CÓ.cfMf
KINDERRUBRIEK
Rubriek van Oom Karei
xxxxxxxxx
ojferWaarcf1
iees en de Ballonnenman
Zooals ik jelui de vorige week beloofd
bcb, zullen we vandaag een begin maken
met onze groote kampioenwedstrijd. Behal
ve de gewone raausels vinden jelui dus in
dit nummer twee extra raadsels, waarbo
ven staat „Voor de Kampioenwedstrijd"
,Wil je er aan denken de oplossingen van
'deze extra raadsels op een afzonderlijk vel
letje papier te schrijven en daar ook je
schuilnaam onder te zetten. Er zal order
deze raadsels voor de kampioenwedstrijd
wel eens een moeilijk raacitel voorkomen,
maar als ze allemaal even gemakkelijk wa
ron, dan was er geen kunst aan om de eere
naam van „Kampioen" te behalen. Doe dus
raaar 'link je best en tracht maar alle raad
sels voor den wedstrijd zonder een enlceio
fout op te lossen. Ik zal nu maar niet meer
schrijven want jelui verlangen er natuur
lijk allemaal heel erg naar, om je krachten
t# gaan beproeven op den wedstrijd. Goed
succes er mee hoor!
Raadsels.
De oplossingen van de vorige week.
De oplossingen van de vorige ïaadsels
waren:
I. Speurhond met de woorden: p,spa,
preek, \reugde, speurhond, netheid, blond,
Ing, d.
II. Emmer met de woorden: e, umo,
emmer, vet, r.
Deze week is de prijs gewonnen door
„L e 1 i e" die hem a.s. Maandag aan ons
bureau kan komen afhalen.
nieuwe raadsels.
1.
Voor welken ongenooden gast moet men
een oogje luiken?
II.
Mijn geheel is een spreekwoord van 1
woorden en 24 letters,
i, 10. 9 daar kan men iets in doen.
I, 2, 3, 14 is een klein dier.
19, 13, 6, 7 is een zwemvogel.
21, 22, 23, 17, 18 is niet oud.
12, 16. 20 is een jongensnaam.
II, 8, 20, 24 kan men in wonen.
15, 5, 3 is de naam van een maand.
voor de kampioenwedstrijd.
X
v - .T
I A
X ~r i'
X
X -
x
x
X
Op de kruisjeslijn komt de naam van een
plaats in Spanje.
Op de eerste rij een medeklinker.
Op de e rij een laagte in de bergen.
Op de 3e rij een landstreek in Italié.
Op de 4e rij geeft iedere spaarbank.
Op de 5e rij het gevraagde woord.
Op de 6e rij is een eiland bij Engeland.
Op de 7e rij komt van een olifant.
Op de 8ste rij een rivier in Oostenrijk.
Op de 9e rij een klinker.
- (Ingez. door Kikvorsch.)
ii-
ïffjn geheel is een spreekwoord van 38
letters en 11 woorden.
8. 3. 6, 11 is een lichaamsdeel.
2, 28, 13 is een meisjesnaam.
1, 22, 34, 34, 33 is een meisjesnaam.
9. 26, 29, 36, 27 is het hoofd van het gezin
37, 19, 5, 23, 38 is iets waar jelui graag
naar toe gaan.
7, 2, 18, 31, 23, 35, 11 doen velen van jelui
zomers graag langs mooie paden.
17, 10, 25, 11 is een dier dat 's ochtends al
heel vroeg wakker is.
12, 30, 21. 3, 27 is een drank, die heerlijk
Is om de dorst te lesschen.
24. 22, 14 is een kleur.
4, 27, 16, 23 haar hebben oude mcnschen
32, 2, 38 is een klein paard.
15 en 20 zijn medeklinkers.
pokie uit korea.
Pokie van Ha-ha-nin (de gezegende) is
•en kleine Koreaan, een jongen, want an
ders zou hij niet zoo genoemd zijn. Meisjes
zijn in Korea niet in tel.
Pokie, die zeven jaar is, draagt heusche
kleeren, en daar houdt hij niets van. Tot nu
toe heeft hij op straat geloopen met
geen andere bedekking dan zijn sandalen
van gevlochten gras, het haarlint aan het
eind van zijn „staartje" en de zonneschijn
van het „Land van de Morgen-Stilte". Maar
toen hij naar het zendingsschooltje ging,
moest hij zich kleeren laten welgevallen.
IT(J te een keurig klein mannetje, met zijn
netjes gevlochten lang haar, zijn kort ge
dateerd katoenen jakje, zijn loshangende
*itte broek, om de enkels saamgebonden
met stof van het gebloemde jakje, en zijn
•andalen, die enkel zijn voor op straat.
Pokie's huis is net als de rest van de
buizen in Seoul, de groote ommuurde stad,
daarin hij woont. Het is klein, opgetrokken
uit ruwe steenen, die bij elkaar gehouden
darden met gevlochten stroo en daarna
met modder gepleisterd. Het dak is van
stroo, maar sommige rijker buren hebben
Pannendaken. Met is een kleine, rookerige
ruimte, want onder den cementen vloer zijn
bollen, waar houtvuren worden gestookt
Klaas en Griet, twee boerenkleuters,
Loopen langs een tulpenveld.
Samen gaan zij naar de markt toe;
In zijn zak heeft Klaas het geld.
Grietje, met een mand gewapend
En een groene paraplu,
Trekt op eens Klaas aan zijn broekje,
Fluistert: Daar staat baas Blomju!
O, wat heeft hij mooie bloemen,
Rooie, gele, kijk eens, Klaas!
Zullen wij er wat van koopen?
Zeg, wat kost een tulpje, baas?
't Antwoord van den bloemenkoopman
Luidt: twee centjes maar het paar.
Goed! zegt Klaas, zoek van de
mooiste
Voor tien centen bij elkaar.
Baas Blomju steekt nu de tulpen
In den broekzak van vriend Klaas,
Want daar blijven tulpen mooier
Recht dan in een bloemenvaas.
Klaasje lacht en Griet zet oogen,
Och, wat staat dat Klaasje goed!
Zoo apart, niets algemeen, hoor!
Mooier zelfs dan op zijn hoed.
Plots'ling snort het door het luchtruim
Beiden richten nu het oog
Naar den hemel en daar zien
ze
'n Vliegmachine hoog, heel hoog.
Aan geen tulpen denkt ons tweetal
En Miebet, de oude geit,
Mompelt: Wat een buitenkansje
Is het, waar ik n u in bijt!
't Tweetal kijkt steeds vol bewond'ring.
Tot ze heel'maal niets meer zien.
Dan denkt Klaas toch aan zijn tulpen.
Hoeveel waren het er? Tien!
Maar jawel! ons Klaasje ziet slechts
Stelen in zijn wijde broek
Tranen huilen zij met tuiten.
Want de bloemen blijven zoek 1
om het huis te verwarmen. Daardoor is de
vloer erg warm, maar met geolied papier
beplakt en eon mat van rijststroo als stoel,
is het toch erg gezellig. En een goede Ko
reaan geeft niet om een beetje rook.
Pokie's moeder brengt zijn ontbijt een
kom mot rijst, waarvan hij erg veel houdt,
en dan is hij klaar om te vertrekken. Zijn
moeder gaat hem niet wegbrengen. O, nee!
Vrouwen mogen in Korea niet op straat
komen, alleen de heel oude vrouwen, die
de wasch gaan doen. Pokie's kleeren zijn nu
schoon, maar zij moeten een heelen tijd
goed smerig zijn voor ze gewasschen wor
den. Over een paar maanden worden zij
losgetornd de voering wordt eruit gehaald,
en zijn grootmoeder zal ze slaan op een
steen in een riviertje of sloot bulten de
stad, en daarna worden ze om, een houten
rol gewikkeld en geslagen met een ijzeren
staaf.
Kleine Pokie zal zijn lichaam niet dik
wijls wasschen, want water is zeer kost
baar. Het wordt uit de rivier gehaald en
in emmertjes verkocht. De Koreanen ge-
looven dat hun land de rug is van een
groote draak en nu durven zij geen water
putten te maken uit vrees, dat zij het mon
ster boos zullen maken of bang, en dat een
aardbeving of een andere ramp het gevolg
zal zijn.
Pokie's grootmoeder brengt hem naar de
winkelstraat, waar do juffrouw van het
schooltje gezegd heeft, dat zij hem zou ont
moeten. HIJ wacht erg rustig en ziet, dat
de winkeliers de zijwanden wegnemen van
de hokjes, waar zij *s nachts hun waren
brengen, en de trottoirs zijn spoedig bedekt
met alles wat je maar kunt denken dat
van rijststroo gemaakt kan worden: bor
stels, matten, matrassen, hoeden, manden
en schoenen.
Aan den overkant is een man, die water
kruiken verkoopt, cn daar is een uitstalling
van paardeharen hoeden.
Als Pokie groot is, zal hij or zoo een dra
gen en zijn haar in een knot boven in zijn
hoed bergen,
Dan komt de juffrouw om hem mee te
nemen naar school
„Hoera!" riep Kees, terwijl hij met het
dubbeltje, dat hij Moeder afgebedeld had,
stijf geklemd in de rechterhand, regel
recht op den ballonnenman afstapte.
„Dag meneer," zei Kees beleefd, „inag ik
alsjeblieft zoo'n mooien ballon van u?"
„Goeien morgen jongeheer," antwoordde
de oude Joris, die met zijn ballonnenvoor-
raad op zijn vaste plaatsje bij de oude brug
stond. „Welke kleur wou u het liefst ge
had hebben?"
Maar nu brak hot moeilijke oogenblik
aan, dat, waarin Kees kiezen moest tus-
schen de mooie vurig-roode ballonnen cn
de niet minder fraaie hei-blauwe. Dat was
niet iets om zoo maar in één oogenblik te
beslissen. Lachend zei Moeder, dat hij zelf
kiezen moest: zoo'n groote jongen als Kees
was kon al best weten, welke kleur hij het
mooist vond.
Ja, natuurlijk kon hij dat wel, maar
tochDie roode schitterde zoo prachtig
in het felle zonlicht en die blauwe was nu
net een kleur, die Keesje heel mooi vond.
Maar die roode deed hem op eens aan
Kerstmis denken, als de huiskamer zoo
mooi met roode linten cn nerstklokken
versierd was en dus
Kees was nu vast besloten. Hij bad zijn
keus gedaan en zou er door niets ter we
reld meer af te brengen zijn. De roode
luchtbalion zou en moest het zijn.
„Die rooje alsjeblieft," zei Kees dan ook
en de man, die in Keesje's oogen heel rijk
was, want anders zou hij toch niet zoo
veel van die prachtige ballonnon hebben,
maakte handig het touwtje los, waarmee
de uitgekozen luchtballon aan den langen
stok, dien hij in de andere hand hield, be
vestigd was. n
Met een kleur van verrukking hij zag
bijna net zoo rood als de ballon keek
Kees toe, terwijl Moeder het touwtje van
den ballon stevig om zijn pols bond, zoo
dat het niet ontsnappen kon.
Vol trots zwaaide Kees nu met dien arm
en de luchtballon huppelde daarbij vroolijk
op en neer.
„Kijk eens, wat een pret hij heeftl" kon
Keesje niet nalaten te zeggen en Moedor
voegde er nog aan toe:
„Ja, hij is zeker blij, dat hij nu bij jou
is."
Even kwam er een wolk vóór de zon en
werd het dus wat donkerder. Kees, die al
bang was, dat het zou gaan regenen, wilde
hard naar huis loopen. Maar juist toen
Moeder hem verzekerde, dat dit heusch
niet noodig was, kwam de zon al weer
lachende door. Kees geloofde stellig, dat
ook zij schik had in zijn luchtballon.
Thuisgekomen maakte Moeder den bal
Ion aan een spijl van Keesje's witte ledi
kant vast, zoodat hij niet weg kon, al steeg
hij ook bijna tot aan de zolderiDg. Kees
kon hem nu telkens weer opnieuw bewon
deren en scheen dit niet moede te worden.
Elk oogenblik moest hij er naar kijken, 't
Was dan ook zoo'n pracht!
Dien avond sliep Kees in, gelukkig ove»^
het bezit van zijn mooien ballon en 's
nachts droomde hij er van. De ballon was
plotseling een vliegmachine geworden, die
een reis om de wereld ging maken. Kees
mocht er boven op zitten en de ballon was
op eens zóó groot geworden, dat hij het
heelemaal niet griezelig vond, maar in zijn
verbeelding even 6tevig zat, alsof hij een
plaatsje op den grond had uitgezocht. Hè,
wat ging het heerlijk hoog de lucht in
boven kerken en heele dorpen, steden en
bosschen zweefde hij door het luchtruim.
Hij bedacht op eens, dat hij vergeten had
Vader en Moeder goedendag te zeggen,
maar zoo heel erg was dat niet, want hij
zou in een ommezientje weer terug zijn.
De ballon vloog met zóó'n vaart dcor de
lucht, dat die reis om de wereld eigenlijk
maar een kleinigheidje was.
Plotseling begon de ballon echter heel
snel te dalen, zóó snel, dat Kees nu toch
wel bang werd. Boem! daar tuimelde hij
met een hevigen schok op de aarde! En het
gekste was, dat hij juist in zijn bed terecht
gekomen was!
Maar Kees was er toch zóó van geschrikt,
dat hij hard begon te huilen. Moeder
kwam dadelijk boven en vroeg, wat hem
scheelde.
Met horten en stooten deed onze Kees
nu het verhaal van zijn reis door de lucht
Moeder glimlachte, liet hem eens drinken
en zei:
„Maar Kees, vent, je hebt gedroomd!
Word nu maar eens heel goed wakker en
ga niet weer zoo'n verre reis maken en nog
wel in je eentje zoo raidden in den nacht!"
„Kees wreef zich de oogen uit endaar
zag hij nog zijn mooien rooden luchtbal
lon rustig zweven boven het voeteneind
van zijn bed. Zou het dus werkelijk een
droom zijn geweest? Ja, natuurlijk! Da
kon immers niet anders! Kees moest er nu
zelf ook om lachen, 't Was toch ook al te
gek, zoo'n reis op zijn eentje hoog door de
lucht!
Moeder dekte hem weer toe cn Kees ging
opnieuw onder zeil. Maar ditmaal droomde
hij niet cn toen Moeder eon kwartiertje
later nog eens naar hem kwam kijken,
sliep hij zóó rustig, dat ze geen oogenblik
bang was, dat Kees voor den tweeden keer
zoo'n groote reis door het luchtruim onder
nomen had.
Den volgenden morgen woei het hard
maar Moeder en Kees waren niet bang
voor den wind en gingen hun dagelijksche
wandeling maken.
Toevallig voerde hun weg weer over de
brug, waar de ballonnenman met zijn rood
en-blauwen voorraad elond. Kees zei hem
uit de verte al goedendag; ze waren im
mers zulke beste vrinden! Een luchtballon
zou hij dien morgen niet krijgen, maar
dat hoefde ook niet, want de zijne wa9 nog
prachtig en had hem bij het wakker wor
den vroolijk aangekeken.
Vandaag was een andere jongen, één die
in grootte en waarschijnlijk ook in leeftijd
niet veel met onzen Kees scheelde, de ge
lukkige, die een mooien luchtballon van
zijn moeder koopen mocht. Ook zijn keuze
viel op een rooden.
„Net als ikke gisteren," dacht Kees, maar
nauwelijks had hij dit gedacht, of er ge
beurde iets vieeselijks:
Op eens kwam er een hevige rukwind,
juist toen de ballonnenman den begeerden
luchtballon van den stok wilde losmaken
en.... gingen alle ballonnen de lucht in.
Als verstomd van schrik keek de arme,
oude man zijn ballonnen na, die al hooger
en hooger stegen, steeds kleiner werden en
eindelijk slechts een verzameling stippen
vormden om in het volgend oogenblik ge
heel te verdwijnen.
„Hoe kon ik toch zoo dom zijn?!" riep de
oude man met een zucht uit.
,,'t Was de wind, baas!" zei de moeder
van het jongetje, dat een ballon had mo
gen koopen.
„J-ja mevrouw! Maar ik ben mijn bal
lonnen kwijt. Och, och, wat spijtig!" jam
merde hij. „Geen cent verdiend vandaag cn
bovendien nog dit groote verlies!"
,>Ze zullen nog wel terugkomen," zei
Kees in een behoefte om den man te troos
ten.
„Nee, jongeheer, dat zal wel niet gebeu
ren!" antwoordde de man verslagen. „En
dat nog wel op den verjaardag van mijn
Jantje!"
„Wie is Jantje?" vroeg de moeder van
Kees nu.
„Dat 's mijn kleinzoontje, mevrouw," ant
woordde de ballonnenman. „Hij zal zoowat
even oud zijn als deze jongeheeren. 'k Had
zóó gehoopt, dat ik vandaag veel ballonnen
verkoopen zou, want dan zou ik van mijn
verdienste een cadeautje voor hem hebben
kunnen koopen. Jantje is bijna altijd ziek
en woont met zijn moeder bij me in; zijn
vader is dood, ziet u."
Jawel, Moeder begreep het wel: de oude
man trachtte voor zichzelven aan den kost
te komen door luchtballonnen te verkoo
pen, maar eiken cent, dien hij missen kon,
werd weggelegd om Jantje het een of an
dere plezier te doen. En zoo heel veel kon
den dat er nooit zijn. Och, och, wat een
schadepost toch: al die ballonnen nu op
eens weg! Moeder en do andere omstanders
hadden natuurlijk vreeselijk modelijden met
den armen, ouden man.
„Alsjeblieft," zei het jongetje, voor wien
hij juist, vóór het ongeluk gebeurde, een
ballon had willen losmaken, en hij gaf hem
het dubbeltje, dat hij reeds voor den bal
lon in de hand gehad had.
„Nee jongeheer, je hoeft niet te betalen,n
zei de man nog, maar toen de jongen er aan
toevoegde: „Jawel, voor Jantje," nam hij
het aangeboden dubbeltje toch dankbaar
in.
Moeder cn Kees liepen nu door, raaar
Kees, die anders altijd op zijn wandelingen
met Moeder honderd-uit babbelde, was stil,
opvallend stil geworden.
Moeder begreep wel zoowat, wat er in
hem omging, maar zei niets. Kees moest
zijn strijd zelf uitstrijden.
Moeder had goed geraden.
't Was net, alsof Kees plotseling twee
jongetjes samen hoorde praten en Kees wel
luisteren moest, of hij wilde of niet.
Het eerste jongetje zei:
„Als je den ballonnenman eens gaf, wat
er in je spaarpot zat?"
En het tweede antwoordde:
„Maar dat is veel te veel en dan houd ik
niets meer over."
„Er zit één gulden en vijf-en-zesli cent
in," heeft Moeder gisteren juist gezegd.
„Dien gulden kan ik toch niet wegge
ven; dien mooien, nieuwen gulden kreeg ik
immers verleden week van Oom Nico!"
„Jantje zou er zoo blij mee zijn!"
„Ja, maar ik ook en ik kan hem zoo
maar niet weggeven."
„Ook niet aan een arm, ziek jongetje, dit
jarig is?"
„Zou de rest dan niet genoeg zijn? 't Zijn
heel wat dubbeltjes en centen, hoov!"
„Maar een gulden, zoo'n mooie gulden, is
wel tien dubbeltjes of honderd centen
waard," heeft Vader juist gisteren nog
tegen mij gezegd."
„Hij schittert zoo mooi, vooral als je 'm
in de zon houdt."
„Wat zou de ballonnenman er veel voor
kunnen kooien voor Jantje!"
't Was alsof de beide Jongetjes, die Kees,
voortdurend hoorde praten en die hij toch
niet zag, het samen maar niet eens konden
worden.
Toen hij thuis kwam en ging spelen, hiel
den zij zich wel een oogenblik stil en ver
gat hij ze zelfs heelemaal, maar toen hij
's avonds in zijn bedje lag cn Moeder hem
toegedekt had, begonnen ze opnieuw. Dat
kwam zeker, doordat de ballon aan het
voeteneind van zijn bed hem verwijtend
aankeek.
Duidelijk meende Kees te verstaan.
„Als ik Kees was, zou ik -mij geen oogen
blik langer bedenken*
„Ik ook niet: ik zou mijn spaarpot heel
diep in mijn kast wegstoppen."
„O nee, zóó bedoel ik het niet! Ik zon hem
juist al het geld geven. Wat zou zoo'n arm
jongetje als Jantje is, daar blij mee zijn?"
„Kan wel wezen, maar
„Nee, niets geen gemaar. Als Kees niet
zco gierig was..."
„Wat?!" dacht Kees nu plotseling. „Wat
zegt hij daar?" en duidelijk hoorde hij op
nieuw:
„Als Kmb niet zoo gierig was.M
„Gierig wil ik niet zijn!" zei Kees op eene
vastbesloten in zichzelf, wipte zijn bod uit,
nam den spaarpot uit zijn kastje en be
keek den mooien, nieuwen guden, die schit
terde in het heldere maanlicht.
„Voor JantjeI" prevelde Kees, terwijl hij
den gulden en alle dubbeltjes en centen in
een leeg doosje glijden liet. Daarna legde hij
het doosje onder zijn hoofdkussen en sliep
weldra in.
Den volgenden morgen deelde hij Moeder
zijn besluit mee. Moeder vond het eoo
prachttig plan en schreef met groote letters
op het doosje:
Van Koos voor Jantje.
Dadelijk na het ontbijt gingen zij nu weer
naar do brug. De ballonnenman stond er
al, maar hij had slechts een kleinen voor
raad ballonnen bij zich.
„Al wat verkocht?" vroeg Moeder.
„Nee mevrouw," antwoordde de man.
„Maar ik had niet meer geld om nieuwe te
koopen."
Kees had het doosje, dat hij natuurlijk
zelf gedragen had, al in zijn hand geduwd
en de man kon zijn eigen oogen bijna niet
gelooven, toen hij, na het opschrift gelczeD
te hebben, het doosje openmaakte en den
inhoud zag.
„Wat een hoop geld en nog wel zoo'n
mooie, nieuwe gulden er bij!" riep hij uit
*'t Is te veel, jongeheer, veels te veel!"
Kees wist hem echter over te balen, dat
hij het geschenk voor Jantje in zijn geheel
aannam. Wat keek de oude man nu blij!
Zelfs de leege spaarpot in zijn kastje zag
er niet treurig uit, want toen Kees naar
hem keek, had hij op eens weer het gezichjf
van den ballonnenman vóór zich, zóó als bi)
er dien morgen uitgezien had.
Kees en de ballonnenman waren vanaf dit
oogenblik nog grooter vrienden daD zij ge
weest waren.
correspondentie.
Paddeltje. Nog wel gefeliciteerd,
hoor. Heb je een prettigen dag gehad. Dat»
heb je volop kunnen genieten met de \a-
cantie.
Jopie Slim. Het heeft toch al in de
courant gestaan. Veel plezier.
W i n n e t o u. Heb ik dat nu niet mooi
geraden. Ik was er vroeger ook zoo dol op.
Dank je wel voor het raadsel.
G r a p j a k. Je moet er maar goed jt
best op doen. Of ik met zulk weer wel eent
op de fiets zit? Het overkomt mij zoo dik
wijls dat ik doornat ben maar leuk is het
niet. Dank je wel, hoor.
Balsemientje. Dank je wel. Ja ik
heb haar al dikwijls gezien. Mooi is het daar
ook, hè.
Jupiter. Ja, het weer is prachtig
De menschcn zorgen voor afleiding. Zul je
je briefje niet meer zoo dicht plakken, ik
moest het heelemaal scheuren.
Lelie. Gelukkig maar, dat vader er
tevreden over kon zijn. Dus jij had nog een
dag winst.
Goudfazant. Noen je was te laat
Ja, natuurlijk. Dat is goed. Prettig dat je
het zoo mooi vindt.
Prins. Daar is het nu lekker weer
voor. Dat is goed, hoor.
Vinkje Je hebt zeker reusachtig ge
noten en dan nog een dag nit, jongen wat
heb jij een heerlijke vacantie.
Bruin oog. Ja, prachtig. Daar zal
het zeker wel druk zijn geweest. Je was
zeker wel blij, hè dat je rapport zoo goed
was? Dat zal wel.
Bengel. Schrijf je een volgende keer
eens wat meer?
Robbedoes. Ik kan wel merken
dat het zomer is. Al mijn neven cn nichten
hebben het over zwemmen, tennissen en
uitgaan. Veel plezier.
Javaantje. Zoo kom jij ook weer
eens kijken. Natuurlijk mag je mee doen.
Dat kan ik je niet beloven. Die doet het
niet meer.
Wodan. Ja, ik ook. Ik heb heelemaal
je brief niet gekregen. Ik dank je wel voor
de raadsels.
Klaproos. Ja, heerlijk. Daar kun
je nu van profitceren. Natuurlijk heel graag
zelfs.
Kwik. Wat zal dat een mooi gezicht
zijn. Dat gaat zoo gauw.
Zonneroosje. Vond je het roooi?
Ja, daar is het prachtig. Dat is best, als Jt
het maar zelf gemaakt hebt.
Maandroosje. Zal ik het raadsel
soms weer aan jou sturen? Dat is goed.
Kampioen. Je hebt heel wat afge
wandeld. Dus de groote vacantie wordt ook
al weer leuk.
Cupido. Je zou zeker wel veel meer
en langer in die auto hebben willen zitten,
hè. Dat zal het zeker!
Sl$gfeHHHgtoom karei;