
derlandsche Bank te Amsterdam verzocht
de bankbiljetten van 25 en die van 10
weer in van elkaar afwijkende kleur uit
te geven. De overeenkomst n.l; in kleur cn
in grootte van deze bankbiljetten vergroot
zoodanig de kans op vergissingen, dat het
uitgeven van een vijf-en twintigje inplaats
van een tientje, vooral bij werkzaamheden,
welke in snel tempo moeten worden ver
richt. zooals o.m. aan de loketten der post
kantoren het geval is, den laatsten tijd
meermalen voorkomt.
Toen voorheen de bankbiljetten van
25 rood of geel waren, konden deze ver
gissingen bijna niet plaats vinden.
In verband hiermede heeft het bestuur
van den C.B.P.T.T. aan de directie van de
Nederlandsche Bank verzocht de bankbil
jetten van 25 weer in een afwijkende
kleur te doen uitgeven.
Stadsnieuws.
G. C. VAN NOORT
Naar de katholieke bladen melden, is
door de II. Congregatie van de Seminaries
en Universiteiten benoemd tot doctor in de
theologie de heer kanunnik G. C. van
Noort, deken van Amsterdam.
Deze onderscheiding is geschied door be
middeling van mgr. J. D. J. Acngenent, bis
schop van Haarlem, op verzoek van de ka
tholieke professoren der gezamenlijke
Rijksuniversiteiten.
De bisschop heeft Zondag, in tegenwoor
digheid van verschillende geestelijken en
de professoren dr. A. II. M. J. van Rooy,
pater R. 11. Welschen O.P., mr. Ph. Klein
tjes van de universiteit van Amsterdam,
de professoren F. Roels cn A. Novons van
de universiteit van Utrecht cn prof. W. 11.
Keesom, van de universiteit tc 'Leiden, den
heer Van Nooi t van zijn benoeming in ken
nis gesteld.
GENEESKUNDIGE BEHANDELING VAN
EEN DIENSTWEIGERAAR.
Op vroeger door ons vermelde vragen van
het lid der Tweede Kamer den heer K. tor
Laan, omtrent de geneeskundige behande
ling van dienstweigeraar Jurriaans, heeft
de minister van justitie, mede namens den
minister van defensie, geantwoord:
Uit de den ondergeteekende ter zake ver
strekte gegevens, waaronder de van dit ge
val gehouden geneeskundige aanteekenin-
gen, is hem gebleken, dat de gestichtsge
neesheer den bedoelden persoon reeds den
dag na inkomst in de bijzondere strafge
vangenis heeft onderzocht cn dat zulks se
dert dien regelmatig heeft plaats gehad. De
officier van gezondheid, die Jurriaans in
het militair hospitaal behandelde, ontkent
te hebben verklaard, dat de opneming veel
te laat was geschied. De ondergeteekende
kan hieraan nog toevoegen, dat de gedeti
neerde is gebleken lijdende te zijn geweest
aan een op diens leftijd zeer zeldzaam
voorkomende aandoening, die eerst bij ge
vorderde voortschrijding als zoodanig onder
kend is kunnen worden. Zooals de geno-
raal-majoor-inspecleur van den geneeskun
digen dienst der landmacht den onderge
teekende heeft te kennen gegeven, is het
echter, gelet op hetgeen bij de operatie in
het militair hospitaal werd gevonden, on
aannemelijk te achten, dat een vroegtijdige
opneming in een ziekenhuis het letale ein
de had kunnen voorkomen.
2. In verband met het bovenstaande kan
beantwoording van de hier gestelde vragen
achterwege blijven.
MOBILISATIE-SLACHTOFFERS.
Het bestuur van den Bond van mobilisa
tie-invaliden en van liune nabestaanden
heeft zich, daar er nog geen voorstellen tot
wijziging van wet ten behoeve van de mobi
lisatie-invaliden en hunne nabestaanden
zijn ingediend, nogmaals met een adres tot
de Tweede Kamer gewend. Het schrijft o.
m., clat het treuzelen van de regeering de
reeds verbitterde stemming tot het uiterste
zal opvoeren. Voorts, dat het bestuur pas de
laatste weken is gebleken, „dat pl.m. dui
zend erg gedupeerde slachtoffers sinds 1921
geen enkele steun is verleend als gevolg
van de tactiek, welke het departement van
oorlog op de dikwijls eenvoudige hulpbe
hoevende menschen heeft toegepast, niette
genstaande hun goed recht, cn dat bittere
armoede hun deel is". Dit treft te meer,
schrijft adr., aangezien de reeds bestaande
bepalingen steunverleening wel mogelijk
maakte.
Het bestuur spreekt als zijn oordeel uit,
dat het een onvergeeflijke en immoreele
daad zal zijn, indien de regeering en het
parlement thans nogmaals voor geruimen
tijd uiteen gaan met vacantie, zonder de
wel allernoodzakelijkste voorzieningen te
treffen ten behoeve van de slachtoffers van
de mobilisatie.
DE BRUSSELSCHE FALSIFICATIES.
Ward Hermans opnieuw verhoord^
Uit Brussel werd gisteravond aan de
N.R.Ct. gemeld:
De rechter van instructie van Laethera
heeft Maandag Ward Hermans nogmaals
in verhoor genomen cn de door dc Neder
landsche regeering gezonden foto's van
zekere documenten getoond. Trouw agin
de door hem tot dusver gevolgde gedrags
lijn weigerde Hermans op te vragen van
den' rechter eenig antwoord te geven. Toen
deze hem liet opmerken, dat hij op kies-
vergaderingen cn in couranten-artikelen
van een vierde document heeft gesproken,
zeide Ward Hermans het recht to hebben,
zich te verdedigen, zooals het hem past en
alleen voor het Hof van Assiezcn to zullen
spreken. Later is Albert Frank eveneens
nog over dit vierde document door den
rechter van instructie ondervraagd.
GEP. OFFICIEREN VAN HET
NED. LEGER.
De Kon. Ver. van Gcpons. officieren van
het Ned. leger hield haar jaarlijksche alge-
meene vergadering onder voorzitterschap
van den generaal-majoor b. d. L. W. van
Iloek.
Nadat de secretaris-penningmeester was
gedechargeerd, werd aan het bestuur we
der een onbepaald crediet verleend om de
uilkeeringen van den „bijslag" op lagere
pensioenen op den gebruikelijken voet te
doen plaats hebben, benevens tot het ver-
leenen van de „tegemoetkomingen" aan we
duwen en weezen van vroegere leden.
Kolonel T. II. L. Leclercq werd met op
één na algemeene stemmen tot bestuurslid
herkozen.
Het voorstel tot wijzigig van de geldelijke
uitkeering van den „bijslag" werd goedge
keurd.
Op een vraag van een der leden, welk
standpunt op het oogenblik door het bestuur
wordt ingenomen ten aanzien van de be
hartiging der gelijkstelling van de pensioe
nen van de gep. officieren, werd door den
voorzitter geantwoord, dat het bestuur in
deze diligent is cn zal blijven en hierom
trent ook al in overleg is getreden met den
voorzitter van den Kon. Bond Bendor, den
heer Merens.
NEDERLAND—BELGIE.
Het Nederlandsch antwoord.
De Biusselsche correspondent van do
Msb. meldt
Men weet clat, naar aanleiding van het
overhandigen der Nederlandsche antwoord
nota aan België, een Engclsch blad heeft
medegedeeld, dat in bedoelde nota de Ne
derlandsche regeering aan de Belgische het
voorstel doet, het juridisch aspect der tus
schen beide landen hangende geschillen
aan de uitspraak van het internationaal
gerechtshof te 's Gravenhage te onderwer
pen
Hoewel de Belgische regeering nog niets
over den inhoud van het Nederlandsche
antwoord heeft losgelaten, meent de Brus-
selsche „Soir" toch te weten, dat in strijd
met bovenstaande bewering van Engelsche
zijde, de Nederlandsche regeering de mee
ning uitspreekt, dat het nutteloos is over
de Scheldeaangelegenheid en de kwestie der
verbindingen van Antwerpen met den Rijn,
van juridisch standpunt uit te discuteeren.
Echter luidt het verder, dat, indien de Bel
gische regeering in dezen een andere op
vatting zou zijn toegedaan, het eventueel op
te lossen juridisch geschil, na gemeen
schappelijk accoord, wel aan bedoelde
scheidsrechterlijke jurisdictie zou kunnen
onderworpen worden.
De „Soir" voegt hier aan toe, dat de Bel
gische regeering. als het oogenblik daar
toe zal gekomen zijn en in de veronderstel
ling, dat zou blijken, dat een directe over
eenkomst tusschen beide landen onmogelijk
zou zijn, niet alleen het juridisch geschil,
maar geheel het Nederlandsch-Belgische
probleem voor een bevoegd orgaan zou wil
len brengen, bijvoorbeeld den volkenbond
om de kwestie tot een internationale oplos
sing te brengen.
Drinkt niet om der kinderen wil.
door
RICHARD MARSH.
Vrij naar het Engelsch door C. M. G. de W.
46
„Als je er alles mee kunt open krijgen,
kunnen wij er die luiken dan niet mee
open doen?"
„Neen, dat gaat niet met een sleutel: ze
worden open en dicht gedaan met een veer
en die is binnenshuis; maar men kan er
toch wel iets mee open doen, waardoor u
kunt binnengaan. Ik zal het u wijzen, als
u maar meegaat."
Nu liep zij haastig voort, niet in de rich
ting van het huis, maar naar den anderen
X^nt, zooveel mogelijk beschut door de boo-
raen. Zij volgden. Toen zij een minuut of
vijf zoo geloopen hadden, vroeg de heer
Talbot„Waar brengt u ons naar toe? Niet
naar 't liuis; wij gaan er al verder van
daan."
„Ik breng u naar de portierswoning; van
daaruit kan men in huis komen."
„En hoe ver is die van het huis verwij
derd?"
„Een mijl ongeveer door de laan. Maar
zooals wij nu loopen een beetje minder."
„Maar ik begrijp niet hoe men in huis
kan komen vanaf een plaats, die er meer
dan een mijl van verwijderd is."
»fk zal het u wijzen. Als u maar goed
W den looper past."
Zij hadden nu een punt bereikt, waar
geen boomen meer waren. Een open ruimte
van een honderd meter misschien scheid
de hen van een paar zonderlinge hekken,
die veel leken op het hek waar Joe Sayers
hen had willen uitwerpen.
„Dit is de portierswoning", zei Phoebé.
„Maar waar is de woning dan?"
„Er is er geen, maar vroeger was er wel
een; ze hadclen er moeilijkheden mee cn
toen heeft de oude heer ze maar laten sloe
pen."
„Wie opent het hek dan?"
„Dat kan van uit het huis gedaan wor
den, en alleen voor personen die verwacht
worden of als men weet wie ze zijn."
„Ts er een telefoon buiten het hek, waar
door een vreemde zich hekend kan ma
ken?"
„Neen, geen telefoon, maar een hel voor
hen die weten waar die te vinden is cn
hoe hij behandeld moet worden. Die bel is
een signaal. Is het de rechte persoon, dan
gaat het hek open. is het die niet, dan zou
men kunnen staan bellen tot den dag van
het Laatste Oordeel toe en er zou geen no
titie van genomen worden."
„Maar hoe worden de levensmiddelen en
brieven en allerlei andere dingen dan in
huis gebracht?"
„Levensmiddelen, ja, daar zorgen ze wel
voor; en voor brieven is er een brieven-
busje in den muur. Daar werpen zij ze in en
pakjes ook> als ze niet te groot zijn."
Maar ik begrijp altijd nog niet hoe wij er
zelf inkomen."
„Dat zal ik u wijzen. Somtijds, wanneer
de poort is opengemaakt voor een bezoeker,
is het huis zelf nog gesloten en hij moet
staan wachten tot dat men geïnformeerd
heeft wat hij komt doen. Dan wordt hij bin
nengelaten door een overdekte gang; hier is
de deur die daar toegang toe geeft."
Aan beide zijden van het hek waren boo
men geplant, zoo dicht bij elkaar dat zij een
scherm geleken. Phoebé kroop tusschen de
hoornen, die recht stonden, door en zij volg
den haar. Tusschen de boomen en de poort
was een ruimte van ongeveer drie voet, be
werkt met ruwe steenen. Zij zocht den steen
dien zij hebben moest.
„Ik ben hier maar eens door geweest; de
meisjes mogen hier niet in en uit. Maar de
oude heer heeft mij hier eens mee naar toe
genomen, toen oom en tante beiden uit wa
ren. Hij leidde mij hierheen langs denzelf
den weg en zei dat ik goed moest opletten,
zoodat ik de plek kon terugvinden. Maar
clat is meer dan een maand geleden; ik ben
hier niet weer geweest, ik durfde niet. Ik
dacht dat het gemakkelijk te onthouden
was."
„Waar moet je op letten, zei hij
„Op een stukje cement, met een stuk
steen, dat er uitstak als een punt, Het stuk
je steen was een soort handvatsel, je trok
er aan en dan kwam het cement mee en
daar was het sleutelgat achter."
Betty nam ijverig deel aan het onderzoek,
ze was zoo nieuwsgierig als een kind.
„Is het niet heerlijkEen stuk cement met
een vooruitstekend stukje steen, je trekt aan
den steen cn daar zit het sleutelgat! Het is
of de Arabische nachtvertellingen bewaar
heid worden. Krijg je het niet koud? Ik wel.
De rillingen loopen mij over liet lijf Waar
is dat stukje cement en dat stukje steen?"
Haar man lachte haar uit. ,,'t Is te hopen,
dat je niet al te veel rilt voordat wij er
door zijn. Ie weet wel, zelfs in de Arabi
sche nachtvertellingen overkwamen den
fnenschcn soms heel lastige dingen."
„Dat maakt het juist zoo interessant.
Denk je dat er iets heel naars gebeuren
zal? Wacht er soms een menscheneter aan
den anderen kant van het sleutelgat? Waar
is dat stukje cement?"
„Er zijn verschillende stukjes steen die
vooruitsteken. Ik heb tegen allemaal ge
duwd, maar ze bedanken allemaal achter
uit te springen."
„De oude heer zei, dat het opzettelijk zoo
gemaakt was, zoodat vreemde menschen het
rechte niet zouden vinden en het niet te
duidelijk zou zijn."
„Hier is een steen, die niet zoo heel ver
vooruitsteekt. Toe laat mij er even aan
trekken. Jack! Ik heb het! Het gaat weg!
En ik geloof, dat ik het sleutelgat heb! Het
maakt mij zoo zenuwachtig, dat ik er hee-
lemaal van tril!"
„Misschien zou je het wel prettig vinden
als ik mijn arm om je heensloeg, dan had
je wat steun
„Jack!"
Hij sloeg zijn arm om haar heen. zonder
dat 't jonge vrouwtje eenige tegenwerping
maakte. Samen, heel dicht naast elkaar, on
derzochten ze haar ontdekking
„Ik kan niet zeggen, dat ik iets zie, wat
men direct een sleutelgat zou kunnen noe
men; het verdwenen cement schijnt niets te
hebben zichtbaar gemaakt dan een klein,
vierkant stukje metaal."
Phoebé gaf de verklaring. „Dat is het
sleutelgat, zoo noemde de oude heer dat uit
stekende stukje. Je duwt den sleutel er te
gen aan en het schiet naar binnen." Tal
bot handelde volgens die aanwijzing en het
bleek waar te zijn de sleutel glipte naar
binnen. „Mooi zoo, druk het nu op zijn
plaats, mr. Talbot; hij zei, dat de sleutel nu
op zijn plaats gedrukt moest worden. Nu
draaien niet naar links, zooals men ge
woonlijk een sleutel omdraait, maar naar
rechts, flink."
Talbot deed wat hem was opgedragen, met
een bepaald verrassend resultaat; wat een
gedeelte van den vasten muur had geleken
schoof in den muur rechts en zij ontdekten
een opening, juist groot genoeg voor een
volwassen man.
HOOFDSTUK XXI.
Een onbeantwoorde vraag.
„Is dit de ingang tot Alladin's looi?" vroeg
mevrouw Talbot op een toon van spottend
ontzag.
„Het lijkt veeleer op den ingang tot het
Rooverliol, vrees ik."
Toen hij dit zeide, zag Phoebe hem onder
zoekend aan, alsof zij vermoedde dat zijn
woorden een verborgen beteekenis hadden.
„Het is de ingang tot het huis" zei ze,
„langs den overdekten weg.
Het jonge vrouwtje stak haar neus binnen
de opening.
„Maar het is hier pik donker".
„Er is electrisch licht; als u mij wilt laten
voorgaan, mevrouw, dan zal ik het u laten
zien."
Plioebe trad den schijnbaar stevigen muur
binnen. Onmiddellijk zag men bij een helder
licht in hoe verre hij stevig was. Betty volg
de en toen haar man. Zij stonden aan het
eind van een gang naar het scheen, die ze
ker meer dan vier voet breed was. Boven
aan, aan den zolder, zou men het kunnen
noemen, hingen electrische lampen en zoo
kon men zien dat de gang een heele lengte
had. Grond, muren en plafond, alles was
wit geverfd. Het was alsof zij een langen,
witten tunnel in keken, aan welks einde
niets dan geheimzinnigheid hen wachtte.
v fWordt yerv.olgu^