CÓ.cfMf KINDERRUBRIEK Rubriek van Oom Karei xxxxxxxxx ojferWaarcf1 iees en de Ballonnenman Zooals ik jelui de vorige week beloofd bcb, zullen we vandaag een begin maken met onze groote kampioenwedstrijd. Behal ve de gewone raausels vinden jelui dus in dit nummer twee extra raadsels, waarbo ven staat „Voor de Kampioenwedstrijd" ,Wil je er aan denken de oplossingen van 'deze extra raadsels op een afzonderlijk vel letje papier te schrijven en daar ook je schuilnaam onder te zetten. Er zal order deze raadsels voor de kampioenwedstrijd wel eens een moeilijk raacitel voorkomen, maar als ze allemaal even gemakkelijk wa ron, dan was er geen kunst aan om de eere naam van „Kampioen" te behalen. Doe dus raaar 'link je best en tracht maar alle raad sels voor den wedstrijd zonder een enlceio fout op te lossen. Ik zal nu maar niet meer schrijven want jelui verlangen er natuur lijk allemaal heel erg naar, om je krachten t# gaan beproeven op den wedstrijd. Goed succes er mee hoor! Raadsels. De oplossingen van de vorige week. De oplossingen van de vorige ïaadsels waren: I. Speurhond met de woorden: p,spa, preek, \reugde, speurhond, netheid, blond, Ing, d. II. Emmer met de woorden: e, umo, emmer, vet, r. Deze week is de prijs gewonnen door „L e 1 i e" die hem a.s. Maandag aan ons bureau kan komen afhalen. nieuwe raadsels. 1. Voor welken ongenooden gast moet men een oogje luiken? II. Mijn geheel is een spreekwoord van 1 woorden en 24 letters, i, 10. 9 daar kan men iets in doen. I, 2, 3, 14 is een klein dier. 19, 13, 6, 7 is een zwemvogel. 21, 22, 23, 17, 18 is niet oud. 12, 16. 20 is een jongensnaam. II, 8, 20, 24 kan men in wonen. 15, 5, 3 is de naam van een maand. voor de kampioenwedstrijd. X v - .T I A X ~r i' X X - x x X Op de kruisjeslijn komt de naam van een plaats in Spanje. Op de eerste rij een medeklinker. Op de e rij een laagte in de bergen. Op de 3e rij een landstreek in Italié. Op de 4e rij geeft iedere spaarbank. Op de 5e rij het gevraagde woord. Op de 6e rij is een eiland bij Engeland. Op de 7e rij komt van een olifant. Op de 8ste rij een rivier in Oostenrijk. Op de 9e rij een klinker. - (Ingez. door Kikvorsch.) ii- ïffjn geheel is een spreekwoord van 38 letters en 11 woorden. 8. 3. 6, 11 is een lichaamsdeel. 2, 28, 13 is een meisjesnaam. 1, 22, 34, 34, 33 is een meisjesnaam. 9. 26, 29, 36, 27 is het hoofd van het gezin 37, 19, 5, 23, 38 is iets waar jelui graag naar toe gaan. 7, 2, 18, 31, 23, 35, 11 doen velen van jelui zomers graag langs mooie paden. 17, 10, 25, 11 is een dier dat 's ochtends al heel vroeg wakker is. 12, 30, 21. 3, 27 is een drank, die heerlijk Is om de dorst te lesschen. 24. 22, 14 is een kleur. 4, 27, 16, 23 haar hebben oude mcnschen 32, 2, 38 is een klein paard. 15 en 20 zijn medeklinkers. pokie uit korea. Pokie van Ha-ha-nin (de gezegende) is •en kleine Koreaan, een jongen, want an ders zou hij niet zoo genoemd zijn. Meisjes zijn in Korea niet in tel. Pokie, die zeven jaar is, draagt heusche kleeren, en daar houdt hij niets van. Tot nu toe heeft hij op straat geloopen met geen andere bedekking dan zijn sandalen van gevlochten gras, het haarlint aan het eind van zijn „staartje" en de zonneschijn van het „Land van de Morgen-Stilte". Maar toen hij naar het zendingsschooltje ging, moest hij zich kleeren laten welgevallen. IT(J te een keurig klein mannetje, met zijn netjes gevlochten lang haar, zijn kort ge dateerd katoenen jakje, zijn loshangende *itte broek, om de enkels saamgebonden met stof van het gebloemde jakje, en zijn •andalen, die enkel zijn voor op straat. Pokie's huis is net als de rest van de buizen in Seoul, de groote ommuurde stad, daarin hij woont. Het is klein, opgetrokken uit ruwe steenen, die bij elkaar gehouden darden met gevlochten stroo en daarna met modder gepleisterd. Het dak is van stroo, maar sommige rijker buren hebben Pannendaken. Met is een kleine, rookerige ruimte, want onder den cementen vloer zijn bollen, waar houtvuren worden gestookt Klaas en Griet, twee boerenkleuters, Loopen langs een tulpenveld. Samen gaan zij naar de markt toe; In zijn zak heeft Klaas het geld. Grietje, met een mand gewapend En een groene paraplu, Trekt op eens Klaas aan zijn broekje, Fluistert: Daar staat baas Blomju! O, wat heeft hij mooie bloemen, Rooie, gele, kijk eens, Klaas! Zullen wij er wat van koopen? Zeg, wat kost een tulpje, baas? 't Antwoord van den bloemenkoopman Luidt: twee centjes maar het paar. Goed! zegt Klaas, zoek van de mooiste Voor tien centen bij elkaar. Baas Blomju steekt nu de tulpen In den broekzak van vriend Klaas, Want daar blijven tulpen mooier Recht dan in een bloemenvaas. Klaasje lacht en Griet zet oogen, Och, wat staat dat Klaasje goed! Zoo apart, niets algemeen, hoor! Mooier zelfs dan op zijn hoed. Plots'ling snort het door het luchtruim Beiden richten nu het oog Naar den hemel en daar zien ze 'n Vliegmachine hoog, heel hoog. Aan geen tulpen denkt ons tweetal En Miebet, de oude geit, Mompelt: Wat een buitenkansje Is het, waar ik n u in bijt! 't Tweetal kijkt steeds vol bewond'ring. Tot ze heel'maal niets meer zien. Dan denkt Klaas toch aan zijn tulpen. Hoeveel waren het er? Tien! Maar jawel! ons Klaasje ziet slechts Stelen in zijn wijde broek Tranen huilen zij met tuiten. Want de bloemen blijven zoek 1 om het huis te verwarmen. Daardoor is de vloer erg warm, maar met geolied papier beplakt en eon mat van rijststroo als stoel, is het toch erg gezellig. En een goede Ko reaan geeft niet om een beetje rook. Pokie's moeder brengt zijn ontbijt een kom mot rijst, waarvan hij erg veel houdt, en dan is hij klaar om te vertrekken. Zijn moeder gaat hem niet wegbrengen. O, nee! Vrouwen mogen in Korea niet op straat komen, alleen de heel oude vrouwen, die de wasch gaan doen. Pokie's kleeren zijn nu schoon, maar zij moeten een heelen tijd goed smerig zijn voor ze gewasschen wor den. Over een paar maanden worden zij losgetornd de voering wordt eruit gehaald, en zijn grootmoeder zal ze slaan op een steen in een riviertje of sloot bulten de stad, en daarna worden ze om, een houten rol gewikkeld en geslagen met een ijzeren staaf. Kleine Pokie zal zijn lichaam niet dik wijls wasschen, want water is zeer kost baar. Het wordt uit de rivier gehaald en in emmertjes verkocht. De Koreanen ge- looven dat hun land de rug is van een groote draak en nu durven zij geen water putten te maken uit vrees, dat zij het mon ster boos zullen maken of bang, en dat een aardbeving of een andere ramp het gevolg zal zijn. Pokie's grootmoeder brengt hem naar de winkelstraat, waar do juffrouw van het schooltje gezegd heeft, dat zij hem zou ont moeten. HIJ wacht erg rustig en ziet, dat de winkeliers de zijwanden wegnemen van de hokjes, waar zij *s nachts hun waren brengen, en de trottoirs zijn spoedig bedekt met alles wat je maar kunt denken dat van rijststroo gemaakt kan worden: bor stels, matten, matrassen, hoeden, manden en schoenen. Aan den overkant is een man, die water kruiken verkoopt, cn daar is een uitstalling van paardeharen hoeden. Als Pokie groot is, zal hij or zoo een dra gen en zijn haar in een knot boven in zijn hoed bergen, Dan komt de juffrouw om hem mee te nemen naar school „Hoera!" riep Kees, terwijl hij met het dubbeltje, dat hij Moeder afgebedeld had, stijf geklemd in de rechterhand, regel recht op den ballonnenman afstapte. „Dag meneer," zei Kees beleefd, „inag ik alsjeblieft zoo'n mooien ballon van u?" „Goeien morgen jongeheer," antwoordde de oude Joris, die met zijn ballonnenvoor- raad op zijn vaste plaatsje bij de oude brug stond. „Welke kleur wou u het liefst ge had hebben?" Maar nu brak hot moeilijke oogenblik aan, dat, waarin Kees kiezen moest tus- schen de mooie vurig-roode ballonnen cn de niet minder fraaie hei-blauwe. Dat was niet iets om zoo maar in één oogenblik te beslissen. Lachend zei Moeder, dat hij zelf kiezen moest: zoo'n groote jongen als Kees was kon al best weten, welke kleur hij het mooist vond. Ja, natuurlijk kon hij dat wel, maar tochDie roode schitterde zoo prachtig in het felle zonlicht en die blauwe was nu net een kleur, die Keesje heel mooi vond. Maar die roode deed hem op eens aan Kerstmis denken, als de huiskamer zoo mooi met roode linten cn nerstklokken versierd was en dus Kees was nu vast besloten. Hij bad zijn keus gedaan en zou er door niets ter we reld meer af te brengen zijn. De roode luchtbalion zou en moest het zijn. „Die rooje alsjeblieft," zei Kees dan ook en de man, die in Keesje's oogen heel rijk was, want anders zou hij toch niet zoo veel van die prachtige ballonnon hebben, maakte handig het touwtje los, waarmee de uitgekozen luchtballon aan den langen stok, dien hij in de andere hand hield, be vestigd was. n Met een kleur van verrukking hij zag bijna net zoo rood als de ballon keek Kees toe, terwijl Moeder het touwtje van den ballon stevig om zijn pols bond, zoo dat het niet ontsnappen kon. Vol trots zwaaide Kees nu met dien arm en de luchtballon huppelde daarbij vroolijk op en neer. „Kijk eens, wat een pret hij heeftl" kon Keesje niet nalaten te zeggen en Moedor voegde er nog aan toe: „Ja, hij is zeker blij, dat hij nu bij jou is." Even kwam er een wolk vóór de zon en werd het dus wat donkerder. Kees, die al bang was, dat het zou gaan regenen, wilde hard naar huis loopen. Maar juist toen Moeder hem verzekerde, dat dit heusch niet noodig was, kwam de zon al weer lachende door. Kees geloofde stellig, dat ook zij schik had in zijn luchtballon. Thuisgekomen maakte Moeder den bal Ion aan een spijl van Keesje's witte ledi kant vast, zoodat hij niet weg kon, al steeg hij ook bijna tot aan de zolderiDg. Kees kon hem nu telkens weer opnieuw bewon deren en scheen dit niet moede te worden. Elk oogenblik moest hij er naar kijken, 't Was dan ook zoo'n pracht! Dien avond sliep Kees in, gelukkig ove»^ het bezit van zijn mooien ballon en 's nachts droomde hij er van. De ballon was plotseling een vliegmachine geworden, die een reis om de wereld ging maken. Kees mocht er boven op zitten en de ballon was op eens zóó groot geworden, dat hij het heelemaal niet griezelig vond, maar in zijn verbeelding even 6tevig zat, alsof hij een plaatsje op den grond had uitgezocht. Hè, wat ging het heerlijk hoog de lucht in boven kerken en heele dorpen, steden en bosschen zweefde hij door het luchtruim. Hij bedacht op eens, dat hij vergeten had Vader en Moeder goedendag te zeggen, maar zoo heel erg was dat niet, want hij zou in een ommezientje weer terug zijn. De ballon vloog met zóó'n vaart dcor de lucht, dat die reis om de wereld eigenlijk maar een kleinigheidje was. Plotseling begon de ballon echter heel snel te dalen, zóó snel, dat Kees nu toch wel bang werd. Boem! daar tuimelde hij met een hevigen schok op de aarde! En het gekste was, dat hij juist in zijn bed terecht gekomen was! Maar Kees was er toch zóó van geschrikt, dat hij hard begon te huilen. Moeder kwam dadelijk boven en vroeg, wat hem scheelde. Met horten en stooten deed onze Kees nu het verhaal van zijn reis door de lucht Moeder glimlachte, liet hem eens drinken en zei: „Maar Kees, vent, je hebt gedroomd! Word nu maar eens heel goed wakker en ga niet weer zoo'n verre reis maken en nog wel in je eentje zoo raidden in den nacht!" „Kees wreef zich de oogen uit endaar zag hij nog zijn mooien rooden luchtbal lon rustig zweven boven het voeteneind van zijn bed. Zou het dus werkelijk een droom zijn geweest? Ja, natuurlijk! Da kon immers niet anders! Kees moest er nu zelf ook om lachen, 't Was toch ook al te gek, zoo'n reis op zijn eentje hoog door de lucht! Moeder dekte hem weer toe cn Kees ging opnieuw onder zeil. Maar ditmaal droomde hij niet cn toen Moeder eon kwartiertje later nog eens naar hem kwam kijken, sliep hij zóó rustig, dat ze geen oogenblik bang was, dat Kees voor den tweeden keer zoo'n groote reis door het luchtruim onder nomen had. Den volgenden morgen woei het hard maar Moeder en Kees waren niet bang voor den wind en gingen hun dagelijksche wandeling maken. Toevallig voerde hun weg weer over de brug, waar de ballonnenman met zijn rood en-blauwen voorraad elond. Kees zei hem uit de verte al goedendag; ze waren im mers zulke beste vrinden! Een luchtballon zou hij dien morgen niet krijgen, maar dat hoefde ook niet, want de zijne wa9 nog prachtig en had hem bij het wakker wor den vroolijk aangekeken. Vandaag was een andere jongen, één die in grootte en waarschijnlijk ook in leeftijd niet veel met onzen Kees scheelde, de ge lukkige, die een mooien luchtballon van zijn moeder koopen mocht. Ook zijn keuze viel op een rooden. „Net als ikke gisteren," dacht Kees, maar nauwelijks had hij dit gedacht, of er ge beurde iets vieeselijks: Op eens kwam er een hevige rukwind, juist toen de ballonnenman den begeerden luchtballon van den stok wilde losmaken en.... gingen alle ballonnen de lucht in. Als verstomd van schrik keek de arme, oude man zijn ballonnen na, die al hooger en hooger stegen, steeds kleiner werden en eindelijk slechts een verzameling stippen vormden om in het volgend oogenblik ge heel te verdwijnen. „Hoe kon ik toch zoo dom zijn?!" riep de oude man met een zucht uit. ,,'t Was de wind, baas!" zei de moeder van het jongetje, dat een ballon had mo gen koopen. „J-ja mevrouw! Maar ik ben mijn bal lonnen kwijt. Och, och, wat spijtig!" jam merde hij. „Geen cent verdiend vandaag cn bovendien nog dit groote verlies!" ,>Ze zullen nog wel terugkomen," zei Kees in een behoefte om den man te troos ten. „Nee, jongeheer, dat zal wel niet gebeu ren!" antwoordde de man verslagen. „En dat nog wel op den verjaardag van mijn Jantje!" „Wie is Jantje?" vroeg de moeder van Kees nu. „Dat 's mijn kleinzoontje, mevrouw," ant woordde de ballonnenman. „Hij zal zoowat even oud zijn als deze jongeheeren. 'k Had zóó gehoopt, dat ik vandaag veel ballonnen verkoopen zou, want dan zou ik van mijn verdienste een cadeautje voor hem hebben kunnen koopen. Jantje is bijna altijd ziek en woont met zijn moeder bij me in; zijn vader is dood, ziet u." Jawel, Moeder begreep het wel: de oude man trachtte voor zichzelven aan den kost te komen door luchtballonnen te verkoo pen, maar eiken cent, dien hij missen kon, werd weggelegd om Jantje het een of an dere plezier te doen. En zoo heel veel kon den dat er nooit zijn. Och, och, wat een schadepost toch: al die ballonnen nu op eens weg! Moeder en do andere omstanders hadden natuurlijk vreeselijk modelijden met den armen, ouden man. „Alsjeblieft," zei het jongetje, voor wien hij juist, vóór het ongeluk gebeurde, een ballon had willen losmaken, en hij gaf hem het dubbeltje, dat hij reeds voor den bal lon in de hand gehad had. „Nee jongeheer, je hoeft niet te betalen,n zei de man nog, maar toen de jongen er aan toevoegde: „Jawel, voor Jantje," nam hij het aangeboden dubbeltje toch dankbaar in. Moeder cn Kees liepen nu door, raaar Kees, die anders altijd op zijn wandelingen met Moeder honderd-uit babbelde, was stil, opvallend stil geworden. Moeder begreep wel zoowat, wat er in hem omging, maar zei niets. Kees moest zijn strijd zelf uitstrijden. Moeder had goed geraden. 't Was net, alsof Kees plotseling twee jongetjes samen hoorde praten en Kees wel luisteren moest, of hij wilde of niet. Het eerste jongetje zei: „Als je den ballonnenman eens gaf, wat er in je spaarpot zat?" En het tweede antwoordde: „Maar dat is veel te veel en dan houd ik niets meer over." „Er zit één gulden en vijf-en-zesli cent in," heeft Moeder gisteren juist gezegd. „Dien gulden kan ik toch niet wegge ven; dien mooien, nieuwen gulden kreeg ik immers verleden week van Oom Nico!" „Jantje zou er zoo blij mee zijn!" „Ja, maar ik ook en ik kan hem zoo maar niet weggeven." „Ook niet aan een arm, ziek jongetje, dit jarig is?" „Zou de rest dan niet genoeg zijn? 't Zijn heel wat dubbeltjes en centen, hoov!" „Maar een gulden, zoo'n mooie gulden, is wel tien dubbeltjes of honderd centen waard," heeft Vader juist gisteren nog tegen mij gezegd." „Hij schittert zoo mooi, vooral als je 'm in de zon houdt." „Wat zou de ballonnenman er veel voor kunnen kooien voor Jantje!" 't Was alsof de beide Jongetjes, die Kees, voortdurend hoorde praten en die hij toch niet zag, het samen maar niet eens konden worden. Toen hij thuis kwam en ging spelen, hiel den zij zich wel een oogenblik stil en ver gat hij ze zelfs heelemaal, maar toen hij 's avonds in zijn bedje lag cn Moeder hem toegedekt had, begonnen ze opnieuw. Dat kwam zeker, doordat de ballon aan het voeteneind van zijn bed hem verwijtend aankeek. Duidelijk meende Kees te verstaan. „Als ik Kees was, zou ik -mij geen oogen blik langer bedenken* „Ik ook niet: ik zou mijn spaarpot heel diep in mijn kast wegstoppen." „O nee, zóó bedoel ik het niet! Ik zon hem juist al het geld geven. Wat zou zoo'n arm jongetje als Jantje is, daar blij mee zijn?" „Kan wel wezen, maar „Nee, niets geen gemaar. Als Kees niet zco gierig was..." „Wat?!" dacht Kees nu plotseling. „Wat zegt hij daar?" en duidelijk hoorde hij op nieuw: „Als Kmb niet zoo gierig was.M „Gierig wil ik niet zijn!" zei Kees op eene vastbesloten in zichzelf, wipte zijn bod uit, nam den spaarpot uit zijn kastje en be keek den mooien, nieuwen guden, die schit terde in het heldere maanlicht. „Voor JantjeI" prevelde Kees, terwijl hij den gulden en alle dubbeltjes en centen in een leeg doosje glijden liet. Daarna legde hij het doosje onder zijn hoofdkussen en sliep weldra in. Den volgenden morgen deelde hij Moeder zijn besluit mee. Moeder vond het eoo prachttig plan en schreef met groote letters op het doosje: Van Koos voor Jantje. Dadelijk na het ontbijt gingen zij nu weer naar do brug. De ballonnenman stond er al, maar hij had slechts een kleinen voor raad ballonnen bij zich. „Al wat verkocht?" vroeg Moeder. „Nee mevrouw," antwoordde de man. „Maar ik had niet meer geld om nieuwe te koopen." Kees had het doosje, dat hij natuurlijk zelf gedragen had, al in zijn hand geduwd en de man kon zijn eigen oogen bijna niet gelooven, toen hij, na het opschrift gelczeD te hebben, het doosje openmaakte en den inhoud zag. „Wat een hoop geld en nog wel zoo'n mooie, nieuwe gulden er bij!" riep hij uit *'t Is te veel, jongeheer, veels te veel!" Kees wist hem echter over te balen, dat hij het geschenk voor Jantje in zijn geheel aannam. Wat keek de oude man nu blij! Zelfs de leege spaarpot in zijn kastje zag er niet treurig uit, want toen Kees naar hem keek, had hij op eens weer het gezichjf van den ballonnenman vóór zich, zóó als bi) er dien morgen uitgezien had. Kees en de ballonnenman waren vanaf dit oogenblik nog grooter vrienden daD zij ge weest waren. correspondentie. Paddeltje. Nog wel gefeliciteerd, hoor. Heb je een prettigen dag gehad. Dat» heb je volop kunnen genieten met de \a- cantie. Jopie Slim. Het heeft toch al in de courant gestaan. Veel plezier. W i n n e t o u. Heb ik dat nu niet mooi geraden. Ik was er vroeger ook zoo dol op. Dank je wel voor het raadsel. G r a p j a k. Je moet er maar goed jt best op doen. Of ik met zulk weer wel eent op de fiets zit? Het overkomt mij zoo dik wijls dat ik doornat ben maar leuk is het niet. Dank je wel, hoor. Balsemientje. Dank je wel. Ja ik heb haar al dikwijls gezien. Mooi is het daar ook, hè. Jupiter. Ja, het weer is prachtig De menschcn zorgen voor afleiding. Zul je je briefje niet meer zoo dicht plakken, ik moest het heelemaal scheuren. Lelie. Gelukkig maar, dat vader er tevreden over kon zijn. Dus jij had nog een dag winst. Goudfazant. Noen je was te laat Ja, natuurlijk. Dat is goed. Prettig dat je het zoo mooi vindt. Prins. Daar is het nu lekker weer voor. Dat is goed, hoor. Vinkje Je hebt zeker reusachtig ge noten en dan nog een dag nit, jongen wat heb jij een heerlijke vacantie. Bruin oog. Ja, prachtig. Daar zal het zeker wel druk zijn geweest. Je was zeker wel blij, hè dat je rapport zoo goed was? Dat zal wel. Bengel. Schrijf je een volgende keer eens wat meer? Robbedoes. Ik kan wel merken dat het zomer is. Al mijn neven cn nichten hebben het over zwemmen, tennissen en uitgaan. Veel plezier. Javaantje. Zoo kom jij ook weer eens kijken. Natuurlijk mag je mee doen. Dat kan ik je niet beloven. Die doet het niet meer. Wodan. Ja, ik ook. Ik heb heelemaal je brief niet gekregen. Ik dank je wel voor de raadsels. Klaproos. Ja, heerlijk. Daar kun je nu van profitceren. Natuurlijk heel graag zelfs. Kwik. Wat zal dat een mooi gezicht zijn. Dat gaat zoo gauw. Zonneroosje. Vond je het roooi? Ja, daar is het prachtig. Dat is best, als Jt het maar zelf gemaakt hebt. Maandroosje. Zal ik het raadsel soms weer aan jou sturen? Dat is goed. Kampioen. Je hebt heel wat afge wandeld. Dus de groote vacantie wordt ook al weer leuk. Cupido. Je zou zeker wel veel meer en langer in die auto hebben willen zitten, hè. Dat zal het zeker! Sl$gfeHHHgtoom karei;

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1929 | | pagina 11