AMEOSFOÖIÏÏSCirDAÖBL® Waschzijden, Voile- en Mousseline Japonnen. De Plaatsvervanger Maandag 27 Mei 1929 >i -deeemlanoer: 27e Jaargang No. 275 RECHERCHEUR DE JONG OVER KLUNDER'S BRIEF VERHAAL WEMELEND •VAN LEUGENS *N.V. COMPAGNIE LYONNAISE^ DE BOSCHBRAND ONDER ZELHEM 20 M. hooge vlammen FEUILLETON. VEENBRAND IN DE PEEL Veel turf verbrand EEN HULDEBLIJK VOOR DEN HEER PESIE. Brave zwem- en badgcnotters. Weet U dat hier binnenkort. Iemand als een stoere werker Voor Uw sport gehuldigd wordt? Weet ge, dat Heer Pesie spoedig In de zwemschool jubileert, Nadat hij een generatie Daar het zwemmen heeft geleerd? Voelt ge, goede zwembroek-ridders, Niet een beetje „nattigheid"? En is 't voor een Pesie-hulde Niet juist nü den mooistcn tijd? Denk maar eens hoe 't vuile water In het „zwarte-watèr-jaar" Door zijn zorgen viel In 't water! En wij allen met elkaar. Dagelijks weer profiteerden ln het held'rc frissche nat. Was hij toen niet kortweg ..redder" Van de zwemsport in de stad? Laten we te zamen maken, 's Heercn Pesie's jubile Tot een welverdiende feestdag Daar liij zooveel voor ons deed. Amersfoort, als één man tooncn Dat U d'arbeid respecteert, 't Met een daad nu gaat bewijzen Nu heer Pesie jubileert! Teekcn op bestemde lijsten Geef van Uw intresse blijk Heel de stad dient mee te werken Aan Heer Pesie's huldeblijk! Firma Vierdag heeft de lijsten Als U even binnenloopt, Blijkt, dat zij thans naast sigaren Ook waardeering U „verkoopt"! Groegroo. (Alle rechten voorbehouden) DE MOORD TE G1ESSEN—NIEUW KERK. Klunder stond bekend als een gevaarlijk heer i Merkwaardige verklaring van mej. Bessels Naar aanleiding van den op verzoek van mr. Roobol, gepubliceerden brief, welke door J. C. Klunder uit de strafgevangenis to Leeuwarden verzonden werd aan den heer Stuy te Baarn. heeft de Tel. naar de juistheid van verschillende mededeelingen cn verklaringen in bedoeld schrijven vervat een uitgebreid onderzoek ingesteld, als re sultaat waarvan het blad het volgende kan Diededeelen Den 22en November 1923 werd Klunder te werk gesteld aan het bouwerk der Theo logische school te Kampen, waaromtrent hij in voornoemden brief schrijft „Toen ik daar enkele dagen was, kreeg ik op het werk onaangenaamheden, precies als te Nijmegen had rechercheur De Jong mij weer voor een moordenaar uitgeschil derd. Het slot was gedaan werk, daar zat ik nu midden in den winter weer zonder werk." Hierbij zij aangeteekend, dat de rijksre chercheur, de heer De Jong, zooals wij reeds vroeger memoreerden, eerst in de ïnaand November 1921 opdracht kreeg, een onderzoek in te stellen in de moordzaak \an Giessen—Nieuwkerk. Dat de heer De .Icmg zich een jaar te voren reeds met deze zaak zou hebben ingelaten, door Klunder „als moordenaar uit le schilde ren", is. zooals ons door voornoemden rijks rechercheur ten stelligste verzekerd werd. volstrekt onwaar. C Waarom Klunder le Kampen V ontslagen werd. Waarom Klunder te Kampen ontslagen werd, wordt duidelijk wanneer men ver neemt, wat destijds door den heer Wie- ringen, opzichter bij vorengenoemd bouwwerk, verklaard is. Volgens dezen op zichter was Klunder altijd bijzonder bru laai. Hij kwam 's Maandags nooit vóór 12 uur op het werk cn daji nog wel in be schonken toestand. Meermalen bedreigde hjj den opzichter en het was ook eenige malen noudig gebleken, hem met politie van het werk te laten zetten. De grondwer ker van Weeghel uit Amersfoort kende Khinder van vroeger cn had voor hem ge waarschuwd men diende, vooral des avotnds, voorzichtig met liem te zijn. Inder daad liep J under, na het werk, den op zichter wel op te wachten, waarom deze het raadzaam oordeelde, in gezelschap van den opzichter W. van Eijlen cn den onder baas W. van Rijn, van het werk te gaan. Men liep dan, voorzichtigheidshalve, mid den op straat, om niet onverhoeds door Klunder te worden overvallen. De heer .Wieringa liad nog verklaard, destijds er voor terug te deinzen, aleen in gezelschap van Klunder in een spoorwegcoupé naar Zwolle te reizen, daar hij bevreesd was, dat bij bij de keel gegrepen zou worden. In verband met het herhaalde wange drag, werd Klunder op Zaterdag 22 De cember 1923 ontslagen. Na de Kerstdagen wilde hij niettemin weer op het werk ko men. Ilij was wederom beschonken en daagde verschillende personen uit om met hem te vechten. Daar er politL bij het werk geposteerd was, is het niet tot een vecht partij gekomen. Aangezien in liet bovenbedoelde schrij ven van Klunder aan den heer Stuy, her haaldelijk de naam van den rijksrecher cheur, den heer De Jong, genoemd wordt, hebben wij genoemden heer gevraagd, ons- betreffende eenige punten te willen in lichten. Een interview met recher cheur de ong. Eerstens vroegen wij, of waar was, wat Klunder schreef betreffende de wijze, waar op de rijksrechercheur het onderzoek in De venter had ingesteld, met name in het ca fé van den heer Bessels. Ik kan u daarop een heel koi t cn heel afdoend antwoord geven aldus liet de heer De Jong zich uit wam alles wat Klunder daaromtrent gezegd heeft, is ge logen van a tot z. Trouwens, die geheele brief is een brief, wemelcnd van leugens, van begin tot 't einc' Ik zou niet kunnen zeggen, wat daarin nu eens werkelijk naar waarheid was weergegeven. Maar om bet nu meer omlijnd te ceggen, wil ik U dan mededeeleu, dat ik nooit bij Bessels ach ter een gordijn heb gezeten, dat ik nooit bij Bessels in huis ben geweest, terwijl Klun der daar was of moest komen. Even on waar is het, dat ik de hand zou hebben ge had in dien brief van een architect uit Zwolle. Wij vroegen vervolgens, of het juist was, dat de vermelding „vrees voor ontvluch ting" op het bevelschrift tot gevangenne ming van Klunder, in eenig verband stond met de door hem geschreven sollicitatie, op een advertentie. De heer de Jong antwoordde ons, dat ook dat geheele relaas van Klunder op fan tasie berustte. Hoe zat dat met dien schuilnaam Jan sen, waar Klunder over schrijft Hij zegt in zijn blief, dat het gebruik van dien schuilnaam geschiedde, om te kunnen aan- tooncn, ciat het hem met de sollicitatie geen ernst was, omdat hij immers op een schuilnaam geen buitenlandsche papieren zou kunnen krijgen. Toen ik die zinsnede in Klunder'a brief las antwoordde de heer De Jong begreep ik niet, hoe hij zoo onbe schaamd durfde liegen. U moet n.l. weten, dat hij destijds in het volkslogemcnt té De venter niet als Klunder, maar als' Jansen stond ingeschreven, om de eenvoudige re den, dat hij als J. C. Klunder destijds ge signaleerd stond in het Politie blad, omdat hij nog 20 dagen hechtenis moest ondergaan wegens mishandeling van een politieagent. Thans nog een en ander over sommige onderdeelen van Klunder's brief. Herliaai delijk heeft Klunder het over Van Oosten, die in samenwerking met Bessels, café houder te Deventer, met hem (Klunder) op stap zou geweest zijn. Wat Var. Oosten betreft, bleek ons bij het daaromtrent in gestelde onderzoek, dat deze op 17 Novem ber 1923 Klunder leerde kennen in het volkslogement van Roelof Vinke te Zwolle Klunder ging met Van Oosten de straat op; hij verklaarde trek in bier te hebben, doch geen geld te hebben. Beiden gingen toen UTRECHTSCHEWEG 10 - TEL. 179 - AMERSFOORT <3ÜP ergens een glas bier drinken, wat Van Oos ten betaalde. Bij die gelegenheid begon Klunder uit zichzelf over den in de maand Augustus d.a.v. plaats gehad hebbenden moord te Giessen-Nieuwkerk te spreken. Hij verklaarde daar alles van te weten. In dien nacht was Klunder, volgens zijn zeg gen om lialfdrie thuisgekomen. Hij had toen bij een vrouw geslapen, die hij echter niet verraden moclit. Hij en zijn baas Teu- nisscn „hadden daarvoor vastgezeten". Toen maals vroeg Klunder aan Van Oosten, om daarover maar liever niet met anderen te spréken Het vorenstaande, ontleend aan beëedigde rapporten, klopt allerminst met de bewe ring van Klunder in zijn brief uit de ge vangenis, dat hij tegenover Van Oosten herhaaldelijk „gezworen zou hebben, dat bij van de lieele zaak niets af wist". Nog zegt Klunder in zijn brief, dat „alle mehschen in Winschoten zeggen: Klunder is onschuldig, want die steelt niet". Hieruit zou de gevolgtrekking gemaakt moeten worden, dat Klunder in geheel Win schoten een gunstige reputatie genoot. In tegenspraak hiermede is echter de verkla ring, destijds gegeven door den commissa ris van politie te Winschoten, den heer Verkaik, dat Klunder iemand was, die tol alles in staat was. Van andere zijde werd ons nog verzekerd, dat Klunder eens in Winschoten een veldwachter had vastge grepen en bo\en het water had gehouden, met de bedoeling, hem in de gracht te wer pen. liet laatstverraelde incident werd ons van twee verschillende zijden op precies dezelfde wijze omschreven. De verslaggever is vervolgens in Deven ter geweest en vernam daar van den com missaris van polilio dat Bessels daar noch als heler noch als dief van rijwielen be kend staat, wat Klunder ook beweerde. is mijnheer De Jong, de rijksrecher cheur. wel bij U in huis geweest, om met Klunder te spreken of heeft hij wel eens achter een gordijn bij U gezeten? zoo vroeg de verslaggever aan Bessels. Die mijnheer De Jong is één koer van z'n leven bij me in buis geweest, om te informeeren naar Klunder. maar nooit te gelijk met Klunder en nooit heeft hij ach ter een gordijn gezeten. Die Klunder liegt er maar op los. Ik heb 't nog nooit zoo bij gewoond. Heeft Klunder tegenover U wel ge zworen, dat hij den moord niet begaan had, en dat hij van die heele zaak niets afwist, zooals er in den brief staat? O, liij heeft dikwijls genoeg gezegd, het niet gedaan te hebben, maar hij heeft er r;og wat bijgezegd ook Hier mengde mej. Bessels zich in 't ge sprek cn viel zij haar man in de rede met de volgende woorden: „Stil man, laat mij dat nu even vertellen, want daar weet ik nieer Van dan jij. U moet weten dus wendde mej. Bessels zich nu tot ons dat Klunder heel eigen met ons was gewor den. Hij schrijft wel in zijn brief over zijn kosthuis bij Bosman, maar daar sliep hij alleen maar; bij ons kwam hij eten en dan zat hij bij mij in de keuken cn begon altijd weer over die moordgeschiedenis te sprc ken, zonder dat wij hem ergens naar vroe gen. Hij vertelde ook. dat hij met vrouw Kroon in den stal gelegen had cn dat Kroot) daarop af was gekomen cn daarover ruzie had gemaakt. De sleutels. Op een goeien dag raakte we ook weer aan den praat cn toen zei ie: „Je kunt nergens wezen of ze loopon je 11a over die moordzaak. Ze hebben me al zoo dikwijls er over aangehouden en ondervraagd, maar al had ik het gedaan, dan zou ik het toch nooit zeggen, want Chris kan zwijgen als goud." Ik speelde toen wat aldus ver volgde juffrouw Bessels met een bos sleutels, die op tafel lag. cn opeens zei Klunder „Ja over die sleutels hebben zo ook weer gezanikt. Maar we hebben de sleutels uit zijn zak gehaald en ze d'r later weer net zoo ingestopt als we ze gevonden hebben Dadelijk daarop scheen Klunder te be grijpen, dat hij me te veel gezegd had, want hij nam z'n pet, stond op en zei..Dat ge met die zaak houdt maar niet op", cn mei die woorden ging hij weg. Wij maakte mej. Bessels opmerkzaam op den grootcn ernst van de mededeeling in zake de sleutels, doch zij verzekerde ons pertinent dat ze ten allen tijde bereid was, deze mededeeling voor den rechter onder eede te bevestigen. De lieer Bessels verzekerde ons daarop, dien zelfden ochtend aan den Commissaris van politie, den heer Van Tricht, de woor den van Klunder te hebben overgebracht. Wij vroegen nog aan Bessel3, of het juist was, dat hij van plan was. een klacht in te dienen tegen Klunder, waarop het ant woord luidde: „Nou, reken maar. De man heeft mij schandelijk beleedigd cn ik on dervind er al schade van in m'n zaken. Dat laat ik er niet hij zitten." Hiermede was ook het onderhoud ten huize van het echtpaar Bessels geëindigd. Toen het lijk van den vermoorden sein huiswachter Du Jong gevonden werd, hin gen do sleutels gedeetelijk uit zijn broek zak. Verondersteld werd toen, dat de moor denaars de sleutels eerst weggehaald had den. om de kas te stelen en later de sleu tels in groote haast weer in den broekzak gestopt hadden, hetgeen toen klaarblijke lijk wat slordig geschied is. Naar schatting 300 a 500 II.A. verloren gegaan Nader meldt men ons Vrijdagavond laat is men er in geslaagd na groote krachtsinspanning de groote bosclibrand tusschen Zelhem cn Ruurlo tot staan te brengen. De bezittingen van bet Doesburgsche Gasthuis bleven behouden. Den geheelen nacht hebben tientallen wachters in het veld gepatrouilleerd om den omvang van den brand te controleeren en bij nieuw gevaar onmiddellijk in te grij pen. Door legcnbranden werd tenslotte ver dere uitbreiding voorkomen. Het tot het landgoed „Slangenborg" behoorende bosch, dat door den brand was aangetast, was verzekerd voor ongeveer 80.000.—, gedeel telijk op beurspolis. Ook ging nog eenige partijen mijnhout verloren. Tegen een per soon, die weigerde assistentie te verleenen, werd proces-verbaal opgemaakt. DRIE PERSONEN DOOR DEN BLIKSEM GETROFFEN. Een hunner gedood. Te Emnien-Erfscheidcnveen is gistermid dag de ongeveer 25 jarige gehuwde veen arbeider G. van der Ley woonachtig aan het SchouLenskanaal tijdens een kort on weer door den bliksem getroffen en ge dood. Van der Ley was met drie kaïnera den op weg 0111 voor een bui te schuilen, toen de bliksem het groepje trof. De drie mannen stortten Ier aarde, doch twee hun ner hadden geen letsel bekomen en konden spoedig opstaan. Geheel ontsteld renden zij naar het personeel van de Emmerbrand- weer. dat nog met het blusschen van den brand in het veen bezig was. De brand weer vond van der Ley met gescheurde kleeren in het veld liggen. Dr. Post uit Emmen kon slechts den dood constateeren. WRAAKNEMING OVER EEN DWANG- BEVEL. In de afgeloopen nacht zijn bij den gemeen teontvanger te Zoeterwoude alle ruiten ingeslagen. De politie is den dader, die gis ter een dwangbevel ontving op bet spoor. Ieder is de smid van zijn eigen geluk. t door RICHARD MARSH. Vrij naar het Engelsch door C. M. G. de W. „Beste mijnheer, u beantwoordt al mijn vragen met een wedervraag. Schrijf het maar toe aan nieuwsgierigheid en niets meer." De vreemdeling keerde zich cn wendde zijn gezicht weer naar den ander toe. De uitdrukking daarvan was eenigszins veranderd. Het toonde niet alleen onmis kenbare brutaliteit, inaar ook nog iets an ders. „Mag ik u vragen, mr. Talbot, is u ge trouwd Een merkwaardige stilte volgde; de twee mannen keken elkaar aan met een gezicht dat meer uitdrukt© dan woorden hadden kunnen doen. Eindelijk sprak Talbot „U zegt, dat ik al uw vragen met een wedervraag beantwoord. Dat doe ik weder. Ik heb u gezegd wie ik ben, wie is u Weder een oogenblik stilte. De vreemde ling wierp zijn sigaret weg. Toen legde hij beide handen op zijn wandelstok, leunde een weinig voorover, zoodat het stokje boog onder zijn gewicht. „Ik ben markies Polhurston." Hij sprak dien naam uit' op een zeer luclithartigen toon, maar met een onbe schrijfelijke onbeschaamdheid. Mr. Talbot deinsde absoluut niet terug; toch was het of bijbeen slag in het gezicht gekregen had, een nonchalanten, toornigen slag, als 't ware met een handschoen tegen zijn wang. Hij antwoordde niet op die mededeeling. „Dit is Monniksland, zooals u waar schijnlijk weet." „Dat dacht ik wel." „Als u mij liet genoegen wilt doen een paar minuten met mij mee te gaan, dan is het misschien mogelijk dat wij elkaar iets te zeggen hebben." Mr. Talbot wees uitnoodigend naar het hek." „Dat denk ik ook wel, maar er worden praatjes rondgestrooid omtrent deze schoo- ne verblijfplaats van u." „Ik veronderstel dat dit een onderwerp is waarvan u evengoed op de hoogte is als ik." De markies zag hem eenigszins boosaar dig aan. Hij had mooie oogen. Talbot dacht hoeveel ze geleken op die van zijn zuster cn toch weer zoo verschillend. „Alweder zijn wij het eens maar binnen dat hek is u thuis, niet waar? Terwijl ik ja, ik weet niet goed wat dat huis voor mij zal wezen." „Houdt u mij voor zulk een man Weer schenen de twee mannen elkaar te willen doorgronden. De markies klapte met zijn stokje alsof het een zweep was. „Ja, ik ken u immers niet." Mij wees naar 't hek. „Als dat hek gesloten is dan blijft 't dicht, zeggen ze. Zou het gesloten blijven achter mijn rug cn zit ik dan in den val?" „Als u het liever hebt zal ik het open laten staan, of zoodra u een woord spreekt wordt het opengedaan." De markies scheen de zaak te vertrouwen. Hij stapte het hek binnen, de ander volgde, het hek werd gesloten. Mevrouw Talbot en haar dienstmeisje bleven vrij wat langer dan drie kwartier uit. Het duurde wel anderhalf uur voordat zij terugkwamen. Betty scheen niet geheel op haar gemak te wezen. Zij keek op haar armbandhorloge cn zag hoe laat het was. „Dat ding loopt natuurlijk weer niet goed. Ik geloof dat het stilstaat en ik weet toch zeker, dat ik het gisteravond heb opge wonden. Of niet? Ilce lang zouden wij uit gebleven zijn Het meisje schudde het hoofd. Zij wist er niets van. „Wat moesten wij ook weer doen Met een stok of een steen kloppen Kan je niets vinden Phoebe raapte een flink stuk steen op. Betty keek er \an ter zijde naar. „Je moest 'iever een ham6i* lubben. Je zult geen ge weld genoeg kunnen maken met dien steen; als hij niet vlak in de buurt is, zal hij er niets \an hooren." Maar deze voorspelling werd niet be waarheid. Het geluid werd heel duidelijk vernomen. Ze had maar driemaal zachtjes geklopt en er werd opengedaan. Een heer kwam het hek uit. gevolgd door Talbot. Betty keek dien mijnheer aan met een ver bazing alsof ze nog nooit zoo iets aan schouwd had. Hij gef geen teekenen van verrassinghij nam zijn groenen, vilten hoed af, groette haar met een vroolijk lach je, alsof hij 't heel gewoon vond haar daar te zien. Zij bleef hem aanstaren alsof hij een spook was. „Polhurston riep zij uil. In de manier waarop zij dezen naam uitsprak was een heele rij van adjectieven. „Wel Betty, wat zie ie er goed uit. Je bent een reclame voor de lucht van Corn- wallis. Sedert mijn aankomst hebben mijn oogen nog niet zoo iets verrukkelijks aan schouwd*" En zich tot Talbot wendend, voegde hij er bij „Is dal niet kras voor een broeder De vroolijke toon van den markies scheen haar verbazing te doen toenemen. „Polhurston wat beteekent dat Wat voer je hier uit „Werkelijk Bettv, dat is te gek al te gek Hij wuifde haar toe met zijn stok en keek toen Phoebé aan. „Vindt je niet, dat dit jonge meisje verlof heeft heen te gaan?" „Phoebé, zou je naar huis willen gaan?" Het meisje kwam het hek in. Betty keek de beide heeren beurtelings aan, alsof ze niet wist aan wien zij inlichtingen kon vra gen. De markies redde haar uit de moei lijkheid door haar een eigenaardige ver klaring te geven. „Betty, je hebt je niet goed gedragen je bent heengegaan en met mijn besten vriend getrouwd, zonder mij, je eenigen mannelij- ken bloedverwant de geringste inlichting te geven omtrent je voornemens. Was dat nu werkelijk zooals liet hoort? Natuurlijk ben ik, zoodra ik er iets van wist, hier een bezoek komen brengen. Ik ben van plan mij zelf het genoegen te verschaffen zeer spoe dig terug te komen. Gelukkig, dat ik je nog even gezien heb. Ik ga juist weg." „Waar naar toe ..Ach. daar naar toe „Waar is dat „Lieve Betty, je moet niet zulke vragen doen er is niets waar ik zoo'n hekel aan heb. Daar moet je voor op passen 't wordt anders een gewoonte. En nu adieu Ik kan je niet zeggen hoe blij ik ben je in zulk een bloeionden toestand te zien. Ja, bloeiend, dat is het rechte woord." Waarschijnlijk zou zijn lordschap nu heengegaan zijn, maar Betty hield hem terug. „Polhurston, wees niet zoo dwaas, als je Een uitgebreid complex in vlammen Vrijdagmiddag is to Somerenn in de Peel brand ontslaan. Aangewakkerd door den wind, stond weldra een uitgebreid com plex in vlammen. liet vuur ging voort in de richting Hoogcnbergcn. En later ver plaatste het zich naar Meyle en Neder« weert. Er is veel turf verbrand. Onder lei ding van de politie bestreden vele personen liet vuur cn tegen den nacht mocht men er dan ook in slagen het eenigszins te bedwin gen. Ook in de staatsbosschen heeft het vuur gewoed, terwijl onder Asten veel ia verbrand in de veenderij van de maat schappij van der Griendt's landsexploitatie. Het vuur breidde zich evenwel niet meer uit. Ook te Deume is brand ontstaan, doch het vuur kon hier vrij spoedig geblusclit worden. DE STATENDAM. Het stoomschip Statendam van de Hol- land-Amerika Lijn, dat 17 Mei 's avonds 11 uur van Southampton is vertrokken, is Za terdagochtend 9 uur te Newr-York aangeko men. In vergelijking met de eerste reis van Southampton naar New-York heeft de over tocht thans 12 uur korter geduurd. De Statendam vertrekt a.s. Zaterdag weer van New-York. Voor deze reis zijn alle klassen volledig met passagiers bezet. dat ten minste eens laten kunt. Ik dring aan op een verklaring." „Verklaring Ik Jij bent het die een verklaring moest geven. Maar dring ik daar op aan? Neen ik ben edelmoedig. Ik moet dadelijk weg. A propos, Helena doet je veel complimenten en feliciteert Je zeer - en nog meer van die dingen ik denk dat ze je weldra een cadeautje zal zenden, een paar zilveren kaarsensnuiters of zoo iets dergelij ks." Zijn zuster hield hem bij zijn mouw vast; anders was hij zeker ontsnapt. „Is is mijnheer Talbot werkelijk een vriend van je „Heb ik je dat niet verteld Waar zijn je oortjes En je hebt zulke snoezige oor tjes De beste vriend dien ik ooit gehad heb je had geen huwelijk kunnen sluiten waarmee ik meer was ingenomen, 't Is een wonderbaarlijk gelukje I" Het scheen, dat Talbot iets meende to zien in de uitdrukking van haar oogen. „Misschien hebt ge elkaar nog iets te zeggen je zult mij dicht bij het hek vin den." Hij ging het hek in. Polhurston maakte een eigenaardige opmerking omtrent zijn vertrek. „Hij schijnt te begrijpen, dat je mij aller lei onaangename dingen wcnscht te zeggen en daartoe geeft hij je gelegenheid. Die rnan heeft tact in overtreffende trap. Ach, zeg ze als je blieft maar niet. Het feit alleen, dat de man je gelegenheid geeft legt je zeker het zwijgen op. Lieve Betty, ik ben zoo blij dat ik je ontmoet heb nu moet ik weg." fWurdt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1929 | | pagina 5