®«MFOCfflTSCH DAGBIAD RADEN VAN ARBEID ONZELFSTANDIG? De Plaatsvervanger Woensdag 15 Mei 1929 .DE EEMLANDER" 27e Jaargang No. 266 DE ORGANISATIE DER SOC. VERZEKERING EEN DOMINEE DIE ZIJN GEMEENTE MEEBRENGT Benoemd tot doctor in de theologie FEUILLETON. Het advies van den lloogen Raad van Arbeid Geen eenstemmigheid In September van het vorig jaar heeft de minister van Arbeid, H. cn N. het advies .van den Hoogen Raad van Arbeid gevraagd omtrent het voorstel van de meerderheid van de commissie-Van IJsselsteyn, welke advies had uitgebracht omtrent een ver eenvoudiging in de organisatie van de openbare organen, belast met de uitvoering der sociale verzekering. liet voorstel van de meerderheid van de commissie-Van IJssel steyn hield in, de uitvoering der sociale verzekering, voor zoover deze Z3l geschie den <Joor openbare organen, op te dragen aan een centraal orgaan, met medewerking van met zekere male van zelfstandigheid toegeruste plaatselijke afdeelingcn. De voorzitter van den Iloogcn Raad van 'Arbeid hoeft daarop de volgende commissie ingesteld, welke praeadvies heeft uitge bracht aan den Raad Lid en voorzitterprof. mr. P. J. M. Aal- berse. Leden F. L. van der Bom (Chr. Werkg Ver.); A. C. de Bruyn (R.-K. Werkl. Verb.); A. Folmer, mr. II. W. Grocneveld, dr. L. G. Kortenhorst (R.-K. Werkg. Ver.), Kupers, (N. V. V.), mr. A. N. Molenaar (Verb, van Ned. Werkg.); V. Noest (voorzitter bestuur R. V. B.); E. A. van Poelvoorde (direct. Alg Mijnwerkersfonds); dr. F. E. Posthuma, J. S. Ruppert Jr. (C. N. V.); mej. mr. G. J. Stemberg, dr. J. van den Tempel, mr. T. J. Verschuur (Ver. v. Raden van Arbeid); mr. TV. II. M. Werker (lid Verzekeringsraad); adj.-secretaresse mej. mr. M. A. Koning. De commissie heeft het onderwerp be handeld aan de hand van de volgende vier vragen T. Is het gewenscht, dat de Raden van 'Arbeid min of meer hun zelfstandigheid verliezen en vervangen worden door afdee lingcn van de Rijksverzekeringsbank? II. Is het gewenscht, dat er aan hel hoofd van de Rijksverzekeringsbank één directeur komt te staan, in stede van een meerhoofdig directorium, waarin iedere directeur gelijke bevoegdheid heeft? III. Moet boven de directie van de Rijks verzekeringsbank een niet ambtelijke Raad van Toezicht komen tc staan, of moet de directie van de Rijksverzekeringsbank het dagelijksch bestuur vormen van een al thans voor een gedeelte ambtclijken Raad van Beheer? IV. Moet deze Raad van Toezicht boven alle openbare cn particuliere organen, be last met de uitvoering der sociale verzeke ring, worden gesteld? In zijn advies aan den minister komt de Raad loc de volgende conclusies Na de argumenten voor een bevestigend en voor een ontkennend antwoord nauw keurig tegen elkander tc hebben afgewo gen, beantwoordt een meerderheid in den Raad (2217) de eerste vraag bevestigend. Bij het geven van dit bevestigend ant woord hebben eenige leden echter in drieer lei opzicht een voorbehoud gemaakt. In de eerste plaats hebben deze leden bevestigend gestemd uitgaande van de op dit oogenblik zeer waarschijnlijke onderstelling, dat de nieuwe Ziektewet zal worden ingevoerd in zulk een vorm, dat aan de Raden van Ar beid slechts een bescheiden taak op het ge bied der ziekteverzekering wordt toebe deeld. In de tweede plaats werd het voor behoud gemaakt, dat de gereorganiseerde Rijksverzekeringsbank niet een zoo mach tig lichaam zal worden, dat zij aan den groei van hel naar het oordeel van de le den, die hier aan het woord zijn, hetere stelsel der bedrijfsvereenigingen in den weg zal staan In de derde plaats moet het medezeggenschap van werkgevers en werk nemers bij de locale uitvoering der verze kering, die door de degradatie der Raden van Arbeid tot afdeelingen van de Rijks verzekeringsbank zal verloren gaan, wor den opgevangen door de meerdere centrale zeggingsmacht dier groepen in de commis sie van toezicht. Wordt dit driedubbele voorbehoud ech ter niet gemaakt, dan beantwoordt een meerderheid in den Raad (23—1(3) de ge stelde vraag ontkennend. De tweede vraag worrlt door een groole meerderheid (31—8) bevestigend beant woord. Ten aanzien van de derde vraag is de Raad eenstemmig van oordeel, dat boven de directie van de R.V.B. een niet-ambte- lijke Raad van Toezicht moet komen te staan. Wat ten slotte de vierde vraag betreft, geeft een aantal leden het denkbeeld in overweging den Raad van Toezicht, die bc last zal worden met het algemeen toezicht op de openbare organen betrokken bij de uitvoering der verplichte sociale verzeke ring, tevens te belasten met het toezicht op de particuliere organen, die tot het me de-uitvoeren der verplichte sociale verze kering worden toegelaten. Er bestaat een zoo nauw verband tusschen dc uitvoering van dezelfde takken der sociale verzeke ring door openbaro en particuliere orga nen, die uitvoering zal zoo dikwijls in el kander grijpen, dat het uit ccn oogpunt van doelmatige uitvoering aanbeveling ver dient, het toezicht in één hand te houden Weliswaar zal het toezicht op de open bare organen uiteraard een ander karakter dragen, dan het toezicht op de particuliere organen. Dc functie van dun Raad van Toe zicht ten aanzien van beide soorten van organen zal dan ook niet dezelfde kunnen zijn. Hoofdzaak is echter, dat iedere tak der verplichte sociale verzekering en zelfs de geheele sociale verzekering als één sa menhangend geheel worde bezien, waartoe de instelling van één centraal college van toezicht alleszins aanbeveling verdient. In dezen Raad van Toezicht zouden do Ver zekeringsraad en de Raad van Toezicht op de bedrijfsvereenigingen, toegelaten tot do uitvoering van de land- en luinbouwonge- vallenverzekering, moeten worden opge lost. Ken aantal andere leden kan zich nog niet aanstonds rnet deze conclusie vcreeni- gen. Zoolang nog allesbehalve vaststaat, welke particuliere organen toegelaten zul len worden cn wat de omvang hunner werkzaamheden zal zijn, is het onmogelijk reads een uitspraak te doen omtrent het college, dat met het toezicht zal worden belast. Zonder derhalve de vierde vraag ontkennend te willen beantwoorden, mee- nen deze leden zich voorloopig van een antwoord op do vierde vraag te moeten onthouden. (Msb.) in het bijzonder niet volgens de auteurs wet van 1912, omdat daarin, zoomin als in de tenlastelegging, voorkomt dat het hier betreft een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, als bedoeld in artikel I, nader omschreven in artikel 10 dier wet, nóch dat verdachte zoodanig werk van een ander heeft nagemaakt of nagebootst; wel ke elementen voor eenvervolging terzake van inbreuk op eens anders auteursrecht onmisbaar zijn. Het Hof ontsloeg derhalve verd. van rechtsvervolging. Ds. Van Wijhe s-preekt tc Noorden toor zijn gemeenteleden uil Nicuzcvcen Predikant en voorlezer gelijk INBREUK OP EENS ANDERS AUTEURS- RECHT. Fabrikant in appèL Van rechts vervolging ontslagen. Het Gerechtshof te Amsterdam heeft ar rest gewezen in dc strafzaak van den fabri kant J. Steinpatz uit Hilversum, die in hooger beroep was gegaan van een vonnis van de buitengewone Kamer der Recht bank te Amsterdam, waarbij hij was ver oordeeld tot 50 boete, subs. 20 d. hech tenis wegens het inbreuk maken op het auteursrecht van door den heer L. A. Bogtman in den handel gebrachte houten bordjes en doosjes. Het Gerechtshof heeft het vonnis der Rechtbank vernietigd, daarbij overwegende dat het ten laste gelegde niet strafbaar is', Onlangs vervulde dr. P. Glas, Ned. Ilerv. pied. te Boskoop (vrijzinnig) de vacature beurt in de vacante Hervormde gemeente te Zwammercfam (confessioneel), waarbij ds. Glas moederziel-alleen het door hem opge geven 240ste gezangvers van den Vervolg bundel de kerk van Zwammerdam in-zong. Wederom vond een merkwaardig feit in de Rijnstreek plaats. Deze is overwegend rechtzinnig; toch zijn er twee vrijzinnige gemeenten, de Hervormde gemeenten ie Oudshoorn en te Nieuwveen. Wel bezit de Hervormde gemeente te Boskop weliswaar nog een vrijzinnig predikant, den hierboven reeds genoemden dr. Glas, maar, zoowel ker- keraad als kiescollege te Boskoop zijn thans orthodox. Zondag j.l. nu, had de vrijzinnige predi kant van Nieuwveen, ds. M. C. van Wijhe, de vacaturebeurt te vervullen in Noorden, dat geheel uit gereformeerde bonders be staat. Dominee van Wijhe had geweigerd zijn beurt af te staan. Dc laatste maal, dat ds. Van Wijhe zijn vacaturebeurt te Noor den kwam vervullen, waren er geen kerk gangers, geen kerkeraaclsleden, geen voor lezer en geen organist. Daarom had domi nee Van Wijhe nu voor dat alles maar zelf zorg gedragen. De godsdienstoefening te Nieuwveen ging dien ochtend niet door cn een groot deel van de vrijzinnige gemeente Nieuwveen kwam nu per autobus en per fiets met ds. Van Wijhe mede naar het kerk gebouw te Noorden, terwijl onder die ge meenteleden zich ook een organist bevond c-n ds. Van Wijhe zelf dien morgen te Noor den tevens ook maar als voorlezer fungeer de. (N. R. Ct.) ONZE BANKBILJETTEN. Gevaar voor vergissing. Door het bestuur van den Ccntralcn Bond van Nederlandsch P.T.T.-personeel (C.B.P.T.T.) is aan de directie van de Ne derlandsche Bank te Amsterdam verzocht de bankbiljetten van 25 en die van 10 weer in van elkaar afwijkende kleur uit te geven. De overeenkomst n.l; in kleur cn in grootte van deze bankbiljetten vergroot zoodanig de kans op vergissingen, dat het uitgeven van een vijf-en twintigje inplaats van een tientje, vooral bij werkzaamheden, welke in snel tempo moeten worden ver richt. zooals o.m. aan de loketten der post kantoren het geval is, den laatsten tijd meermalen voorkomt. Toen voorheen de bankbiljetten van 25 rood of geel waren, konden deze ver gissingen bijna niet plaats vinden. In verband hiermede heeft het bestuur van den C.B.P.T.T. aan de directie van de Nederlandsche Bank verzocht de bankbil jetten van 25 weer in een afwijkende kleur te doen uitgeven. Stadsnieuws. G. C. VAN NOORT Naar de katholieke bladen melden, is door de II. Congregatie van de Seminaries en Universiteiten benoemd tot doctor in de theologie de heer kanunnik G. C. van Noort, deken van Amsterdam. Deze onderscheiding is geschied door be middeling van mgr. J. D. J. Acngenent, bis schop van Haarlem, op verzoek van de ka tholieke professoren der gezamenlijke Rijksuniversiteiten. De bisschop heeft Zondag, in tegenwoor digheid van verschillende geestelijken en de professoren dr. A. II. M. J. van Rooy, pater R. 11. Welschen O.P., mr. Ph. Klein tjes van de universiteit van Amsterdam, de professoren F. Roels cn A. Novons van de universiteit van Utrecht cn prof. W. 11. Keesom, van de universiteit tc 'Leiden, den heer Van Nooi t van zijn benoeming in ken nis gesteld. GENEESKUNDIGE BEHANDELING VAN EEN DIENSTWEIGERAAR. Op vroeger door ons vermelde vragen van het lid der Tweede Kamer den heer K. tor Laan, omtrent de geneeskundige behande ling van dienstweigeraar Jurriaans, heeft de minister van justitie, mede namens den minister van defensie, geantwoord: Uit de den ondergeteekende ter zake ver strekte gegevens, waaronder de van dit ge val gehouden geneeskundige aanteekenin- gen, is hem gebleken, dat de gestichtsge neesheer den bedoelden persoon reeds den dag na inkomst in de bijzondere strafge vangenis heeft onderzocht cn dat zulks se dert dien regelmatig heeft plaats gehad. De officier van gezondheid, die Jurriaans in het militair hospitaal behandelde, ontkent te hebben verklaard, dat de opneming veel te laat was geschied. De ondergeteekende kan hieraan nog toevoegen, dat de gedeti neerde is gebleken lijdende te zijn geweest aan een op diens leftijd zeer zeldzaam voorkomende aandoening, die eerst bij ge vorderde voortschrijding als zoodanig onder kend is kunnen worden. Zooals de geno- raal-majoor-inspecleur van den geneeskun digen dienst der landmacht den onderge teekende heeft te kennen gegeven, is het echter, gelet op hetgeen bij de operatie in het militair hospitaal werd gevonden, on aannemelijk te achten, dat een vroegtijdige opneming in een ziekenhuis het letale ein de had kunnen voorkomen. 2. In verband met het bovenstaande kan beantwoording van de hier gestelde vragen achterwege blijven. MOBILISATIE-SLACHTOFFERS. Het bestuur van den Bond van mobilisa tie-invaliden en van liune nabestaanden heeft zich, daar er nog geen voorstellen tot wijziging van wet ten behoeve van de mobi lisatie-invaliden en hunne nabestaanden zijn ingediend, nogmaals met een adres tot de Tweede Kamer gewend. Het schrijft o. m., clat het treuzelen van de regeering de reeds verbitterde stemming tot het uiterste zal opvoeren. Voorts, dat het bestuur pas de laatste weken is gebleken, „dat pl.m. dui zend erg gedupeerde slachtoffers sinds 1921 geen enkele steun is verleend als gevolg van de tactiek, welke het departement van oorlog op de dikwijls eenvoudige hulpbe hoevende menschen heeft toegepast, niette genstaande hun goed recht, cn dat bittere armoede hun deel is". Dit treft te meer, schrijft adr., aangezien de reeds bestaande bepalingen steunverleening wel mogelijk maakte. Het bestuur spreekt als zijn oordeel uit, dat het een onvergeeflijke en immoreele daad zal zijn, indien de regeering en het parlement thans nogmaals voor geruimen tijd uiteen gaan met vacantie, zonder de wel allernoodzakelijkste voorzieningen te treffen ten behoeve van de slachtoffers van de mobilisatie. DE BRUSSELSCHE FALSIFICATIES. Ward Hermans opnieuw verhoord^ Uit Brussel werd gisteravond aan de N.R.Ct. gemeld: De rechter van instructie van Laethera heeft Maandag Ward Hermans nogmaals in verhoor genomen cn de door dc Neder landsche regeering gezonden foto's van zekere documenten getoond. Trouw agin de door hem tot dusver gevolgde gedrags lijn weigerde Hermans op te vragen van den' rechter eenig antwoord te geven. Toen deze hem liet opmerken, dat hij op kies- vergaderingen cn in couranten-artikelen van een vierde document heeft gesproken, zeide Ward Hermans het recht to hebben, zich te verdedigen, zooals het hem past en alleen voor het Hof van Assiezcn to zullen spreken. Later is Albert Frank eveneens nog over dit vierde document door den rechter van instructie ondervraagd. GEP. OFFICIEREN VAN HET NED. LEGER. De Kon. Ver. van Gcpons. officieren van het Ned. leger hield haar jaarlijksche alge- meene vergadering onder voorzitterschap van den generaal-majoor b. d. L. W. van Iloek. Nadat de secretaris-penningmeester was gedechargeerd, werd aan het bestuur we der een onbepaald crediet verleend om de uilkeeringen van den „bijslag" op lagere pensioenen op den gebruikelijken voet te doen plaats hebben, benevens tot het ver- leenen van de „tegemoetkomingen" aan we duwen en weezen van vroegere leden. Kolonel T. II. L. Leclercq werd met op één na algemeene stemmen tot bestuurslid herkozen. Het voorstel tot wijzigig van de geldelijke uitkeering van den „bijslag" werd goedge keurd. Op een vraag van een der leden, welk standpunt op het oogenblik door het bestuur wordt ingenomen ten aanzien van de be hartiging der gelijkstelling van de pensioe nen van de gep. officieren, werd door den voorzitter geantwoord, dat het bestuur in deze diligent is cn zal blijven en hierom trent ook al in overleg is getreden met den voorzitter van den Kon. Bond Bendor, den heer Merens. NEDERLAND—BELGIE. Het Nederlandsch antwoord. De Biusselsche correspondent van do Msb. meldt Men weet clat, naar aanleiding van het overhandigen der Nederlandsche antwoord nota aan België, een Engclsch blad heeft medegedeeld, dat in bedoelde nota de Ne derlandsche regeering aan de Belgische het voorstel doet, het juridisch aspect der tus schen beide landen hangende geschillen aan de uitspraak van het internationaal gerechtshof te 's Gravenhage te onderwer pen Hoewel de Belgische regeering nog niets over den inhoud van het Nederlandsche antwoord heeft losgelaten, meent de Brus- selsche „Soir" toch te weten, dat in strijd met bovenstaande bewering van Engelsche zijde, de Nederlandsche regeering de mee ning uitspreekt, dat het nutteloos is over de Scheldeaangelegenheid en de kwestie der verbindingen van Antwerpen met den Rijn, van juridisch standpunt uit te discuteeren. Echter luidt het verder, dat, indien de Bel gische regeering in dezen een andere op vatting zou zijn toegedaan, het eventueel op te lossen juridisch geschil, na gemeen schappelijk accoord, wel aan bedoelde scheidsrechterlijke jurisdictie zou kunnen onderworpen worden. De „Soir" voegt hier aan toe, dat de Bel gische regeering. als het oogenblik daar toe zal gekomen zijn en in de veronderstel ling, dat zou blijken, dat een directe over eenkomst tusschen beide landen onmogelijk zou zijn, niet alleen het juridisch geschil, maar geheel het Nederlandsch-Belgische probleem voor een bevoegd orgaan zou wil len brengen, bijvoorbeeld den volkenbond om de kwestie tot een internationale oplos sing te brengen. Drinkt niet om der kinderen wil. door RICHARD MARSH. Vrij naar het Engelsch door C. M. G. de W. 46 „Als je er alles mee kunt open krijgen, kunnen wij er die luiken dan niet mee open doen?" „Neen, dat gaat niet met een sleutel: ze worden open en dicht gedaan met een veer en die is binnenshuis; maar men kan er toch wel iets mee open doen, waardoor u kunt binnengaan. Ik zal het u wijzen, als u maar meegaat." Nu liep zij haastig voort, niet in de rich ting van het huis, maar naar den anderen X^nt, zooveel mogelijk beschut door de boo- raen. Zij volgden. Toen zij een minuut of vijf zoo geloopen hadden, vroeg de heer Talbot„Waar brengt u ons naar toe? Niet naar 't liuis; wij gaan er al verder van daan." „Ik breng u naar de portierswoning; van daaruit kan men in huis komen." „En hoe ver is die van het huis verwij derd?" „Een mijl ongeveer door de laan. Maar zooals wij nu loopen een beetje minder." „Maar ik begrijp niet hoe men in huis kan komen vanaf een plaats, die er meer dan een mijl van verwijderd is." »fk zal het u wijzen. Als u maar goed W den looper past." Zij hadden nu een punt bereikt, waar geen boomen meer waren. Een open ruimte van een honderd meter misschien scheid de hen van een paar zonderlinge hekken, die veel leken op het hek waar Joe Sayers hen had willen uitwerpen. „Dit is de portierswoning", zei Phoebé. „Maar waar is de woning dan?" „Er is er geen, maar vroeger was er wel een; ze hadclen er moeilijkheden mee cn toen heeft de oude heer ze maar laten sloe pen." „Wie opent het hek dan?" „Dat kan van uit het huis gedaan wor den, en alleen voor personen die verwacht worden of als men weet wie ze zijn." „Ts er een telefoon buiten het hek, waar door een vreemde zich hekend kan ma ken?" „Neen, geen telefoon, maar een hel voor hen die weten waar die te vinden is cn hoe hij behandeld moet worden. Die bel is een signaal. Is het de rechte persoon, dan gaat het hek open. is het die niet, dan zou men kunnen staan bellen tot den dag van het Laatste Oordeel toe en er zou geen no titie van genomen worden." „Maar hoe worden de levensmiddelen en brieven en allerlei andere dingen dan in huis gebracht?" „Levensmiddelen, ja, daar zorgen ze wel voor; en voor brieven is er een brieven- busje in den muur. Daar werpen zij ze in en pakjes ook> als ze niet te groot zijn." Maar ik begrijp altijd nog niet hoe wij er zelf inkomen." „Dat zal ik u wijzen. Somtijds, wanneer de poort is opengemaakt voor een bezoeker, is het huis zelf nog gesloten en hij moet staan wachten tot dat men geïnformeerd heeft wat hij komt doen. Dan wordt hij bin nengelaten door een overdekte gang; hier is de deur die daar toegang toe geeft." Aan beide zijden van het hek waren boo men geplant, zoo dicht bij elkaar dat zij een scherm geleken. Phoebé kroop tusschen de hoornen, die recht stonden, door en zij volg den haar. Tusschen de boomen en de poort was een ruimte van ongeveer drie voet, be werkt met ruwe steenen. Zij zocht den steen dien zij hebben moest. „Ik ben hier maar eens door geweest; de meisjes mogen hier niet in en uit. Maar de oude heer heeft mij hier eens mee naar toe genomen, toen oom en tante beiden uit wa ren. Hij leidde mij hierheen langs denzelf den weg en zei dat ik goed moest opletten, zoodat ik de plek kon terugvinden. Maar clat is meer dan een maand geleden; ik ben hier niet weer geweest, ik durfde niet. Ik dacht dat het gemakkelijk te onthouden was." „Waar moet je op letten, zei hij „Op een stukje cement, met een stuk steen, dat er uitstak als een punt, Het stuk je steen was een soort handvatsel, je trok er aan en dan kwam het cement mee en daar was het sleutelgat achter." Betty nam ijverig deel aan het onderzoek, ze was zoo nieuwsgierig als een kind. „Is het niet heerlijkEen stuk cement met een vooruitstekend stukje steen, je trekt aan den steen cn daar zit het sleutelgat! Het is of de Arabische nachtvertellingen bewaar heid worden. Krijg je het niet koud? Ik wel. De rillingen loopen mij over liet lijf Waar is dat stukje cement en dat stukje steen?" Haar man lachte haar uit. ,,'t Is te hopen, dat je niet al te veel rilt voordat wij er door zijn. Ie weet wel, zelfs in de Arabi sche nachtvertellingen overkwamen den fnenschcn soms heel lastige dingen." „Dat maakt het juist zoo interessant. Denk je dat er iets heel naars gebeuren zal? Wacht er soms een menscheneter aan den anderen kant van het sleutelgat? Waar is dat stukje cement?" „Er zijn verschillende stukjes steen die vooruitsteken. Ik heb tegen allemaal ge duwd, maar ze bedanken allemaal achter uit te springen." „De oude heer zei, dat het opzettelijk zoo gemaakt was, zoodat vreemde menschen het rechte niet zouden vinden en het niet te duidelijk zou zijn." „Hier is een steen, die niet zoo heel ver vooruitsteekt. Toe laat mij er even aan trekken. Jack! Ik heb het! Het gaat weg! En ik geloof, dat ik het sleutelgat heb! Het maakt mij zoo zenuwachtig, dat ik er hee- lemaal van tril!" „Misschien zou je het wel prettig vinden als ik mijn arm om je heensloeg, dan had je wat steun „Jack!" Hij sloeg zijn arm om haar heen. zonder dat 't jonge vrouwtje eenige tegenwerping maakte. Samen, heel dicht naast elkaar, on derzochten ze haar ontdekking „Ik kan niet zeggen, dat ik iets zie, wat men direct een sleutelgat zou kunnen noe men; het verdwenen cement schijnt niets te hebben zichtbaar gemaakt dan een klein, vierkant stukje metaal." Phoebé gaf de verklaring. „Dat is het sleutelgat, zoo noemde de oude heer dat uit stekende stukje. Je duwt den sleutel er te gen aan en het schiet naar binnen." Tal bot handelde volgens die aanwijzing en het bleek waar te zijn de sleutel glipte naar binnen. „Mooi zoo, druk het nu op zijn plaats, mr. Talbot; hij zei, dat de sleutel nu op zijn plaats gedrukt moest worden. Nu draaien niet naar links, zooals men ge woonlijk een sleutel omdraait, maar naar rechts, flink." Talbot deed wat hem was opgedragen, met een bepaald verrassend resultaat; wat een gedeelte van den vasten muur had geleken schoof in den muur rechts en zij ontdekten een opening, juist groot genoeg voor een volwassen man. HOOFDSTUK XXI. Een onbeantwoorde vraag. „Is dit de ingang tot Alladin's looi?" vroeg mevrouw Talbot op een toon van spottend ontzag. „Het lijkt veeleer op den ingang tot het Rooverliol, vrees ik." Toen hij dit zeide, zag Phoebe hem onder zoekend aan, alsof zij vermoedde dat zijn woorden een verborgen beteekenis hadden. „Het is de ingang tot het huis" zei ze, „langs den overdekten weg. Het jonge vrouwtje stak haar neus binnen de opening. „Maar het is hier pik donker". „Er is electrisch licht; als u mij wilt laten voorgaan, mevrouw, dan zal ik het u laten zien." Plioebe trad den schijnbaar stevigen muur binnen. Onmiddellijk zag men bij een helder licht in hoe verre hij stevig was. Betty volg de en toen haar man. Zij stonden aan het eind van een gang naar het scheen, die ze ker meer dan vier voet breed was. Boven aan, aan den zolder, zou men het kunnen noemen, hingen electrische lampen en zoo kon men zien dat de gang een heele lengte had. Grond, muren en plafond, alles was wit geverfd. Het was alsof zij een langen, witten tunnel in keken, aan welks einde niets dan geheimzinnigheid hen wachtte. v fWordt yerv.olgu^

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1929 | | pagina 5